Maandag 31
Dec. 1894.
I
No. 4419,
VREDE.
Binnenland.
Uitgave
Firma A. H. VAN CLEEFF
i Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderriagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per 3 maanden ƒ1, Franco
per post 1.15. Abonnement alleen op bet Zondagsblad voor Amersfoort 40 et., voor binnenland 60 ct. per
3 maanden. Advertentiën 16 regels 60 ct.elke regel meer 10 ct. Groote lettere naar plaatsruimte. Legale-,
oöicieële- en onteigeningsadvert. per regel 16 ct. Reclamet per regel 26 ct. Afzonderlijke nummers 10 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Zondagsblad, per regel5 cent
Bij advertentiën van buiten do stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau MUURHÜIZEN
boek Kortegracht, Wijk B. 60
Telephooniiuuimor 19.
Dat er ellende wordt geleden ten ge
volge van rampen die door de wijsheid
en macht der menschen niet te voor
komen zijn, is een onomstootbare waar
heid, en dat in zulk een geval op ieder
die daartoe in staat is, de zedelijke ver
plichting rust om naar vermogen te hel
pen, zal ieder weldenkende toestemmen.
Zeer te bejammeren is het, dat, door die
plicht met onverstandige naastenliefde te
vervullen, sedert eeuwen bedelarij, luiheid
en dronkenschap in de hand cijn gewerkt.
Menigeen die goedgeefs is voor de armen,
weet niet dat de bedelarij voor deze en
gene een aangename en voordelige
broodwinning isdat er onder de hand
werkslieden zijn die, als zij gedaan krijgen,
niet naar 'ets anders uitzien om wat
mee te verdienen, maar zich aanstonds
onder de werkloozen scharen Zulke
ambachtslui achten het beueden hun fat
soen iets te verdienen met aardappelen-
rooien, in de steenkool te werken of iets
dergeliks, wat in geval van nood
plichtmatig en eervol ismaar zij achten
zich niet te hoog om van aalmoezen te
leven.
Wie onderzoeken wil, kan- spoedig ge
noeg gezinnen vinden, die liever bestaan
van bedeleu dan van werken. Onlangs
vroeg- iemand aan een bedelares, hoeveel
ze gemiddeld per week ophaalde. „Vier gul
den" was het antwoord. Welnu" sprak
de vrager, „die soni kan je iedere week
bjj mij komen halen, maar dan moetje
niet meer uit bedelen gaan". De bedelares
bedankte vriendelik voor het aanbod,
want dan zou ze „niets te doen" hebben.
Dat feit is met verscheidene van de
zelfde aard te vermeerderen, en een nog
veel groter aantal feiten is te leveren
van personen, die een aanbod van be
hoorlik te betalen werk van de hand
sloegen om liever te gaan bedelen.
Een aanzienlik aantal personen hebben
zulk een afkeer gekregen van geregel
de, aan vaste uren gebonden arbeid,
dat ze bedelend slenteren langs de weg,
waarbij nog eens iets valt te kijken
en te praten, heel wat prettiger en
Feuilleton.
„Daar bedank ik hartelijk voor," bromde de heer
Breeman, en deed een nijdigen trek aan zijn lange
goudsche pijp. Of hij boos was. omdat alles hem
tegenliep, dan wel of alles hem tegenliep, omdat
hij boos was, dat wist hij zelf niet; maar boos
was hij en tegenlocpen, deed hem alles dien dag
's Morgens had zijn kachel niet willen branden
daarna had zijn hospita de trekpot gebroken;
later op den dag, toen hij uitgegaan was, had
By hij vergeten zich behoorlijk tegen de sneeuw te
19$ wapenen en was met druipnatte voeten thuis
UI gekomen, ofschoon zijn dokter hem nog geen
week geleden had gewaarschuwd, dat hij zich
door een dergelijke onvoorzichtigheid stellig
weder een aanval van podagra zou berokkenen. En
nu hij rustig op zijn kamer zit, vlak naast de
snorrende kachel, met den vilteu pantoffels aan,
is het waarlijk of hij nu en dan al een
kneep voelt, een voorbode van de gevreesde
kwaal. Een prettig vooruitzicht voorwaar! Daar
komt nog bij, dat zijn oppasser, zoo'n uilskuiken,
gisteren een verkeerde soort tabak heeft mede-
gebracht en hij dus ook bij zijn pijp den rechten
f troost niet kan vinden. Al deze kleinigheden bij
elkander hebben hem natuurlijk ontstemd en
hij is boos, erg boos.
Eigenlijk is hij dat al geworden gistermiddag,
na de ontvangst van een briefje, dat zijn schoon
zuster hem geschreven heeft. Verbeelje, wat deed
voordeliger vinden. Zich met hart en
ziel aan een vak te wijden om degelike
arbied te kunnen leveren, is voor menigeen
geen genoegen meer. Hun zedelik gevoel is
tot zulk een laag peil gezonken, dat ze
er niets in vindeu om bij personen die
zich wel door geregelde arbeid op vaste
uren laten binden, gaan bedelen en
graag aalmoezen van hen aannemen. De
luilakken zoeken bun vrijheid in niette
werken, niet te dienen, en zien niet in.
dat ieder die zijn huiselike, maatsehappe-
like en staatkundige plichten voor zich,
zijn gezin en de gemeenschap vervult,
vau de hoogste tot de laagste, de een
met geestelike, de ander met liohamelike
arbeid, werkt en dient.
En dat het zoover gekomen is, daar
van draagt de particuliere liefdadigheid
grootendeels de schuld. Die heeft de
bedelarij aangewakkerd, die heeft de
schaamte om te bedeleu, het eergevoel
om door eigen arbeid te bestaan, gedood.
Want menigeen heeft gegeven of geeft
voortdurend noch, zonder te onderzoeken,
zonder te weten of ziju milde gaveu goed
besteed worden. De een geeft aan een
vroegere trouwe dienstmeid die weduwe,
of wier man ziek, werkloos of dronkaard
is gewordende ander geeft aan een gezin
dat hij meent te kennen, omdat hij het
al jaren lang heeft ondersteund; een derde
geeft omdat hij getroffen is gewordeu door
een verhaal van verzonnen droevige
ellende; een vierde geeft omdat hij zich
verplicht acht de armen met iets van
zijn overvloed bij te staan. Eu al die
beoefenaars van weldadigheid geven of
laten door een dienstbode geven aan hun
eigen deur; dat is hun een genoegen.
Maar men moet geen aalmoezen geven
voor zijn pleizier Men moet het doen
omdat het een zedelike plicht is, en wie
dit inziet onderzoek!hoe hij op de dege-
likste manier de armen kan steunen.
Dat aalmoezen geven door ieder op zijn
eigen hand, heeft het bekende gevolg,
dat de een Ie veel en de ander weinig
of niets krijgtdat een onwaardige on
dersteund, en een arm maar braaf ge
zin in de steek gelaten wordt. Want,
een enkele uitzondering daargelaten, de
dat raensch hem nu ook te schrijven? Hij had
immers nadrukkelijk tegen zijn broeder gezegd
zij was er zelf bij geweest, dus zij had het
duidelijk genoeg begrepen hij had gezegd
„noch met u, noch met iemand der uwen ver
lang ik na zulk een beleediging iets meer te
maken te hebben; wij zijn elkander vreemd."
Toen was hij heengegaan, nu acht maanden ge
ledenhij was op zijn besluit niet teruggekomen
en waarom begon Ie vrouw er nu weer over?
Zij was nog wel gemoedelijk in haar briefje
„Ik zie dagelijks, dat mijn man onder de vervreem
ding met zijn broeder lijdt", had zijgeschreven;
en wat verder: „het .s morgen oudejaarsavond,
wilt ge het lieflijke feest niet met eeu verzoening
vieren
„Laat ze tot haar man spreken!" had de heer
Breeman gebromd, toen hij die woorden las,
maar toen hij het briefje in duizend snippers
gescheurd en in do kachel geworpen had, kon
hij den inhoud toen maar niet vergeten, en dit
was eigenlijk de reden, waarom hij zoo uit zijn
humeur was.
„Gaat u niet meer uit van avond, mijnheer?"
vroeg zijn hospita, toen zij straks het theewater
bracht en zijn laarzen reeds bij de deur zag staan.
„Ben je mal?" had hij gevraagd, "met dit
weer? Hooi je niet hoe het stormt en sneeuwt?''
„Nu ja. maar ik dacht zoo, met oudejaarsavond"
had zij gemeend.
„Wat kun ik hier niet even goed blijven alsof het
een andere dag is?" Ilij was alweer kwaad ge
worden wat ging net zijn hospita aan of hij wilde
uitgaan of thuis blijven Toen had hij een boek
genomenboeken zijn toch naar de beste vrien
den. die een mensch hebben kan, zij veranderen
niet, zij zijn niet veel-eischendmen neemt ze
bedelaar die bij u aanklopt verzekert bij
hoog en laag, dat hjj van anderen niets
of veel te weinig heeft gekregen. Onver
standig medelijden verwekt bij arnoede
de leugen. Voorbeelden te over zijn bij
te brengen van armen die jaren lang van
een aantal welgestelden onderstand geno
ten, zonder dat die welgestelden van elkaar
wisten dat zij alle een zelfde gezin steun
den en het daardoor meer dan nodig
was gaven. Dat in zulk een gezin de
werklust verloren gaat, springt in 't oog,
en dat de kinderen daardoor tot bede
laars opgroeien evenzeer. Het aantal
menschen die arbe:den als zij niet moeten,
is niet zeer groot. Moeten is ook wat.
Wie aalmoezen geeft aan een dronk
aard, en menigeen doet dat zonder het
te weten, bevordert de dronkenschap, en
zoo ook worden luiaards en bedelaars ge
kweekt door te goedhartige menschen. Ar-
meuzorg is een der moeilikste vraagstuk
ken van onze tijd. Het is niet genoeg
te geven, men moet vooraf deuqdelik
onderzoeken of de gaven goed besteed zijn,
en dat is voor de particuliere weldadig
heid meestal onraogelik.
't Is even jammer als waar, dat menig
een niet gaarne met de gewoonte breekt
om deze of gene arme iedere week met
geld, spijs- ot turfkaartjes te ondersteunen.
Toch dieut dat liefhebberen in wel-
dadigheid op eigen gelegenheid op te
houden, zal met goed gevolg de strjjd
kunnen worden gevoerd tegen dronken
schap, luiheid en bedelarij. Niet alleen
met een goed hart, ook met verstand
moet gegeven worden, en daartoe is alge
mene samenwerking een vereiste.
Niet ieder heeft tijd en takt, om van
lust niet te spreken, tot het bezoeken van
behoeftige gezinnen ten eiude de armoede
te bestuderen, in aard en oorzaken te
leren kennen, noodlijdenden te overtuigen
dat meer gegoeden belangstellen in hun
lot en willen helpen, waar hulp verdiend
is. De dronkaard heeft geen broodgebrek,
want hij kan voor 'tgeld dat hij in de
kroeg brengt eten koopen. Menigeen die
tot de gegoede stand gerekend wordt
moet zich, omdat zijn middelen het niet
toelaten, ook van heel wat onthouden,
dat hjj gaarne zou genieten, maar leeft en
werkt daarom toch opgeruimd en tevreden.
Dwaasheid is het, dat iemand die hard
werkt om in zijn onderhoud te voorzien,
iets van zijn inkomen afzondert voor lui
aards; maar de ongelukkige medemens
die hulp verdient bij te staan, is zjjn
plicht.
Het is niet wel mogelik voor bizon-
dere personen geheel alleen die plicht -
naar behooren te vervullen. Daarom"
doen zjj verstandig en liefderijk, het
geven van aalmoezen op eigen gelegen
heid na te laten, en waar daartoe de ge-
legen beid bestaat zich aan te sluiten bjj
andere, die de armen geregeld bezoeken
en daardoor allengs op de hoogte komen
van hun behoeften.
Alleen door zulk een aaneensluiting en
samenwerking waardoor alle behoeftigen
in hun omstandigheden bekend, en alle
liefdegaven behoorlik besteed wordea, is
het mogelik middelen te beramen en uit
te voereu om '/uiheid, bedelarjj en dron
kenschap, en daardoor armoede te be
strijden.
L.
De verschillende hoofdstukken der Staats-
begrootiog voor 1895 ziju, na de daarin door
de Tweede Kamer gebrachte wijzigingen, vast
gesteld als volgt:
I. Huis der Koningin f 821 000.00
II. Hooge Colleges 667 860.00
III. Dep. van Buitenl. Zaken 805 380.00-
IV. Dep. van Justitie 5287 062.00
V. Dep. van Binuenl. Zaken 13 446889.73*
VI. Dep. van Marine 15412 305.24
VII A. Nationale Schuld 35 188 309.84
VII B. Financiën 19158 535.28*
VIII. Oorlog 21 402 187.00
IX. Waterstaat 22 125 728.76*
X. Koloniën 1 377 022.28*
XI. Onvoorziene uitgaven 50 000.00
Totaal f135 742 280.15
De raming bij de indiening bedroeg
f136 393 618.36s. Zij werden gedurende de
schriftelijke gedachten wisseling door de Re-
geering verminderd met f669 769.21* en ver
hoogd met f394 731.00. Blijft dus vermin
derd met f275028.215 Alzoo was zij bij
W. F A. GROENHUIZEN,
Havik, hoek Lavendelstraal.
HORLOGE- en INSTRUMENTMAKER.
ter hand en legt ze weer weg, naar verkiezing.
Nu, een kwartier lang ias hij onafgebroken
voort. Daar deed het slaan van een klos hem
opzienindien hij nu zoo dwaas was geweest
om aan het verlangen van zijn schoonzuster te
voldoen, zou het nu tijd zijn geworden er op
uit te gaan haar plannetje was wel aardig over
legd haar man moest nog even de stad uit,
maar met den trein van achten zou bij thuis
komen, het zou zijn feestvreugde zoo verhoogen,
als hij zijn broeder dan weder, als vroeger, vond
in den huiselijkcn kring, die hem opwachtte.
Heel aardig overlegd, waarlijk; maar waarom is
hij dan niet de minste en komt zelf hier? 'tls
ook nog al een pretje in dat groote gezin, waar
de kinderen zooveel praats hebben. Ik bedank
er voor, en hij greep weer naar zijn boek. Wat
een loven op straathoor de menschen eens
roepen en schreeuwen, en wat waait hetGe-
lukKig. wie rustig in huis kan blijven onder het
genot van een boek en een kopje thee en„wat,
I heeft de juffrouw nu weer vergeten suiker in de
j pot tc doen?" Klingeling gaat de bel, die bij
j hern staat; vijf minuten wachten zonder dat
j iemand verschijnt. Breeman belt onnieuw, wat
harder, nog geen antwoord. Klingeling, geling,
geling, ling, ling, ling! luidt h;j voor de derde
J maal nijdig. Daar komt de juffrouw eindelijk
I boven „Neem me niet kwalijk, mijnheer, ik.
I „Krijg ik geen suiker?" vraagt hij woedend,
j „Ik zal u dadelijk helpen, mijnheer, maar och
ik ben zoo geschrikt."
I „Zoo
„Er is een ongeluk gebeurd, weet u,"
„Wat?"
„Zij zeggen dat de trein, die om acht uur
moest aankomen
„Vertel dan op."
„Zij zeggen, aat die trein een kwartier van
hier tegen een goederentrein is opgereden, en...."
„Mensch, wie zegt dal?" Breeman is opge
sprongen en heeft de juffrouw bij een arm gegrepen.
„Och God, mijnheer, ja. u schrikt er ook van?
Het rechte weet ik niet, maar hoort u wel wat
een geloop er op straat is, dat gaat alles naar
het station om er iets naders van te hooren.
Wie weet, wie er weer ongelukkig wordt van
avond mijnheer!"
„Waar zijn mijn laarzen
„Beneden, ik nam ze daar straks mede, ik
dacht...-"
„Breng ze hier dadelijk."
„Wil u nog uitguan, mijnheer? Weet u wel,
dat het zoo hard sueeuwt, en...."
„Mijn laarzen zeg ik, gauw."
De juffrouw loopt naar beneden. Als zij terug
komt, heeft Breeman zijn overjas reeds aan, den 1
hoed op het hoofd en staat op zijn kousen te
trappelen van ongeduld. Zonder parupluie, den
hoed diep in de oogen gedrukt, waadt hij doo-
de sneeuw en staat hij weinige minuten later
aar, het station. Een dichte menschenmeniglii
verdringt zich daar op het perron en vangt met,
angstige gretigheid al de ve. warde berichten op,
die beambten van allerlei rang kunnen of willen
geven. Het is een geschreeuw en gegil, een
gedrang en geduw, waartusschen Breeman bleek
en zwijgend heen en weer loopt, om te weten te
komen wat er eigenlijk gebeurd is.
Wordt wrvolud.')