Maandag- 30 December 1889. ^m(ejaer$aiiond. Ai 5892. 1889-1890. (JilsiöVBr rr TT »T """f Terleh,>t "i Donderdagmiddag. AboD.emeit per J B»ndei /l,- H. VAN CLEEFF P«t /1.16. Advarte.tifn I 8 re|fHs «ij CU.eikeregel ae.r 18 Ct. Kroot. pUat*rairot«; e,o, „We. e. .„J-r. exW. ,nntl,.C fwkirdt b.o,,, prH.be,eke ofc.i.eleen o.te.gen AH, r„ regel 15 Cte. E*eU„e. fr, ,5 CU. - Af. te Amerslcort. Bureau MDDRHÜIZBV Pranco per jing. Legale .«er, io cu hoek Kortes-racht, tfijk B CO 'tls stil, doodstil in het donkere vertrek, waarin slechts de nu en dan hoog opflikke rende vlammen en vlammetjes van het vuur in den open haard grillige schaduwen op den grond en de wanden werpen. Het is de laatste avond van bet jaar... I overeen halt' uur /uilen de twaalf kloksla gen overal luide verkondigen dat 'toud*- heensnel toin voor 't nieuwe plaats temaken In die laatste oogen blik ken komen de voornaamste engelen, die het lot des men- scheu regelen, te zamen om hunne zending op a ir Ie te hesprekeu. Z:j hehhen heden dat donkere vertrek tot verenigingspunt gekor^-u.. wij kunnen hen slechts met het oog des geest es waarnemen en daar wij op de vleugelen tier fantaisie zijn hinnengetr»- den, hl'j ven wy ook onzichtbaar voor hen. Vooraan stuit het Leven, een krachtig i man, wiens forseh gebouwde gestalte vol komen tot haar recht komt in het purper, met goud versierde gewaad, dat in diepe plooien tot op zijne voeten neerhangt. uitdrukking van zijn gelaat is streng, op 't hooge v«Mirhoofd zetelt ernst en in de rech- j terhand houdt hyecngrooten bh temen krans. Aan zijne zijden hehhen zich de Vreugde en de Smart geschaard de eerste is eeno jonge, schoone vrouw, wier bevalligheid nog door een wit. luchtig gewaad, kwistig met rozen versier!, verhoogd wordt. Haar geheel voorkomen getuigt van overmoed en opgewektheid hetgeen ecne scherpe tegenstelling vormt met dat van de Smart die er in haar lang zwart kleed zeer oud uitziet, hoewel hare gestalte jeugdig is. Naast, deze staat de Teleurstelling een j betrekkelijk jonge vrouw met grijze lokken. Hare diep in de kassen liggende oogen sta ren met ecne hopelooze uitdrukking in het rond. Wy zijn bijna voltallig geloof ikbe gon het Leven den kring rondziende, .want onze bloedverwanten zullen heden niet allen verschijnen, daar anders onze verga dering te groot zou worden. Wij zyu immers hunne hoofden, doch als zoodanig diende de Hoop ook tegenwoordig te zijn. Zij ont breekt. .Ook nu niet," viel deze, eene blceke, slanke vrouw met zielvolle oogen hot Le ven in de reden, terwijl zij zich tussehen de Smart en de Teleurstelling plaatste. „Ik ben gewoonlijk aanwezig, al waant men mij ook verre, liet Geluk echter. .Laat natuurlijk weer op zich wachten om ook nu, zooals dikwijls 't geval is niet te verschijnen," merkte het Leven nietge- fronsd voorhoofd aan. „En dan moet ik zijne plaats innemen zeide de Teleurstel ling op moedeloozen toon: „Ja, hoe dikwijls ik ook tot denzelfden mensch komtoch geraakt hij nooit aan mjjne verschijning gewoon, telkens baart zij hem op nieuw pijn. O, het grieft mij zoo diep om altijd als vijandin der meuschlieid te moeten optreden; dan hebt gij aangena mer taak te vervullen, mijne moeder," zoo besloot zij, de Hoop hare lmtul reikende „Zoudt ge dat denken, mijn kind?" ant woordde deze met een droeven glimlach om de lippen. „Als de mensch door liet onge luk getroffen wordt, dan kom ik zachtkens tot hem gevlogen en laat mijn adem over de wonde gaan dat neemt de hevigste pijn weg. Ik fluister hem toe, dat. menigeen iiog zwaarder leed dan hij ondervond en als ik zijne gedachten dus afgeleid heb van eigen smart, roep ik mijne getrouwe tra wanten, het Geduideu het Gezond Veratand te hulp. En eerst, als dezen het hunne ge daan hehhen, treed ik geheel op den voor grond om na korter of langer tijd de vlugste van mijne heide kinderen, het Geluk, tot my te ontbieden om mijn.- plaats in te nemen. Maar 't is nu eenmaal bepaald, dat deze zich eng verbonden heeft met het Toeval een grillig wezen, «lat hem zelden en dan nog voor niet lang van zjjoe zijde wil laten gaan. Zoo het Geluk dan geen gehoor geeft aan mijne stemme, dan snelt mijn tweede kind, de Teleurstelling, toe en hoe zwaar het mij ook valt, ik moet langzaam het veld viKjr haar ruimen, al zij 't met een traan in het oog, waut och, men krijgt den mens.-h lief, met wie» men eene wyle zoo eng ver bonden was." .Ja," zuchtte het Leven, .en als dat ge- scliiedt dan zegt men dat 't leven weer eene illusie minder telt." .Nog treuriger dan de taak van de Te- j leurstelling is de mijne." zoo liet de Smart j zich somber hooren. Behoedzaam en stil als een dief in den nacht sluip ik de woning van den mensch binnen, mijne tegenwoor- j digheid doet in ééne seconde alle geluk ver- i dwijuen, zij roept tranon te voorschijn by hen om wier lippen zooeven nog een lach f speelde. O, hoe benijd ik de Vreugde, met muziek, zang en dans wordt zy welkom ge- j heefcen, inea ruimt haar gaarne overal de eereplaats inmen ontsteekt lichten te barer eere... en als ik verschijn, wordt zelfs j de zonnestraal, welke door het venster bin- nendringeu wil, geweerd, men heeft voor my slechts eene zucht, een snik over. Ja, gij zijt een kind der zonne," zoo besloot zij met eene bewegiugder handtotde Vreugde. .Dat is waar" beilamde deze levendig, .ik hen ook een kind der zonne... ik ken slechts ééne leuze n.l. .Beminnen en genieten, dat is leven." Men viert geen feest zonder my te noöden... overal weusebt men mij als ko- ninginne en juist daarom kan ik nergens lang toeven. Ik geloof, dat ik daardoor zoo oppervlakkig beu geworden... ik denk er nooit aan, wat het volgende oogenblikbren gen kan... Wijl de mensch weetdat ik hem maar kort bezoek, kenL, hij slechts ééne gedachte en wel om van en door mij zooveel mogelijk te genieten. Daardoor verzuimt hij dikwijls ernstige plichten... vergeet hij vaak alles om zich uitsluitend aan mij te wijden, en als ik eensklaps heenvlieg, dan ontwaakt hij eerst uit zijn waan en eene verwensching is menigmaal mijn locn." .Uw aller zending is in mindere of meer dere mate treurig en zwaar," stemde Dood toe, die eenige oogenblikken geleden onge merkt verschenen was, „maar zij evenaart de mijne niet. Gij bereidt óf vreugde óf smart, doch laat tenminste nog de kans, dat dit laatste verbeteren kan, want gij ont neemt het leven niet. Doch ik ben bestemd om tot den mensch „het tot hier en niet ver der" uit te spreken. Heb ik ééns mijne koude hand op zijn hart gelegddan verstijft daarin all»1 warmteelk gevoel... slechts hoogst zelden treed ik onverrichter zake terug en mag ik uitstel verleenen...eenmaal keer ik toch weer! Zoowel den jongeling wien het leven nog vol idealen schijnt, als don grijsaard, die liet kant metal zijn lief en leed, allen voer ik mijn rijk binnen... ik ruk heil weg uit den kring der hunnen, zonder acht te slaan op gebeden of traueu. Gij daarentegen, broeder Levenverbreidt overal vreugde om u heen." .In den beginne stellig,1'antwoordde deze. .Eenieder tooit zich gaarne met mijn schit terend gewaad, wordt verlokt door het blin kend versiersel, dat in werkelijkheid niet veel meer dan klatergoud is, tot welke ont dekking men eerst komtals men 't kleedge- ruimen tijd gedragen heeft. Dan gevoelt men eerst, hoe zwaar 'tis met al zijn plooien, waarin elk uwer" en hij zag met veelbetee- kenenden blik den kring der engelen rond, „op beurt zich voor eene wijle nestelt en tot herinnering de zorgen achterlaat. Die last is dikwijls zoo zwaar, dat hij na verloop van tyd den rrg des dragers krommen doet, de geestkracht verlamt en rimpels groeft op het eertijds gladde voorhoofd. En hoe gaarne men het dan ook afwerpen wil, 'tis eenmaal de wet der natuur, dat men er zich niet van ontdoen kan. voordat ons aller Meester, de groote God, u, broeder Dood, machtigt om tot hem te gaan. Dus niet altijd verschijnt gij als de Koning der Verschrikking, niet immer slaat uwe hand wonden... neen, dik wijls begroet men u als den Verlosser uit geestelijke en lichamelijke el ende en dan laat men zich met vreugde leiden naar het rijk Gods. Dan heeft men geen blik meer ever voor het leven, dat eenmaal zoo vol be loften scheen en zoo weinig aan de verwach- tingen beantwoordde." „Schildert gij uwe taak niet met te don kere kleuren?" zoo mengde de Waarheid, die zich zooeven eerst by het gezelschap ge voegd had, zich in het gesprek. „Ik zal vol strekt niet beweren, dat het leven alien brengt, wat zij er by den aanvang van ver wacht hebben, o neen, maar toch valt Let velen zwaar om de aarde te verlaten, z.ij het ook ter wille van anderen, aan wier belacg- gen zij steeds hunne krachten wijdden. U geloof mij, al is hun eigen pad mer weinige of geene bloemen bestrooid, toch kunnen zy getuigen niet te vergeefs geleefd cc heb- ben, als zij slechts één traan in hetoogvau den ongelukkige droogden." „Ik kan mjj volkomen met uwe woorden vereenigen," zeide de Smart. „Uwe taak... doch, de tijd, welke wij aan algemeene be schouwingen konden besteden, is voorbij- hoor, daar begint de klok te spelen het scheidende en het beginnende jaar zullen wel dadelijk in ons midden verschijnen daar zijn zij reeds." En werkelijk, we ontwaren plotseling nog eenige gestalten: een rimpelig besje het Oude Jaar, dat zegenend de hand op het hoofd eener jongeschoone maagdhet Nieuwe Jaar legt. Eenelange. grijze gedaan te, een sluier opgeheven houdende, en eene andere i n een sluier gehuld met een boek in de hand, hebben achter beide eerstge- noemden postgevat. Een krachtig jongeling staat op weinige schreden afstands, terwijl een aanvallig kind gereed schijnt om bloe men te strooien. „Nog weinige seconden," zoo vangt het. Oude Jaar met holle stem tot het Nieuwe- aan, „en mijne taak is volbracht. Ik ga ech ter getroost heen, want uit mij werdt gif geboren. Ik ben ouden moede naar liehaaur 4 en geest: er zijn jeugdige krachten nood» om de ontwikkeling te bevorderen van Yf ,e'f waartoe in mijn tijd de kiemen werder g^. legd. Doch er is ook veel, dat, naar ik* loop niet gedijen zal; mogen de gestrooide jeïJ van onverdraagzaamheid, ontevred enheid afgunst en haat verstikken, opd» tt tijden» uwe regeering hunne wanklank' n metge- 1 hourd worden, hetgeen het, Welzjjn uer

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1889 | | pagina 1