Donderdag 16 December 1897. No. 4728. 47e Jaargang. "vergift. Stadsnieuws. Uitgave: A, H. VAN CLE E PP te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 4.— franco per pos f u. Advertentién 1—G regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar p aa i mmte. Legale-, ofiicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzondei-lijke nummers 10 cent. eb i j Rij advertentién van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KORTEGBACHT66 Telephoon 19. kennisgevingen. De BURGEMEESTER en WETHOU DERS van AMERSFOORT, Gelet op de artt. 87 en 88 der wet betrekkelijk de Nationale militie van den 19. Augustus 1861 (Staatsblad No. 72) en de artt. 25 en 26 van het Ko ninklijk besluit van den 8. Mei 1862 (Staatsblad No. 46) Gezien de kennisgeving van den heer Kolonel, Militie-Commissaris in de pro vincie Utrecht, van den 14. November 1897 Doen te weten, dat de eerste zitting van den Militieraad voor deze gemeente op DiHMlag den ai December ISÖ'J', des voormiddags te fOlireii, in liet openbaar wordt gehouden in eene der zalen van liet Stadhuis te UTRECHT, en bestemd is tot hot doen van uit spraakomtrent de .verschenen vrijwil ligers voor de militie, de lotelingen die redenen van vrijstelling hebben inge diend, de lotelingen die van den dienst uitgesloten of daarbij voorloopig toegelaten worden, en alle overige lotelingen, behoorende tot de lichting van het jaar 1897. Voorts, dat de tweede zitting van den Militieraad, bestemd tot het doen van uitspraak omtrent alle in de eerste zit ting niet afgedane zaken, en ten op zichte van lien die als plaatsvervanger of nummerverwisselaar verlangen opte- treden, ter voormelde plaatse in het openhaar gehouden wordt op WoeilS- «lau, den l£ Januari 1S99, des voormiddags te lO uren. En brengen tevens ter kennis van de belanghebbenden, dat de tijd en plaats der zittingen aan elkeu loteling zullen worden bekend gemaakt door middel van een aan zijne woning of aan die van zijnen vader of voogd te bezorgen biljet, alhoewel het niet-ontvangen van zoodanig biljet niet ontheft van de ver plichting tot het verschijnen voor den Militieraad of tot het indienen van de Feuilleton. 68). Thans speelde ook om Benedicta's mond een glimlach. En welke woorden zouden dat dan wel moeten zijn? vroeg zij. Daar ben ik nieuwsgierig naar. Gojowiez maakte een buiging en zeide Die woorden zouden moeten zijn Mijn lieve Carlo, ik behoor je toe. Dan zult u veel geduld moeten hebben, zeide de tooneclspeclster. En zoudt gij den ba ron werkelijk doodschieten, wanneer ik weigerde, die woorden tot u te spreken? Daar kunt u zeker van zijn, het zal ge beuren. Nu wil ik u niet langer storen. Goddank, dat ge eindelijk gaat I riep Be nedicts uit. Do bojaar maakte nogmaals een spottende bui ging en' verliet daarop het boudoir der actrice. Een kwartier later was Von Erlbach bij Be- nedieta. Zijn gelaat was nog bleeker dan ge woonlijk en zijn oogen fonkelden onheilspellend. Benedicts, begon hij. je weet reeds, dat ik door overmacht verhinderd werd den ellendeling onder mijn handen te verpletteren. Je zult zeker niet aan mijn moed twijfelen? In het minst niet, mijn vriend, zeide de tooneclspeclster. De baron greep haar hand en kuste die. Dat je in mij gelooft, Benedicta, geeft mij het leven weer. De wenkbrauwen van Benedicta trokken zich samen haar gelaat nam een ernstige, pein zende uitdrukking aan. Wat zal nu het gevolg hiervan zijn 7 vroeg zij dof. tot staving der redenen van vrijstelling gevorderde bewijsstukkenzullende de loteling, die vrijstelling verlangt we gens ziekelijke gesteldheid, gebreken of gemis van gevorderde lengte, en de plaatsvervanger of nummerverwis selaar in persoon voor den Militie raad moeten verschijnen, ieder op het voor hem hierboven vermeld tijdstip. Amersfoort, den 15. December 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. NATIONALE MILITIE. De BURGEMEESTER en WETHOU DERS van AMERSFOORT, Gezien de wetten van den 19. Augus tus 1861 (Staatsblad No. 72), van den 1. Mei 1863 (Staatsblad No. 44), en van den 4. April 1892 (Staatsblad No. 56), betrekkelijk de Nationale militie, bene vens het Koninklijk besluit van den 17. December 1861 (Staatsblad No. 427) en de wet van 22 Juni 1893 (Staatsblad No. 91); Doen te weten, dat op MAANDAG den 17den, en DINSDAG den 18den JANU ARI 1898, telkens van 's voormiddags 10 tot 1 uur des namiddags, ten Raadhuize der gemeente de inschrijving voor de Nationale militie zal plaats hebben van jongelingen, die in den loop van het jaar 1879 geboren en alzoo in 1898 aan de loting onderworpen zijn. En brengen hierbij de navolgende wets artikelen in herinnering Art. 15. „Jaarlijks worden voor de „militie ingeschreven alle mannelijke in- „gezetenen, die op den 1. Januari van het „jaar hun negentiende jaar waren inge treden." „Voor ingezeten wordt gehouden „1. hij wiens vader, of, is deze overleden, „wiens moeder, of, zijn beiden overleden, „wiens voogd ingezeten is volgens de wet „van den 28. Juli 1850 (Staatsblad No. „44)2. hij, die geen ouders of voogd „hebbende gedurende de laatste, aan het „in de eerste zinsnede van dit artikel „vermeld tijdstip voorafgaande, achttien „maanden in Nederland verblijf hield „3. hij, van wiens ouders de langstle vende ingezeten was, al is zijn voogd „geen ingezeten, mits hij binnen het llijk „verblijf boude." „Voor ingezeten wordt niet gehou- „den de vreemdeling behoorende tot eenen „Staat, waar de Nederlander niet aan „den verplichten krijgsdienst is ouder- worpen, of waar ten aanzien van de „dienstplichtigheid het beginsel van we- „derkeerigheid is aangenomen." Art. 16. „De inschrijving geschiedt: ,1. van een ongehuwde in de gemeente „waar de vader, of is deze overleden, de „moeder, of, zijn beiden overleden, de „voogd woont2. van een gehuwde en „van een weduwnaar, in de gemeente „waar hij woont; 3. van hein die geen „vader, moeder of voogd heeft of door „dezen is achtergelaten, of wiens voogd „buiten 's lands gevrtftigd is, in de ge- „meente waar hij woont4. van een „buiten 's lands wonenden zoon van een „Nederlander, die ter zake van 's lands „dienst in een vreemd land woont, in de „gemeente waar zijn vader of voogd het „laatst in Nederland gewoond heeft." „Art. 17. „Voor de militie wordt niet „ingeschreven: 1. de in een vreemd Rijk „achtergebleven zoon van een ingezeten, „die geen Nederlander is; 2. de in een „vreemd Rijk verblijf houdende zoon van „een vreemdeling, al is zijn voogd inge beten 3. de zoon van een Nederlander, „die ter zake van 's lands dienst in 'sRijks „overzeesche bezittingen of koloniën „woont." Art. 18. „Elk die volgens art. 15 be- „hoort te worden ingeschreven, is ver plicht zich daartoe hij Burgemeester en „Wethouders aantegevtfn tusschen den „lsten en den Sisten Januari. De baron glimlachte koel. Mijn vrouw zal alles vernemen, antwoord- de hij. Dat is onvermijdelijk, meende Benedicta, maar verder? Verder? zeide Erlbach lachend. Wat an ders, dan dat ik nu altijd bij je zal kunnen blijven, aangebedene Benedicta. Je beschouwt je echtgenoote wel wat al te veel als bijzaak, merkte de tooneelspeelster op. Voor u moet zij wijken! riep Von Erlbach uit. Ik bemin haar niet meer mijn hart behoort u toe. Hij knielde aan haar voeten neer. De actrice legde haar kunstmatig bevende handen op zijn hoofd. Je hebt nog iets te doorstaan, sprak zij zacht, dat duel met Gojowiez. Ovrees niet I riep hij uit, ik zal mij op dien schurk wreken. Benedicta trad dien avond niet op en de baron was, zooals w"el van zelf spreekt, evenmin in den schouwburg te zien. Men had een ander stuk moeten Bpelen en de directeur jammerde over de slechte recette. Gojowiez pronkte in een loge met zijn moed. Adrian, dievan de geruchtmakende zaak natuur lijk eveneens vernomen had, sprak daarover in de pauze met De Beaucourt. Misschien wordt ons daardoor de gelegen heid geboden, den baron nader te leeren kennen, zeide de ridder. Voorloopig heb ik moeite ge daan, iets te weten te komen van hetgeen er vóór zijn huwelijk is gebeurd. En wat hebt u daaromtrent vernomen De Beaucourt sprak met zeer gedempte stem, want zij bevonden zich in de kleedkamer van Adrian, die slechts door een houten beschot van die der overige tooneelspelers gescheiden was, zoodat men anders het gesprek zeer goed had kunnen afluisteren. „Bij ongesteldheid, afwezigheid of ont stentenis is zijn vader, of, is deze over deden, zijn moeder, of zijn beiden over- „leden, zijn voogd tot het dóen van die „aangifte verplicht." Art. 20. „Hij, die eerst na het intre- „den van zijn lSde jaar, doch vóór het „volbrengen van zijn 20ste ingezeten „wordt, is verplicht, zich, zoodra dit „plaats heeft, ter inschrijving aantegeven „bij Burgemeester eu Wethouders der „gemeeute waar de inschrijving volgens „art. 16 moet geschieden." Verzuim van aangifte ter inschrijving wordt gestraft met eene boete van ten hoogste 100 of subsidiaire hechtenis van ten hoogste tien maanden. Bij aangifte van hen, die elders ge boren zijn, wordt de overlegging van een geboorte-acte gevorderd, tot wier koste- looze verkrijging men zich ter Secretarie dezer gemeente kan vervoegen eenige dagen vóór de aangifte. Amkiisfooiit, den 15. December 1897, Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. .Mijn inlichtingen zijn zeer nauwkeurig, zeide Beaucourt, hij behoort tot een oud-adellijk ge slacht zijn vader is zeer lichtzinnig met het fa milievermogen omgegaan, zoodat de baron niet veel geërld heeft. Zoo iets komt meer voor, zeide Adrian lachend. De ridder ging voort: Hij beeft het laatste overblijfsel van dat ver mogen verspild en zich bovendien schuldig ge maakt aan handelingen, die hem, ondanks zijn wapenschild, voor den strafrechter hadden kun nen brengen, wanneer zijn kamerdienaar Peter Kamer hem niet een rijke bruid uit de provin cie had verschaf!. Hij trouwde dat meisje dus alleen om haar geld riep Adrian vol afkeer uit. De rijke bruidschat redde hemdat hij zijn vrouw evenwel niet bemint, bewijst zijn hartstocht voor Benedicta. En is u er zeker van, dat zij die nu voor de barones doorgaat, werkelijk dat meisje uit de provincie is? vroeg Adrian. Wie zou het anders zijn hernam de ridder. Adrian greep den ouden heer bij de hand en drukte die krachtig. Een vermoeden zegt mij, dat de ware ba ronnes een andere is, fluisterde hij hem toe. Dat is een vermetele bewering riep De Beaucourt uit, en wie zou dan de ware barones zijn Wie? herhaalde de jonge man met trillen de stem. Geen ander dan Gabrielle. Do ridder zag zijn oud-leerling bezorgd aan. Ik ben niet krankzinnig, ging Adrian voort vrees niet, dat ik het verstand verlies, maar hoe langer ik er over nadenk, des te meer schijn van waarheid krijgt mijn vermoeden. Dus geloof je, dat Gabrielle voor dood ge houden werd en dat de baron als weduwnaar hertrouwd is? Hoe alles in zijn werk gegaan is, kan ik Ds. A. P. G. Jorissen, Remonstrantsch pre dikant te Rotterdam, hoopt aanstaanden Zon dag vóór te gaan bij de godsdienstoefening in de Remonstrantscbe kerk hier. Voor het Nationaal Huldeblijk aan H. M. de Koningin-Regentes ten volgenden jare aan te bieden, is hier ter stede bijeenge bracht f 1212.50. liet sub-comité voor den optocht, hier ten volgenden jare bij de Huldigingsfeesten te houden, verzoekt ons plaatsing voor het vol gende Het jaar '07 is niet geheel ten einde en reeds maakt men plannen voor den optocht, te houden in de tweede helft van '98. Het niet weten en ik kan daaromtrent niet zoo snel een vermoeden opvatten, antwoordde Adrian, maar dut het een duistere zaak is geweest, wordt reeds voldoende bewezen door de omstandigheid dat Berger destijds op het dorpskerkhof mannen heeft aangetrofFen, die de begraven, schijn- doode Gabrielle uit haar graf wilden rooven. Inderdaad, dat is zeer verdacht, mompelde de ridder, maar kunnen het geen misdadigere zijn geweest, die alleen uit hebzucht grafschen ders werden? Adrian schudde het hoofd. Wanneer het op het kerkhof in een groote stad gebeurd ware, dan zou ik inij misschien met uw zienswijze kunnen vereenigen, maar op een dorpskerkhof valt gewoonlijk voor zulke schelmen weinig ie stelen. Ook moeten de dieven van ver af gekomen zijn, want eenvou dige boerenmenschen wagen zich niet aan zulk een misdaad. Dat moet ik volmondig toestemmen, zeide Beaucourt. liet is dus in de eerste plaats van belang, dat wij dien kamerdienaar opsporen, ging Adrian in gedachten verdiept voort. Deze is misschien de eenige, die iets naders van de zaak weet. En wanneer hij er iets van weet, zal hij dan ook willen spreken? Adrian zweegeerst na geruimen tijd te heb ben nagedacht, hernam hij U hebt gelijk, wanneer deze man iets van het geheim kent, moet het hem worden afge kocht. Dat wil zeggen, wanneer deze man het zich laat afkoopen. Een bediende, sprak Adrian minachtend, twijfelt u daar nog aan Het gelnnt van den ridder werd zeer ernstig. Er zijn menschen, die geheimen uit baat zuchtigheid bewaren, maar er zijn er ook, die door vrees gedwongen worden tot stilzwijgen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1