Maandag 13
Febr. 1893.
No. 4223.
37e Jaargang.
VASTELAVOND.
OFFICIERSEER.
Uitgave
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
Franco per post ƒ1.15. Advertentiën16 regels GO Cents.; elke regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvert. per regel
15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers iO Cents.
Bureau
M U RHUIZEN
hoek Kortegraeht, Wijk B. 80.
Of onze Gerraaansche voorouders dit van zich
zelf hadden, of dat zij er door de Romeinen aan
gekomen zijn, die gezegd worden het voorbeeld
in het Arcadia der Grieken te hebben opgedaan,
is moeilijk te beslissen, doch het is zeker, dat
zij epidemische buien van dwaasheid, zottigheid,
malligheid en, wat onder zulke ruwe klanten
onvermijdelijk was, vooral van onmatigheid,
hadden. Naar de wetten der taalkennis heetten
zij dat in hun tijd fuzelen en moet dus de be
naming oorspronkelijk fazelavonrl hebben geluid.
Onze Duitsche stamverwanten schreven hun
Fastwicht voorheen Fasmacht, en nog vroeger
Faseruicht. Nog in de veertiende eeuw gebruikte
men het woord fasen in den zin van zotheden,
waarvan wij viezevazen hebben; Luther bezigt
faeeln voor zich dwaas aanstellen, en spreekt in
den adem van fazel- en feestdagen.
Het Christendom, door den invloed der Romei
nen onder ccnigo Gormuansche stammen bekend
geworden, kreeg hier te lande vasten voet, toen
de bevolking, door de Franken daartoe gedwon
gen, het aannam. Nadat de nieuwe godsdienst
onder Constantijn den Groote, die in 1137 stierf,
in cere was gekomen en ontworsteld was aan de
zware vervolgingen sedert de dagen van Nero in
de eerste eeuw, veroverde Dagobcrt de Eerste de
Nederlanden tot aan den Rijn en stichtte de
eerste kapel te Utrecht. Hij was een uiterst
wreedaardig man, die tot 638 regeerde. Het
blijkt hieruit, dat de Christelijke leer zeshonderd
jaar bestaan had, eer de groote omwenteling in
de zedelijke wereld hier te lande bekend werd.
De dageraad van den nieuwen godsdienst brak
dus eerst onder ons aan, toen er sedert zijn
stichting een tijdvak was verloopen, zoo groot
als dat, hetwelk onzen tijd afscheidt van het
ontstaan der Jioeksche en Kabcljauwsche twis
ten wel te verstaan zes eeuwen.
De Kevk der middeleeuwen heeft de loffelijke
gedacht" verwezenlijkt van de volksgewoonten
en denkbeelden dienstbaar te maken, dat wil
zeggen te onderwerpen, aan haar verheven Leer.
Zij heeft dit gedaan met een niet genoeg te
prijzen menschkundige wijsheid. Zij liet het
voortbestaan der instellingen uit de tijden der
duisternis toe, wijzigde, zooverre het voor haar
macht doenlijk was, den vorm, en heiligde het
afschuwelijke, dat zij onder het heidendom aan
trof, door de invoering van verhevener beginse
len. Zij entte een nieuwen loot op den ouden
stam en kweekte den boom, onder welks loover
de latere geslachten schaduw en schuilplaats,
rust en verkwikking zouden vinden. Mctboven-
menschelijkc kracht en voorbeeldige onver
schrokkenheid voerde zij den strijd tegen de
machten der duisternis; leerde en handelde
te zelfder tijd met den geest der zachtmoedig
heid, die het karakter barer instellingen was,
en wachtte met onwankelbare hoop den tijd
af, waarop de iedealcn der zending zouden ver-
wezenlij let worden.
Maar zij waren mcnschen, zij het ook van
feuilleton.
Vrij naar 'tDuitsch door 8
16).
„Mijn zoon heeft gisteren avond de stad ver
laten en hij heeft mij zijn woord gegeven, dat
hij zonder mijn voorkennis niets in deze zaak
doen zal."
Dat bericht trof den ouden officier als een
donderslag.
„Jk verzoekik bid u, mijnheer," zoo sta
melde hij geheel onthutst, „ik smeek u, heb
medelijden met mijn zoon. Ik erken, dat gij,
van uw standpunt gezien, gelijk hebt om het
gedrag van mijn zoon en mij te laken. Ik, mijn
heer, ik stel mij gaarne te uwer beschikking,
ik wil u elke genoegdoening geven, welke gij
verlangt. Ik verklaar, dat het mij oprecht leed
doet, wanneer ik bij mijn eerste onderhoud zoo
onhandig geweest ben om u te beleedigcn. Mijn
zoon werd genoodzaakt om te doen, wat hij
deed en u weet zelf, dat gij hem daarvoor
niet verantwoordelijk kunt en moogt stellen."
Een gevoel van zegevierende voldoening door
trilde eonigc seconden don bankier. De trotsche
officier, die eens zoo beslist elke gemeenschap
met hem en zijn familie van de hand gewezen
had, stond thans voor hem als smeekeling en
ongewone verdiensten, en hadden te doen met
mensehen, vol verkeerdheden en gebreken. Van
hun zijde sloten zij een verdrag met de werkelijke
toestanden en gaven meer toe, dan men van
hun ijver en hun toewijding zou verwachten.
Hun weerspannige en eigenzinnige volgelingen
in naam, wier denkbeelden innig verwant waren
aan het booze element der volkeren, die met een
ruwen aard onafhankelijk gehecht waren aan
instellingen, over welke de nieuwe Leer haar
vervloeking had uitgesproken, bleven hardnekkig
volgen, wat de voorgeslachten hadden gehouden.
Alleen langs den wijzen weg eener voorzichtige
leiding kon het groote doel der zedelijke ver
vorming der bevolking geleid worden. De Chris
telijke feestdagen werden gevierd op tijden, waarop
ieder gewoon was den afgodendienst te huldigen
de n«am was echter veranderd, het wezen en de
strekking werden gewijzigd: de feestdagen er
langden een hoogere wijding. Men kan hiervan
niet spreken, zonder genoegzame bewondering
voor zulke talenten, die het kwade moesten over
winnen door het goede.
In den tussehentijd van den morgenstond der
Christenheid en de invoering daarvan in onze
Vaderlandsehe wouden, was de lijdende Kerk
een zegepralende, de schamele, verdrukte ge
meente een georganiseerde Eenheid geworden - -
het meesterstuk eener wijze regeling wier
macht zich geen grenzen dacht en die in open
baren en rusteloozen strijd voortging op den
weg der overwinningen.
Als voorbereiding tot het hooge Paaschfeest,
waren vasten ingesteld, gelijk die als inleiding
tot andere gewijde gedenkdagen gehouden waren,
evenzeer bekend bij de Israëlieten als in de
Grieksche, later ook in de Romeinsche wereld.
Na gedurige wijzigingen werd bepaald, dat het
Paaschfeest zou ingeleid worden door vasten van
veertig dagen quadragesimae, waarvan de
Franschen hun Caréme gemaakt hebben. liet
wordt ondersteld bekend te zijn, waarin dit be
staat: het is een beperking in het soort var.
voedsel, bijzonder van vlccschspijzen (geenszins
een volstrekte gebiedende onthouding) en wel op
gezette dagen der week, met menschkundige
ontheffing van deze verplichting in geval van
ziekte. Het vasten mocht ook afgewisseld worden
met goede werken.
By de aannadering van dit vcertigdaagsche
tijdperk, hadden omstandigheden plaats, die, in
haar geheeleunvang althans, bevreemding wekken
om er geen andere uitdrukking aan te geven.
Do inleiding tot den tijd van onthouding was lou
ter brasserij en overdaad de voorbereiding tot
die weken eener heilige, ernstige stemming was
de uitspatting eener losgelaten razernij. Dat
men zich nog eenmaal te goed deed naar den
vleesche, alvorens de hardheid der voorschriften
van soberheid te ondergaan, was te verklaren,
doch het doet ons denken aan de oudcrwetsche
zeelieden, die zich aan elke overdaad prijsgeven,
alvorens de gevaren der watereu weer te gaan
trotseeren. Maar het schouwspel, datdeganschc
volksmenigte, tal geestelijken en wereldlijken,
te zien gaven, is minder te verklaren, wanneer
deemoedigde zich venr hem. Doch weldra maakte
echter ook een zachter gewaarwording zich
van hem meester, toen hij op het verwrongen
gelaat des oversten staarde, die ter wille van
zijn zoon een stap deed, welke hem stellig op
zijn ouden dag bitter zwaar viel. En onder den
indruk van die opwelling, antwoordde de ban
kier
,,'t Doet mij ook van harte leed, dat liet zoo
ver tusschen ons gekomen is, overste. Ik zou
echter der waarheid te kort doen, indien ik
beweerde, dat hetgeen, ik van u vroeger hooren
moest, mij niet diep gekreukt heeft. De smaad,
welke uw zoon mijn familie aandeed, heeft voor
mij en mijn zaak onberekenbaar nadeeiigt ge
volgen gehad en dwingt mij, om op mijn o-den
dag een nieuwe woonplaats to zoeken. Maar
ik wil thans u niet nogmaals het gebeurde en
wat daarmede in verband stiuit in kerinneriug
brengen. Evenmin wensch ik in uw oog iemand
te zijn, die alles opoffert om zijn wraak te koelen.
Ik verzeker u daarom plechtig, dat ik alleen
het duel verhinderd heb, omdat ik liet- leven
van mijn zoon niet in de waagschaal wil stellen
en werkelijk niet om uw zoon te schaden."
„Kan dan niets, in het geheel niets, u van
dat besluit afbrengen riep de overste wanhopig
uit. „Bedenk toch welke gevolgen een weigering
voor mijn zoon heeft."
„Ja, deze zal zijn ontslag uit den dienst moe
ten nemen. Dat is hoogst onaangenaam voor u
en voor hem, maar om u beiden te sparen
mag en lean van mij niet gevergd worden, dat
ik het lever, van mijn kind op 't spel laat
men in het laatste een handeling ziet der Chris
telijke kerk. En het is onloochenbaar, dat beide
bestanddeelen der oudemaatschappij gedurende de
latere tijdperken der middeleeuwen, de feesthou
ders van het heidensche Rome, tijdens de Bacha-
nalia en Lupercalia, in niets toegaven. En hier
valt het ernstige dezer voorbereiding tot een
heilig feest der oorspronkelijke zedelijke gemeen
schap dor Christenen geheel weg. Geen Romeinsch
dichter van hekelschriften, spotverzen entooneel-
kluchten kan ons in zijn verdichtingen leeren,
wat in de werkelijkheid te aanschouwen was
bij de volgelingen der Christelijke leer.
De benaming van het feest loont een zwakke
poging van verzet aan. Het viel voor op zoo-
danigen tijd, dat het eindigde op het uur, waar
mede de vcertigdaagsche vasten aanvingen, dat
was op Dinsdag (dus, naar de oude wijze van
tellen, op den avond van dien dag). Men had
echter drie vroolijke dagen de Engelschen
telden er vier en deze warenZondag, bij
genaamd Vette Zondag de groote dag, Maan
dag do blauwe maandag of wel de kleine
dag en Dinsdag, bekend als de „leste vastel-
avond." Op een punt was er vooruitganghet
oude hcidenfeest leidde nu den grootcn tijd vau
onthouding voor Paschen in en werd nu vasten
avond, die, waarmeoe de vastentijd begon.
Met dat „gefastel," die gemeenc kluchtver-
tooningen bij zulke gelegenheid, had de kerk
geen vrede. Plet concilie te Leptinus, in 743
gehouden, veroordeelde ze, en sprak minachtend
van de „Spurealia in Februari" dat was genoeg
gezegd. Ook was menig Heilige Vader te Rome
er onvergenoegd over, en om dit tc toonen,
verliet hij zijn paleis, sloot zich in een nederiger
verblijf en ontweek aldus de orgenis van ze
te aanschouwen.
Door alle tijden heen werd de Vastenavond
in eere gehouden, al werd aan de viering er
van heelwat afbreuk gedaan door de nict-katho-
lieken nu nog zou men in Brabant en Limburg
in Belgie en de Z,.'delijker gelegen landen niet
gaarne prins Carnaval onttroonen. Dat de car-
navalspret dikwijls in allerlei ruwheden ontaardt,
behoeft wel niet herinnerd te worden.
Van dergelijke ruwheid hebben we een staaltje
in de geschiedenis van Amsterdam waar, na
een vastelavond-optocht, een gansche brug
afbrandde, door de onvoorzichtigheid der toorts
dragers.
Soms ook werkten de stadsregeeringen de
vastelavondpret in de hand zoo schonk de Raad
van Nijmegen in 1550 een subsidie aan „die
seipgesellen die metter blaauwen scute omvoeren."
Elders werd geoorloofd op die dagen om geld te
dobbelen, dat anders verboden was, op straffe
van het afsnijden der ooren van de overtreders.
Mom-aangezichten duldden dc Ileeren evenwel
nietle zij maakten degenen onherkenbaar, die
in 't geniep een streek wilden uitvoeren, mis
schien wel een moord2e deden ze vrome Chris
tenen gelijken op den Romeinschen manducus
(veelvraat, die ook een masker droeg) met zijn
onvoegzaam grooten mond, en 3e, verschrikten
ze de kinderen, meisjes, vrouwen en „oldc wiven",
zetten."
Thans kon de overste zich niet langer be-
heerschen.
„Wat, noemt gij het een onaangenaamheid
voor ons? Als dat het geval was, mijnheer Fah-
land, dan stond ik waarachtig thans niet tegen
over u om u met mijn verzoek lastig te vallen.
Denkt ge werkelijk, dat alles voor mijn zoon
weer in orde is, als hij een andere carricre kiest
Een officier, die onder dergelijke omstandighe
den gedwongen is den dienst tc verlaten, kent,
indien hij nog eenig eergevoel bezit, slechts éen
redmiddel en dat is: de dood. Hij zal den
kogel van den zelfmoordenaar in negen van de
tien gevallen boven een leven vol schande ver
kiezen."
De oude officier, die, naar den ziel gebroken,
krachteloos op een stoel gezonken was, richtte
zich thans in zijn volle lengte op. Hij stond
met jeugdige vlugheid op en trad op den ban
kier toe.
„Gij weet nu, mijnheer, dat de beslissing over
het leven en den dood mijns zoon in uw hand
ligt. Ik zweer u, bij alles wat mij heilig is, ik
betuig liet bij mijn eer, dat mijn zoon indien
dat duel niet plaats heeft, niets rest dan
zichzelf een kogel door het, hoofd te jagen."
De heer Fahland kon* zich niet geheel en al
onttrekken aan den invloed, welke deze luid
uitgesproken woorden bij hem opwekten. Maar
kon men van hem vergen, dat hij thans mede
lijden had met de beide mannen, die hom en
de zijnen naam, aanzien en nog zooveel meer
ontroofd hadden?
welke laatsten er flauwten van kregen. Nog ver
neemt men, dat jongelui zwaarddansen uit
voerden, als echte Germaansche voorvechters;
de meisjes, die altijd zedig geweeBt zijn, huurden
onderling een paar muzikanten en zwierden
daarmede langs den openbaren weg.
En, wat nog meer verdacht is dan die vlam
mende toortsen, „die blau scute" was immers
niets ande.s, dan de aloude car (beter carruca)
navalis waarvan het woord carnaval,
waarin allerlei grappenmakers de heidensche
zeegodheden vervingen. Het was een schuit op
wielen die door liefhebbers werd rondgetrokken.
Geen wonder dus, dat paus Gelasius, in 496
overleden, er een einde aan wilde maken, en dat
de Straatsburger domheer Geiler von Kaiserberg
honderd en tien preeken tegen het narrenschip,
de blauwe schuit, heeft gehouden. Het boek
werd anno 1500 in onze taal uitgegeven, en nog
een eeuw later lezen wij bij onzen landgenoot
Coolhaes
„Teghen het wytghedrncte woord Godestrecken
vele mans niet" alleen vrouwe-clederen, ende
vrouwen mans-clederen aan, maer mismaecken
hun verder met mom-aensichten op 'tlelijckste
zij immer connen, ende hebben harpen, psalters,
tamborijnen, luijten, tijters, vedelen, duijtsche
fluyten, pijpers ende wijn in haeren wel leven,
en de sicn niet op dc wet des Heren. In summa,
die lelijckste feijten, die grootste sonden, bij
mannen ende vrouwen, rijeken ende armen, ou
den ende jonghen, werden hier bedreven."
Dit zijn woorden van een Protestant, van een
uiterst vrijzinnig Protestant, uit den tijd, dat
het strenge Calvinisme de overmacht ging er
langen in de hier te lande heerschende kerk
(1606). Maar Pausen noch conciliën, consistorien
noch synoden, Predikanten noch Magistraten
hebben der Vastelavondkunnen vernietigen. Eerst
een meer algemeen doordringen der volksver
lichting heeft aangevangen de doodsklok te
luiden van hetgeen het zwaard van Dagobert,
het woord van IVillebrord en beider opvolgers
niet te niet kouden doen.
Het leest van allen is thans, vooral in de
Noordelijke provinciën van ons land, een gang
om aalmoezen van enkelen geworden. In deze
streken zijn dc lofzangen aan Pan en Ceres tot
volksdeuntjes van den Vastelavond geworden,
wier Muse bij voorkeur gewijd is aan pannekoeken
den geliefkoosden maaltijd der Engelschen
op shrove-tide. Al de gedruischniakende muziek
der Sporcularia is gezonken tot de laagte van
den rommelpot of foekepot (foeken leven
maken).
Wat elders geschiedt, wat de kerk machteloos
was te bestrijden te Venetië en te Rome omdat
stoffelijke belangen de goede bedoelingen der
Pausen tegenwerkten ligt buiten de grenzen
dezer eenvoudige schets. Hetgeenmorgenavondzal
gehoord worden, is de rest van een feestelijkheid
die een taai leven gehad heeft, en dat aanleiding
kan geven tot dieper beschouwingen en uitge-
sterkter nasporingen dan het doffe geluid van
den rommelpot zou doen vermoeden.
Neen en duizendmaal neen! Wat gingen hem
die begrippen van eer aan Meende de luitenant,
dat hij daaraan zijn leven moest opofferen, welnu,
wat had hij, de bankier, daarmede te maken?
Bij het duel waren alle kansen tegen zijn zoon
en indien een der beide jongelingen, volgens
de opvatting des oversten zijn leven laten moest
om zijn eer te redden, welnu, was het dan niet
natuurlijk, dat zijn eigen vleesch en bloed hem
nader aan het hart lag dan de zoon zijns tegen
standers?
De heer Fahland wilde den officier juist nog
maals in dien zin antwoorden, toen plotseling
een onverwacht intermezzo het onderhoud der
beide hecren stoorde.
Klara Fahland had in liet aangrenzende ver
trek het, laatste deel van het gesprek vernomen
en het bracht haar in een toestand van wan
hopige opgewondenheid. Alles wat zij in die
weken geleden had, verdween eensklaps uit haar
herinnering en de liefde, welke zij in den be
ginne zoo diep voor Wedig gevoeld had, welde
met alle kraent. weer in haar op. Terwijl zij
getuige was, hoe de trotsche officier haar vader
om het leven van zijn kind smeekte, werd het
haar bang te moede en bij het verlangen om
den geliefden man te redden, dacht zij niet
lucer aan al het leed, dat hij over haar en de
haren gebracht had.
Haast ig wierp zij de deur open en snelde het
vertrek binnenzonder éen oogenblik te aarzelen,
wierp zij zich voor haar vader op do knieën
(Slot volgt.)