DONDERDAG 27 Mei J852.
27 Mei, Donderd.' Calvijn yver!., 1564.
28 Vrijd. Absbsfoort Bustmbaskt.
29 Zalurd. Vastendag A. Trotnmius overl., 1709.
.30 ZOND. PINKSTEREN.
31 Mei, Maand. 2de PINKSTERDAG; Herecuëlo le Valla^olid verbrand, 1559.
1 Junij, Dingsd. J. F. Oberlin overl., 1826; Tereglslelling van twee en twintig Neder-
2 Woensd. V. M.; Quatert. (landscheEdelen, 1568.
3 Donderd.
KENNISGEVINGEN.
BURGEMEESTER in WETHOUDERS der GEMEENTE
AMERSFOORT
Brengen ter kennisse van dc belanghebbendendat de uil
loting van één aandeel in- de geldleening van /"30.000, op
Dingsdag den Eersten Junij 1852des voormiddags ten elf
ure, ten Raadbuizc dezer Gemeente, zal plaats licbbco.
Amersfoort26 Mei 1852.
Burgemeester en Wethouders roorn
A. G. W1JERS,,
De Secretaris
W. L. SCUELTUS, loco Seor.
Dr BURGEMEESTER d«h GEMEENTE AMERSFOORT
Brengt ter kennis der Ingezetenen, dat bet door den Heer
Commissaris des Konings riecutoir verklaarde Kohier voor de
Belasting op bet PATLNTREGT (4de Kwart.) in deze Ge
meente, dienst 18511852, aan den lieer Ontvanger der
Directe Belastingen is ter band gesteld, aan wien ieder vcr-
pligt is zijnen aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te
voldoen.
Gedaan en op dc gewone plaatsen aangeplakt, te Amers
foort, den 26 Mei 1852.
De Burgemeester voornoemd,
A. G. WIJERS.
BINNENLAND.
AMERSFOORT, 27 Mei 1852.
In den morgen van 24 dezer, werden de inwo
ners dezer slad, le half drie urcu ongeveer, uit den
slaap gewekt door het luiden der klok en hqt geklep
tier naehlwaclils, waardoor hun werd kenbaar gemaakt,
dat er in de stad brand was ontstaan, blijkende het
nl spoedig, dal die ramp de op liet beste gedeelte van
de Langestraat gelegene woning, in eigenduin toebe-
hoorende aan Mej. dc Vaal, en bewoond door den
lieer J. J. Lambrechls, winkelier in kruidenierswaren,
bad getroffen. Daar zijne vrouw sedert eenige dagen
afwezig was en hij gecne hij hein inwonende meid
hield, was de lieer Lambrechls op dal oogeiiblik de
«lénige bewoner van het perceel. Zich ongeveer le 11
uren Ier rusle begeven hebbende, was hij uit zijnen
slaap gewekt dour hel geknetter van den brand, die
bij zijn ontwaken reeds zoo lievig woedde, dat hij
geen lijd bad urn zich te klceden en van dc boven
verdieping, waarop hij sliep, niet meer lang» den trap
nnar beneden kun komen, zuudul hij zich genoodzaakt
zag, om uit een der aan dc straat uitkomende vensters
een goed heenkomen te zoeken, en daartoe geen ander
middel zag dan door op de dekplank van het aan den
voorgevel zijner woning gestelde zeil zich te plaatsen
van waar hij, door zijnen buurman den llurologieinaker
Stooré, die door zijn hulpgeschrei was uil den slaap
gewekt, op de straat geholpen en aan een wissen dood
ontrukt werd. Hoe spoedig dc brandspuiten ook aanruk
ten toch waren eer er water werd gegeven hel huis
en de inboedel als in éénen oogcnblik reddeloos verlo
ren daar dc vlam met ccne onbeschrijfelijke woede lot
op meer dan eenc Ncderlundsche el afstand uit de
vensters en de deur naar huiten schoot.
Onder de menigte, die in weinig tijds op dc been
was, merkten wij alsdc eersten op den Burgemeester,
de gecommitteerden lot den Brand, den substituut
officier van Justitie, den commissaris van Policic, deu
kommandant der Schutterij, den kommnndant en vele
officieren van het Regement Rijdende Artillerie, die
niet vele gegoede burgers zich beijverden om dc orde
te handhaven, of wel naar hun vermogen hulp aan
te brengen terwijl schutterij, garnizoen, en geaffeo-
teerden aan de vijf in werking gebragte brandspuiten
bij deze gelegenheid zich uitmuntend van hunnen pligt
hebben gekweten, znodal de brand, hoe hevig ook,
zich niet aan de naast aangelegenc panden heeft
medegedeeld en reeds te half vijf ure was gebluscht.
Tot afwending van de ramp, die aauvankelijk ecne
zeer dreigende houding nnimnmhebben vooral bijge
dragen de kwartiermeesters H. M. van da Posthoorn
en IV. ten Brink, die niet alleen niet hunne schraag-
brandspuit N°. 7 het eerst ter plaatse des ongevals
aanwezig waren, maar bovendien door hun beleid
den goeden wil en ijver, bij hunne onderhoorigen
hebben weten gaande te houdentot dat. dc brand
geheel was gebluscht.
De schade, door den brand te weeg gebragt, wordt
berekend op ongeveer ƒ6000, waarvan ƒ4000 door
de Maatschappij van Andrt1 de la Porte, te Arnhem
en ongeveer 1500 door die van de Jong en Cie., te
Amsterdam, zullen vergoed worden.
In de Vergadering van den Raad dezer Gemeente
in ons vorig Nummer tegen 21 dezer aangekondigd
zijn geene zaken behandeld, omdat van de dertien
Raadsleden ces, en wel dc ll.H. de Louter, r. Walchren
Sehelius, Meihorslvan den Bergh eu Kok zijn terug
gebleven, terwijl in de daarop tegen den 24 belegde
vergadering, behalve de nes bovengemelde Raadsleden
ook de H.II. Nieuwland, Brouwer en Jleijmans, dus
negen van de dertien Leden, in gebreke zijn gebleven
ter Raadsvergadering op te komen.
Dien ten gevolge is er tegen den 25sten ten derden-
male eene Raadsvergadering belegd geworden, waarin
behalve de Burgemeester, die geen lid is van den
Raad, Hleohls ses leden, de H.H. v. Werkhoven, Maas
Geestcranus, BrouwerNieuwlandvan Bockotn lUaas
en Scheerenbergtegenwoordig waren.
Na voorlezing en goedkeuring van de notulen der
vergaderingen van 6, 21 en 24 Mei, zegt de Voorzitter
dat aan de orde is het onderzoek der geloofsbrieven
van dc laatstelijk verkozen vijf nieuwe ledenweshalve
hij, zelf een dier verkozenen zijnde, en nlzoo dat
onderzoek niet mogende hijwonenhet voorzitterschap
opdraagt aan den lieer r. Werkhoven, die daarop,
nadat de Burgemeester zinh had verwijderd, eenc
commissie, bestaande uit de 11.11. Maas Geesteranus,
Scheerenbsrg en IVieuwland, benoemt tot het onderzoek
der gezegde geloofsbrieven.
Deze commissie keert, na afwezigheid van ongeveer
drie kwartier uur, in de Raadzaal terug, en rappor
teert, bij monde Van den Heer Maas Geesteranus, dat
de geloofsbrieven van de H.H. Wijersvan Li laar,
Herschel en Diemont tot geenerlei bedenking hebben
aanleiding gegeven, weshalve zij voorstelt om die
Heercn toe te laten als Leden van den Raad, waartoe
met eenparigheid van stemmen, wordt besloten.
De beraadslaging over de geloofsbrieven van den
Burgemeester alzoo afgcloopen zijnde, keert d.ze in
de Vergadering terug en wordt aan hem het Voor
zitterschap terug gegeven. Daarop geeft de commissie
te kennen, dal, ten aanzien van dc geloofsbrieven van
den Heer Mr. L. Zegcrs Veeckens, bij de meerderheid
der commissie eenige bedenkingen zijn opgerezen,
voornamelijk ten aanzien van het stuk, dat door dien
lieer is overgelegd ter vervanging zijner geboorte
acte, zijnde een uittreksel uit de minuten berustende
ter griffie van de Arrnnd. Reglliank le Amsterdam,
waaruit blijkt, dat de Heer Veeckens den 16 Dec.
1813 is geboren op Java; dat daaruit echter niet ge
noegzaam is bewezen, dat gezegde Heer is Nederlander,
weshalve do commissie adviseert, oin voor alsnog
genoemden Heer niet toe te laten als Lid van den
Raad, maar daaromtrent to beslissen in eenc volgende
vergadering.
De Heer Scheerenberg (lid der commissie) heeftop
de vraag van den Voorzitter, of ook een der Leden
ter dezer zake het woord verlangt, le kennen ge
geven, dat het bezwaar van de meerderheid der
commissie zich grondt op de omstandigheiddat de
benoemde in 1813 is geboren op Java, cu dus niet
binnen liet Rijk in Europa, en dat gezegd eiland in
1813 feitelijk in het bezit was der Engelschendat hij
echter met dat bezwaar zich niet heeft kunnen ver
eenigen, daar Java wel van 1811 tot 1816 door de
Engelschen was bezet, maar daarom toch nimmer heeft
opgehouden eene Nederiandsche kolonie te zijndal
de benoemde door zijne geboorte in eene Nederiandsche
kolonie is Nederlandervolgens de bepalingen van het
Burgerlijk Wetboek; dat, op grond van dien slaat,
de Burgersohiipsregtoii, den Heer Zegers Veeckens zijn
toekomende, ingevolge Art. 5 der Grondwet, nun welk
beginsel door Art. 7 dierzelfde Grondwet evenmin nis
door de wet van 28 Julij 1850 wordt gederogeerd;
dat toch de strekking van laatstbedoelde wel niet is
vnn beperkenden aard, daar dc toelichting, op de
4de alinea van dat artikel gegeven, voldoende aantoont,
dat hel de bedoeling des wetgevers is geweest, om ook
aan dc in de koloniën geborenen de burgerscliaps-
regten toe te kennen; cn dal men om de toelating
van den Heer Zegers Veeckens als Bandslid mei grond
le betwisten, zou moeten naiitoonen dat de Vader van
gezegden Heer geen Nederlander is; weshalve hij van
ïneening is, dat gezegde Heer als welliglijk daartoe
benoemd en als nl de bij de wet gevorderde stukken
hebbende overgelegdmoet worden toegelaten tot Lid
vnn den Raad, waartoe hij vermeent het voorstel te
moeten doen. Nadat de Heer r. Werkhoven hierop had
aangevoerd, dat, aangenomen do Heer Zegers Veeckens
Nederlandsch burger was, het hier de vraag geldt, of
bij is in het bezit der burgcrschapsreglenis het
voorstel der commissie in omvraag gebragt en aange
nomen niet 5 tegen 1 stem (die van den Heer Schee
renberg), en alzoo besloten om deze zaak in eene
Tierde Raadsvergadering aan eene herkaauwing te
onderwerpen.
2°. De Voorzitter deelt ann dc vergadering mede, dal
op den post van subsidie aan werkhuizen en nrnicn-
inriglingenuitgetrokken op dc rekening van 1851,
eene meerdere uitgave van 68,32s dan daarvoor was
uitgetrokken, is noodzakelijk geworden; dat deze meer
dere uitgave is voortgesproten uit de hoogerc kosten
Tan verpleging van krankzinnigen te Amsterdamwes
halve hij der vergadering een concept van overschrij
ving van genoemde som vnn de onvoorziene uitgaven
voordraagt, ten einde dit, wnnnecr zulks door de leden
wordt goedgekeurdter approbatie aan Ged. Stalen toe
te zendonmet algemeene stemmen wordt die voordragt
aangenomen en conform het voorstel besloten.
3°. Wordt gelezen eene missive van den Ontvanger
der Directe*Belastingen, inhoudende kennisgeving, dat
de geineeiite-opcenten over de dienst van 1851 een
bedrag van f 122,76 beneden de raming hebben opge-
bragt, welke mindere opbrengst veroorzaakt is door de
kwade postenen dat hij, gezegd bedrag bij eene naast-
volgende storting wensehende te verrekenen den Raad
verzoekt, om den Sledeljjkcn Ontvanger lot die verre
kening le magligen. De Voorzitter stelt voor, om in
dal le kort te voorzien uit de onvoorziene uitgaven
over 1851, daar hiervoor geen andere post op de
rekening knn worden uitgetrokken; welk voorstel met
algemeene stemmen wordt aangenomen, met bepaling
om dit besluit aan Ged. Staten ter goedkeuring op te
zenden.
4°. Dc Voorzitter zegt, dat in het vorige jaar, door
den toenmaligen Raad,* aan den persoon, die belast
werd met de opneming der patenten, voor die werk
zaamheid ecne gratificatie van f 25 uit de stads kas is
toegelegd geworden, en stelt nlsini aan de vergadering
voor, om ook dit jaar eene gelijke som nis gratificatie
aan denzelven toe te kennen, welko uit de onvoorziene
uitgaven over 1852 zoude bestreden worden. Nadat do
Heer Scheerenberg desaangaande eene opheldering aan
den Voorzitter gevraagd, en deze die gegeven had, is
het voorstel met algemeene stemmen aangenomen, en
zal ter approbatie aan Ged. Staten worden toegezonden.
5°. De Voorzitter vraagt der vergadering, of zij met
betrekking tot de eerlang le doeno aanbesteding van
herstelling aan een gedeelte werf, en van levering van
hel benoodigde hout voor de zeewering, gebruik wenscht
te maken van de haar bij art. 142 der Gemeentewet
verleende mngl, om de voorwaarden dier aanbesteding
le ontwerpen, dan wel of zij zulks, zoo als in den
regel geschiedt, aan Burgemeester cn Wethouders wil
overlatenmet algemeene stemmen wordt tot het laatste
besloten.
6°. De Voorzitter doel voorlezing van de navolgende
missiven
o) Van den Heer de Louter, d.d. 15 Mei 1.1., waarbij
deze kennis geert, dat hij zijn ontslag neemt als
Wethouderals Curator der Lotijnsche school en als
Lid der Stedelijke Schoolcommissie, en dat hij ver
zoekt om ontslagen le worden als Ambtenaar van
den Burgerlijken Stand. Met betrekking tot de drie
eerstgenoemde punten, stelt de Voorzitter voor,
deze als kennisgeving aan te nemen, ten opzigte
van het laatste echter, om dit in beraadslaging
te brengen. De Heer Scheerenberg merkt op het
laatste gedeelte van dit voorstel aan, dal op de
aanvrage van den Heer Maas Geesteranus, om een
dergelijk ontslag, in de vergadering van 6Mei 1.1.
hel besluit is genomenom dc beraadslaging daar
over uit le stellen tot dat de Raad voltallig zoude
zijn; dat het hem dus als een natuurlijk gevolg
van genoemd besluit voorkomt, dat ook ten opzigte
van het verzoek des Heeren de Louter hetzelfde
worde bepaald. Dienovereenkomstig wordt besloten.
b) Van den lieer van Walchren, d.d. 17 Mei 1.1.
waarbij deze berigt, dat hij, om bijzondere onlangs
opgekumene redenen, zich gedrongen gevoelt te
bedanken als Lid van den Raad, cn
c) Van den Heer Methorst, d.d. 18 Mei LI., inhou
dende kennisgeving, dat hij bedankt als Lid van
den Raaddeze beide laatste missiven worden aan
genomen voor kennisgeving.
7°. De Voorzitter meent der vergadering voorloopig
kennis te moeten geyen, dat bij hem ontvangen is
ecne missive van den Commissaris des Koningsin deze
Provincie, inhoudende de rekening van het door deze
slad verschuldigde aandeel in de kosten, voor trans
port enz. van de le Omiu'erschans verpleegden. Ofschoon
de inhoud dier missive eerst in de volgende vergade
ring een punt van beraadslaging zal uitmaken, oordeelt
de Voorzitter het van belang, dol de Leden reeds
thans daarmede bekend zijn daar er reeds vroeger be
denkingen zijn geopperd, ten aanzien der verpligting van
de slad om deze kosten te dragen.
Niels verder te behandelen zijnde, sluit de Voor-
zitler, na gedano rondvraag, de Vergadering.
Ten behoeve van den opbouw eener Proteslanlsche
Kerk te Turijn (zie Atnersf. Cour. N° 29) is gecollec
teerd te Zeijst 42,20, aan de Bilt f 20,80 en le Zuilen
f 7,25; hebbende de collecten voor de noodlijdende
Kerken en Personen, op 23 Mei j.l, in de Hervormde
Gemeente le Amersfoort gehouden, ƒ97,25 opgebragt.
Tot de verkiezing op 8 Junij e. k. van een Lid
vnn de Tweede Kamer der Stalen Generaal zijn bevoegd
en zullen alzoo worden opgeroepen 2955 kiezers, en
wel 1298 uit de provincie Utrecht, 949* uit de pro
vincie Gelderland en 703 uit de provincie Noord Jlolland.
De Directie van het Broederhuis te Zeijst heeft
ter kennis van het publiek gebragt, dat op den tweeden
Pinksterdag in bovengemeld huis niet zal worden
verkocht.
Bij een dezer dagen genomen Koninklijk Besluit
zijn, tot uitvoering van de wet op dc Jogt en Visscherij,
van 6 Maart 1852, de bij art. 50 van die wet bedoelde
preraiën vastgesteld op vier, seven en tien gulden;
met dien verstande echter, dat slechts éine premie