Maandag 11 Juni 1894. No. 4361. 38e Jaargang. Binnenland. GEEN FICTIE. FIRMA A. H. VAN CLKEFF tc Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 8 maandenƒ1,—Franco per post ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct., voor binnenland 60 et, per 3 maanden. Advertentiëu 16 regels 60 ct.; elke regel meer 10 ct, Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeuingsadvert. per regel 15 et. Reclames per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers 10 cent. Dienstaanbiedingen enaanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het Zondagsblad, per regel5 cent Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau MUÜRBUIZEN hoek Kortegracht, Wijk B. 60 Telephoonnijmmer 19. Door den Minister van Oorlog is aan de verschillende korps-coinniandanten mededee- iing gedaan, dat in den vervolge gedurende het winterseizoen aan de onder de wapenen zijnde militie-plichtigen niet op zoo ruimen schaal verlof zal worden verleend als onder het régime Seyffardt heeft plaats gehad. Door den Minister van Binnenlandsche zaken is in zake de paardenkeuring het vol gende scli rij ven gezonden aan de Commis sarissen der Koningin in de provinciën Do vraag is mij gedaan, op welke wijze de reis- en verblijfkosten van Burgemees ters of hun plaatsvervangers, wanneer zij zich daarvoor buiten hun gemeente moeten begeven, vergoed worden, en of aan de eigenaren van de vrijgestelde paarden scha deloosstelling wordt verleend door de kosten, die zij noodwendig moeten maken tot het verkrijgen der daarbij bedoelde verklaring van een veearts. Mijn ambtgenoot van Oorlog, wiens advies ik daaromtrent inwon, deelt mij mede, dat die kosten niet ten laste van het Rijk kunnen worden gebracht. Ik heb de eer u te verzoeken, de Burge meesters hiervan mededeeling te doen. Zeer eigenaardig inderdaad. Naar men verneemt, heeft mr. F. J. J. van Eysinga, Minister van Staat, het lidmaatschap dér Eerste Kamer nedergelegd, welk ambt vier-en-veertig jaar door hem is vervuld, terwijl hij vele jaren het voorzitterschap heeft bekleed. Het Nieuws van den Dag deelt mede, dat aan de voorbereiding voor de herziening van de belastingen op registratie, successie en zegel reeds «le »hand wordt geslagen." Be denkt men daarbij, dat herziening van het Personeel en «Ier verhouding tusschen Rijks- en Gemeentefinanciën het allereerste is, waaraan Minister Sprenger van Eyk heeft beloofd zich te wijden, dan is er dunkt ons alle reden, om te veronderstellen, dat men aan Financiën vooralsnog niet zal behoeven te klagen over gebrek aan werk. Over het bekende geval van den direc teur-uitgever der Zierikzeesche Nieuwsbode schrijft het Weekblad van het Recht Of de Tweede Kamer iets zal vermogen tot herstel der grieven van den adressant valt te betwijfelen. Immers het geldt hier Feuilleton. Naar het Engelsch van MARIAN KENT. IV. Ten laatste zeide ik langzaam: „Als hetgeen ge mij vraagt eerlijk is en het daglicht kan velen, dan geef ik u mijn woord, dat het zal gebeuren, wat het mij ook moge kosten." Hij deed een korten lach hooren. „Ge züt voorzichtig," zeide hij, „maar ge hebt gelijk;. Neen, er is niets oneerlijks in wat ik u vraag. Het zal niemand benadeelen, hoewel het u mis schien in eenige persoonlijke moeilijkheid kan brengen." „Dat is genoeg," zeide ik, beschaamd over de aarzelende manier, waarop ik mijn woord had gegeven. „Zoodra wij uit den tunnel zijn, zal ik trachten aan uw verzoek te voldoen, wat het ook inoge zijn." „Maar dat zou me niet helpen." viel hij mii in de rede: „het moet hier geDeuren en nog wel op dit oogenblik." Terwijl ik verbaasd het stilzwijgen bewaarde, vervolgde hij: „Het is niet noodig, dat ik veel van mijzelven vertel, inaar dit moet gij toch wetenik verkeer i«» groote ongelegenheid; ik ben beschuldigd van its, dat mij binnen het bereik van de wet volgens zyn eigen voorstelling een onjuiste I toepassing der wet door den rechter. De j Kamer kan daarop geen orde stellen. Mis schien had dit wel kunnen geschieden als de adressant gebruik had gemaakt van het middel van appèl, dat art. (58 Sv. erkent, maar in vele gevallen illusoir maakt voor de bepaling, dat het vonnis wordt ten uit voer gelegd niettegenstaande verzet ot iiooger beroep. Ons komt bet voor, dat indien de feiten door den adressant geheel naar waarheid zijn voorgesteld wat wij vooralsnog geen reden hebben te betwijfelen, hij werkelijk recht heeft om zich te beklagen over de door hem ondervonden behandeling. De wet geeft in de gijzeling een middel om den getuige te nopen tot het beantwoorden der tot hem gerichte vragen, een dwangmiddel om hem te doen spreken, niet om hem de waarheid te doen spreken. Of deze onderscheiding te Zierikzee wel in acht is genomen bij- liet in gijzeling houden van den adressant, mag, altijd indien de feiten naar waarheid en vol ledig zijn medegedeeld, ernstig worden be twijfeld. Daar het zich heeft voorgedaan, dat ge adresseerden van pakketten de frankeerzegels van adreskaarten verwijderden, en weigerden deze terug te geven, heeft liet hoofdbestuur der posterijen de postdirecteuren en brieven gaarders gemachtigd, de pakketten eerst dan te doen uitreiken, nadat «le adreskaart onge schonden is teruggegeven. En als men nu tóch eens weigert om de postzegels, door den afzender gekocht, aan den postbeambte af te geven, wat dan In aansluiting op een vorig bericht in het Nbld van het Noordenmeldt dit blad thans, dat dr. Louis A. Bahler is gedagvaard om door den rechter-coramissaris gehoord te wor den in zake een tegen hem door dr. F. van Gheel Gildemeester, predikant bij de Ned. Hervormde Gemeente te 's Gravenhage bij de Justitie ingediende aanklacht wegens smaad. Van vertrouwbare zijde wordt aan de N. Gron. Ct. medegedeeld, dat dr. Bahler op de vergadering van het classicaal kerkbestuur niet gevraagd is noch naar den inhoud dei- geruchten omtrent dr. Van Gheel Gildemees ter noch naar een rechtvaardiging voor zijn beweren, dat deze niet is van onbesproken gedrag. Als dr. Bahler dus in gebreke ge bleven is, zooals het Vaderland zegt, om zijn vermoedens omtrent dr. Van Gheel Gil demeester te bevestigen, dan ligt «lat aan 't brengt. Ik ben onschuldig, maar kan mijn on schuld niet bewijzen en mijn eenige kans op behoud is in de vlucht gelegen. Dit is dereden waarom ik hier ben; ik verberg mij voor mijn vervolgers." De arme man hield met een diepen zucht op. Ik was door zijn verhaal diep bewogen en gaf een warme uiting van mijn sympathie; entoen hij mij daarop vertelde, dat hij twee «lagen en twee nachten in dezen tunnel had doorgebracht met nauwelijks een stukje brood, herinnerde ik niy, dat ik een paar broodjes in mijn zak had, die ik voor de reis had meegenomen, en bood hem die aan. Ik huiverde, toen ik hem de broodjes gulzig hoorde verslinden. Toen ze op waren, zeide hij, met duidelijk merkbare aarze ling, datde eenige hoop, die hij had ora te ont komen, was om zich op de eene of andere manier te vermommen en zoo degenen te misleiden, die hem vervolgden. Hij besloot aldus: „Het verzoek, dat ik u te doen heb, is mij hierin te helpen door uw kleederen voor de miine te ruilen." Er was zóo veel ernst en tevens zóo iets ko misch in dat alles, dat ik een oogenblik geen antwoord wist te vinden. De arme kerel nam mijn zwijgen voor een weigering op en zeide bitter „Gij weigert? Ik voel, dat ge wilt weigeren, en het was mijn eenige kans!" „Integendeel," zeide ik, „ik ben volkomen be reid te doen wat ge verlangt hoe zou ik ook anders kunnen, ik heb u immers mijn woord gegeven? Ik ben alleen maar bang, dat ge u te veel voorstelt van dezen ruil. Bedenk, het is geen vermomming de kleeren van den eenen man zijn byna dezelfde als die van een ander." classikaal bestuur en niet aan dr. Bahler, die «le verschillende schriftelijke bescheiden, waarop hij zijn beweren heeft gegrond, bij zich had, om daarvan desgevraagd lezing te kunnen geven. Reeds meermalen werd aan 's Rijks ge weerwinkel te Delft het een en ander ver mist, zonder dat men kon nagaan wie de dief was. Vrijdag kwam het eindelijk uit, dat een schildwacht van bet garnizoen, telkens als hij daarop post stond, schroeven, bijtels, staaldraad enz. wegnam, die hij verborg op den zolder bij zijn aanstaande schoonmoeder. Hij heeft zich vrijwillig in arrest oegeven. Dat de uitgave van dr. Snouck Hurgronje's boek »De Atjehers" van Regeeringswege zou zijn gestaakt, is, zegt de Locomotief, óf een canard geweest uit het reeds vroeger ver melde artikel in «1e Indische Gids, óf de Regeering is er van teruggekomen. Tot mijn genoegen toch verneemt «lat blad uit Batavia, datde uitgave van het 2e deel van Regeerings wege doorgaat. Het zou jammer zijn geweest, indien «le verschijning van zulk een belangrijk boek op zulk een klip ware gestuit. Het 2de deel zal o. a. bevatten een en ander over wetenschap, letterkunde, spelen en ver maken en een hoofdstuk over den godsdienst der Atjehers, terwijl als bijlagen reproducties van photografieën zullen worden gegeven. In zijn Vrijdagpraatje in het Bat. Hbld. schrijft Mokumer over genoemd werk o. a: Het boek »De Atjehers" van dr. Snouck Hurgronje op den index prohibitorumIk moet mijzelven eens knijpen om me te over tuigen, dat ik waak. niet droomMaar vor men wij dan nog een natie; leven wij in een kolonialen Staat, den tweeden der wereld? Of moeten wij ons voorstellen, dat «Ut alles maar idéé is, en wij deel uitmaken van een hofje, hoogstens van een kleine plattelands gemeente Hoor eens, ik kan het niet gelooveri. Ik wil wel aannemen, dat er over trouwe onder linge «opkammers" in het Indisch Genoot schap onaangename dingen in dat boek staan, maar het is e^n wetenschappelijk werk, het resultaat van studie en waarneming. Studie en waarneming maken iemand tot een leider in zijn vak, en maken het hein tevens onmo gelijk te varen in het schuitje der rhetorische misleiders. Neen, ik geloof het niet van Minister Van Dedem; het zou ook onverantwoordelijk zijn tegenover de natie. W. F. A. GROENHUIZEN, Havik, hoek Lavendelstraat. HORLOGE- en INSTRUMENTMAKER. „Dat is wel waar in het algemeen," zeide hij, „maar in dit geval niet. Ik ben hier het laatst gezien in een kostuum, dat in deze streken niet algemeen is. Een grof jachtkostuum, korte jas, korte broek en ruwe wollen kousen zoodat een alledaagach kostuum alles is wat ik noodig heb." Hier was niet op te zeggen on zonder meer werd de verwisseling in het duister tot stand gebracht. Het scheen, dat myn onzichtbare vriend dit voordeel boven mij had, dat hij kon zien, want terwijl ik alleen kon voelen en hooren, waren zijn handen steeds in de weer, waar dat noodig was. Toen ik hem deze opmerking maakte, zeide hij, dat hij zoolang in de duisternis was geweest, dat zijn oogen er zich aan gewend hadden. Ik heb nog nooit zoo iets grofs gevoeld als toen ik zijn kousen aantrok. Ook zijn schoenen waren van het ruwste fabrikaat: zc waren mij veel te groot, hetgeen wellicht hun vreeselijke zwaarte verklaarde. Ik was een erge dandy en altijd erg er op gesteld om naar de laatste mode gekleed Je gaan. Ongetwijfeld maakte dit, dat ik erg moeilijk was, maar de stof, waarvan zijn kleederen gemaakt waren, was toch wel het ruwste van dien aard, dat ik ooit in handen had gehad. Ik trok ze intusschev.aan zonder iets te zeggen, maar toen mijn toilet gereed was, kon ik geen zak vinden. „Neen," zei mijn raadselachtige vriend, terwijl hij wederom een drogen lach uitstiet, „dat pak was ook niet voor gemak, maar voor gebruik Want het natuurlijk gevolg er van zou wezen, dat te avon«I of morgen dr. Snouck een buitenlandsch professoraat, aannam, te Cambridge of zoo. Dan zou men, als zoo medigmaal te voren, in het buitenland mogen profiteeren van de kunde van een door ach terbuurt-politiek uit Nederland verdreven geleerde. De natie, die meer behoefte heeft aaneen zoo'n man dan aan een dozijn zijner onbe duidende tegenstanders om geen ander woord te noemen kan dan het enkele voorrecht hebben, dat bij zijn eventueel overlijden de Hollandsche couranten er op bluffen, «lat hij een «Nederlander" was. Dieu ilas Dieux, daar kan ik mij zoo boos om maken! Maar ik geloof' het nog niet van Minister Van Dedemik houd het nog altijd slechts voor 'n praatje. Zóo laat een man als hij zich niet beet nemen door een kliek van onbeduidendheden. Men schrijft uit Roermond: Er loopeu hier onrustbarende geruchten over de afwezigheiil sedert 24 Mei van den 7(5 jarigen beer Sehreuers, wethouder, lid der Provinciale Staten en medebestuurder in tal van vereenigingen en was een man van grooten invloed. Men weet niet, waar hij zich bevindt en bij laat zaken achter, die ter geldelijke regeling dringend zijn terug komst vorderen, daar hij de spaarpenningen van velen on«ler zijn berusting, enveledag- loonen uit te betalen heeft. Nog onlangs gaf hij een grooten maaltijd, waaraan alle geestelijke en burgerlijke auto riteiten genoodigd waren, bij gelegenheid vari het eerste officieele bezoek vanihr. Ruys van Beerenbroek, Commissaris in Limburg. De familie schijnt zich echter niet onge- rust te maken en stelt geen onderzoek in. Daarom veronderstelt men, dat hij zich be vindt in het missiehuis te Steyl, bij Venloo, waar men hem meent gezien te hebben. Op verzoek der familie is een notaris als bewindvoerder in zijn boedel aangesteld. Volgens gerucht zou het passief drie ton bedragen, tegen een zeer klein actief'. In een correspondentie uitZuid-Afrika aan de Indische Mercuur leest men Het departement van onderwijs in den Transvaal heeft een besluit genomen, dat voor den Nederlandschen onderwijzei-sstand van groot belang is. Om namelijk aan Afrikaner wenschen te gemoet te komen, zal het den Volksraad voorstellen, de bepaling te maken gemaakt." Uit zijn toon en manier van spreken, had ik heni voor een welopgevoed man gehouden, en toen hij verklaard had, dat hij geen geld ver langde, dacht ik natuurlijk, dat hij daar geen gebrek aan had; maar zijn kleeren deden mij daar anders over denken en ik besloot, dat ik hem mijn horloge zou geven het voorwerp van de meeste waarde, dat ik bij mij had. Er waren geen bijzondere herinneringen voor mij aan verbonden en voor een paar pond sterling kon ik mij een ander koopen. Hy scheen erg in zijn schik te wezen met dit geschenk en ook toen ik hem aanbood om het geld, dat ik bij mij had, tusschen ons beiden te verdeelen. Het was geen groote som, maar ik kon voor mijn helft best naar huis Komen, dat wist ik. Hij scheen overal raad op te weten, want toen ik zei niet te weten waar ik mijn geld moest be- waren in dit kostuum zonder zakken, spreidde hij mijn zakdoek over den grond uit, deed daar mijn geld en de andere kleine voorwerpen uit mijn zak in, knoopte hem toen stevig dicht en stopte hem in de borst van mijn buis. Toen greep hij mijn hand om mij vaarwel te zeggen. Ik sloeg voor om gezamenlijk te gaan, maar daar wilde hij niets van hooren. „Neen," zeide hij met zijn grimmigen lach, „hoe eerder ik en «lat pak kleeren van elkander scheiden des te beter." Wij wenschten dus elkander goede reis en gingen iecler een anderen kant uit. hij keerde terug en ik ging verder den tunnel in. {Slot volgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1