Maandag 17
Januari 1898.
No. 4737.
47e Jaargang.
VERGIFT.
PHOENIX-BROÜWERIJ
H. MEURSING Co. AMERSFOORT.
Specialiteit io Exportbier naar de Tropen.
Uitgave
Firma A. H. VAN CLEEI
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post f 4.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentien per regel 15 cent Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Rij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht
KORTEGRACHT 56
Telephoon 19.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gelet op de aanschrijving van Heoren Gedepu
teerde Staten der provincie Utrecht van den IC. Juli
1844 (Provinuianlblad No. 53), houdende uitnoodi-
ging om, ter voldoening aan ecu, op machtiging van
Zijne Majesteit den Koning, door Z. E. den Minister
van Biunenlandsche Zaken bij aanschrijving dd. 29.
Juni 1844, no. 108, I. afd., gedaan verzoek, jaarlijks
de ingezetenen te herinneren aan de bepalingen der
wet van den 1. Haart 1815 (Staatsblad no. 21), be
trekkelijk de viering der ZON- en FEESTDAGEN;
Maken dientengevolge aan de ingezetenen bekend,
dat de voormelde wet is van den volgenden inhoud
Wy Willem, by de gratie Gods, Prins vau Oranje-
Nassau, Souverein Vorst der Vereenigdc Nederlan
den, enz., enz., enz.
Aan al degenen die deze zullen zien ol hooren
lezen, salutdoen te weten
Al zoo Wij in overweging genomen hebben de
noodzakelijkheid om, op het voetspoor onzer gods
dienstige voorvaderen, die daaron steeds den hoog-
sten prijs stelden, de plichtmatige viering van den
dag des Hoeren en andere dagen tier openbare
Christelijke godsdienst toegewijd, door eenparig voor
de geheele uitgestrektheid der Vereenigdc Neder
landen algemeen werkende maatregelen te ver
zekeren.
Zoo is het, dat Wij den Raad van State gehoord
en met gemeen overleg der Statcn-Gencrua! van
deze landen hebben goedgevonden en v rstaan, ge
lijk wij goedgevonden on verstaan bij deze:
1. Dat op Zondagen on op zoodanige godsdienstige
feestdagen, als door de kerkgenootschappen van
de Christelijke godsdienst dezer landen alge
meen erkend en gevierd worden, niet alleen
gcene beroepsbezigheden zullen mogen verrigt
worden, welke tie godsdienst zouden kunnen
storen, maar dat in het algemeen geen openbare
arbeid zal mogen plaats hebben dan ingeval van
noodzakelijkheid, als wanneer de plan'«elijke
regeering daartoe schriftelijk toestemming zal
geven.
2. Dut op deze dagen, met uitzondering van ge
ringe eetwaren, geen koopwaren hoegenaamd
op markten, straten, of openbare plaatsen zullen
mogen worden uitgestald of verkocht, en dat
kooplieden en winkeliers hunne waren niet
zullen mogen uitstallen noch met opene deuren
verkoopen.
8. Dat gedurende den lijd voorden openbare gods
dienstoefening bestemd, de deuren der herbergen
en andere plaatsen, alwaar drauk verkocht wordt,
voor zoo verre dezelve binueu den besloten
kring der gebouwen liggende zijn, zullen ge
sloten zijn, en dat ook gedurende dien zelfden
tijd, geeuerhande spelen, hetzij kolven, balslaan
of dergelijke, mogen plaats hebben.
4. Dat geeue openbare vermakelijkheden, zooals
schouwburgen, publieke danspartijen, concerten
en harddraveryen, op de Zondagen en algemeene,
feestdagen zullen gedoogd worden zullende het
aon de plaatselyke besturen worden vrijgelaten
hieromtrent eene uitzonderiug toctestaan, mits
niet dan na hot volkomen eiudigen vau alle
godsdienstoefeningen.
6. Dat de plaatselyke politie zorg zal dragen, ten
einde alle hinderlijke bewegingen en gerucht
in de nabijheid der gebouwen tot de oponbare
eeredienst bestemd, en in het algemeen ulles,
wat de.rzelve zoude hinderlijk zijn, voortekomeu
of te doen ophouden.
Feuilleton.
7 6).
Olaria zag haar moeder met een van haat
glociendcn blik aan. Deze keerde haar dochter den
rug toe. Tusschen haar vast op elkander geklemde
tanden siste zij
Wij hebben verder niets meer te bespreken
ga heen.
U jaagt mij weg als een dienstbode barstte
Olaria uit..
Noem het zooals jö wilt.
't Is goed, ik ga, went in uw nabijheid
bekruipt mij een gevoel van angst, sprak Olaria
op doflen toon.
De gravin scheen door deze woorden van Ola
ria pijnlijk te worden aangedaan; zij keerde
zich haastig om en haar donkere oogen fonkel
den met boosaardigen glans, terwijl een sarkas-
tisch lachje haar lippen plooide.
Je gevoelt je angstig, zeide zij, aan je weer
spannige houding zou men dat toch niet zeggen.
Olaria verliet het boudoir. Nauwelijks had
zy de deur achter zich dichtgetrokken of haar
schoone oogen vulden zich met tranen.
Wat heb ik aan een roemrijken naam, aan
al die weelde, aan al dien rijkdom, riep zij bitter
uit, menige vrouw uit de volksklusse is geluk
kiger dan ik.
Zij snelde door de prachtige zalen van het
6. Dat de overtreding tegen de bepalingen van
dit besluit, naar gelang van personen en om
standigheden, zullen gestraft worden met een
boete van niet hooger dan vijf en twintig gulden,
of met een hechtenis van nier langer dan drie
dogen voor de overtreders die buitPn staat mogten
zijn deze boete te betalen.
7. Dat bij een tweede overtreding, de boete of
straf zal worden verdubbeld, en wijders alle te
koop gelegde of uitgestalde goederen verbeurd
verklaard en de herbergen of andere publieke
plaatsen voor éene maand gesloten zullen worden.
En dat door deze algemeene verordeningen, alle
daarmede niet overeenkomstige provinciale of plaat
selijke reglementen en inrichtingen zullen worden
gehouden voor vervallen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal
worden geïnsereerd, en dat een genoegzaam getal
exemplaren gedrukt en aan de Staten in de onder
scheiacne provinciën of landschappen, ingevolge
art. Sb der Grondwet, ter uitvoering zal worden toe
gezonden, met. last om dezelve aloui te doen pu
bliceren en affigeren, en van de predikstoelen ilt-r
onderscheidene Christel ij Ke kerkgenootschappen te
doen aflezen.
Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministeriële
departementen en andere autoriteiten, justicieron en
officieren, wien zulks aangaat, aan de naanwkeurige i
uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige
conniventie of dissimulatie.
Gegeven in 's-Graveuhage, den Isten Maart des 1
jaars 1815, het tweede van Onze regering.
[getrekend] WILLEM.
Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid,
{getrekend) A. R. FALCK.
Gedaan te Amersfoort, den 14 Januari 1898. j
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. .SCHIMMELPENNIN'('K.
De Secretaris,
W. L. SCHELTl'S.
HOOGER OP
Hooger op
Dat is de leuze van duizenden.
Welnu, dat is een flink woordhet
geeft bewijs vau kracht, van energie.
Hooger op, zegt de knecht, en hij zet
zich neer als baas. Jarenlang heeft hij
het vak geleerd en de lust om zelfstandig
te zijn, stoffelijk wat vooruit te komen,
doet hem tot dien stap besluiten. Allen
zullen zijn daad toejuichenvelen zullen
hem begunstigen, hem een handje helpen
om «hooger op" te komen.
Hooger op moet mijn jongen, denkt de
vader, die in nederigen stand het brood
met veel inspaning heeft verdienddoor
slaven en sloven heb ik zooveel verkregen,
dat hij meer kan leeren dan mij vergund
werd, en het zal mjjn trots wezen als hij j
later in anderen stand een eer wordt voor
mij ti naam.
Hooger op, denkt de soldaat, die als
vrijwilliger in dienst treedt en op den
officiersrang ziet ah iets, dat hem in de
toekomst wenkt. Geen moeite, geen in-
spanning zal hem te zwaar vallen.
In al deze en soortgelijke gevallen doet
dat verlangen ons aangenaam aan. Altijd
de «oude knecht" te blijven, is niet pret
tig en het is een teeken van zelfgevoel,
van levenslust als meu op eerlijke wijze
streeft naar de bevrediging van dat ver
langen.
Niet aan allen gelukt het, al spannen
zij zich in, of al laten zij aan hun kin
dereu het beste onderwijs geven. De om
standigheden in onze samengestelde maat
schappij zijn vaak zóo, dat ze zulk een
begeerte tegenwerkendaarvan is na
tuurlijk droeve teleurstelling hetgevo'
Ook vindt men vaak personen, die wel
gaarne „hooger op" willen, maar daartoe
liefst komen zonder veel moeite. Zij
wenschen naar die hoogte gebracht te
worden vandaar, dat bet ook niet een
drukke werkkring is, dien zij begeeren,
maar liefst een baantje dat niet te veel
inspanning van hoofd en handeü vergt. Zij
willen rijker worden door het spelen in de
loterij of door, zonder dat de rechter er
bij te pas komt, een goed deel van an-
derer goed zich handig toe te eigenen
mensch van invloed te zijn, zoodat. velen
bedelen om een genadig knikje, en dat
te worden, omhooggedragen door anderen,
zonder dat een of ander kruis vau ver
dienste op de borst kon worden gehecht.
Ja, de wegen om „hooger op" te komen
zijn vele
Zal de ijverige, gekomen ter plaatse,
waar hij begeerde te zijn. een gevoel van
tevredenheid en dankbaarheid in zich
waarnemen, de gemakzuchtige kent dat
niethoe ook begeerd, is het verkregene
voor hem een zaak, die weinig gewaar
deerd wordt.
Slechts dat heeft voor den mensch
waarde, wat hij door moeite eu zorg zich
ten eigendom verkreeg.
Elke stap „hooger op" moet een zweet
druppel hebben gekost wie er op an
dere wijze komt, mist het genot.
Indien ook al velen „hooger op" willen
in stoffelijkeu zin en daarvoor veel ijver
geven, het hooger op gaan in zedelijken
zin is niet zoo bijzonder in trek.
Niemand, die prijs stelt op den naam
van een fatsoenlijk mensch, kan nalaten
een zekere hoogte des zedelijken levens
te bestijgen, d i. die hoogte, waarop men
staan moet om, naar luid der openbare
meening, voor een welopgevoed mensch
gehouden te wordenmaar daarmede
stelt men zich al heel spoedig tevreden.
Deze trap van zedelijke hoogheid be
reikt men dan ook zeer gemakkelijk
eerst worden we daartoe gedrongen door
de tucht van het ouderlijk huis eu later
door een zeker respect voor onze betrek
king, onze vrienden, en vooral de wereld.
Juist de vrees om in opspraak te komen,
houdt ons, ook indien wij het wilden,
er van terug om te dalen, en als we nog
eens, door den hartstocht verleid, iets
doen beneden dat peil, wordt dat in het
duister verricht.
Maar „hooger op" wordt door de open
bare meaning niet geöischt en we zijn
meestal te traag om uit eigen beweging
te stijgen. Men staat ook altijd nog veel
hooger dan het grootste aantalnaar be
neden ziende, ondekt men een zee van
mtnschen, wier zedelijk gehalte met het
groote huis, dat voor haar zooveel als een kerker
was. Op haar kamer gekomen, wierp zij zich
weenena op een divan. Zij begroef haar gelaat
in de kussens.
Na een lange pauze steunde zij op hartver-
scheurenden toon;
Max en mijn kinc' wil ik niet verlaten.
Zou het dan een misdaad zijn wat ik uit
liefde tot Max gedaau heb? Neen, neen. het
kan geen misdaad zijn, want waarom zou er dan
in den mensch een hart geschapen zijn, wanneer
het niet mocht beminnen?
Zij werd gestoord door het binnentreden van
Nina, die met neergeslagen oogen Vorst Rada-
noff aandiende; fluisterend voegde zij er bij:
De Vorst volgt mij op den voet.
Inderdaad trad de wel wat al te drieste Rus
terstond achter Nina het boudoir binnen.
Olaria had zelf den tijd niet gehad, zich uit
haar liggende houding op te richten doch Rada-
noff, die gewend was, door de dames steeds als
een welkom gast beschouwd te worden, zag het
onbehoorlijke van zijn handelwijze volstrekt niet
in. Toch schrikte hij eenigszins, toen hij het
ernstige gelaat v.;n Olaria zag.
Vergeef mij, lieve gravin, zeide hij, ik
hoopte, dat ik bij u niet aan strenge vormen
zou gebonden zijn.
Olaria gaf haar kamenier een wenk en toen
het meisje zich verwijderd had, zeide zij koel:
Uwe Doorluchtigheid is een welkome gast
in het huis van mijn moeder en kan zich daurora
hier bewegen, alsof zij op eigen terrein was.
Radanofl' beet zich op de lippen.
U zegt, dat ik een welkom gast van me
vrouw uw moeder ben, sprak hij, maar u, gra
vin, wilt u aan mijn smeeken geen gehoor ge
ven en mijn hart nog langer doen lijden
Uw hart? vroeg Olaria op ijskoudentoon.
01 u weet wel, dat' ik u bemin en dat
ik u reeds lang tot Vorstin zou gemaakt hebben,
wanneer u zich niet altijd zoo koel tegenover mij
hield, riep de Rus harstochtelijk uit. Uw mama
heeft mij toegestaan, te trachten uw hart voor I
mij te winnen, gravin. 01 maak mij tot den ge
lukkigste van alle mannen,* reik mij uw kleine
hand en zeg dat u mijn vrouw wilt worden.
Olaria bleef sprakeloos en onbeweeglijk staan.
Eensklaps zonk Iladanoff op de kniëen en
riep:
Ziet ge wat ik doe? Een Radenoö knielt
voor u neer en smeekt u, hem aan te hooren.
Gravin verlangt u een nög sprekender bewijs
voor mijn liefde?
Olaria haalde nauw merkbaar de schouders op.
Sta op, Doorluchtigheid, fluisterde zjj.
Spreek mij niet zoo vormelijk aan, noem
mij Cesar 1
Sta op, het voegt u niet, voor mij te knielen.
Ik aanbid u, Olaria. 01 z e mij toch niet
zoo koel en schuchter aanspreek een woord tot
toenadering.
Dat kan ik niet.
Gij ontneemt mij dus alle hoop? 01 dat
kan u geen ernst zijn.
Het gelaat van Olaria werd plotseling doods
bleek en nam een zonderlinge uitdrukking aan.
Er moest een buitengewone, ja, wellicht vreese-
lijke gedachte in haar hoofd opgekomen zijn.
Sta op, Doorluchtigheid, herhaalde zij. Gij
vernedert u.
O neen, men vernedert zich niet wanneer
men knielt voor een heillige, die men aanbidt.
Maar wanneer zij, die ge voor een heilige
aanziet, nu eens een onwaardige was vroeg zij.
De Vorst sprong op. Zijn gelaat werd vuur
rood, maar verbleekte bijna terstond daarop, ter
wijl hij uitriep:
Gravin, wat zegt u daar
De waarheid
Radanoff haalde diep adem. Hij zag Olaria
gedurende eenigeoogenhlikken aan, toen schudde
hij het hoofd en zeide op vasten toon
Ik geloot u niet.
Olaria haalde de schouders op.
Ook niet, nu ik het u zelf beken vroegzij.
Juist omdat ge uzelf beschuldigt, geloof ik
u niet.
Een bittere glimlach vertoonde zich om den
mond van Olaria en met geveinsde kalmte her
nam zij
U zoudt er berouw over hebben, een scnul-
dige tot uw echtgenoote gemaakt >te hebben.
Vergeef mij het verdriet, dat ik u moet aandoen
en bewijs mij de gunst, mijn geheim voor mama
I te verzwijgen en verged mij.
Nooit, nooit 1 riep Radanoff uit terwijl hij
de hand als tot een eed ophief. Hoe zou ik u
kunnen vergeten?
I Het moet.
Wie kan mij dat bevelen?
I Uw eer. (IForiÜ vervolgd)