Donderdag 7
November 1895.
No. 4508,
45e Jaargang
Mopperen.
De Waarzegger.
Binnenland.
Dit gave
Fi r in a A. ET, VAN CLEEPP
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Dondnrdagnamiddag met gratis Zondagsblad, Abonnement per 3 maanden ƒ1.Franco
per po.-t ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 et voor het binnenland 50 ct. nor
3 maanden. Advertentiën 16 regels 60 ct.; elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 ct. Reclames per regel 25 ct. Afzonderlijke nummers J0 cent.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Zondagsblad, per regel5 cent.
i van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT 56
Telephoon 19.
Men kent de Oostersche vertelling van
„liet hemd van den gelukkige". De die
naren van den zieken Koning, die alleen
door het aantrekken van genoemd klee-
dingstuk Icon genezen worden, had
den eindelijk, na tal van teleurstellingen
een mau gevonden, die zich zonder eenig
voorbehoud gelukkig verklaardetoen zij
hem nu verzochten, zijn hemd te willen
afstaan, bleek echter, dat .hij er geen
bezat, in onze dagen ware een soortgelijk
verhaal te maken van „de haarlok van
een tevreden mensch" óok een on
vindbare kostbaarheid.
Inderdaad, klagen schijnt het universeel
consigne. Richt de ooren waarheen gij
wilt, overal klinkt u het koor der klaag
zangen toe. Lieden in elk beroep betoogen,
dat hun loon te laag, hun werktijd te lang
is, en dringen aan op een wettelijke rege
ling, die van het eerste natuurlijk het mini
mum van den laatste even natuurlijk het
maximum vaststelt. De patroons klagen,
dat er niet meer te verdienen valtde
bestellingen worden tot het noodzakelijk
ste beperkt, bij openbare aanbestedingen
haalt de concurrentie al'het vet van den
ketel, terwijl het personeel steeds hooger
eischen stelt, steeds minder wil uitvoeren.
De neringdoende klasse heett het, volgens
haar zeggen, vreeselijk hard te verant
woorden de eene winkelier zet al met
geringer winst om dan de andere, om
ten minste nog iets te doen te hebben
weldra zal men louter voor tijdpasseering
étaleeren en achter de toonbank staau
met wat er nog verdiend zou kunnen
worden, gaan de coöperatieve vereeuigiu-
gen strijken. De groothandelaar betoogt,
dat de zaken, zoo zij al niet volkomen
stilstaan, den slakkengang gaande ne
gotie is traag, lusteloosde afnemers
schitteren door afwezigheid, de goederen
komen in de magazijnen en blijven er
in,, en van de uitdrukking „willige prij
zen" is men bijna de beteekenis vergeten.
Ambtenaren van elke categorie klagen
over t.e lage salarissen en gemis aan uit
zicht op promotiewend u tot posterij,
tot telegrafie, tot de verschillende takken
van liet Rijksbestuur, 't is overal het-
Feuilleton.
T 2).
Naar hét Duitsch.
zelfde. Niet beter gaat het bij leger en
marine de officieren kunnen onmogelijk
rondkomenmet de promotie is het om
te huilenmen verkeert tot zijn ouden
dag in subalterne rangen, en dan is het
maar om een kleintje te doen of men
ontvangt een wenk, dat op een eventueele
pensioenaanvraag een allergunstigste be
schikking verwacht kan worden.'
Kantoorbedienden in verschillende ran
gen weten geen raad om aan den kost
te komen. De onderwijzers zijn er niet
minder slecht aan toevoor de diensten,
die zij aan de maatschappij bewijzen,
worden zij afgescheept met een hongerloon,
en naar de verschillende voorstellen, door
hen gedaan tot verbetering hunner „po
sitie" wordt nauwelijks geluisterd. Gaan
we met een stouten sprong over tot de
voorheen zoo benijdenswaardige klasse
der renteniers en andere aangeslagenen
in de Vermogensbelasting, ook daar weer- j
klinken dezelfde toouenhet kapitaal
moet zich met steeds lagere reuten behel-
pen industriëele ondernemingen kun-
non het niet gebruiken, of gaau te niet
als zij het beet hebben, de Staten aan
welke men zijn zuur verdiende of wettig
geërfde bankbilletien toevertrouwde, out-
trekken zich aan hun verplichtingen door
rente-reductie, conversie, straks mischien j
door Staatsbankroet't is als leefde men
iii de dagen van tièrceering, Napoleon's
uitvinding op financieel gebied. Huisei
genaren jammeren, dat huu huurders wel
luid roepen om reparatie, maar kramp i
in de beenen schijnen te hebben als zij J
moeten komen betalen.
Ten plattelande ziet het er niet vroo- j
Ijjker uithet leven des gerusten laud-
mans rolt niet zoo genoeglijk meer als
in de dageu vau Poot. Arbeiders hebben
geen werk, pachters weten niet hoe zij
op den vervaldag nog staande zullen
blijven, omdat zij huu producten tegen
bespottelijk lage prijzen van de hand doen
- landeigenaars klagen, dat zij geen
pachten kunnen bedingen, die zelfs een be
scheiden rente over de kapitaals waarde
van hun bezittingen waarborgen. Deschip
pers hebben geen vrachten, de visschers
geen vangsten goede hemel 't is een
wereld, een maatschappij om er uit te
loopen
In bet kleine, halfduistere kantoortje was een
donker hoekje, waarin eon oude leunstoel stond. In
dezen leunstoel zat lüevrouw Sabon, als ze audiëntie
verleende. Hier kwamen dagelijks de officieren, de
jonge ambtenaren en ook de galante grondbezitters
uit den omtrek by haar, om haar complimentjes te
maken, die zij gaarne, maar altijd met een sceptisch
glimlachje, aanhoorde. En als.cr bij toeval niemand
anders was, dan maakten haar twee bedienden, elk
op zijn eigen manier, haar hot hot
Bensef. ceu jonge man, met een edel welgevormd
gelaat, Hink gebouwd en tamelijk belezen, wist altijd
van die lieve, vleiende woordjes te vinden, waar
mede een man zoo gemakkelijk een plaatsjo in 't
hart eener vrouw kan veroveren. Bovendien gaf
hij zyn liefde voor zijn schooue meesteres ook hier
door te kennen, dat hij eiken dag een andere das
omdeed en in do boeken, welke hij haar ter leen
gaf, enkele plaatsen met rood krijt aanteokende, of
soms kantteekeningen maakte.
De andere heette Perl Goldffsch. Zijn naam was
nog lang niet het ergste. Ook over datgene wat de
natuur hem onthouden laul, zou hij zich nog wel
hebben kunnen hcunzcltun, maar de natuur was
juist overdadig kwistig geweest, waar spaarzaamheid,
eigenlijk veel gcwenschter zou geweest zijn. Ze had
hem een neus geschonken, die zonder twijfel de
krachtige uitdrukking van een bijzonder groot ver
stand was, maar tegelijkertijd een eigenaardige af
wisseling van kleuren vertoonde, want nu eens was
hy rood als de ondergaande zon, dan weer liohtvio-
De aanblik der gezamenlijke in zak eu
asch zittende menschheid, die af en toe
haar overstelpt gemoed lucht geeft in
vergaderingen en in de pers', die ver
een igiugen vormt om elkander met de
schildering der algetneene ellende een hart
onder den riem te steken, zou ons geheel
en al van de wijs brengen; zoo er ook niet
enkele lichtpuntjes waren, die ons doen
hopen, dat de levenslust niet onherroepe
lijk ten gronde is gegaan. Van vermaken
is het Nederlandsche volk gelukkig nog
niet totaal af keerig geworden. Dat is weer
gebleken uit de tentoonstelling te Am
sterdam, waar een goede millioen slacht
offers der hedendaagsche ellendige toe
standen het bewijs hebben geleverd hoe
groot de malaise is. Welk een zegen, dat
er zooveel weldoeners geweest zijn, die
zich beijverden de klagende gemeente
zooveel afleiding te bezorgen
Het vermoeden is reeds meermalen uit
gesproken, dat het klagen eu jammeren
een soort mode-artikel is geworden. Is
dit juist, dan mogen wij het een aller-
wege gevolgde mode noemen, leelijker
nog dan die der crinolines, tournures,
sleepjaponnen en ballon-mouwen.
Men zal toch niet zoo dom zijn om te
gelooven, dat al dat klagen iets helpen
zal Men maakt er zichzelven en auderen
slechts wrevelig mee, en de geest van
ontevredenheid, die als een zwarte sluier
over allen heentrekt, verhindert ons uit
te zien naar werkelijke middelen tot her
stel van wat verbeterd kan worden.
We moesten te trotsch zijn om steeds
jeremiades aan te heffen. Kunnen we ons
niet alles verschaffen, wat we gaarne
zouden hebben, laat ons dan althans lee-
ren ons daarvan te spenen, en we zullen
de ervaring opdoen, dat het gemis ons
weinig deert. Beperking van behoeften
is minder moeilijk dan het zich aanvan
kelijk laat aanzien het vereischt slechts
zekere geoefendheid, 't Is een „training"
welke ons weerstandsvermogen versterkt.
Een heel oud voorschrift zegt, dat we
minder moeten kijken naar degenen die
't beter, doch meer de oogeu moeten rich
ten op hen, die het minder goed hebben
dan wij. En al trekt nu het tegenwoordig
geslacht een scheef gezicht tegen de wijs-
let eu soms blauw als de Middellaudsche Zee. Gold- j
fisrli zou aan dien neus reeds meer dan genoeg ge-
lmd hebben, maar neen moeder natuur luid hem
in haar gulle bui nog twee ooren geschonken, welke
alleen reeds in slaat geweest zouden zijn, om
aan oen satiriek dichter stof voor duizend epigram- I
men te leveren. Lange ooren zijn we! is waar geen j
zeldzaamheid en hel zijn lang niet altijd de domste
mensohen, welke daarmede bedeeld zijn, maar de
ooren van den armen Goldlisch waren eeii zeldzaam
natuurverschynsel.
Ze waren bijna even breed als laug, zoo doorzich
tig als een met olie doortrokken papier, en stonden
wijd van zijn hoofd uf. Als aaDgenairie toegift tot
dien neus eu die ooren had Goldfisch nog twee
groote handen, en twee groote voeten gekregen.
En toch was Perl in 't geheel niet leelijk hij
had bijzonder mooie blauwe oogen. die een inne
mende uitdrukking vau verstaud eu goedheid ver
toonden, en een mond met twee rijen parelwitte
tanden.
Perl Goldfisch had vroeger gestudeerd.
Later gaf hij de studie op en- kwam ten slotte, als
bediende in het huis Adolf Sabon terecht, en hier
overkwam hom een ongeluk, dat nog veel erger
was dan zijn neus en ooren; hij werd smoorlijk
verliefd op de weduwe Sabon. Zijn liefde uitte zich
als een iunige vereeriug, een blinde aanbidding.
Mevrouw Sabon was'voor hem niet wat ze voor
andere mannen was: een mooie vrouw neen,-in
zijn oogeu was ze het ideaal van vrouwelijke vol
maaktheid. Alles wus even mooi aan haar alles
wilt ze deed was even' lief hij vond zelfs haar
geeuwen verrukkelijk en bewonderde haar ook dan,
wanneer ze haar rozeroode nageltjes schoonmaakte.
Hij bewonderde haar echter .altijd uit de verte.
Slechts als zjj hel niet merkte, waagde hij hot, haar
aan te ziou daar zij evenwel bijna nooit op hem
letto, zag hij haar bijna den gohcelen dag aan met
evenveel opmerkzaamheid als oen schilder den per
heid der vaderen och, die ondje3 had
den het zoo dikwijls bij het rechte eind
We moeten leeren naar omlaag te zien.
Het zal ons wat meer doen waardeeren,
wat ons is geschonken, en ons aansporen
om de helpende hand uit te9tekenwaar
de klachten heel wat meer grond hebben
dan de onze Zeker, het algemeen maat
schappelijk peil inoet verhoogd worden,
dat- is het ideaal der sociale samenwer
king maar dat krijgen we niet ge-
daan door alleen aan onze eigen haren
te trekken, met een uitdrukking van
wanhoop op het gelaat. Trekken moeten
we, maar aan de handen onzer broede
ren in de dieptedat is een meer loo-
nende arbeid. Door op te richten wie
gebukt gaat onder den druk, verheffen
w ij ons zeiven, zedelijk en stoffelijk.
Maar laat ons dat ook doen door hun
een opgewekt, moedig gelaat te tooneh.
De ontevredenheids-bacterie aankwee-
ken, is een treurig werk, dat de indivi
duen ziek maakt eu de maatschappelijke
kracht verlamt.
soon aanziet, wiens portret hij maken moet. Als
hij zijn aangebedene een voetkussen geven mocht,
ot haar helpen mocht by het aantrekken van haar
bouten mantel, wits hij'buiten zichzelf van verruk
king; hij struikelde dan over zijn eigen voeten en
gooide alles om, wat hom in den weg kwam. Wat was
natuurlijker dan dat Perl Goldfisch het mikpunt
van ieders spotternijen was Inzonderheid liet de
knai pe; belezen Bensef zyn kleingeestigheid aan
hem luchten en wist dan zulke pnsseude citateu
vau alle mogelijke dichters te pus te brengen, dat
movrouw Sabon niet kon nalaten, hartelijk te lachen.
Het gelaat van den armen Perl Goldfisch werd dan
groen, soms ook wel geel, en door het afwisselend
kleurenspel in zijn gezicht en neus.had hij den
bijnaam, „kameleon" gekregen, dien Bensef bedacht
had en die in don mond van den ruwen loopknecht
Een telegram van 4 November uit Batavia
aan bel Handelsblad luidt
«Generaal Vetter heeft aan den majoor van
len Generalen stal' Breïjer de ol'licieele op-
Iracht gegeven, een onderzoek in te stellen
naar den toestand op Atjeb en met generaal
DeijkerholT, Gouverneur van Atjeh, de door
dezen voorgestelde maatregelen te bespreken."
Eenigszins anders luidt een telegram van
dezelfde dagteekening aan het Nieuws van
den Dag
«Generaal Vetter en majoor Breijer hebben
opdracht ontvangen otn met generaal Deijker-
lioff te confereeren."
Laatstgenoemd blad teekent daarbij aan
Hiermede wordt dus althans voor een deel
de voorstelling bevestigd, dat de nieuwe leger
commandant zich ernsiig met Atjeh gaat bezig-
honden. Er volgt intusscben volstrekt niet uit,
dat generaal Vetter een nieuwen weg zal
inslaan. Wij herinneren hierbij aan de woor
den, voorkomende in de Java-Bode van 3
October
«Net is niet waarschijnlijk, dat de Gouver
neur-Generaal, hoeveel vertrouwen hij na de
Lombok-expeditie ook in het beleid van den
nieuwen leger commandant moge stellen, zich
door dezen tot andere inzichten zal laten
huiselijk weg „kameel'
Perl Goldfisch werd geel, als Bensef zyn meesteres
i allerlei complimentjes zeide, die ze met de meeste
welwillendheid aannam; als een luitenant haar mouw
i een weinig opschoof, om haar blanken arm te kussen
of een geleerde advocaat met haar over de bestem
ming der vrouw sprak,
j En toen liy eens op een dag weer geel geworden
i was, omdat Bensef hot gewaagd had, voor de weduwe
Sabon neer te knielen om den modder van haar
schoentjes af te borstelen, en zij daarbij onwillekeurig
I oij zijn 9choudcr geleund had, kwam het eindelijk
tot een uitbarsting en had er oen twist, plaats tus-
j schen don mooien Bensef en den onnoozelen Goldfisch.
Mevrouw Sabon verzocht Bensef, of deze een krul-
leiLstok voor haar wilde koopen.
i „U hebt geen krullcnstok noodig," zeide de altyd
1 grappige Bensef, „u kunt uw krullen wel óm den
i neus vau Perl Goldfisch draaien."
I De jonge weduwe lachte, maar Perl Goldfisch
I lachte niet; hij glimlachte' niet eens.
„Bensef," sprak hij, „ik heb nu genoeg van je
(lauwe aardigheden."
„Dan moet jij er maar geen aanleiding toe geven,"
luidde het antwoord,
„Als jo nog een keer grappig durft wezen te mijnen
koste, zal ik je een Ilink pak sliuig geven," heruam
Perl Goldfisch.
Bensef, die doodclijk bnng was voor zijn dierbaar
leven, zweeg en mevrouw Salon verliet het kantoortje
misschien schaamde zij zich over haar aanbidders.
„Je moest liever heel beleeftl legen me zijn, Gold
fisch," begon Bensef weer na een korte poos. van
stilte, „want het zal zoo heel lang niet meerdüren,
of ik ben je patroon."
Nu werd Goldfisch vuurrood.
„Ik wil jou nooit tot patroon hebben," zeide hij
eindelijk, „reken daar. maar op." En nog dionzelf-
deu avond zeide hij de weduwe Salon den dienst op.
„Waarom wil je bij me vandaan f" vroeg de jonge
weduwe, pijnlijk getroffen, „wil je misschien mger
salaris heubeu
„Ik zou u met alle liefde belangloos willen dienen,'
mevrouw," antwoordde Goldfisch, terwijl zijn oogen
de arabesken van het tapijt schenen te bestudeeren,
„maar hem uiet voor duizend gulden per maand."
„Wien niet?"
„Bensef." t
„Ik begrijp je-niet."
„Hij heeft mij gezegd, dat hij mijn patroon zou
worden,"
„Wat kan jou dat schelen riep mevrouw Salon
spotachtig uit.
„Wat mij dat schelen kan?" herhaalde Perl Gold
fisch. „.Voor mijzelf zeker niet veel, maar over u
maak ik mij bezorgd en geen meuscli. kan me be
velen om oen luchtig hart te hebbeu, als ik zien
noot nu, dat komt er minder oJ> aan, wat ik
Hij wilde heengaan on liep met zoo'n vaart te-
zen de bloementafel aan, dat do bloempotten rin
keldon.
Wordt vervolgd