Maandag 22
Mei 1893.
No. 4251.
37e Jaargang.
Het Haagsche adres.
De diamanten van den kapitein.
Binnenland
Uitgave
A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
Franco per post ƒ1.45. Advertentiën16 regels 60 Cents.; elke regel meer 40 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvert. per regel
15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijlce nummers 10 Cents.
Bureau
MUURHUIZEN
hoek Korte gracht, Wijk B. 60
KENNISGEVING.
MINISTER[ËN VAN FINANCIËN EN
VAN JUSTITIE.
AANKONDIGING.
De Ministers van Financiën en van Justitie
vestigen de aandacht van belanghebbenden op
de belangrijke verminderingvan de kouten der akten
run overdracht van onroerend of roerend goed sedert
1 Mei 1893 door het in werking treden van de
wet van 27 September 1892 (.5itaatsblad n° 224).
I. Do reel, ten van registratie van 4 ten honderd
voor overdracht van onroerend goed zijn ver
minderd tot op 2 ten honderd.
Hot recht ran overschrijving is van 75 cent rer-
mintlerd tot op 15 renten van de 100 gulden.
Do opcenten op de rechten en boeten van re
gistratie en hypotheek zijn afgeschaft.
Dientengevolge is voor alle akten, houdende
overdracht van onroerende goederen, de belasting
verminderd als volgt:
in gewone gevallen:
de registratierechten van 5,52 percent tot 2,00 pet.
de hypotheekrechten 0,75 0,15
zoodat de gezamenlijke rech
ten verminderen van 6,27 2,15
alzoo f4.1'2 per flOO minder.
b. als binnen het jaar, aan de registratie der
akte voorafgaunde, voor don aankoop derzelfde
zaken de sub a genoemde rechten zijn geheven
of verschuldigd geworden:
do registratierechten van 0,34s percent tot0,15 pet.
de hypotheekrechten 0,75 0,25
zoodat in dit geval de geza
menlijke rechten verminde
ren ran 1,09s 0,40
II. De rechten van registratie, voor zoover die
3 ten honderd bedroegen wegens overdracht van
roerend goed, zijn verminderd tot op 2 ten honderd.
's-Gravenhage, den 8stcn Mei 1893.
De Min. van J ustltie, De Min. van Financiën,
SMIDT. PIERSON.
Men zal zich herinneren, dat inde Residen
tie een beweging ontstaan is tegen de invoering
van algemeen kiesrecht en weet ook, dat door
bladen, die algemeen kiesrecht voorstaan,
werd medegedeeld, dat bedoeld adres getee-
kend werd door onbevoegden.
Om dit laatste te 'weerleggen is thans aan
de leden van de Tweede Kamer derStaten-
Gener.uil een afdruk aangeboden van hetadres
en tevens van een nota waarin liet getalder
adressanten (ruim 1400) en iets over hun ge
halte wordt medegedeeld.
Hot aantal onderteekenaars overtreft nog
Feuilleton.
Naar het Duitsch door S
26.)
„Ben jij er alleen? Waar zijn de anderen
vraagde Hector.
„Die komen later."
„Ook goed. Do oude is al half weg naar den
hemel."
Walther snelde haastig naar de achterkamer,
waar Kraats hem vol angstige spanning wachtte.
Nauwelijks zag hij hein dan ook, of hij slaakte
een vreugdekreet en richtte zich een weinig op.
Mot een enkelen blik overzag hij den toestand;
bliksemsnel haalde Walther zijn mes te voorschijn,
waarmede hij haastig de strikken doorsneed.
„Wat doe je," riep Hector, die hem gevolgd
was, verwonderd uit.
Walther stiet hem zóo ruw ter zijde, dat de
krachtige man op den grond viel.
Nauwelijks kon Kraats zich weer vrii bewegen
of hij rukte Walther het mes uit de handenen
stortte zich op Hector. In het volgende oogen-
blik zonk deze steunend op den grond neer. Het
mes stak hem tot aan het heft in het hart. Hij
was dood.
Walther vatte Kraats bij den arm en zag den
kapitein verschrikt in het doodsbleeke gelaat.
Walther deed hem op een stoel plaats nemen.
Wezenloos zag den ongelukkige zijn redder aan
de verwachting van het Comité, want toen
het zijn taak aanvaardde, was het ten volle
bewust, dat alom en te allen tijde, het gros
der rustige burgerij afkeerig is van openlijk
optreden in staatszaken, en daartoe moeilijk
te bewegen is, zelfs dan, wanneer dit blijkbaar
dringend noodig is tot verdediging van hun
dierbaarste rechten en belangen. Over dit
stilzitten, terwijl burgerplicht en éigen belang
gebieden te handelen, wordt dikwijls diep
berouw gevoeld wanneer de tijd voor nuttig
handelen voorbij is.
Er is slechts éen middel om de ware ge
zindheid van allen omtrent eenig staatkundig
vraagstuk te loeren kennen, namelijk g e-
il wón gen en bovendien geheime stem
ming. Bestaat er vrijheid om niet te stemmen,
dan blijven, zelfs bij geheime stemming, zeer
vele rustige burgers te huis. uit traagheid,
onverschilligheid, moedeloosheid, bedeesdheid
en allerlei andere nietige redenen; is de stem
ming openbaar, bovendien uit veelal onge
gronde vrees, zich de handen te branden en
in onaangenaamheden te komen. Is de stem
ming gedwongen maar openbaar, dan stem
men allen, maar velen (uit menschenvrees of
allerlei andere ontoonbare redenen) andei's
dan zij bij geheime stemming zouden hebben
gestemd.
Het onderteekenen van bet adres was een
vrijwillige en in zekere mate een openbare
daader was dus wel vrij groote zekerheid
van openbaring der ware gezindheid, maar
daarentegen, weinig kans op ruime deelne
mingen van de rustige burgerij aan een po
litieke petitie. Vooral was die kans gering voor
dit adres, want het bestrijdt voorstellen, wel
ker voorstanders, zich de schoone rol aanma
tigen door zich luide te beroepen op «recht,
billijkheid en menschlievendheid," door zich
voor te doen als de belanglooze kampvechters
voor onderdrukten, én zich veel niet ontzien
hun bestrijders alle edele drijfveeren te ont
zeggen, hen uit te krijten voor «wreede on
derdrukkers, koude hartelooze egoïsten, of
domme kinderen der duisternis." Wie in de
laatste jaren der 19e eeuw, openlijk als tegen
stander van het algemeen kiesrecht (van de
alleenheerschappij der lagere standen) op
treedt, moge in stilte worden gewaardeerd, in
het openbaar wordt hij verguisd en met
schimpredenen overladen.
Hoe velen van de zevenduizend Haagsche
kiezers, die het adres niet hebben ondertee
kend, hoevelen van de 300 000 Nederlandsche
kiezers, zouden bij gedwongen tevens gehei
me stemming, vóór het algemeen kiesrecht
steramen, en daardoor verklaren, overtuigd
W. C. DIJKGRAAF Horloger.
Langestraat 16.
en liet daarna het hoofd op de borst vallen.
Een beroerte, het gevolg der nevige ontroering,
hail een einde aan zijn leven gemaakt.
Diep getroffen stond Walther naast het lijk
van clen ouden, miskenden man. Maar niet lang
mocht hij werkeloos blijvenuit de keuken drong
een pijnlijk kreunen tot hem door. Hii ijlde
daar heen en bevrijdde ook de bejaarde dienst
bode van de touwen, waarmede zij aan handen
en voeten gebonden was.
„Wat is er met Willem gebeurd?"
„Zie maar zelf," antwoordde Walther en hij
voerde haar naar het lijk van den kapitein,
waarop zij zich luid snikkend wierp. Zij wilde
naar Walthers troostwoorden niet luisteren.
„Christine," zeide hij eindelijk haar met zacht ge
weld oprichtende. „Christine, ons dreigt nog een
groot gevaar. Dit huis wordt heden nacht over
vallen door roovers, die te talrijk zijn dan dat
ik alleen ons beiden verdedigen kan. Laat ons
dus vluchten."
De oude vrouw schudde ontkennend het grijze
hoofd.
„Maar waar wil je dan blijven?"
Zo wees op Kraats.
„Dat is onmogelijk. Wie zal u tegen de in
brekers beschermen?"
„Wel ik," en zonder er nog iets bij te voegen,
verwijderde zij zich schouderophalend.
Walther begreep, dat er niets met de hal-
starrige oude was aan te vangen. Hij zocht naar
den huissleutel welken Hector het laatst gehad
te zijn, dat zij zeiven en hun gekozenen onge
schikt en onwaardig gebleken zijn tot regeeren
en dat het lot van land en volk veilig kan
worden in handen gesteld van de volksmassa
en van haar leiders, en bereid te zijn zich
met lijf en goed, geheel weerloos, te stellen
onder de macht en voogdij van hen die thans
onder huu voogdij staan, de lagere klassen
des volks Op die vraag kan geen stellig ant
woord worden gegeven, maai' gelet op de in
vertrouwelijke gesprekken bijna algemeen
uitgesproken gevoelens, schijnt de stelling niet
gewaagd, dat zoodanige stemming over bet
geheelè land, een doodsteek zou zijn voor de
aanhangige Kieswetontwerpen.
Nog 'meer dan het getal geelt het e e-
halte der adressanten stof tot tevredenheid.
Alle Godsdienstige partijen zijn vertegen
woordigd: Protestanten van alle schakeerin-
gen, Katholieken, Israëlieten, en met
uitzondering van sociaal democraten en vadi-
•alen alle staatkundige partijenliberalen,
anti-revolutionnairen, conservatieven van
verschillende kleuren. Het bewijs is daardoor
geleverd, dat de overtuiging dat het algemeen
ciesrecht Nederland ten verderve zal voeren,
bij leden van elke godsdienstige en staat
kundige partij wordt aangetroffen.
Blijkbaar is de weerzin tegen algemeen
kiesrecht ook niet aan rang of stand, aan
ontwikkeling en beschaving, aan opleiding en
werkkring, verbonden, want de lange lijst
der adressanten biedt, ook in dit opzicht een
zeer bonte verscheidenheid. Tusschen hoog
ontwikkelden, die de verderfelijke gevolgen
van de heerschappij der volkmassa door re
deneering kunnen berekenen of uit de ge
schiedenis kennen, staan ongeletterde bur
germannen wier gezond verstand hun het
zelfde leert. Naast de rijken staan mannen
die met moeite door harden arbeid den kost
verdienen; naast hen wier werking stoffe
lijke belangen betreft, godsdienstleeraars en
onderwijzers der jeugd. Met de particulieren
die geheel onafhankelijk zijn, kwamen talrijke
landsdienaren in actieven dienst op, door
drongen van het besef dat bun boedanigheid
van dienaar van staat, provincie of gemeente
hen niet berooft van het recht of ontslaat
van den plicht, om in gepasten vorm gebruik
te maken van het recht van petitie, hunne
stem te verheffen tegen een voorstel der
Regeering, dat hun inziens, de verderfelijkste
gevolgen zal hebben voor het gebeele Neder-
uindsche volk. Niet alleen mannen die ge
woon zijn ijverig deel te nemen aan den
verkiezings- of anderen politieken strijd heb
ben geteekend, maar ook zeer velen die
alleen om den hoogen ernst der zaak, in dit
geval zijn afgeweken van hun gewone ont
houding van de politiek.
Let men op don leeftijdnaast een aantal
ouderen, wier loopbaan geheel of bijna geheel
is afgeloopen, staat een veel grooter stoet
jongeren, aoortrokken van de begrippen en ten
volle bekend met de eischen van netheden.
Bij het doorloopen van de lijst vind men:
Staatslieden vergrijsd in 's lands dienst met
een verleden dat achting voor hun karakter
en vertrouwen in hun talenten en ervaring
afdwingt; leden van de Provinciale Staten van
Zuid-Holland en onder dezen ook van de
Gedeputeerde Staten; wethouders en leden
van den gemeenteraad van 's Gravenhage
rijksambtenaren van hoogeren en lageren
rang, van de rechtelijke macht en van de
administratie; ambtenaren van de Provincie
en van de gemeenten; opper-, hoofd-, en
subalterne officieren van verschillende wapens;
geestelijken en leeraren van verschillende
kerkelijke gemeente; onderwijzers van het
hooger, middelbaar en lager onderwijs; ad-
vokaten: notarissengeneesheerenvele hon
derden nijveren, waaronder tal van hoofden
van voorname handels- en nijverheidsonder
nemingen, en ook zeer vele kleine nering
doenden: een menigte particulieren van zeer
verschillenden rang, stand en fortuin.
De eigenschappen, die een verzoekschrift
waardig maken om door een hooge verga
ring ernstig te worden overwogen, zijnaus
in het adres vereenigd: groot gewicht van
het onderwerp, en talrijkheid en goed gehalte
van de adressanten.
had en vond hem op den grond. Plotseling
werd de deur geopend waardoor zich een helle
vuuiachijn door de kamer verspreidde.
Het prachtige kabinet stond in brand op den
drempel stond Christine met een fakkel in de
hand; er viel niet aan te twijfelen of zij had
den brand aangestoken.
„Red u, red u," riep zij Walther toe. Een uit
drukking van zelfvoldoening en bevrediging lag
over haar gelaat verspreid en met een zucht,
van verlichting knielde zij naast Kraats lijk,
klaarblijkelijk met het doel om kalm nevens
den door haar beminden man den dood af te
wachten.
De vlammen ffikkerden steeds hooger op; ze
vonden overal, aan de kostbare gordijnen en be
hangsels, voedsel in overvloed. Walther stond
een oogenblik bewegingloos. Nog eenmaal zag
hij de heerlijke tropische omgeving, door ma
gisch licht bestraald; daarna ijlde hij heen.
De feestvierenden in het kurhaus
plotseling de tonen van de brandklok. Een ieder
snelde naar de plaats des onhcils cn honderden
waren getuige van het instorten der geheimzin
nige woning.
Na dien versclirikkelijken nacht was Walther
von Strausz, de zoon des ministers, plotseling
spoorloos verdwenen. Aller opmerkzaamheid en
ook die der politie werd weer op hem gevestigd
toen dc notaris van het eiland nem opriep om
de erfenis van den ouden zeekapitein in ont
vangst te nemen. Deze had namelijk Walther
I von Strausz, de zoon des ministers, tot univer-
I seel erfgenaam zijner schatten benoemd. De zoon
Dezer dagen is het opschrift op de bordjes
van het koninklijk landgoed «Soestdijk" ver
anderd. In plaats van «Particulier Domein
van Z. M. den Koning," leest men er thans
op: «Particulier Domein van H. M. de Ko
ningin-Moeder." Men meent hieruit te kun
nen opmaken, dat het landgoed door den
Raad van Regentschap aan H. M. de Regentes
is overgedragen en flat zij na de meerder
jarigheid van H. M. Koningin Wilhelmina
het lustslot tot haar- vaste woonplaats zal
kiezen. Gelijk men weet, heeft ook wijlen
Anna Paulowna er jaren lang gewoond.
Met het oog op het in vele gevallen moei
lijk, bijna onmogelijk juist invullen der for
mulieren voor de Vermogensbelasting
waarbij den belastingplichtige een gevange
des ministers 1 Door die bijvoeging kwam het
bedrog aan het licht en de politie ontzag geen
enkel middel om den listigen bedrieger in handen
te krijgen.
De familie Von Lindenau was spoedig naar
het voorgevallene naar Berlijn teruggekeerd.
Op zekeren dag bevond Alice zich alleen thuis
en ze zat peinzend, denkend aan Walther, naar
den grond te turen, toen de deur plotseling
haastig geopend werd en Frans Hartwig binnen
snelde.
„Is mama uit? Ja? wel, dat tref ik onge
lukkig dan zal ik moeten wachten tot zij thuis
komt."
„Wat is er dan?" vraagde Alice ongerust.
„Och, niets. Maar waarom zou ik het eigenlijk
voor je verbergen," voegde hij er in éen adem
bij. „Weten moet je het toch eenmaal, vooral
daar jij er het meeBte belang bij licht."
„Ik?" stamelde het jonge meisje verbaasd.
„Ja. natuurlijk jij! Ik heb eon gast. Hij
bevindt zich reeds ecnige uren op mijn atolier."
„Walther," riep zij dadelijk met fonkelende
oogen uit.
„Ja," hernam Frarj. „Hij is voortvluchtig.
De politie, die hem voortdurend vervolgt, heeft
eindelijk zijn spoor ontdekt, ten minste hij zelf
gelooft, dat hij niet meer veilig is. In zijn angst
wendt hij zich tot mij en nu kom ik mama
raad vragen, wat te doen."
„Aarzel je dan nog, Frans. Wij moeten hem
redden."
„Uit de handen der politie ja, dat kunnen wij.
Maar wie redt hem voor zichzelven? Men meent,
als men hoort spreken, met een krankzinnige to
doen te hebben." Wordt vervolgd.)