Donderdag 18 Maart 1897. Letters R. Q. No. 4650, 46e Jaargang. De gebroken glasruit Stadsnieuws. Uitgave A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per post f 1.15. Advertentiën '1G regels GO cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, ol'licieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 56 Telephoon 19. KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente AMERSFOORT. Gelet op art. SI al. M der Wet van den 17 Augustus 1878 (Staatsblad 127) zooals die is gewijzigd bij de Wet van S December 188!) (Staatsblad no. 175) Brengen ter kennis van de ingezetenen, datde lijst aanwijzende de kinderen, die op 1 Januari 1897 in deze Gemeente woonden en geen onder wijs ontvingen voor een ieder ter Secretarie ter lezing is nedergelegd. Amersfoort, 16 Maart 1887. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPEXXINCK. De Secretaris. W. I,. SCHELTÜS. Vrij vertaald naar het Fransch van F. Baslial door mr. J. C. II. Prikken* Zijt gij er wel eens getuige van ge weest, dat een overigens goedhartig man in toorn ontstak bij het vernemen dat zijn zoon een glasruit gebroken had Zoo ja, dan hebt gij zeker ook vernomen, dat allen, die er bij tegenwoordig waren, zich beijverden den eigenaar van de ge broken glasruit te troosten met deze woorden „bij ieder ongeluk is toch altij d een gelukje, de nijverheid vaart er immers wel bijiedereen moet toch levenwat zou er van de glazenmakers worden, als er nooit eens een ruit gebroken werd?" Er ligt in deze troostrede een geheele théorie opgesloten, die helaas het meeren- deel onzer maatschappelijke instellingen beheerscht. 't Is daarom van groot belang deze theorie aan de hand van een eenvoudig voorbeeld te weerleggen. Veronderstel, dat men zes gulden moet uitgeven om de schade te herstellen als men nu wil zeggen, dat het ongeval zes gulden doet ten goede komen aan de glasindustrie, dat het genoemde iudus- trie met een bedrag van zes gulden be voordeelt, dan stem ik dit volkomen toe, dan heb ik tegen die redeneering niet het minste bezwaar, zij is zeer juist. Zie Amersj'. Courant van 18 Februari lS97:„Gcld onder de nienschen brengen." Feuilleton. Uit de herinneringen vau een conranleiijongen. (2 Slot.) „Zijn dat wel dezelfde letters, die in de ad vertentie staan, juffrovw „Ja meheer, dezelfde, Q. R. Eigenlijk staat er in de krant R. Q. ziet u, maar ik dacht zoo bij mezelve, dat zal misschien een vergissing wezen, eerst komt toch de Q en dan de Rmaar dat doet er nou minder toe." „Neen, dat doet er juist heel veel toe." En ik nam een blauw potlood op, haalde een schuine schrap door de beide letters en zette er met groote figuren R. Q. op. Nu, gelukkig, die is klaar dacht ik. „Ziezoo, doet u 'm nu maar in de bus." „He, meheer „Wat blieft u Wat haalt u daar nou 'n rare streep door en zet cr zukke rare groote letters op. Als die hecrcn 'm zóo in banden krijgen, geelt het totaal niets! Als 't u niet te veel moeite was maar ik durf het haast niet te vragen „Wat wou u dan nog?" „Och. doet u er even een ander enveloppie om als u wil, alsjeblieft." Ik greep met een zucht naar een kantooren- De glazenmaker komthij zal zijn werk verrichten, zes gulden ontvangen, zich in de handen wrijven van blijdschap en in zijn hart den knaap dank zeggen voor het breken van de ruit. Dit is het zichtbare gevolg. Maar indien men, al voortgaande met gevolgtrekkingen te maken, teu slotte tot de conclusie komt, dat het goed is van tijd tot tijd een glasruit te breken, dat hierdoor het geld ouder de menschen komt, dat men hierdoor verkrijgt eene aanmoediging van de industrie in het algemeen, dan acht ik mij verplicht uitteroepen halt, niet verderuwe theorie let alleen op hetgeen men ziet, zij houdt geen rekening met hetgeen men niet ziet. Men ziel niet dat, nu hij zes gulden heeft uitgegeven voor deze zaak, hij ze niet meer kan uitgeven voor eene andere. Men ziet niet dat, indien hij niet een nieuwe glasruit had behoeven te koopen, hij zich bijv. een paar nieuwe laarzen of een boekwerk voor zijn bibliotheek had kunnen aanschaffen. Om kort te gaan, hij zou die zes gul den op eene andere wijze hebben kunnen besteden. Laten wij in verband hiermede eens nagaan welke de uitwerking is op de industrie in het algemeen. De glasruit is gebroken, de glasindus trie is met een bedrag van zes gulden bevoordeeld dit is het wat men ziet. Indien de ruit niet was gebroken, zou de schoeueu-industrie of eeuige andere zijn bevoordeeld geworden met een bedrag van zes gulden; dit is het, wat men niet ziet. En als men hetgeen men niet ziet even zeer in aanmerking nam als hetgeen men wel ziet, dan zou men begrijpen, dat het voor de industrie in het algemeen, voor de nationale nijverheid in haar geheel genomen, van niet het minste belang, is, of er glasruiten breken, aldan niet. En laten we nu eens de rekening op maken voor dengene, wiens ruit ge broken is. Toen het glas gebroken was, moest hij zes gulden uitgeven en hij had ten slotte niets meer en ook niets minder dan te voren hij kreeg slechts een nieuwe glasruit. Ware de ruit niet gebroken, hij zou die zes gulden hebben uitgegeven bijv. voor een paar laarzen, die hij noodig had en ten slotte zou hij het genot hebben gehad zoowel van een paar nieuwe laarzen als van een glasruit. De maatschappij, in haar geheel ge nomen, heeft de waarde van eeu glasruit verloren. Wij komen derhalve tot deze slotsom de maatschappij verliest de waarde der voorwerpen, die nutteloos vernietigd wor den door brekeu, vernielen, verkwisten wordt de nationale nijverheid niet be gunstigd deze trekt er geen voordeel van. Men moet, wil men dit ondevwerp juist beoordeelen, wel in aanmerking nemen, dat hierbij niet twee maar drie personen betrokken zijn. De eene, wiens glasruit gebroken is, vertegenwoordigt den con sument, den verbruiker, die in plaats van met twee zaken zich met eéu er van moot tevreden stellende andere, de glazenmaker, vertegenwoordigt deu producent, den voortbrenger, wiens in dustrie door het ongeval wordt bevoor deeld de derde is de schoenmaker, of iedere andere industrieel, die door dezelfde oorzaak schade lijdt. Deze derde persoon is het, die steeds op den achtergrond blijft en die, ver tegenwoordiger van „hetgeen men niet ziet", een noodzakelijke factor is bij de beschouwing van dit onderwerp. Met het oog op hem begrijpen wij hoe ongerijmd het is voordeel te zien in eene vernieling en bij het breken van een glasruit te zeggen„wat zou er van de glazenmakers worden, als men nooit eens ruiten brak?" Vergadering van den Raad der Gemeente Amersfoort op Dinsdag 10 Maart 1897 des middags kwart vóór tweeën. Voorzitter de Burgemeester, mr. F. D. graaf Schirnmelpenninek. Tegenwoordig alle leden, behalve de heer Van r.alken, met kennisgeving, en de heer Van der Want. veloppe en schreef er het adres voor haar op. „Hè, hob u geen witte?" „Niet anders dan die grijze, maar, dat doet er niets toe. zóo komen er honderden." „Honderden? Kommen er zóóveel brieven op zoo'n aflertentie, meheer? Goeie grut!" „Neen, ik bedoel in 't algemeen, op alle ad vertentiën samen." Ziezoo, nu nog de oude envellope er af en den nieuwen er om, en dan Ik ontdeed den brief driftig van zijn oud gewaad. „Wacht, nou kan u meteen 's zien of ik het goed gedaan heb, altijd al9 uwes wil Een diepe zucht ontgleed mijn keel. en mijn kostbaar, zoo zwaar op de proef gesteld geduld dreigde reddeloos te vergaan, maar zij keek mij zóo vragend aan, dat ik vluchtig het volgende t doorliep Wel Edele Mijnheeren Daar ik de vrijheid neemt om de pen op te neemen om U te berigten, als dat ik twee raocije gemeubelleerde Kaamers voor 1 Edelen hebt waar U Edelen zoo naar ver- j langd, in de Hoop hierop te mogen Solli siteeren. U Edelen DienstW Dienaares. I (Volgde onderteekening en adres), j P.S. Ik ben een alleen woonende Weduwe, 't Was fraai 1 Maar moest ik nu bovendien nog zeggen, dat zoo;n brief niet deugde? Zou ik zoo dwaas nog op den koop toe zijn Met welke verzoeken zou ze dan nog komen, al vroeg ze i 't nog zoo vriendelijk en al moest ze óok door j de wereld De komst van nieuw publiek deed me beslissen. „Zoo is 't best, juffrouw Nu nog de nieuwe I enveloppe t bus. Dag juffrouw 1" „In de bus, meheer? Maar u heb 'm nou toch en dan heeft u 'm niet opnieuw uit de bus te halen 1" „O, dat is volstrekt niet te veel moeite, dat wordt alle uren gedaan, weet uDoe 'm nu maar alsjeblieft in debus: alsjeblieft,alsjeblieft! Denkt u, dat ik me den heelen ochtend met u alleen kan bezig houden?" Ik kon het heusch niet helpen, dat ik een beetje nijdig uitviel. Ze maakte gelukkig een beweging om te gaan. „Goeje grut, ja, ik maak het meheer veel te lastig met m'n gevraag, maar of u nou boos bent of niet, ik dank u duizendmaal, dat u me zoo hebt terecht gewezen, al heb ik wat veel van uw geduld gevergd. Dag. meheer 1 Dag, meheer Dank uwes wel!" Ze groette knikkend, achteruitloopend. Ik stond twee volgende personen ten antwoord, die samen in drie of vier minuten klaar waren. Toen kwam werkelijk mijn nachtspook nog even terug. „I)'r hoeft ommers geen postzegel op, meheer „Neen, juffrouw, neen 1" „Dank u welDank u welDuizendmaal dank." Van binnen af kon ik door de ramen zien wat buiten voorviel. Xog een tijd lang kon ik haar zien draaien om dc buitendeureindelijk ging ze op den brievenbus toe. Gelukkig, daar viel de kien van do bus dicht De brief was er 1 „Och Hemel," kon ik niet nalaten te zuchten, „nog een stuk of wat zoo, en mijn dag is om EINDE. De notulen worden gelezen en z. h. st. aldus gearresteerd. Aan de orde is een verzoek van de Gympas- tiek-vereeniging »Olympia" om voor naar oefeningen gebruik te mogen maken van het voormalige schoolgebouw aan de Koestraat, tegen betaling van 75 cent per avond. Over eenkomstig het piteadvies van B. en W. wordt zonder deliberatie en z. h. st. afwij zend 'beschikt, op grond, dat de lokalen niet in gebruik kunnen worden gegeven op de wijze welke adressa nte verlangt, nl. éen avond per week. Aan de orde is een ontwerp-besluit tot af- en overschrijving van posten op de Be grooting der Schutterij, dienst 189b, tot een bedrag van f97.84. Wordt z. d. en z. h. st. goedgekeurd. Aan de orde is liet gunstig prmadvies van B. en W. op het request aan H. M. de Ko ningin-Regentes van den heer Commissaris van Politie om verhoogiog zijner jaarwedde met f200. De heer K l e b e r, op den voorgrond stellend dat het tractement van den Com missaris werkelijk niet te groot is, merkt op, dat onlangs door den Raad het tractement den Inspecteur van Politie werd verhoogd, vooral omdat deze een gedeelte van den dienst van den Commissaris moet verrichten wijl deze te veel te doen beeft voor het Rijk. Volgens spr. gaat het niet aan, dat de Gemeente betaalt wat voor het Rijk ge daan wordt; de Minister brenge een post op de Rijksbegrooting waaruit deze ambte naar behoorlijk kan bezoldigd worden. Meer en meer blijkt de zucht van bet Rijk om de Gemeenten te doen bekostigen wat eigenlijk Rijks-uitgaven zijn. Spr. wil hiertegen pro testeeren en het eenige middel daarvoor is: stemmen tegen de voorgestelde verhooging. De Voorzitter zegt, dat de Commis saris, hoewel niet als zijn ambtsvoorganger Commissaris van Rijkspolitie, inderdaad veel heeft te doen voor het Rijk, maar ook het 'zielental der Gemeente is, óok door het garnizoen, veel grooter dan vroeger. Als nu de heer Kleber vooropstelt, dat de jaarwedde van den Commissaris werkelijk te klein is, dan zou het toch wei wat hard zijn, dezen ambtenaar de rechtmatige verhooging te onthouden en hem de dupe te maken. De Wet regelende de financieele verhouding tusschen Rijk eu gemeenten, thans bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhan gig gemaakt, zal bovendien in het door den heer Kleber gewraakte euvel voorzien, althans veel er in tegemoet komen. Hoe men zijn man temt. Ik kan het werkelijk niet langer uithouden; ik moet een vertrouwde hebben! Reeds een heel jaar lang heb ik mijn geheim bewaard; ik, een vrouw! En het is toch zoo komiek, zoo vree- selijk komiek; ik moet telkens lachen, als ik er aan denk. Maar wien zal ik het toevertrouwen? Ik zou niemand weten, want ik ben overtuigd, dat het iedereen zoo zou amuseeren, of zoo ontzetten, dat hij alles zou verraden, en dan ik zou het tooneel niet overleven, dat er dan zou volgen Daarom wil ik het aan de heele wereld ver tellen niet aan een enkeleaan iedereen. Als allen het weten, behoeft niemand het meer aan een ander te vertellen. Op deze wijze luch: ik mijn hart, gun ik allen het genot om mee te lachen, en bewaar ik toch mijn geheimwant zelfs mijn echtgenoot zou kunnen lezen, wai ik vertel, en er om lachen, zonder te droomen dat lief, onschuldig hartje dat hij de held is van mijn ware geschiedenis. Ik zal zijn persoonlijkheid getrouw voorstellen cn toch zijn uiterlijk anders schilderen dan het is. zoodat hij niet alleen zijn portret niet zal herkennen, maar er zelfs op zal zweren, dat hij niet bedoeld kan wezen. Fred is een mooie, knappe man, even in de dertig. „Zou ik dat wezen hoor ik alle jonge echt- I genooten vragen, die dit lezen. (Slot volgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1