J\Z 1823.
Y r ij d a g 28 fpeg October 187o.
mm™ miiiff.
Dit blad verachijot de* Haan/logt en Donderdag i «rond»De Abonnementsprijs is ƒ1.15 in de 3 maanden. De prij» der Adverleatiëo van I tot 6 regel* 60 CenU, elke
regel meerder 10Cent*; legale Advertentièn per regel 15 Cent*. Afs. nummert 5 cent*. Brieren franco. fleitellingen bij den Citg. A. van Clttffte AatertioMt
Bureau Amtrifoorlteke Courant, |jange*traatWijk K N». 43. over de Oude Vitc'unarkltoo mede hij alle Boekhandelaren en Pott-Direcleuren ia het Rijk.
GELDERSCHE VALLEI.
Onder de aangelegenheden die herhaaldelijk in
■vroegere dagen en ook in den laatsten tijd de algemeene
aandacht hebben gewektbehoort voorzeker de verbe
tering van de waterlossing en der communicatie te
water van de GELDERSCHE VALLEI, een onderwerp
dat wederom in de aanstaande winterzitling der Pro
vinciale Staten van Utrecht en Gelderland zal ter sprake
komen.
Daarom vertrouwen wij dat velendie minder in
de gelegenheid zijn om zich met de bijzonderheden
dezer zaak bekend temaken, een kort overzigt harer
geschiedenis en van haren tegenwoordigen stand niet
ongevallig zal zijn.
De onder den naam van GELDERSCHE VALLEI
bekende slreck omvat een aanzienlijk gedeelte der
provinciën Gelderland en Utrecht en wordt ten oosten
begrensd door de Veluwsche en ten westen door de
Ulrechtsche heuvelen, hebbende volgens de kaarten
van den Generaal Kraijenhof eene uitgestrektheid van
ruim drie en negentig duizend bunders.
Vermits een groot gedeelte dier oppervlakte eene
zeer onvoldoende waterlossing bezit en aan hetzelve
ook geschikte waterwegen ontbreken, werden herhaal
delijk plannen ter voorziening ontworpendie tol
heden echter allen wegens verschil van inziglen en on-
eenigheid niet mogten slagenen zijn ook thans weder
projecten hij de Staten dier gewesten in behandeling, die
wij e<n beter lot toewenseben.
Om zich te overtuigen hoe dringend verbetering ver-
eischt wordt, is slechts noodig de uitgestrekte dorre
heide, zandvlakten en moerasachtige velden dier streek
te vergelijken met zoo bioeijende, vruchtbare akkers en
de nijvere welvarende gemeenten aan de oostzijde der
Veluwsche en ten westen der Ulrechtsche heuvelen
waar IJssel, Rijn, Lek en Vecht in alle behoeften voorzien
In vorige tijden, toen de Rijn en de Eem nog ineen
vloeiden, schijnt de toestand der Geldersche Vallei gun
stiger te zijn geweest en getuigt de geschiedenis van
vroegere welvaart en bloei.
Maar ten gevolge van eene latere verandering in den
loop dier rivieren en bij gemis van een hoofdkanaal zijnde
beken niet meer in staat in de behoefte derstreek te voor
zien, hetgeen algemeene achteruitgang veroorzaakt heeft.
Van genie voldoende capaciteit om bij hevigen en langdu-
rigen regen de massa water aftevoeren, worden ook door
de vrij sterke helling van het terrein soms plotseling uit
gestrekte velden onder water gezel en kostbare bouwen
vernietigd.
Evenzoo worden ontwikkeling en vooruitgang belem
merd. Mugl toch een altijd bevaarbaar kanaal langs de
linie aanwezig zijn dal met de beken in verband staat
zoo koude o. a door beplanting der Geldersche heuvelen
de zandverstuivingen worden voorkomen. Dan toch was
er gelegenheid lol afvoer en verkoop der dennenboscchen
en had men het vooruilzigt de te maken kosten rijkelijk
tc zien vergoed.
Eerlang zouden houlcultnur, nijverheid, landbouw
en handel de geheele streek doen herleven en een
nieuw aanzien schenken.
Het is ligt te begrijpen dat de bestaande treurige toestand
in vroegere en latere dagen tot vele klagten en twisten tus-
schcn de eigenaars van hooger en lager gelegene landen
aanleiding heeft gegevenen deze liepen soms zoo hoog
dat zelfs de Prinsen Willem III en Willem IV hunne
tusschenkomst ter beslechting der geschillen moesten
verleenen.
Niet weinig tegenstand verwekte ook het Octrooi
der Staten van 7 September 1652 tot het leggen
■van een Slaperdijk van den Amcrongschen tot den
Einmikhuizerbcrgen van daar tot de Geldersche hoogten
want de Voenraden der Slichtsche en Geldersche
-Veeoen cn de Besturen van Rheneo en andere buiten
dien dijk gelegene plaatsen beweerden door den aanleg
te worden benadeeld.
Do üiik k»»™ «chter 101 ,llnd"IMr 00k de
II,«ion Moven aanhouden, totdal bij de cmivtiilia
van II Januarii 1711 tusschen de Staten van Utrecht
oo Gelderlandde waterlossing door de steen aan
<ien Honden Haan ia «err«eld geworden en de ge
moederen voor «enigen tijd tot kalmte werden gebragt.
Later ia in de vcrpligting tot sluiting dier steen
ecnigc verwijting gemaakt deer den Gouverneur van
UtrechtItiddcr van Erlborn, hetgeen noodig was
geworden ten gevolge van de vermelde alveermg van
water door de slooten langs den toen aangelegden
straatweg van Amersfoort naar Arnhem.
Vele plannen tot opheffing der bestaande bezwaren
zijnzooals reeds boven werd vermeldin de opvol
gende eeuwen ontworpen doch met geen gelukkig
gevolg.
Om niet te uitvoerig te worden, zullen wij die
van vroegere tijden met stilzwijgen voorbijgaan
en slechts korlelijk mededeelen wat in latere jaren is
verrigt.
In 1817 werd ten verzoeke der Gedeputeerde Staten
van beide gewesten op last des Konings een ontwerp
opgemaaktdat echter geen ander gevolg haddan
dat de beslaande waterlossingen werden verbeterd.
In de jarer 1835 en 1841 werden nieuwe onder
handelingen op touw gezetdoch te vergeefs.
Daarop benoemde de Koning in 1843 eene Com
missie om een onderzoek intestellen naar de bruik
baarheid der militaire inundatiewerken en der verlatene
linie van defensiebenevens naar de mogelijkheid
om geldelijke bijdragen der belanghebbenden te verkrijgen,
doch alle pogingen stuitten af op de weinige geneigd
heid tot medewerking, zoodat er ook toen geen plan
gemaakt kon worden.
De hooge Regering liet zich echter niet ontmoedigen,
en werd bij kon. besluit van 16 Nov. 1852 de bekende
Staatscommissie benoemdwaarin o. a. zitting hadden'
de Hoofdingenieurs Ortt van SchonauwenConrad en
van Druijnen.
Aan haar was tot taak opgedragen om te onder
zoeken naar eene verbetering van waterlossing voor
de Geldersche Vallei.
Deze Commissie diende drie jaren later een met
zorg bewerkthoogst belangrijk verslag aan den
Minister van Bin. Zaken in en adviseerde om een
kanaal te doen graven van de Grebbe langs de
Bisschop Davidsgrift met eene omleiding om Veenendaa!
en door de Jufferswijk aan den Rooden Haanverder
langs de Grebbelinie lot aan de Glashut beneden
Amersfoort, waar het zich in de Eem zoude storten.
Het onderhoud zoude voor een gedeelte komen ten
laste van een opterigten waterschap en gedeeltelijk uit
sluisgelden worden gevonden.
De kosten waren geraamd op ƒ500.000waarvan
het Rijk de helft, Utrecht en Gelderland Vu
zouden betalen.
De Staten van Utrecht, door den Minister daartoe
uitgenoodigdnamen in de zomerzitting van 1856
die voorstellen aan en stelden tevens een reglement
voor de Geldersche Vallei vast.
In Gelderland ging de zaak minder voorspoedig
want, ofschoon er reden was om eene gunstige be
schikking te verwachtenwerd echter ten gevolge
der in de winterzitling van 1856 geopperde bezwaren
het plan op 17 Julij 1857 verworpen.
De vergadering konde zich namelijk met het be
ginsel omtrent het onderhoud niet vereenigen en
verlangde een kanaal alléén voor waterlossing en niet,
zooals het verslag luidde ook voor praamvaarl geschikt.
Zelfs werd door een der leden de verouderde wet
van 1807 relative an dessêchement des marais etc.
aangehaald om te betoogen dat geene gelden van
eigenaars mogten gevorderd worden voor een kanaal
niet uilsluitend voor waterlossing dienstbaar.
Sedert bleef de zaak rusten tot in 1865 door het
Departement van Oorlog besloten werd tot opmaking
der Grebbeliniewelk werk onmiddellijk krachtig werd
aangevangen en daaraan toen geene onaanzienlijke
sommen zijn besteed.
Behalve de kosten van aanleg van den liniedijk
met de steunkaden en daarbij behoorende werken in
17421745, de vernieuwing van de Grebbesluis
in 1845—47 voor ƒ107,380—, het bouwen der
sluizen aan den Rooden liaan in 184748 voor
42,092. zijn er in de jaren 1865/66 nog circa 200,000
verwerktwelke gelden eerst productief zullen worden
indien daarvan voor watcrlossing eu scheepvaart party
wordt getrokken.
Ten gevolge toch van de aftreding des Ministers
Blanken en de andere inzigten van diens opvolger
werden de werken aan de Grebbelinie gestaakt en
schijnt er door de Militaire Genie niet veel meer aan
verrigt te zullen worden. Wel is de Grebbeslelling
met de linie in de Neder-Betuwe opgenomen bij hel in
April II. aan de Tweede Kamer ingediende ontwerp
van wet lot regeling en voUootjing van hel vestingstelsel,
maar uit de memorie van toelichting blijkt dat het
Departement van Oorlog geen voornemen heeft aldaar
nieuwe werken aanteleggen.
Hoe het zij, de overtuiging dat eene zoo algemeen nat
tige zaak als de verbetering der waterlossing van de Geld.
Vallei niet uit het oog mag verloren worden, heeft
aanleiding gegeven dat er weder onderhandelingen
tusschen Gedeputeerde Staten van beide gewesten
onderling en met den Minister van Bin. Zaken zijn
aangeknoopt, nadat op nitnoodiging vanGedep. Staten
van Utrecht door den waterstaat in dat gewest een
nieuw plan en begrooting zijn opgemaakt.
De hoofdtrekken van het ontworpen kanaal ziju
dezelfde gebleven als dat der Staatscommissie van
1855 en is het evenzoo verdeeld in vijf panden
doch de afmetingen zijn veel ruimer gesteld (namelijk
op eene bodemsbreedte van 8 M., 1.60 M. diepte,
14 M. breedte op den waterspiegel en kunstwerken
5 M. in den dag) hetgeen noodig is omdat die moeten
overeenkomen met de afmetingen van het door de
Genie afgewerkt gedeelte van de ^Cruiponder tot
Veenendaalen ook om aan de tegenwoordige eischen
voor de scheepvaart te kunnen voldoen.
Daarbij zullen gegraven worden een zijtak naar
Lexkensveer bij Wageningen ter verkrijging van een
ook hij de laagste standen van den Rijn altijd toe
gankelijk acces en ter vermeerdering der communicatie
van Utrecht met Gelderland ter bevordering van welk
laatstgenoemd doel ook de tweede zijtak naar de Klomp
is toegevoegd.
Eindelijk zullen zoo mogelijk, overal beweegbare
bruggen komen.
De kosten zijn geraamd geworden op 800.000
onder welk cijfer ruiin 300.000 zijn begrepen voor
de bovenvermelde zijtakken en de verbetering der
bruggen voor de scheepvaart.
Aan dit plan heeft de Minister van Bin. Zaken zijne
goedkeuring gehecht en zich bereid verklaard om by
afzonderlijk wetsvoorstel aan dé wetgevende magt de
noodige gelden te vragen en het werk van Rijks
wege te doen uitvoeren, indien de beide provinciëu
voor de helft der geraamde som van f 800.000 willen
bijdragen, zoodat volgens vroegeren maatstaf voor Utrecht
zoude komen tot een maximum van ƒ240.000
en voor Gelderland tot een maximum van
ƒ160.000.
Ook in de kosten van onderhond moetenzoo
namelijk het Rijk er zich mede zal belasten, de Staten
de helft waarborgen.
De Gedeputeerde Staten van beide gewesten hebben
in de laatste zitting aan de Provinciale Staten in
overweging gegeven om de gestelde bijdragen te
verleenendoch omtrent het onderhoud iu onderhan-
deling te treden.
Deze voorstellen zijn door de Staten van Utrecht
met eene groote meerderheid aangenomen ✓dp voor
waarde dat aan de bezwaren van Veenendaal werd
te gemoet gekomen en binnen twee jaren met de
werken zoude worden aangevangen.
In Gelderland is het nemen van een besluit echter
verdaagd tot de winterzitling.
Hoogst wenschelijk is het dat die vergadering het
mogelijk zal maken om de eeuwenoude kwestie ein
delijk tot oplossing te brengen. Wij vleijen er ons
mede omdat het rapport der Commissie uit de Staten
niet ongumlig luidde en ook de hoofdreden tot af
stemming van 1857 niet meer aanwezig is. Toen was
men namelijk gesterad tegen een kanaal voor praamvaart
en nu daarentegen wenscht men niet slechts praam-,
maar zelfs scheepvaart.
Dit kan o. a. blijken uit de in de laatste jaren tot
den Koning gerigte adressen van de Geldersche maat
schappij van landbouw en van ingezetenen uit Heieren,
Opheusden, Arnhem, Driel, Randwijk, Huissen, West
Pannerden enz., ter verkrijging van een kanaal van
Wageningen en de Grebbe naar do Eemvoor
scheepvaart geschikt. Ook wordt in het bovengenoemde
rapport der Commissie uit de Staten als aanbeveling
der voorstellen er op gewezen dat het nieuwe kanaal
zelfs door tjalken ter breedte van 5 M. zal kunnen
worden bevaren.
Nu is er wel in de laatste maanden gesproken
over opmetingen die zouden zyp gedaan voor een
kanaal van Wageningen langs Barnevald naar Nykerk,