Donderdag 6
Mo. 4586,
45e Jaargang.
OP REIS.
Amersfortiana.
Een noodlottig geheim.
èiersfoortsche courant.
Ditgave
Firma A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagnumnddag met gratis Zondagsblad. Abo/memeut per 3 maanden 1.Franco
per post ƒ1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort Al et., voor het binnenland 50 et. pet
.'5 maanden. Advertentie» 1C regels '50 et.: elke regel meer 10 ct. in/ote letters naar plnateruiinte. Legale-,
otticieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 et. Reclames per regel 115 et. Afzonderlijke nu miners 10 mil.
Dienstaanbiedingen en aanvragen, uitsluitend vcor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, in het
Zondagsblad, per regel5 cent.
Bij ndvertentiën van buiten de stad worden tie ineasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT 56
Telephoon 19.
Wij zijn gaarre bereid om, tegen
vergoeding van het porto, aan gea-
boDneerden. die voorkorten ot'langen
tijd op reis gaan. de Amorsloortsche
Courant en de bladen welke zij door
onze tusschenkomst ontvangen, na te
zenden.
Opgave van duidelijk adres is vol
doende.
Vrijwillige Oefeningen in den Wapenhandel.
Blijkens mededeeling van den heer 'ieneraal-
Majonr. Bevelhebber in de 2e Militaire Afdeeling.
te Utrecht, zullen in den aanstaanden WINTER
de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel op
denzelfden voet plaats hebben, als in den vorigen
winter het geval was, en eerst dan ter plaatse
een aanvang nemen wanneer in degemeente.de
militiepliehtigen zullen hebben geloot. In ver
band daarmede worden alle jongelingen die den
leeftijd van 17 jaren 'nebben bereikt, opgeroepen
om zich tot deelneming aan die oefeningen aan
te melden, dok zij dit* liet voornemen hebben
zich bij bet Reservekader te verbinden, kunnen
zich tot het deelnemen aan voormelde oefenin
gen aanmelden.
I)e inschrijving tot deelneming wordt vanaf
heden opengesteld. Belanghebbenden kunnen zich
daartoe op eiken werkdag van 's morgens uur
tot 's namiddags uur. tot uiterlijk Zaterdag tien
5 September aanmelden op het bureel van
den heer Kolonel-Commandant van het 5e Regi
ment Infanterie, in de Infanteriekazerne Nu. 4.
X.
Scheltenia zegt, dat het beste was over
het inhalen van den kei in het licht is
verschenen, bestaat in een folio ets, op
welke liet inhalen van den kei met zéér
vele bijvoegsels is afgebeeld.
Wijl wij die ets nooit gezien hebben
en dus ook niet in staat zijn daarvan
een beschrijving te geven, moeten wij
ons tevreden stellen niet hetgeen Schel-
tema daarover te lezen geeft:
„Op een groote versierde slede, waar
van de voorzijde prijkt met twee pronk-
zuiltjes en de achterzijde met een poort
of boog, en daaronder Minerva mot het
Zij is volgons Scholtoma meesterlijk geor
dineerd en get'i-kend door Oio Wijkersloot en
voortrefielijk metst en met sterk water bewerkt
door St. van l.nni3\vecri|e. Wie schenkt dit* pront
aan het Museum ..Flehite'?
Feuilleton.
52)
Ik rijd met u mee. zeiilc Kenneth, inijnpaard is
een der snelste dravers van geheel Xorilisliire en ik
kan dus de medicijn sneller terugbrengen dan wan
neer uw knecht ze bezorgen moet.
Dat is goed, mr. Ford. maar doe mij dan het
genoegen uw paard door mijn knecht te laten be
stijgen en kom bij mij in de tentwagen; ik inoctu
spreken.
Kenneth zon er anders niet gemakkelijk in toe
gestemd hebben, zijn paard, waaraan bij zeer ge
hecht was, aan een vreemde toe te vertrouwen, maar
bet gelaat van den dokter stond zóo ernstig, dat
hij ditmaal geen bedenking mn»kte en bij liem in
stapte.
Toen zij weggereden waren, en de knecht ver
genoeg achter hen was om bun gesprek niet te
kunnen verstaan, vroeg Kenneth
De dokter antwoordde.
Luister eens goed naar mij, mr. Ford en ver
raad nan niemand iets van hetgeen ik u heb
mee te doelen. De arme miss Charles was den dood
nabij en wanneer mr. Cartwright niet zoo verstandig
was geweest, mij terstond te laten roepen, dan zou
het met die jonge gedaan zijn geweest.
Wat deert linnr?
Zij i» vergiftigd
Vergiftigd? riep Kenneth uit, maar wie kan
dat gedaan hebben? Zij bad hier toch geen vijanden
daarvoor is zij veel te kort te Chatterly geweest.
Hm, zei dokter Bardon veelbctcekeneud, liet
schild, waarop het wapen van Meijster,
staat of ligt de kei. Op den kei staat een
kleine, dikke trompetter, die met qezwol-
leu kaken tien lof van den ondernemer
uitbazuint. Diens wapens staan op tie
quispels van de trompet. De kei is om
hangen niet een zwaar feston, samen ge
wrocht uit allerlei geruischinakende ge
reedschappen, afgewisseld inet koeken en
groote krakelingen. De slede wordt getrok
ken door een groot getal menschel), waar
van een gedeelte door elkander rolt,
tengevolge van het breken van een der
touwen.
„Links van de slede gaat de comman
dant van den optocht; daarachter Meijster
en zijn echtgenoote. Om en achter de
slede, een aantal lieden .in allerlei kleeding
met bazuinen, kruiken, krakelingen,enz,
„Op den voorgrond Hercules, die aan
wijst door welke middelen hij dit werk
ten uitvoer zal brengen, d. i. door Bac
chus, die reeds zwaar beschonken schijnt,
niet. den beker brandewijndoor Ceres,
die twee krakelingen in de oo reu draagt,
en een jongen, die veel geld uit een hoorn
van overvloed in het slijk stort."
.liet onderschrift, uiet kapitale letters,
luidt: Amcrsfoortsehe Feestelijke (Ironie
Steeiitrekkiiiy.
„In liet'midden van het onderstuk ziet
men het wapen van Amersfoort, en ter
zijde de opdragt van deze groote prent
(hunc ingentis saxi triumphuin) aan de
stedelijke regering met weidsche titels en
lofspraken.
Aan de eene zijde leest men
Duin regit Hcreuleos sacrata Miner vu lubores
i lnvuliu obluctuntii uiovet non mobile suxiim
Meijsteru*. Divan» rrretn I 'ominuuxpie metalli
Per sutyros uilfestu vocans, cum Put re Lyueö.
Aan den anderen kant staat
De ïiiucbt van Hemdemet /'r(/A»zaumgespannen,
In spijt van Haat en A'yd
Den onbe weeg bron steen, waar Meijster* Sutijr*-
geest
De Mm t en Wijngod kroont met (.'ar* op dit
feest.
„Alleen zij nog gezegd - zoo besluit
Scheltenia zijn beschrijving dat ik zel
den een prent gezien heb, waarbij de
geestrijkheid der uitvinding en de kunst
der uitvoering beter in een onderling
verband staau."
Nog deelt Scheltenia mede, dat zich
onverwachts, toen men met den kei bij de
Utiechtsche Poort gek omen was.eengroote
moeilijkheid voordeed. „De hoog van de
uooet was te laag om er dooi te komen,
1 l i. men moest dus besluiten om liet boven-
stuk van de poort dadelijk af te breken,
zooals ook gebeurde." Scheltenia zegt, dat
hij, na een daarnaar ingesteld onderzoek
t.- Amersfoort, bericht heeft ontvangen,
J dat het „volgens de algemeene overleve-
I ring alsnog wordt gelooid."
i Het gaat volstrekt niet aan een zóo
i stellig bericht van een man als mr. Schel
tenia, op even stellige wijze, als onwaar af
te wij/Hii; het blijft echter altijd geoorloofd,
tegeubedenkingen te opperen, en van die
vrijheid wensch ik op de meest beleefde
wijze gebruik te maken. Vooreerst valt
op te merken, dat volgens zeer degelijke
informatiën, er te Amersfoort (althans in
onzen tijd) niets van het afbreken van het
bovenstuk der Utrechtsclm Poort geweten
en zulks ook niet geloofd wordt. Verschil
lende personen te Amersfoort, die aldaar
gebot en zijn en steeds woonachtig waren
geloofwaardige lieden, allen boven de
zeventig jaren oud (éen hunner heeft den
i ouderdom van S3 jaren bereikt) heb-
J hen mij herhaaldelijk verzekerd, dat zij
nooit iets van het afbreken van het bo-
venstuk der Utrechtsche Poort vernomen
hebben. Onbegrijpelijk komt hel mij dus
voor, hoe Scheltenia schrijven kan,datzulks
te Amersfoort nog in zijn tijd (hij over
leed in 1835) algemeen geloofd werd.
Daar valt nog meer tegen het verhaal
van dat afbreken van het bovenstuk der
Poort in te brengen. Nocb in de stads
Resolutie-boeken, noch in de stedelijke
rekeningen is iets te vinden, waaruit op
eenige wijze valt af te leiden, dat iets
dergelijks zou hebben plaats gehad. Tot
zulk een werk, kou éen enkel persoon,
bijv. de Schout of de Burgemeester, geen
vergunning geven.
liet afbreken van een stedelijk gebouw,
al was liet ook maar van een gedeelte,
was een zaak, waaromtrent de geheele
Magistraat gehoord moest worden en te
beslissen had. 't Ging toen, zooals het
thans nog gaat en ook behoort te ge
schieden ieder wilde gekend en gehoord
zijn. Bovendien waren de leden van de
Magistraat, uiet zoo vlug, als iemand
arme meisje, dat wij ilootl in den (rein aan liet
stade» van Salto» gevonden hebben, Iiad, zoover wij
weten, hier ook geen vijanden.
Maar
De ui;.ii die dut vreemde meisje doodde, heeft
op miss Charles een nieuwen aanslag gepleegd, viel
de dokier hem in de rede. lloe en door wiel» haar
het vergift werd toegediend, zullen wy later v.el on
derzoeken voorloopig hebben wij er genoeg te doen
om haar weer gezond te maken. Antimonium is een
zeer zivanr vergift, maar door een gelukkig toeval
heeft men de dosis niet sterk genoeg gemaakt, of mis
schien is zij krachtiger van gestel dan het andere
meisje, dat er door om hei leven is gekomen.
Kenneth verweet zich in stilte, dat hij het ver
trouwen, dat zijn vriend in hem gesteld had, niet
verdiende. Had C'eeil hem niet verzocht «lit meisje
tegen elk gevaar te beschermen
Nog was er geen week sedert liet vertrek van mr.
March verloopen en het meisje had reeds op den
rand van hel graf gelegen maar w ie zou «fit ge
vaar ook vermoed bobben, die haar nogden vorigen
avond gezond, blozend en opgeruimd had gezien
Het bloed verstijfde in de aderen van Kenneth,
toen liij zich herinnerde hoe hij ziin vriend vooral
beloofd had. Beatrix tegen lord Chatterly te be
schermen. Den vurige» dag had zij op hel kasteel
geluncht
Geen wonder dat Kenneth Ford ovor aldio feiten
buiten ziel; zei ven van angst was.
Er moeten krasse maatregelen genomen worden,
ging dokter Bardon voort. Vrouw Kemp is wei
geschikt om een zieke te verplegen, uinar wij kunnen
het toch niet ivagen, zulk een onontw ikkelde boeren
vrouw onzen argwaan mee te deelcn. Zij zou niet
kunnen zwijgen en het gebeurde door geheel Chat
terly vertellen. Mrs. Cartwright is veel te zenuw
achtig en uiet vastberaden genoeg, bovendien kan
haar echtgenoot haar ook niet missen.
V'aartoe zou hij haar moeten missen
Begrijp je dat niet? vroeg de oude dokter
«enigszins knorrig. De man. die dezen duivelach
tige» aanslag op het leven van het leven van het
arme meisje hoeft gedaan, zal liet. wanneer hij ziet
dat zijn toeleg mislukt is, niet hij deze éene poging
laten. Wie miss Charle.- verpleegt, moet op de hoogte
zijn van liet gevaar dat haar bedreigt, ten einde op
alles voorbereid te wezen.
Toen Cecil of mr. March, zooals hij zich nog
altijd noemde Xorilisliire verliet, was hij het luet
zichzelf niet eens wat hy doen zou. Zijn geheele
syniphnthie en zijn innigst medelijden waren op
gewekt dool' hel sehoone meisje «lat naar Engeland
was gekomen, met het eenige doel, het geheim
te ontsluieren dat den dood van haar zuster omgaf.
Een huivering overviel liem echter als hij er aan
dacht, hoe alle bewijzen aantoonden, dat zijn zwager,
do echtgenoot van Gertrude, de moordenaar van
Nora moest zijn, en hoe weinig reden hy ook had
om voor lord Chatterly eenige genegenheid t« ge
voelen, toch vreesde hij, tcrwille van Gertrude, dat
de misdaad van den graaf ontdekt en gestraft zou
worden.
Door de ver.ro.iwelyke mededcelingeii die zijn
zuster hein in het sehilderqeukabinct van Chatterly
had gedaan, wils Cecil tot de bijna vaste overtuiging
gekomen, dat de nederige dorpsorganiste Beatrix
Charles in werkelijkheid Beatrix Chatterly was, de
rechtmatige erfgenaam van het kasteel en de rijke
landgoederen welke daartoe behoorden.
Tevens kwam het heui volkomen zeker voor. dat
Chatterly, haar oom, niets onbeproefd zou laten om
haar uit den weg te ruimen.
Iiij had miss Charles aangeraden te wachten, maar
voor zichzelf zag hij er de strikte noodzakelijkheid
van in, te handelen en wol zoo spoedig mogelijk.
al was het Meijster dat verlangde, tot een
behoorlijke vergadering bij elkander te
roepen en te brengen. Al zou men het
ongelooflijke aannemen, dat men het bo
venstuk vau de Poort werkelijk afgebroken,
maar aanstonds weer, nadat de kei door
de Poort was gesleept of getrokken, in
den vorigen staat hersteld had (alles op
kosten van Meijster) ook dan nog komt
het uiterst bevreemdend voor, dat er bijv.
in de Stads Rekeningen niet de minste
melding van die zaak gemaakt wordt.
Kan men aannemen, dat het afbreken en
wederopbouwen van een Stedelijk gebouw
geheel en al door particuliere personen
heeft plaats gehad, zonder dat de over
heid, die voor alles verantwoordelijk was,
zich daarmede op eenige wijze, zou hebben
ingelaten
Wij kunnen nog een derde bijzonder
heid opnoemen, die in onze oogen af
doende is. Het inhalen van den kei is veel
vuldig en op verschillende wijzen bespro
ken. In de eerste plaats heeft Meyster
zelf er al heel wat over geschreven. Bo
vendien werd in tal van vlugschriften,
zooals gezegd werd, het geheele geval
I bespottelijk voorgesteldalle bijzonder-
lieden, de kleinste niet uitgezonderd, zijn
medegedeeldmaar nergens vindt men
I opgett-ekend, dat ter wille van Meijster's
1 kei het bovenstuk vau eeu der poorten
werd afgebroken. Is het slechts éen
enkel oogenblik aan te nemen, dat,
I terwijl er van de nietigste, vaak de meest
onbeduidende omstandigheid, uitvoerige
1 raededeeling plaats heelt gehad, het merk
waardigste en het meest opmerkelijke,
dat ter wille van dien kei zelfs een poort
j gedeeltelijk werd afgebroken, geheel on
vermeld zou zijn gebleven 1 Zouden Meys-
ters en Amersfoort1* vijanden alles bespot,
maar het bespottelijkste van alles onbe*
i spot gelaten hebben 1 Zou Meyster zelf,
de praatgrage Meyster, het vau zich
i hebben kunnen verkrijgen, 0111 over zulk
een merkwaardige bijzonderheid het stil
zwijgen te bewaren Zou er op de pren
ten, schilderijen, plateelen, enz, die in
groot aantal vervaardigd werden, niets
van de afgebroken poort geplaatst zijn 1
Wij eindigen er mee. Hebben wij iet
wat uitvoerig, misschien te uitvoerig
de zaak is eigenlijk zooveei moeite niet
Hij zou Kenneth nel alle* meegedeeld hebben
maar bij vreesde dut zijn vriend, duur Chatterly diens
naaste bloedverwant was, deze schuilde te diep zou
treffen, Hij durfde bet met wagen, zulk een vreese-
lijk geheim aan een advocaat mee tedeelon. Sleeht
éen plan scheen hein uitvoerbaar toe, namelijk onder
zijn waren naam, als Cecil Munkiun, naar lord
Cli.'Uerly te gaan en er op aan te dringen dat deze
zyn nicht in haar rechten zou herstellen of bewyzen,
dat hij de ware erfgenaam was.
Hij heeft mij als mr. March nooit gezien, dacht
Cecil. Ik weet, dat Gertrude er vreoselyk angstig
voor is, dat hij mijn ware identiteit zal ontdekken,
maar wil beschouwd is liet toch maar beter dat dit
geschiedt. Ja, ik zal Chatterly naar Parijs volgen
en hem zeggen, dnt ik zijn schandelijk geheim heb
doorgrond.
Laai in den avond kwam Cecil in de Fransche
hoofdstad. Hij wist van Gertrude, in welk hotel zjj
daar met haar echtgenoot gelogeerd had en ver
moedde wel. dat Chatterly hetzelfde hotel zou hebben
opgezocht. Dat vermoeden werd bewaarheid, toen
Cecil aan «lat hotel kwam de portier zeide hem,
dat daar werkelijk een voorname Engelschman lo
geerde, die lord Chatterly heette, maar dat hy niet
thuis was.
Cecil wilde niet in hetzelfde hotel als zijn zwager
logeeren hij zocht eet: kleiner hotel op in de rue
Richelieu. Den volgenden ochtend kwam hij vroeg
tijdig terug en was hij gelukkiger, want de portier
zeide hem, dat mylord thuis was.
De kellncr maakte echter bezwaar deu vreemden
lieer aan te dienen, daar hij twijfelde of mylord wel
iemand kon ontvangen, maar een vijf-franestuk,
dal Cecil hem in de liuud drukte, overwon dit be
zwaar.
De kellrer begaf zich nanr de kamer van lord
Chatterly en Cecil volgde hem op den voet.
1 Wordt vervolgd)