Maandag 25 Sept. 1893. km Amersfoort. No. 4287. 37e Jaargang. Een man van eer! Binnenland Uitgave A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Dit blad verschijnt Maandag-en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden f 1. Franco per jjost /"1.1b. Advertentiën16 regels 60 Cents.; elke regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-oi'fieieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers lü Cents. Bureau MUURHUIZEN hoek Kortegracht. Wijk B. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. Beleefd verzoeken wij onzen abonné's, die de courant per post ontvangen, het abonne mentsgeld niet over te maken per postwissel of lu postzegelsdoch de postkwitantles af te wachten en deze ook ter voorkoming van verhoogde dispositie-kosten niet'ou- volduan te retourneeren. Over het kwartaal JuliSeptember zullen wij in de eerste helft van October beschikken. KENNISGEVINGEN. De Griffier der Provinciale Staten van Utrecht, daartoe door cle Gedeputeerde Staten van dat Gewest gemachtigd, brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat de Rekening der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uit gaven over het dienstjaar 1891, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 18 Augustus 1893, n® 17, alsmede de Begrooting dier inkomsten en uitgaven van het dienstjaar 1894, goedgekeurd bij Konink lijk besluit van 2 September 1893, n®. 53, inge volge artikel 100 der Provinciale Wet, verkrijg baar zijn gesteld ter Provinciale Griffie van Utrecht, tegen betaling van 40 cents per exem plaar, zoowel voor de Rekening als voor de Begrooting. Utrecht, den 21 September 1893. De Griffier der Staten voornoemd, C. R. MERKUS. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, Gelet op de aanschrij ving van den heer Com missaris der Koningin in de provincie Utrecht, van den 20. September 11. n° 4 Az. Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat volgens mededeel! ng van den Minister van Oorlog, d.d. 16. September jl., op den 28. September aan slaande, en volgende dagen, van af des voormid dag» te elf uren, van eene batterij, gelegen in de nabijheid van de kustbatterij van Dicmcrdnm, schietoefeningen zullen gehouden worden in eene richting gaande ongeveer 500 Meters ten zuiden van het fort Pampus. De mogelijkheid bestaat, dat nu en dan, gedurende cenige dagen, het vuren zal worden gestaakt. Tijdens het vuren zullen roode vlaggen worden getoond op het fort Pampus, op de west-Batterij bij Muiden en op do batterij bij Diemerdam. Amersfoort, den 22. September 1893. De Burgemeester voornoemd, W. A. CROOCKEWIT, Weth. lo. Br. Wat zij gedaan hebben, toen hun ge wijde woonplaatsen de eenige scholen, de eenige hospitalen, de eenige toevluchts oorden der voortvluchtigen en wanhopen- den waven, is zeer veel geweest, oneindig Feuilleton. Naar 't Duitsch door S {Slot) Sedert Gerhard's dood is hij een heel ander mensch geworden, maar toen achtte ik hem tot alles in staat. Zij leed onbeschrijflijk. Ik had geen medelijden met haar, doch Gerhard had haar nog altijd lief en zij was ongelukkig en wist, dat hij haar liefhad. Waar moest dat heen? Ik woonde vlak boven Gerhard. Door den hevigen wind, die de huizen deed trillen en de boomen als riet deed afknappen, kon ik op zekeren nacht niet slapen en besloot op te staan om naar de jagende wolken te zien. Op eens zag ik in de verlaten, slecht verlichte straat een vrouwengestalte, die in de schaduw der huizen voortijlde. Aan haar eigenaardige hongaarsche muts on haar nerveuse bewegingen herkende ik.... mevrouw Von Rottenheim. Ik hoorde onze huisdeur dichtslaanmijn bloed stolde in de adeien Ik begreep, dat er een ongeluk gebeurd moest zijn, dat ze gevlucht was... De ongelukkige 1 Had ze dan eindelijk, maar te laat, het warme hart leeren kennen, dat ze tot dusver versmaad meer dan men wel denkt. Het is maar het best de motieven der weldadigheid in zuivere menschenliefde te zoeken. Doch, al was de bedoeling goed, de poging om iets goeds tot stand te brengen mislukte. Wie op de kloosters leefde, kende niet anders meer om aan den kost te komen, dan hetgeen het eenmaal nijvere visschers- volk doet, wanneer zijn dorp tot een badplaats verdorven is: men houdt de hand op en schaamt zich niet, aalmoezen te ontvangen. Voegen wij aan de ten onrechte hoog geprezen middeleeuwen den regeerings- tijd van Karei V toe, om te zien hoeverre de armoede gegaan was. De algemeeue toestand der welvaart, na de binnenlandsche onlusten in de vijftiende eeuw, was bedroevend, sedert de dagen van keizer Karei, wiens zelf standig bestuur in den aanvang samen valt met de Reformatie. De bescheiden aangaande de financiën van dien tij de 1 plakkaten der landso verheid en de kem-en der stedelijke magistraten geven ons een donker tafereel van deze welvaart, buiten enkele handelsplaatsen en daar waar vis- scherij en fabriekwezen bloeiden. En zoo voortgaande tot op den tijd van deu om mekeer in het landsbestuur en de gebeur tenissen, die een eiude maakten aau het gezag en het uiterlijk der Oude Leer, blijft de armoede voortwoekeren, ook waar de nieuwe orde van zaken een gedeelte der bevolking ziet oprijzen om zich te vormen tot een machtigen staat. Men zjj niet onbillijk of ondankbaar jegens de oude kerk. Zij heeft gedaan wat zij vermocht Toen de vervulling van den plicht, den zorg voor de „rechte" armen haar te zwaar viel, hebben de stadsre- geeringen die overgenomen; de platte landsbewoners hadden alleen rust noodig om door arbeid den nood te bestrijden. De kloosters binnen en buiten de muren gaven, vaak met onbekrompen zin, en toch heeft de geschiedenis hunner liefde werken niets anders geleerd, dan dat zij de behoeftigen achteruit hielpen. Zij lenigden de smarten der armoede, maar bestreden de kwaal niet. Ware de toestand, bijvoorbeeld na een eeuw tijds, dus in het laatst der zeventiende eeuw, verbeterd, dan zou men den grondslag van den gelukstaat „in de middeleeuwen" kunnen zoeken. Nu men den omvang der armoede kent, in den tijd, dat iNederland het top punt zijner macht bereikt had, en met genoegzame juistheid kan zien, hoeveel aan het openbaar welzijn ontbrak, zou het onbillijk zijn, een verwijt te maken van hetgeen een voorwerp van zorg was, reeds in de dagen van Karei den Groote; en deze zorg is in zoodanige handen ge weest, dat de geestelijke instellingen niet verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor de wording van den lateren, den tegenwoordigen toestand. Eenmaal het onderscheid gemaakt tus- schen lenigen en bestrijden,- tusschen vermindering en vernietiging der kwaal, zal de bewering tegenover de letterkunde der middeleeuwen onhoudbaar zijn, dat de Kerk van dat tijdvak opgetreden is tegen pauperisme en werkloosheid. Onze eeuw heeft te veel ervaring opgedaan, om geen onderscheid te maken tnaschen meewaardigheid en hulp, tusschen een middel tot verzachting en een middel tot jeuezing het geloof en een luchtspk-ge- ing, gelijk de zwerver in de woestijn meent te zien, is een onschuldig genoe gen, dat, ook buiten de zandzee, kracht *eeft om voort te zwoegenmaar in een angverloopen tijdvak der wereldhistorie een verloren paradijs te aanschouwen, is eeu zelfmisleiding. De studie van het dui zendjarige geschiedverhaal, dat zoo licht tot droornerijen stemt, leidt niet tot een fata morgana van een teruggeweken gouden eeuw. Zij is een werkelijkheid van een weinig bemiunelijke hoedanigheid wanneer men zich een voorstelling heeft opgebouwd uit de feiten, en dat beeld vergelijkt met een idealen toestand, waar van het tafereel zeer diep beneden den gezichtseinder der bekrompen mensche- "ijke waarneming ligt. De onderstelling eener mogelijke teruggaande werking in den loop der wereldsche toestanden is even onpractisch, als het idealisme; eener maatschappij, waarvan de gebrekeu be wijsbaar niet weg te nemen zijn door een geneesmiddel, dat metde heiligste bedoelin gen van zuivere menschenliefde is beproefd. Het is een loutere begoocheling, en nog niet ecus een wetenschappelijke dwaling, „dat de vorige dagen beter geweesf zijn dan deze," en dat op deze wereld eeu einde zal kö.nen aan de verzuchting der mensehheid: „Geef ons heden ons dage lijks brood." had? Was het over haar gekomen, sterker en machtiger dan het gevoel van eer en plicht en joeg het haar nu, in dezen afgrij selijken nacht, door den storm, naar hem toe? En hij had haar lief!... Groote God! Werd ooit een mensch, een mannehart erger in verzoeking gebracht, in moeielijker oogenblikken Ze bleef slechts heel kort, hoogstens een paar minuten en niemand heeft ooit ervaren wat tus schen hen is voorgevallen. Een vigelante reed, door het vreeselijke weder en de duisternis zeer langzaam, voorbij ons huis. Gerhard riep den koetsier aan; de koetsier bromde iets, maar hield toch stil. Ik zag hoe hij haar hielp in stijgen en het portier sloot. „Naar het Noor derstation'' hoorde ik hem roepen. Eén oogenblik zag ik hem, door een bliksem straal verlicht. Hii was doodsbleek en geleek wel een oud man, doodmoe en diep getroffen en toch overwinnaar. O Bayard! Ridder zonder smet of blaam, dat je zóo moest sterven, om der wille van een roekelooze vrouw Natuurlijk wist de heele stad den volgenden och tend reeds, dat Mevrouw Von Rottenheim plot seling vertrokken was ,,naar haar tante tcD., die eenklaps ernstig ziek is geworden" voegde men er voor oningewijden bij. Iedereen wist echter, dat een heftige scene dit vertrek had veroor zaakt. In een soort delirium had hij haar ge slagen, hadden de dienstbode verteld. I)e groote vraag was nu, zullen zij zich laten De leeringen van het Verleden eischei*. in den algemeenen nood van het Tegen woordige, dat het zaak is practische mid- - delen uit. te denken om den weg te vinden, die leidt tot een trapsgewijze verbetering. Het eerste vereischte daartoe is'eeu diepe en veelomvattende studie der maatschappij en een juiste kennis van den individueelen toestand der behoeftigen. Wordt vervolgd.) Vrijdag is éeu afdeeling van de Tweede Kamer gereed gekomen met het onderzoek der kieswet-amenderneüten. De overige sec tiën zullen morgen de overweging voortzetten. In tegenwoordigheid van den Minister van- oorlog zal de opening van de Cadettenschool te Alkmaar op 30 September e.k. des middags te 12 uur, op plechtige wijze plaats hebben. Wellicht het eenige belangrijke in den zoofcenaamden millioenenspeech is hetgeen de Minister zeide omtrent de Vermogensbelas ting waarvan Vj (gei-aamd op 5 inillioen 7 ton) gebracht zijn onder de inkomsten van dit dienstjaar. Iets anders kan de Minister nog niet mede- deelen, omdat de daartoe onmisbare ge gevens nog steeds ontbreken, wegens aen zeer belangrijken arbeid aan de invoering verbonden. Hetgeen tot dusver bekend is zeide de Minister geeft echter geen steun aan de door velen uitgesproken ver wachting dat de opbrengst de raming over treffen zal. Het rapport van de Staatscommissie voor de droogmaking der Zuiderzee, zal spoedig verachijnen, wordt gemeld, doch wij kunnen met zekerheid meedeelen, dat dit verslag niet voor het einde van dit jaar gereed kan Di; Kamer van Koophandel te Hoogezand heelt besloten zich tot den Raad van Toe zicht op de Spoorwegdiensten te wenden, met verzoek hier te lande spoorwegwagens 4e klasse in gebruik te stellen. Eindelijk De sergeant J. Rottier, leerling uit het oudste studiejaar van den Hoofdcursus, be stemd vGor de infanterie in Oost-Indië, die in Juli j.l. bij het springen van een projec tiel zijn linkerhand verloor, en aan wien door den Minister van Oorlog vergunning verleend om, alvorens -uit den militairen dienst te W. C. DIJKGRAAF, Horloger. Langestraat 16. scheiden of zullen ze zich weer verzoenen? Gerhard deed zijn dienst met zijn gewone zorgvuldigheid en bezocht even regelmatig het casino. Nergens sprak men over iets anders dan over het nieuwBte schandaal. Hij was kalm, iets stiller dan gewoonlijk en bleef bedaard als men begon kwaad te spreken. Nooit heb ik uit zijn mond eenig lasterlijk woord, een onaardige toespeling gehoord God alleen weet wat in hem omging, wat hij vreesde of wat hij hoopte dat geschieden zou! Spoedig vertelde men elkaar iets nieuws; Rottenheim was zijn vrouw nagereisd; alles zou wel weer te recht komen. Tien tegen éen dat geen van beiden echtscheiding zou vagen. Men vergeeft zoo iets immers zoo dikwijls. 's Avonds ontving Von Lantenac den volgen den brief: „Vergeef mij en red mij, Gerhard. Ik ontken, maar hij vermoedt alles enzweert,dat hij van u de waarheid zal vernemen. Gij moogt, hem niet ontmoeten, niet spieken. Hij zal mij nooit vergeven als hij gecom promitteerd is. En ik heb hem lief. O Gerhard, eerst nu weet ik hoe oneindig lief ik hem heb en dat ik sterven zal als hij mij van zich stoot 1 Ik wist niet wat ik deed, Dien nacht was ik waanzinnig. Ver geet alles, vergeef mij en help mij vindt een uitweg, Gerhard Hij vond een uitweg, den eenige. Den gansehen nacht brandde zijn lamp. Hij schreef. Af en toe hoorde ik hem voorzichtig loopen, alsof hij vreesde dat hij mij storen en ik hem overvallen zou. Om 5 uur hoorde ik hem het venster openen. Om 7 uur viel een schot. Ik vloog naar boven. Hij viel in mijn armen. De kogel zat midden in het hart en veroorzaakte bijna oogenblikkelijk den dood. Hij rochelde nog even, znchtte, strekte zich uit en stierf. Hij stierf niet, gelijk hij het zich eens gedroomd had onder het glorierijke regimentsvaandel en op het veld van eerhem was geen heldendood beschoren. En toch Alle kameraden kwamen; ook Rottenheim. Nog geen uur na deae verschrikkelijk gebeur tenis was hij met de nachttrein uit D. aangeko men. Een der kameraden had het hem op straat verteld; hij schrok geweldig. Toen allen vertrokken waren kwam hij. Lang stond hij bewegingloos en staarde somber en vor- schend in het gelaat van deu doode, waarop diepe voren om mond en oigen spraken van een zwaar zieleleed. Toen nam hij den helm af en sprak met tranen in de stom „Dat was een brave kerel, een man van eer!"

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1