Maandag 7 3SS December 1896.
No. 4621, 46e Jaargang
Binnenland.
Koopziekte.
Wantrouwen.
AMERSFOORÏSCHE COURANT.
UitgaveVerschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag met gratis Zondagsblad. Abonnement per3manuden ƒ1.Franco Bureau
per post 1.15. Abonnement alleen op het Zondagsblad voor Amersfoort 40 ct., voor hot binnenland 50 ct. per nureau
firma A. H. VAN CLEEFF Adv9rtel!ti«n 1—6 regels 60 ct.; elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, t»- m *-i«-irrm ca
officieele- en onteigemngsadvert, per regel 15 ct. Reclames per regel 26 ct. Afzonderlijke nummers 10 cenl. KOBTEGBACHT 56
te Amersfoort uieirataanbledlngen en aanvragen, uitsluitend voor- en betreffende den werkenden stand, van minstens 5 regels, In het
lil, P.r r.g.1 Sm. Telephoon 18.
By advertentiën van buiten do stad worden de incasaeerkosten in rekening gebracht.
nemen op afbetaling; koopen is dat niet. Zij
moet dan zeker f20 betalen en dus 20 weken
wachten eer zij bezitster is, dat is 5 weken
langer, indien zij elke week eveneens een
gulden afbetaalt. Zij verliest nu echter van
de eerste week af de vrije beschikking over
haar kapitaaltje en heeft daartegenover niets
anders aan dat het eigendom van den ver
kooper in haar kamer staat. Na 20 weken
is zij echter eigenares en dan zegt de
verkooper heeft zij ook al 20 weken
pleizier van de tafel gehad. Juist maar
net verloop der zaak is niet altijd zoo gunstig.
Het is ook mogelijk, dat de vrouw na 19
weken in de onmogelijkheid komt, een gulden
weg te leggende man kan ziek of werk
loos worden, de kinderen kunnen een ongeluk
krijgen, of wat ook en dan komt het
nadeel van den verkoop bij afbetaling dui
delijk aan het licht.
In net geval dat zij heeft gespaard om te
koopen tot de som vol was, is zij nu teleur
gesteld in haar verwachtingen; maarzij heeft
een kapitaaltje, dat in het eerste onderhoud
kan voorzienwie wel eens de bron van
zijn inkomsten plotseling heeft zien opdrogen,
weet wat dit beteekent. In het geval van
koop bij afbetaling is zij èn tafel èn geld
kwijt en heeft daarenboven de allerbedroe
vendste gewaarwording, iets te moeten mis
sen, aan welks gebruik zij reeds gewoon
was geraakt. De buren zelfs komen er aan
te pas, en men weet wat dat voor een huis
vrouw beteekentf
Alvorens op afbetaling te koopen, over-
denke men het bovenstaande en men zal
hopen wij dien winkels den rug toekeeren
als plaatsen, waar de koopziekte wordt aan
gewakkerd men doet beter, een goede dosis
ouderwetsch gezond verstand in te nemen
als tegengift.
dat hij de exploitatie van communale netten
aan de gemeenten zal overlaten.
De Hooge Raad heeft, in overeenstemming
met de oeslissingen van Rechtbank en
Hof te 's-Hertogenbosch, uitgemaakt, dat het
verbod om beslag te leggen op gelden, be-
hoorende tot de aigemeene lands-administra-
tie, niet toepasselijk is op gelden, belegd in
de Rijks-postspaarbank, zoodat op die gelden
het beslag geoorloofd is.
Met het oor op de nieuwe Kieswet, waar-
dooi- ons volk een nieuwe periode op po
litiek gebied is ingetreden, heeft het hoofd
bestuur der »Nederlandsche Vereeniging
tot Afschaffing van Sterkedank" zich met
een manifest tot het Nederlandsche volk
gericht Daarin wijst het er op, hoe dringend
noodig het is, zoo spoedig mogelijk na te
gaan, welke wenschen in het waarachtig be
lang van ons volk het eerst vervuld moeten
worden. Naar de stellige meening van het
Hoofdbestuur behoort daartoe een krachtige
bestrijding van Staatswege van de bedwel
mende dranken.
Met het oog op dq invoering der nieuwe
Kieswet, organiseert zich volgens de
Arnh. Ct. de partij-Bronsveld, omdat
zij in de eerste plaats front maakt tegen
de fractie-Kuyper, maar evenmin medegaat
met de nieuwe partij-Lohman. Deze derde
organisatie wil van scheiding van Kerk en
Staat niets wetenzij wordt gevormd door
hoog-kerkelijke mannen der Ned. Her
vormde Kerk in ons land.
De aigemeene conclusie van het rapport
van het Nederlandsche Landbouw-Comité
inzake Rijkskeuring van vleesch isdat
slechts in 15 (zeggevijftien) gemeenten in
Nederland die keuring als geheel voldoende
mag worden geacht.
PUBLICATIE.
De Commissam ia Koningin inJeProTincie
Utrecht,
Gezien het besluit van Heeren Gedeputeerde
Stoten der provincie Utrecht, in dato 3 December
189o, no. 52 j
Gelet op art. 11 der Wet van den 13. Juni 1857
(Staatsblad no. 87),
Brengt bij deze ter kennis van de belangheb
benden, dat de sluiting der jacht voor de pro
vincie Utrecht is bepaald op Donderdag den 31.
December 1896, met zons-ondergang met uit
zondering echter van:
l6 het schieten van Waterwild, aangeduid in
art. 17 der aangehaalde wet, daar, waar het
schieten van Waterwild geoorloofd is;
2° het vangen van Waterwild met 'slagnetten
en het vangen van Eendvogels in eene eendenkooi
of een daarmede gelijkstaand toestel
3° het schieten van Houtsnippen
waarvan de sluiting later zal bepaald worden.
En, ten einde niemand eenige onwetendheid
hiervan voorwende, zal deze worden afgekondigd
en aangeplakt, waar zulkste doen gebruikelijk is.
Utrecht, den 4. December 189(5.
De Commissaris der Koningin roornoemd,
SCHIMMELPENNJ.NCK v. d. O.
v. NIJENBEEK.
Een groot gebrek, dat vele raenschen
plaagt, is de kooplust. Ofschoon men ge
woonlijk de vrouwen verdenkt van daaraan
het meest toe te geven, is het toch daar
mede ongeveer eveneens gelegen als met
de nieuwsgierigheid, die bij de mannen nog
heel wat sterker is dan bij de vrouwelijke
helft van het menschelyk geslacht.
De regel: «Koop alleen wat ge niet missen
kunt" is een wijze les; de practische les:
«Koop alleen wat gij betalen kunt", wordt
zooveel mogelijk ontdoken, en de beste huis
moeders-wijsheid«Koop waar ge de beste
waar voor het minste geld kunt verkrijgen,"
wordt bijna altijd in den wind geslagen. Het
schijnt wel of elkeen is aangetast door de
zeker zeer besmettelijke ziekte van het liefst
daar en die voorwerpen te koopen, waai
en waarvoor men de betaling het langst kan
uitstellen.
De rijke maakt een rekening, die altijd
tegenvalt en de arme koopt vaak op afbe
taling, wat immer nadeel oplevert.
Wij gelooven volstrekt niet, dat allen,
die tegenwoordig op afbetaling verkoopen,
zich voldoende rekenschap geven van het
kwaad, dat zij stichtenwij nemen zelfs
Feuilleton.
Vrij naar het Duitsch.
23) 4
„Ik heb nooit geschenken aangenomen, ant
woordde Nelly bedaard.
„Ik deed je die vraag," ging Martin blijkbaar
verlegen en haperend voort, „omdat ikje
herinnert je zekereenige maanden geleden
Heb je die. broche met robijnen al betaald Ik
heb er de rekening niet van gevonden."
Die woorden brachten Nelly in groote verle
genheid, waaruit zij zich evenwel door gemaakte
vroolijkheid handig wist te redden.
„01" zeide zij lachend. „Je bedoelt dien sala
mander? En die is je opgevallen wegens zijn
schoonheid? Ik kan wel zien, dat je geen
kenner bent. Die broche is niet echt too-
neelpronk Parijsche imitatie. Ik heb haar
daarom ook niet meer gedragen. Ik schaamde
my,Wat?" zei Martin. „Dat was imitatie? Ik
zou gezworven hebben, dat die robijnen echt
waren."
„Ja!" zei Nelly, luchtig weg. „De Paryzenaars
zijn in die soort van dingen fabelachtig handig.
Zelfs juweliers vergissen zich, als zij niet zeer
nauwkeurig opletten. Maar die dingen zijn ook
nog niet zoo heel goedkoophet heeft genoeg
geld gekost, en daar ik het toch niet meer kun
dragen, wil ik zien, dat ik het zoo spoedig moge-
aan, dat zij werkelijk gelooven, hun even-
tnenschen een dienst te bewijzen, maar wie
het eerst op de gedachte gekomen zijn van
den verkoop op afbetaling met de af
schuwelijke bepaling er aan verbonden
waarop wij de aandacht willen vestigen,
zullen best doen met zich niet aan f e melden
waar menschenvrienden geroepen worden.
Wij hebben het oog op de vaak voorko
mende bepaling, dat het zoogenaamd gekochte
voorwerp het eigendom van den verkooper
blijft, tot het oogenblik, waarop de geheele
som afbetaald is. In de eerste plaats zijn
hier de woorden kooper en verkooper mis
plaatst. Koop veronderstelt overgang van
eigendomsrecht, en die overgang is hier niet
aanwezig. In de tweede plaats wordt het
voorwerp uit. den aard der zaak te duur be
taald, daar, om zoo te zeggen, op de koop
som een rente berekend wordt die in veel
gevallen een woekerwinst mag heeten.Inde
derde plaats brengt het belang van den ver
kooper mee, dat de vastgestelde overeenkomst
niet wordt nagekomen, wat reeds op zichzelf
de overeenkomst tot een hoogst onzedelijke
stempelt.
O I er zijn uitzonderingen en zeer gunsti
ge ook, welke wij niet eens behoeven te
noemen, omdat ze algemeen bekend zijn,
maar wij hebben meer het oog op de bui-
tenlandsche huizen, die in hoogst verleidelijk
gestelde circulaires er zoo heel velen laten
inloopen.
Doch laat ons een voorbeeld stellen:
De vrouw van een timmermansknecht met
een betrekkelijk klein loon heeft lust een
tafel te bezitten voor het nette voorkamertje,
waar zij des Zondags zoo gezellig met haar
man keuvelen kan.
Niets is billijker en prijzenswaardiger
evengoed als bij den rijke is er bij den min
der bedeelde waarde te hechten aan de poë
zie der elegantie, en wanneer de vrouw elke
week een gulden van het weekloon des mans
weglegt om eindelijk in het bezit te geraken
der begeerde tafel, dan verdient zij den
grootsten lof. Laat ons zeggen, dat zij infor
meert naar de waarde van de tafel, en stel
len wij die waarde op 45 gulden, dan is zij
in het gewone geval na 15 weken bezitster
van het begeerde voorwerp en heeft zij 15
weken lang de voldoening eiken Zaterdag iets
dichter er bij te komen, doch blijft tevens
al dien tijd de vrije beschikking behouden
over een telkens grooter wordend gedeelte
der f15.
Nu komt echter die vrouw op het nood-
lottige idee, de tafel dadelijk in haar huis te
lijk aan den een of ander overdoe."
Martin zweeg een oogenblik. Dat.hinderde
Nelly geduchtzij was boos op zich zelf, dat zij
zelfs nu nog niet de waarheid durfde zeggen
aan Martin, en zij toonde haar ontevredenheid
door zekere korzeligheid ten opzichte van Martin,
omdat bij haar nog niet geheel geloofde,
wat haar des te meer griefde, omdat zij inderdaad
geen geloof verdiende.
Zij stond op en liep een paar keer de kamer
op en neertoen bleef zij vlak voor hem staan
en zeide
„Ik weet zeer goed, watje nud enkt maar ik geef
je mijn woord van eer, dat je verkeerd denkt;
Je meent, dat ik je indertijd maar wat voor
gepraat heb; kom er maar voor uit; je meent,
dat de heer Templin mij die broche gegeven
heeft."
„Ja, eerlijk gezegd, dacht ik iets van dien
aard."
„Je' vergist je," hernam Nelly zeer bedaard.
„En het is dwuas van je, altijd weer dien man
op het tapijt te brengen. Je schrijft hem een
belangrijkheid toe, die hij nooit bezeten heeft
nu die hij zeker niet verdient."
„Je hebt volkomen gelijk," hernam Martin
na een poos „maar daarom heb ik toch geen
ongelijk. Je kent die menschen nietl Met hun
goud meenen zij onweerstaanbaar te zijn, en
wat zij zich eens in het hoofd gezet hebben,
meenen zij ook te kunnen doorzetten. Templin
heeft niet eens een geheim gemaakt van zijn
plannennog slechts een paar dagen geleden
heeft hij in de sociëteit met zegevierende over
tuiging gezegd: „Met juffrouw Nelly Sand zal
ik me wel weer verzoenen; dat is maar een
quaestie van tyd."
Ook de Eerste Kamer heeft goedgekeurd
de invoeriug van de nieuwe Wet op het
Personeel met 1 Januari a.s. en de daarmee
verband houdende tijdelijke tegemoetko
ming aan de gemeenten, waarbij de Mi
nister van Financien beloofde de wet met
billijkheid en gelijkheid te zullen toepassen
en zeide, nog niet te kunnen beoordeelen of na
1897 nieuwe maatregelen voor de gemeenten
noodig zijn. Nog werd aangenomen het ont
werp betreffende de verbinding van inter
communale telephoonlijnen, nadat de Minis
ter van Waterstaat had medegedeeld, dat
,,'t Is wel aardig, dat men je zulke praatjes
oververtelt!" meende Nelly.
„Waartoe heeft men goede vrienden," ging
Martin voort, als ze je geen onaangename dingen
mogen overbrengen Dat behoefde trouwens niet
eens een vreemde mij te vertellen; jij zelf hebt
mij immers verteld, dat die man vier, vyf weken
geleden de ombeschaamdheid heeft gehad,
zich weer aan je op te dringen, hoewel ik
hem myn meening heel duidelijk had te kennen
gegeven."
Templin had inderdaad eenigen tijd geleden
uit Karlsblad aan Nelly een reusachtige doos
met oblieën en kostbare bloemen gezonden,
als een „groet van een vergeten vriend, die zijn
vrienden niet vergeet." Nelly had het haar
bruidegom lachend verteld en hem gevraagd,
wat zij daarmee moest doen. Martin was toen
woedend geworden om de onbeschaamdheid van
Templin; bij had de bloemen en de oblieën
naar Karlsbad teruggezonden en er zeer krassen
brief bij geschreven. Hy had Templin met
ronde woorden verboden, op de eene of andere
wijze te trachten in aanraking te komen met
mejuflrouw Sand en hij had er verder bijge
voegd, dat hij de overtreding van dat verbod
als een persoonlijke beleediging zou beschouwen,
waarvoor hij rekenschap zou vragen. De brief
was zoo kras mogelijk en de slotzin, dat Martin
uit hoofde van de kuur, die Templin te Karls
bad deed, zich bijzonder kalm had uitgedrukt,
maakte onwillekeurig een komischen indruk.
Toen Martin nu een toespeling maakte op die ge
beurtenis, lachte Nelly en zeide vriendelijk:
„Vroeger heb je mij wel eens verweten, dat
ik die zaak te ernstig inzagdat kan ik nu ook
van jou beweren, en met veel meer recht. Het
Aan het antwoord van den Minister van
Oorlog op het afdeelingsverslag der Tweede
Kamer omtrent de Oorlogsbegrooting, ont-
leenen wy het volgende:
De Minister oordeelt nog steeds, dat het
vloeken onder de militairen in omvang af
neemt.
Omtrent het dragen van wapenen buiten
dienst blijft de Minister van gevoelen, dat
het niet wenscbelijk is, den soldaten het recht
te ontzeggen buiten dienst hun wapenen te
dragen.
Klachten omtrent de bereidingswijze van
is me onbegrijpelijk, waarom je maar altijd weer
met mij over dien Templin praat; hij speelt
toch hoegenaamd geen rol in ons leven, slechts
éen ding ben ik hem verschuldigd, en daarop
zal ik altijd dankbaar terugzien: het geluk van
onze kennismaking, vriendschap en liefde."
„Ja," hernam Martin, „ik weet zeer goed, dat
je niets om hem geeft, en ik vind het ook dwaas,
dat zijn naam zoo dikwijls over mijn lippen
komt, maar het is toch ook weer natuurlijk
sedert ik dien man ken, heb ik altijd een gevoel,
alsof er tusschen hem en mij een catastrophe
dreigt; 'tis een instinctmatige afkeer, een on
verklaarbare onrust. Ik begrijp niet wat het is,
maar ik gevoel het zeer duidelijk en ik heb 't
van 't begin af gevoeld. Ik dacht er reeds over
om van het bouwen van de villa af te zien,om
dat ik vast overtuigd was, dat ik in conflict zou
komen met dien manals Godfried het mij niet
had afgeraden, had ik mij zeker door myn
antipathie laten leiden."
„Én je hadt zeer verkeerd gedaan, zooala je
nu toch wel zult inzien."
„Dat weet ik nog niet. Over de villa hebben
wij geen onaangenaamheden gehad, maar ik ben
er zeker van, dat wij nog niet voor goed van
elkander af zijn. Waarom denk ik telkens weer
aan dien man? Vanwaar komt die angst, dien
ik niet van mü af kan zetten Hij is toch wer
kelijk niet de mau om zulke bijzondere herin
neringen op ie wekkendaarin geef ik je gelijk
en 't is te begrijpen, dat het je verwondert. Hij
is zoo alledaagsch mogelijk; honderden zooals
hij, kom ik tegen, zonder dat ik opkyk of blijf
staan en juist die man
.„Onbegrijpelijkriep Nelly verwonderd uit.
(Word* vervolgd.)