Dingsdag 14 October 1873.
U U IJ ill n IU I
M 9156.
AMERSFQOHTSCHE
Zomerdienst aangerang 15 Mei 1873.
Nrdeblandsche Centraal-Spoorweo. fij 0k ii flfe i Dilicence-Diensten
"1 TT M ^1^ Van Amersfoort naar Maarsbcrgen
Vertrek van Amersfoort naar Utrecht I II II II II 111 111 'a morgens 6}op de eerste treinen
7.44, 11.1, 2.17, 3.18, 8.18. I II II kj II 111 I naar Arnhem, en namiddag 6 uur.
8.49, 9.43, 1.34, 6.16, 8.59.pp ^p pp| pp p Van Larneveld naar Amersfoort'sm. 9 u.
Diligence-dienst J. Floor, van Amersfoort naar Amsterdam l\ u. nam., van Soestdijk 2} u., van Baarn 3 u., Eeranes 3}., aank. te Amsterdam le 6 uren.
Di,JbUdu;rbij.nt Ï?T£LT DondtT,U1a^d- Abonnementsprijs per kwartaal ~f I..- franco per pest I.I5~ Prijs drr Advertentim van I lot 6 regels 60 Cts rlke regcl
meerder 10 Lts; legale, officieels en onteigen. Adrertentiën per regel l5Cts. Reclames per regel 20 cents A/t. nummert 10 cents Bestellingen bij den Uitg. A. H. ran CUrfTUs
Amersfoort Bureau W./oorlteAe Osrssl. Stoo'estrsst bij de Ungestraat, Wijk B, N*. 33, en bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren in het Rijk. Brieren frmmeo.
Advertentien voor dit blad uit Rotterdam worden aangenomen door het Algemeen Adeertentieburaeu san Nuia en ris üiruiWijnstraat, Rotterdam.
DE AFKONDIGING DER GROND
WET 14 OCTOBER 1848.
Vijf en twintig jaren geleden werd de Grond
wet afgekondigd.
In het uitnemende werk van Prof. Jon. Bosscha
hel leven van WILLEM II komt het volgende
omtrent deze afkondiging voor:
«Op den Zesden en Zevenden Junij 1848 werd 't
onderwerp dat aller aandacht bezig hieldin
den Raad van State behandeld. Sedert geruimen
tijd had de Koning de zittingen van dien Raad
niet bijgewoondohidat hij na zijn Besluit van
den Eersten April 1842 alle Ontwerpen var. Wet
en Besluit met zijne Ministers in den Kabincts-
Raad voor de Koninklijke beslissing tot rijpheid
hragL Hier had hij de Begrootingen overwogen,
hier de Leenings- en Hcrmuntingswctlenhier
de belangrijke Wet van 1847, waarbij het be
ginsel van den vrijen Graanhandel werd aange
nomen hier de overige Verordeningen onder
zijne regering tot stand gekomen. Doch bij de
beraadslaging over de Herziening der Grondwet
bekleedde de Koning zelf den Voorzittersstoel
van den Raad van Slate, en hij opende die
ziiliivgen met het houden cener Rede, waarin
hij den invloed schetste der gebeurtenissen, die
sedert den aanvang des iaars in Europa waren
voorgevallen. De Koninklijke Spreker drukte
zijne overtuiging uit, dat de Natie algemeen
eene ruime Grondwetsherziening wenschteen
zijne verwachting dat de voldoening aan dien
wensch strekken zou tot het welzijn des Lands
en tot bevestiging van die bandendie Neder
land hechten aan het Huis van Oranje. In deze
merkwaardige zittingen van den Raau van State,
waarbij de Ministers tegenwoordig waren, werden
in de Wetsvoordragtendie onderwerpen waren
der overweging, zoovele verbeteringen gebragt
dat door de Regering later ook op grond van
de diensten door den Raad van State aan de
Grondwetsherziening bewezen, het behoud van
dat Staatsligchaam met nadruk is verdedigd.
Het was de laatste maal dat Willem de Tweede
de zittingen van dien Raad bijwoonde. Er wordt
tan hem getuigd, dat hij daar steeds toonde
prijs te stellen op eene openhartige en onpar
tijdige behandeling der voorkomende zaken en
met onvermoeid geduld en de grootste belang
stelling ieder Lid in het ontwikkelen van zijn
gevoelen aanhoorde.
De Herziening der Staatswet aldus bij do
Regering rijpelijk overwogenwerd in twaalf
Wetsontwerpen op den Negentienden Junij aan
do Volksvertegenwoordiging ter beraadslaging
aangebodenbegeleid van eene Boodschap
waarin de Koning zich op de volgende wijze
uitdrukte
«Ik breng deze Voorstellen bij U Edel-Mogen-
«den ter overweging, met het oog niet slechts
«op onzen binncnlandschcn toestand maar ook
«op de gebeurtenissen, welke, in de meeste
«overige Staten van Europa, tot hervormingen
«in den maatschappelijkcn toestand hebben ge-
«leid. De voorzigtighcid gebiedt om niet uit het
«oog te verliezen, wat eene algemecne behoefte
«voor de Volken schijnt geworden tc zijn, al
«is liet, dat ons Vaderland, Godc zij dank
«nog vreemd gebleven is aan de geweldige bc-
wegingen, welke andere Staten hebben ge-
«schokt. Ik vertrouw, dat de Grondwet, go-
«wiizigd naar dc Voorstellen welke door U
«Kuel-Mogenden staan onderzocht te worden,
«aan de cischen van het %genwoordig oogen-
«blik zal beantwoorden, gelijk zij ruimte zal
«overlaten om, bij gewijzigden loop van om-
«standigliedenook hierop acht te slaan en onze
«maatschappelijke instellingen gaandeweg te ont-
wikkelen en tc verbeteren. Het is mij niet
«onbewust, dat over de onderscheidene punten
«van meer of minder gewigt, verschil van gc-
voelen kan bestaan, en werkelijk aanwezig is
«maar in oogenblikkcn als de tegenwoordige
«vooral, is het de pligt van een ieder om we-
«derkcerig inschikkelijk te ziin, en van eigen
«denkwijze iets ten offer te brengen. Ik zelf,
«Edcl-Mogendc Heerenheb mijbij de he-
«oordecling van de nu voorgestelde onderschei-
«dene wijzigingen in de Grondwet, niet aan
«de beoefening van een pligt onttrokken, welken
«ik, ter bevordering van eendragt, tot waar
achtig heil van het Vaderland, met aandrang
«op het harte druk."
bat deze woorden des Konings weörklank
vonden bij de Volksvertegenwoordiging, bewees
de loop harcr beraadslagingen. Doch hier mag
de schrijver der geschiedenis van het leven van
Willem den Tweede, vóór zoo veel deze Her
ziening der Grondwet betreftde pen overreiken
aan den schrijver der Staatkundige Geschiede
nissen van dien tijd. Het oordeel der Nakome
lingschap zal wel verschillend zijn gelijk dat
van den tijdgenoot geweest is, omdat de na
komelingen menschen zullen zijn gelijk de tijd-
genooton. Dan zalhetgeen Willem de Tweede
door woord en daad heeft toegebragt aan de
Staatshervormingdie in het leven van het
Nederlandschc Volk een nieuw tijdperk geopend
heeftof geoordeeld worden een laakbaar zwich
ten te zijn geweest van do wettige Overheid
voor revolutionairen dwangof geroemd worden
als eene grootmoedigheidwaarvoor de Natie
zoo vele gronden van duurzame erkentelijkheid
heeft, als er waarheden zijn in de lofrede op
Nederland zoo als het zich in 1848 vertoond
heeft, door den Minister De Kempenaer gehou
den, toen hij op den Veertienden October de
Zitting sloot der Dubbele Kamer, waarin de
nieuwe Staatswet het aanwezen ontving; «De
«geschiedenis dezer Zitting aldus sprak hij
«levert een tafereel op, eenig in de geschiedenis
«der wereld, ecnig vooral in onze dagen, in
«het midden der beroeringen van Europa. Elders
«stonden dc Volken tegen hunne Vorsten op,
«om hen te miskennen en te verdrijven;
«hier trad de Vorst, ofschoon door huiselijken
«rouw gegriefd, zijn Volk vertrouwend tc ge-
«moeten beiden verbonden zichinniger en
«vaster dan ooit, aan elkander. Elders werden
«grondwetten geschonden, verscheurd; hier
«werd de Grondwet geëerbiedigd, gezuiverd.
«Elders werd het Koningschap verbannen;
«hier werd bet op betere grondslagen bevestigd.
«Elders worden ue partijen en dc partyschappen
«met den dag talrijker en stouter, en bedreigen
«elkander met krijg en moord; hier is de
«stof tot verdeeldheid zorgvuldig opgeruimd
«en reiken alle ingezetenen elkander eendraglig
«de broederhand toe."
Deze woorden van de Kempenaer ziin, vooral
lettende op dc jongste en tegenwoordige om
standighedenmerkwaardig ter overweging.
Met een aantal thans nog levendebegrips
volle tijdgenoolcn van de wording en afkondiging
der Grondwet is een geheel nieuw geslacht van
ook thans begripsvolle tandgenooten opgegroeid.
Zeker zal moeten worden erkend dut de tijd
grondwetsverandering in 1848 medegebragten
wie billijk wil oordoelenmoet tevens erkennen
dat de Grondwet vrij wel voldoet aan hetgeen,
tusschen de uiteïste partijen doormag worden
wenschelijk geacht voor eene vrijheidslievende
Natieals de Nederlandsche tal van eeuwen heeft
gebleken te zijn.
Zijdie achteruit willennamelijk de Grond
wet, in vele opziglennaar hunne denkbeelden
tc liberaal achtendezijn dan ook niet gevaarlijk.
Maar wel achten wij gevaarlijk de steeds in
aantal aangroeijende politieke idealisten, die de
Grondwet veranderd willen zien in eencn geest
van tc snellen vooruitgang, waarbij het algemeen
stemregt hun voornaamste doel is. Het is vol
doende thans slechts vlugtig daarop te wijzen
en niet daarover uitteweiden, omdat bij het
zilveren jubilé der Grondwetvooral op de
priesters van de Koningin der Aarde de pligt
rust door een vredelievend hcrinnoringswoord
omtrent hare afkondiging de harmonie onder
landgenooten te bevorderen.
Kenuisgeviiig.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT
Brengen den ingezetenen in herinnering de
navolgende bepalingen van de artt. 27 en 42
der wel van den 29. Maart 1833 (Staatsblad
n°. 4), houdende de BELASTING OP HET
PERSONEEL, gewijzigd bii de artt. 7 en 14
der wet van den 9. April 1869 (Staatsblad
n*. 59)
I Die na den 15. Mei een perceel in gebruik
neemtis voor dit perceel de belasting naar
de vier eerste grondslagenvoor den lijd des
diensljaars die dan nog over isverschuldigd.
Aan den belastingschuldige die in den loop
des diensljaars een perceel verlaatzonder
daarin eenige roerende goederen of iemand in
zijnen dienst achterlelaienwordt ontheffing
verleend van zijn aanslag naar de vier eerste
grondslagen voor den tijd des diensljaars die
dan nog over isindien daarvan door hem
binnen den tijd van eene maand, volgende op
die waarin hij het perceel verliettegen bewijs,
schriftelijk aangifte is gedaan ten kantore van
den Ontvanger, op een aldaar kosteloos ver
krijgbaar biljet.
Üe ontheffing wordt ook verleend over het
driemaandelijksch tijdvak waarin het perceel
werd verlaten indien de belastingplichtige daar
na doch in den loop van datzelfde lydvak
een ander perceel waarvoor hij belastingplichtig
is, in gebruik neemt.
Bij overlijden van den belastingplichtige troden
ziine erfgenamen in dezelfde rechten en ver
plichtingen.
Het ingebruikstellen van dienst- of werkboden
en paarden, of van die welke, aanvankelijk ge
bezigd tot onbelastbare of minder belastbare
einden overgaan tot belastbaar of hooger be
lastbaar gebruik wordt met aanschaffing gelijk
gesteld.
Aangifte daarvan wordt gedaan op een biljet
ter invulling bij den Ontvanger verkrijgbaar.
II. f)e belanghebbenden worden voorts op
merkzaam gemaakt op hunne verplichting, in
gevolge de wet van den 26. Mei 1870 (Staatsblad
t»°. 82), betrekkelijk de GRONDUKLAS'T1NG
om van de nieuw-goslichlo of herbouwde ge
bouwen binnen drie maanden na de geheele of
gedeeltelijke ingebruikstelling van het gebouw
ofwal du ongebouwde eigendommen betreft
vóór den aanvang der landverbeteringaangifte
tc doen bij hel Bestuur der gemeente waarin