Donderdag 3
Februari 1898.
No. 4742.
47e Jaargang.
Binnenland.
VERGIFT.
AMERSFÖORTSCHE COURANT.
ültgave
firma A. H. VAN CLE E FF
te Amersfoort.
Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per
post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar
plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke
nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
Bureau
KORTEGRACHT
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
Voorzieningen willende nemen tot het doen op-
maken der lijst van de Hoogstaangeslagenen in 'e Rijks
directe belastingen, ter benoeming van leden voor dc
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Gelet op de 2de alinea van art. 102 der Wet van
7 September 1890 (Staatsblad no. 154), regelende bet
Kiesrecht, enz., zooals die Wet is gewijzigd bij de Wet
van 31 December 1897 (Staatsblad no. 309)
Noodigen dc inwoners van dit gewest oit, om,
bijaldien zij elders dan in deze Pro vin,-ir in 'sRü ;s I
directe belasting zijn aangeslagen, daarvan v.'iorden I
15den Maart 1898 te doen blijken.
En zal deze op do gewone wijze worden
igd en aangeplakt.
UTRECHT, den 27 Januari 189a
digd
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
SCHIMMELPENNINCK v. n. O.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Ge
meente, dat dc door den Prov. Inspecteur van V Rijks
directe belastingen enz. iu Noord-Holland en Utrecht
executoor verklaarde kohieren Nos. 9, 10 en 11 van
de Personeele belasting over het dienstjaar 1897 aan
den Ontvanger van 's Rijks directe belastingen albicr
zyn ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is zijnon
aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Gedaan on op do daarvoor gebruikelijke plaatsen
aaugeplakt te Amersfoort, den 1 Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gezien art. 15 der Wet van 26 Mei 1870, Staatsblad
82 betrekkelijk de Grondbelasting,
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de
staat No 75 met 16 vervolgen, aanwijzende de
uitkomsteu, bedoeld bij de artt, 15, 23 en 43 der Ge
meente-wet, gedurende dertig dagen ter Secretarie
ter visie zal liggen, eiken werkdag van 10 tot 1 uur.
Amersfoort, den 1 Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
Hij Koninklijke boodschap is thans bij
de Tweede Kamer ingediend een door de
Ministers van Oorlog, Marine en Binnenland-
sche geteekend ontwerp tot afschaffing van
de plaatsvervanging en de nummerverwis
seling bij de Nationale militie.
Het ontwerp heeft ten doel het vastellen
en in toepassing brengen van het beginsel
van den persoonlijken dienstplicht en behelst
dan ook geen andere wijzigingen dan die.
welke op de persoonlijke vervulling van den
dienstbetrekking hebben of daarmede in recht
streeks verband staan.
Wordt het voorgedragen ontwerp tot wet
verheven, dan zal krachtig de hand worden
Feuilleton.
80).
In liet huis Persigny was het weer eveu stil als ge
woonlijk. De bedienden liepen met angstig gelaat
rond en vermeden elkgedruisch. De gravin was dieu
dag al bijzonder slecht geluimd. Weliswaar kwameu
haar boozo buien zóo veelvuldig voor, dat men zou
meenen dat men er in huis al aan gewend was,
maar toch werkte do ontstemdheid der gravin ver
lammend op do gemoederen van de bedienden.
Haar blik joeg elk ecu rilling aan. Men durfde
zelfs niet hnrdop tegen elkaar spreken. Het was
avond geworden en men dankte in huis den hemel,
dat deze dag weer voorbij was.
Den meesteu engst had Nina, de kamer vau O-
laria, uitgestaan, Sedert maanden was de gravin
niet op de gedachte gekomen, de kamers harer
dochter te bestreden. Het had haar steeds genoe
gen gedaan wnnneer men haar niet over Olaria sprak.
Heden ovenwei, terwijl zij zoo onrustig door de
vortrekken van het huis dwaalde, kon het licht gc-
gebeuren. dat zij Olaria zocht en niet vond. Naar
Do Boaucourt had zij roods herhaalde malen gevraagd,
maar men moest haar zelfs thans, nu het avond
was geworden, mecdeelen, dat de ridder niet thuis
was.
Eindelijk werd er gebeld.
Het was evenwel niet de ridder, maar Olaria.
Zjj snelde nanr haar boudoir.
Goddank dat u gekomen is, gravin, fluisterde
Nina, een ongel moet u op het denkbeeld hebben
doen komen, juist heden hierheen te gaan.
Tocu Olaria haar kamenier met vragenden blik
aanzag, vertelde deze alles wat zjj van de overige
geslagen aan de hervorming der levende
strijdkrachten.
Over het jaar 1806 wijst de toestand van
de openbare gezondheid in Nederland veel
verbetering aan. Van 1887 tot 180(5 is een
heuglijke vooruitgang merkbaar, zooals uit
volgende cijfers blijkt, In 1887 bereikte het
algemeene sterflu-quotient in het Koninkrijk
nog de hoogte van 28.10 op 1000 inwoners,
terwijl het in 1800 tot 24.3 is gedaald, bij
oen vermeerdering van de bevolking van 20
tut 311 2 millioen. De sterfte aan besmette
lijke ziekten is nog sterker gedaaldhet
quotient bedroeg in 1887 nog 4.6, daarentegen
in 1806 slechts 1.87.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
herinnert belanghebbenden, dat indien het
verschuldigde in de Pei-soneele belasting-
op 1 Februari 1808 niet is voldaan, de be
lastingplichtige niet op de den 22sten Maart
vast te stellen Kiezerslijst wordt geplaatst,
tenzij hij voor of op 3 Maart aan den Bur
gemeester doet blijken, dat de betiding als
nog vóór of op 1 Maart is geschied.
Gelijk op de aanslagbiljetten is vermeld,
ontslaat het verkrijgen van ontheffing niet
van do verplichting om den aanslag tijdig
te betalen.
Ontheffingen worden ten aanzien van het
behoud of de verkrijging van liet kiesrecht in
geen geval inct betalingen gelijkgesteld, zoo
lang zij niet vaslstaan.
Zoolang hooger beroep aanhangig is, of
de termijn voor het instellen van hooger be
roep nog niet is versfreken, staaL de onthef
fing niet vast.
In een studie over Leerplicht vermeldt het
Nieuws van den Dag het volgende betref
fende het onderwijs aan kinderen van ker
misreizigers
Onder hen, aan wie in 1S97 door de
Fransche Akademie een prijs der deugd
(Prix Montyon) is toegekend, komt de naam
voor van mejull'rouw Eugénie Bonnefois, en
de aanleiding tot haar onderscheiding is
juist de wijze, waarop zij zich heeft gewijd
aan het onderwijs van kermiskinderen. In
het verslag der Académie voor de uitgereikte
prijzen lezen wij, hoe deze moedige vrouw,
die zelve met een diorama de kermissen
bereist, nadat zij haar familie had zien ster
ven, haar hart heeft geschonken aan de
kinderen van haar vakgenooten. Als dochter
van een dorpsonderwijzer was haar stellig
de herinnering bijgebleven van de boeren
bedienden reeds van de slechte stemming der graviu
had vernomen. Een onbegrijpelijk lachje zweefde
om haar mond.
Zou een voorgevoel haar misschien zeggen, dat
haar con onheil dreigt? vroeg Olaria zich in gedach-
teu af. Behoort zij totdat ras van slangen, die het na
derend onweer niet zien, maar het aan de werking
van den dampkring kunnen bespeuren f
Olaria zond haar kamenier met een wenk weg en
sloot zich in haar boudoir op.
Gravin Leoutine liep in haar kamer heen en
weer als een roofdier in zijn hok. Eensklaps bleef
zjj staan en straardc met wijdgeopende oogen naar
den wand. Haar boezem bewoog zich onstuimig
een zachte kreet kwam over haar lippen.
Toch was het een zeer eenvoudig voorwerp, dat
haar dien schrik aanjoeg, een scheurkalender, die
in een hoek hing.
De datum stamelde zij, o! het is vreeselijk
heden is het zjjn sterfdag.
Meer kon zij op het oogenblik met uitbrengen;
zij viel op een sofa neer. Eerst na een lange pauze
steunde zij weder:
Nu is het mij duidelijk, waarom ik den ganschen
dag zulk een ellendige» toestand heb verkeerd, zonder
dat ik het wist kwelde mij die noodlottige datum.
Zjj hulde zich dichter iu haar pelsmantel, dien
zjj over haar négligé geworpen had. Hoewel het
midden iu den zomer was, huiverde zij.
Er werd geklopt.
Angstig vroeg zij
Wie is daar?
Mevrouw de gravin heeft naar mij laten vragen
en daarom
Eenigszins gerustgesteld vroeg gravin Leontine
Ben jij het, Beaucourt
Ja, mevrouw.
Kom binnen.
Nauwelijks had zjj den tjjd een blik in den spiegel
kinderen, die kwamen leeren spellen in het
huisje van haar vader. Zóo opende zij in
1892 te Parijs haar eerste school. Het begin
was zeer bescheiden 50 franc, die een vriend
haar had gegeven, vormden baar kapitaal
en een prentenboek, door denzelfden vriend
geleend, was het eenig leermiddel. Het
schoolgebouw was haar kermiswagen Daar
kwamen twaalf kleine kunstenmakers, jongens
en meisjes, het alphabet leeren.
In den aanvang toonden de ouders zich
onverschillig tegenover de onderneming van
iiioj. Bonnefois, doch langzamerhand werden
zij overtuigd van het nut en zonden hun
kinderen naar den scboohvagen. Al gauw
was deze te klein geworden een tent inoest
worden ingericht en de medewerking van
een onderwijzeres te baat genomen. En de
school breidt zich nog steeds uit. In het
tweede jaar bezochten haar 36 kinderen meer
dan in liet eerstein 1893 had mej. Bor.-
nefois 111) leerlingen, 117 in 1895 en in
1896,97 reeds 297! Zij heeft thans twee
schooltenten in gebruik, die men naar ver
kiezing in elkaar kan zetten en uit elkaar
nemen, en die met heel het meubilair en
de benoodigdheden de gezinnen der kermis
reizigers volgen door Parijs, de buitenbou
levards en de banlieue.
De Minister van Onderwijs heeft dan ook
niet geaarzeld, aan mej. Bonnefois een Staats
subsidie van 8<X) franc te verleenen. De
Sociélé nationale d'encouragement du bien
schonk haar een eerediploma en nu heeft de
Académie, bij haar laatste prijsuitdeeling,
aan de wakkere vrouw een Prix Montyon van
2500 franc toegekend.
Ons land, zegt de schrijver ten slotte, heeft
heel een bevolking van turf-, zand-, en steen-
schippers, en de kermiswagens, met hun
rondtrekkende bewoners, zijn ons waarlijk
evenmin onbekend.
Zal de wet op den Leerplicht bijzondere
bepalingen ten behoeve van deze kinderen
bevatten
Zal van particuliere zijde een poging wor
den gedaan, om dezen niet te doen achter
staan bij hunne hokvaste tijdgenootjes
Naar aanleiding van de opmerking van
«onderscheidene" leden der Eerste Kamer
dat zij den werkkring van arbeidsinspectrice
voor de vrouw niet geschikt achten, heeft
Minister Lely in de Memorie van antwoord
geschreven
«Het ligt niet in de bedoeling der Regee
ring om vrouwen tot inspectrices van den
arbeid aan te stellen in dien zin, dat aan
haar dezelfde bevoegdheden zouden toeko
men als aan de thans in functie zijnde in
specteurs doch wel om, bij een eventueele
reorganisatie van de fabrieksinspectie, daar
aan een of meer vrouwelijke ambtenaren te
verbinden."
Gedurende het jaar 1897 werd door be'-
middeling van de administratie van het Ko
loniaal VVerfdepot een bedrag van f18 673,
openomen door de bij het Indisch leger in
1897 iu dienst getreden militairen, ten be
hoeve hunner familiën van hun handgelden
afgestaan. Bovendien werd op dezelfde wij
ze en met goedvinden der belanghebbenden
een bedrag van f4897 aan verschillende
crediteuren overgemaakt, waaruit dus blijkt,
dat van de handgelden het niet onbeduidende
bedrag van f23570 op zeer nuttige wijze is
aangewend.
De luitenant-kolonel-commandant van het
Koloniaal Werfdepot heeft aan de Burge-'
meesters van onderscheidene gemeenten ver-
I zocht om door gepaste middelen het nuttig
besteden der handgelden te bevorderen.
l De ondste inwoonster van Gouda mevrouw
I de wed. A. KoekDe Wit vierde gister 2
Februari haar lOOsten geboortedag.
De jubilaresse geniet een voor haar leeftijd
I zeer goede gezondheid.
te werpen om tot haar schrik op te merken, dat
haar gelaat angstig verwrongen was, toende Beau
court voor haar stond.
Hij naderde eenigszins beschroomd. Van de be-
dieuden had hij reeds vernomen in welke stemming
de gravin heden verkeerde waarschijnlijk kende hij
zulke dagen van vroeger en wist hij dat men dan
zeer voorzichtig met haar moest omgaan want dat éen
enkel woord zou voldoende was om haar in woede
to doeu ontsteken.
Tot zijn niet geringe verbazing echter stak de
gravin hem haar hand toe cn zeide op weemoedigen
toon
Wat heb ik vandaag naar je verlangd, beste
Beaucourt. Je bent toch mijn eenige vriend.
Zijn verrasing over deze vriendelijke ontvangst
was zóo groot, dat hij moeite had te antwoorden
Het verheugt mij, dat mevrouw de gravin daar
van overtuigd is.
Maar tegelijk dacht bij
Zij is Al te vriendelijk; laat ik op mij hoede
zijn.
Gravin Leontine zette zich in een fouteiul, sloot
de oogen en zeide op denzclfden weemoedigen toon
Oje weet niet wat ik vandaag geleden heb.
Eu wat heeft u dnu zoo doen lijden vroeg de
Beaucourt doch ook hij werd plotseling eveneens
onrustig en stamelde
JaJa, ik herinner het mij nu het is
heden do sterfdag van den graaf, uw echtgenoot.
Nog nooit heeft de herinnering aan het gebeur
de mij zóo angstig gemaakt als heden, ging de gravin
voort.
Er heerschte een oogenblik stilzwijgen, dat do
ridder niet durfde verbreken. Eensklnps vroeg de
gravin
Beaucourt, geloof jij aan voorgevoelens?
Maar mevrouw, riep hij uit, er is toch niets
wat een angstig voorgevoel zou kunnen billijken.
Het zonuwges'el der dame was echter zóózeer ge
in verschillende plaatsen van ons land, nu
weer te Nijmegen, zijn valsehe bankbiljetten
van 25 gulden in omloop. Zij missen alle
het watermerk.
Opgepast 'dus.
Ook de Staatsspoorweg-maatschappij heeft
zich bereid verklaard, reductie van vracht
toe staan bij het vervoer van minvermogende
Nederlandsche longlijders naar het Neder-
landsche Sanatorium te Da vos.
Vóór eenigen tijd werden in een te Steen-
wijk verschijnend advertentieblad personen
opgeroepen, die bewijzen konden rond 16
jaar geleden zekere som gelds verloren te
hebben. Thans heeft zich, onder meer an
deren, ook de heer D. van Giethoorn aan
gegeven en daar de bewijzen die hij kon
overleggen in orde werden bevonden, is
hem de som, naar men zegt ruim f500; ter
hand gesteld.
Een onlangs overleden vrouw aldaar had
op haar sterfbed medegedeeld, dat geld 16
jaar geleden gevonden te hebben en aan
haar familie verzocht, na haar dood pogin
gen in het werk te stellen oin het den recht-
matigen eigenaar te doen toekomen.
schokt, dat zij ,-oor geen verstandige redeneering
meer vatbaar was.
Ik zeg je, dat er voorgevoelens bestaan 1 riep
zij eenklaps met luide, schrille stem, dat deze voor
gevoelens steeds bewaarheid worden eu dat ons een
ongeluk boven het hoofd linngt.
De ridder vouwde de handen en zeide smeekend:
Om Godswil, spreek toch zoo luid niet, me
vrouw wanneer iemand ons eens beluisterde I
Wij kunnen ons noodlot niet langer ontloopen
Anatole, zeide zjj met holle stem.
Waar deukt u toch aan. Het geheim is bjj
u en bjj mij, trachtte de ridder haar gerust te stellen
maar zij vroeg
Weet je dat zeker
Welja, ik heb niemand in het vertrouwen ge
nomen en u zult dat óok wel niet gedaan hebben.
Neen, neen, natuurlijk niet, maar wanneer het
noodlot onzen ondergang wil, dau breugt het een
getuige te voozschijn waaraan niemand ooit gedacht
heeft.
U hebt koorts, mevrouw, en laat u door een
nachtmerrie schrik aanjagen. Vergeef mij deze mis
schien wat te rondborstige meening. maar ik zeg
het alleen om die ongegronde vrees van u weg te
nemen.
Het was den ridder evenwel aan te zien, dat hjj
zichzelf minder kalm voelde dan hij wel wilde schij
nen. Een scherp opmerker zou gezien hebben, dat
ziju handen beefden en dat zich zweetdroppels aan
zijn slapen vertoonden. De gravin werd cr echter
niets van gewaar.
Laten wij eens kalm beraadslagen, zeide zjj.
Wat valt er dan te beraadslagen vroeg Beau
court. U is wat overspannen en moest uw zenuwen
rust gunnen, dat is het eenige watik u raden kan. Be
staat er eenige grond tot ongerustheid Het is al
twintig jaar geleden, dnt wij
(TFoi-dt vervolgd).
0