Donderdag 18 Augustus 1898. No. 4798. 47e Jaargang. OP REIS. GESSELIUS. De ware Jacob. Binnenland. Oitgave: Firma A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort^ Verschijnt Maandna- on Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per post f 1.1». Advertentiön I0 regels 00 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oflicieëlc- en onteigen ingsadvertentiën per regel 15 cent. AzonderlijIte nummers 10 cenl. Rij advertentiën van buiten de stad wordon de incasseerkosten in rekening gebracht. Bureau KORTEGRACHT 5 6. Telephoon 19. Wij zijn gaarne bereid om, tegen ver goeding van het porto, aan geabon- neerden die voor korten of langeren tijd op reis gaan, de. Aincrsfoortsohe Courant on de bladen welke zii door onze tussehenkomst ontvangen' na te zenden. Opgave van duidelijk adres is vol doende. In eene der laatste allevei i.igen van De Katholiek trollen wij een opstel aan van onzen stadgenoot, den heer W. F. N. van Rootselaar over Gesselius, Rector van het Gymnasium te Amersfoort. Met groote in genomenheid hebben wii dit opstel begroet De geschiedenis toch van onze woonplaats en van hare verdienstelijke mannen is eene gezette behandeling overwaard en wij zijn dank schuldig aan hen, die. wat duister en onbekend is in deze geschiedenis, ophelderen voor belangstellenden. Waar ik nu echter met enkele op- en aanmerkingen aankom, daar is dit ten deele om mijne belangstel ling te tonnen :n 'net werk van den lieer v. R., ten deele met den svonsch, dat het door mij aangemerkte, aanleiding kan zijn tot eene vruchtbare bespreking. »Na vele onderzoekingen," schrijft de lieer v. R. »komt het hem zeer aannemelijk voor, »dat de ouders van Gesselius waren Jacob «van Gessel en Geertruit en dat zijne vrouw «Wittia heette". Mij dunkt eene nadere uit eenzetting van de gronden, die den heer v. R., tot deze meening brachten en eene aanwijzing omtrent de maatschappelijke po sitie van dezen Jacob van Gessel, ware in dien mogelijk, wel gewenscht. Wat zijne echtgenoot betreft, indien ik mij niet bedrieg, wordt deze Wittia slechts genoemd door Verhoeven (en door Van der Aa, die van dezen overschrijft) in een Latijnsch vers. Onge twijfeld is deze naam de gelatiniseerde Hol- landsche familienaam de Wit. Sprekende van de tooneelstukken, opge voerd door de leerlingen der Latijnschescliool, zegt de heer v. R. «Daar zullen wel niet veel steden in ons land zijn aantewijzen, waar men zag geschieden wat te Amersfoort, plaats had, dat jonge lieden, leerlingen van het Gymnasium, tijdens de verschillende jaar markten Latijnsche tooneelstukken opvoer- Feuilleton. Het bal werd steeds luidruchtiger. De lichten werden aangestoken en or werd veel gedronken. De leelijkc tabaksdamp verpeste de lucht en over het algemeen heerschte er een voor mij weerzinwekkende toon. Neen, van zulke leesten zou Hans zich voortaan moeten onthouden. Hij scheen zieh echter uitstekend tc amuseeren, danste met allerlei meisjes en schreeuwde eigen lijk het hardat van allen. Ook van drinken scheen hij niet afkeerig en telkens zag ik hem lijntjes trekken. Vruchteloos poogde hij mij in het gewoel te trokken. Ik zcide, dat ik erg vermoeid was en liever aan het tafeltje bij de huishoudster wou blijven zitten. Dat viel volstrekt niet in zijn smaak. Hij bleef zóo lang aanhouden, dat ik nog eens met hem zou rondwandelen, tot- ik eindelijk toegaf. We moeten nog crcis samen praten, zeide hij. En dat was ook waar, want ik zelf had hem ook nog iets te zeggenik had hem te zeggen, dat wc niet nog een paar weken, maar een paar jaren moesten wachten met bruiloft te houden. Ik volgde hem dus. Toen we langs het tafeltje kwamen, waar graaf René met zijn vrienden zat, riep deze Hola I Laten wc eens even op dit knappe paartje drinken Er werd geklonken en „lang zullen zij leven" gezongen. Hans boog als een knipmes, dankte den", liet kornt nns «enigszins vreemd voor, dat iemand, die eene levensbeschrijving wenscht te geven vaneen rector onzer groote school, niet beter bekend is met de geschie denis der scholen zelf. Aan bijna alle scholen toch (Haarlem, Utrecht, Dordrecht, Gouda, Zutplien enz.) had hetzelfde plaats. Wie, die «enigszins op de hoogte is van de geschie denis der Latijnsche scholen, kent niet de namen van Sehonaeus uil Haarlem, van Geor- gms Macropedius (of van Langliveldt) uit Utrecht, beiden schrijvers van stukken, door de schoolgaande jeugd opgevoerd. Deze ver dienste dus, die den heer v R. zoo bijzonder groot toeschijnt (bij spreekt b. v van zijn geheel bijzonder talent urn zijn leerlingen bin nen een jaar tijdsin zoo hooge mate te ont wikkelen en te vormen enz.) heeft Gesselius gemeen met de meeste rectoren en leeraren van zijn tijd en is dus niet zoo exceptioneel als wij, den uitspraak van den heer v. R. volgende, zouden denken. Ook de drie pro- testantsche opvolgers van Gesselius na 1(319, Hovius, Diderieus en Assuerus Schut, hebben in dit opzicht hetzelfde gepresteerd. Verder lezen wij, dat waarschijnlijk in 1574 (het jaar waarin Gesselius hier tot rector is benoemd) de eerste opvoering van deze soort heeft plaatsgehad. Ook de eer deze vertoo ningen hier te hebben ingevoerd, kunnen wij Gesselius niet laten, daar de heer v. R. bij zijne studie in het oud-archief der Gemeente had kunnen vinden, dat tiet reeds in 1570 eene oude gewoonte wordt genoemd. (20 Febr. 1570: Die Regeerders ordonneren den Cameraer te betalen die Rectoer vier gl. voor dat zijn schoolkinderen twee batementen ge- spuelt hebben naer ouder gewoente In 1586 werd Gesselius ontslagen, en dit pleit zeker niet voor de verdraagzaamheid en het beleid der toenmalige regeerders. Docli in de hitte van den strijd wordt de verdraag zaamheid gewoonlijk geheel en liet beleid grootendeels tot zwijgen gebracht door de beide strijdende partijen. De opvolger van Gesselius was een man van inferieure capa citeiten, die daarom reeds in 1588 werd ont slagen. Het vermoeden van den heer v. R. ilat Bernard van Laar daarna belast werd met het bestuur der school is juist. Duide lijk toch lezen wij in eene resolutie van 24 Nov. 1588, «die Regierders hebben aangeno men Mr. Berent voor den tijd van een jaar omrae die plaats van Rectoer te bewaeren int scbole enz." Het gaat niet de school echter niet goed en in 1594 wordt op raad van Oldenbarne- veld Gesselius op nieuw benoemd. Doch de voor do groote eer, maar ik had een gevoel alsof ik doflr den grond zakte. Ik schaamde me, ge loof ik, diep. Hans voerde mij naar een der zijlaantjes van den tuin. Ik had daar niets tegen, ouidat ik meende, dat wo daar rustiger samen konden pra ten. Zoodra we uit het gedrang waren, begon ik dan ook. Hoor eens, Hans, zeide ik, ik ben van plan morgen hier vandaan te gaan, als je verloofde, maar ik stel éen voorwaarde. Ik wil namelijk, dat je de drie eerstvolgende jaren aan een universiteit zult doorbrengen. Ha. daar heb ik liet! Ik wist wel,dat hot hier ergenB moest liggen, ik was al bang dat een ander bet zou hebben gesnaaid 't is 'en spiksplinternieuw zakmes, en nou, m'n lievertje, wat heb je nou te vertellen ik luister. Hij had dus in 't geheel niet naar ine geluis terd en alleen maar aan zijn zakmes gedacht. Ik moest dus van voren aan beginnen. Het is een zeer gewichtige quaestie, Hans. Gewichtig? nou laat hooren, m'n schatjc. Ik zeide namelijk.maar laten we hier niet verder gaan. Hot is zoo donker en eenzaam. Hoe donkerder hoe beter, uiijn liefje. kom maar mee,. we zullen. Een gil, zóo luid en angstigalsof ik vermoord werd, ontsnapte aan mijn lippen. Die aanraking ruw, gemeen, brutaal ol dat éene' oogenblik was duizendmaal erger voor me dan dal, waarop de brullende stier up me los stormde! Onmiddellijk liet hij me los, toen ik zoo gilde maar van alle kanten kwamen er niensehen uan- geloopen. Ik snelde naar de dansplaats terug, en lians me na. school schijnt een knak te hebben gekregen en herstelt zich zoo spoedig niet. Vreemd is het daarom den heer v. R. te hooren zeggen dat de school toen ter tijd met eer en lof be kend was en dat die gunstige toestand bleef tot 1612. In dit jaar, werd een corte instructie ge maakt. wdaernaer die schole aldaer bij provi sie zal worden geregeerd". «Nergens", zegt de lieer v. R, «ook niet in die instructie, wordt vermeld, wat aanleiding gaf tot de verschillende bepalingen, in dat stuk vervat". Bedrieg ik mij echter niet, dan vinden wij eene zeer duidelijke aanwijzing in eene re solutie van 23 Nov. 1612, waarin besloten wordt eene commissie te benoemen «omme te concipiëren zeeckere artiekeien nodich totredres van de schole". Hier zien wij dus ten spijt van de goede opinie die de heer v. R. heeft van den bloei der school, dat zij in de laatste jaren was achteruit gegaan en flat men meende middelen te moeten bera men om dien achteruitgang tegen te gaan. De gissing, die ik reeds vroeger maakte, is zeker niet te gewaagd, dat men, ziende den achteruitgang der school, dit weet aan den (geheel ongemotiveerden) afkeer die velen in die dagen van strijd hadden tegen den Roomschen rector en dat men daarom den belanghebbenden wilde toonen hoezeer men er op stond dat de Gereformeerde religie den leerlingen werd ingeprent. Als een bewijs hoe bekend de school onder het bestuur van Gesselius was ook in verre landen, maakt de beer v. R. melding van bet feit, dat als leerlingen waren ingeschre ven Andreas de Castanea de Sylvas, zoon van den Koning van Soyen en Marcus de Fretis, zoon van den Koning van Kielan en nog 4 andere Oost-Indiërs. Dit feit wordt echter niet overeenkomstig de waarheid meegedeeld. Immers niet «in 1605 of eenigen tijd later, in ieder geval onder het Rectoraat van Gesselius", is de school door deze Oos- tersche Vorstenzonen bezocht, maar in 1621, dus onder het rectoraat van Hovius, die alhier in 1619 werd benoemd, nadat Gesse lius om zijn geloof was ontslagen. Zoo dit geval dus iets bewijst omtrent den roem der school, Gesselius gaat deze eer voorbij, (Deze Oost-Indische leerlingen woonden waarschijnlijk ten huize van Johannes Nica- sius en Jacobus Crutsius, die in liet lidma tenboek der Ned. Herv. Kerk genoemd wor den paedagogi van Oost-indianen of Oost- Indische kynderen). De tweede belli van het opstel, is, gelijk de heer v R. ook vermeldt, geput uit bet stukje dat in den loop van liet vorige jaar versche nen is in de Amersfoortsche Courant en ge titeld was: «de Latijnsche school te Amers foort, September 1619November 1623". Nog vinden wij in de studie van den beer v. R. eene opgave van de werken van Gesselius. Ik geloof niet. dat ergens eene meer volledige opgave zijner werken te vin den is. Na op deze enkele fouten te hebben ge wezen, kan ik niet nalaten mijne ingenomen heid te betuigen met de studie van den heer v. R. Amersfoort heeft vele mannen voort gebracht, die eene meer algemeene bekend heid verdienen en daaronder bekleedt Ges selius eene eervolle plaats. En dit werkje van onzen Gemeente-archivaris zal ongetw.j- feld anderen aansporen zijn voorbeeld te volgen. Mogen zij het doen met dezelfde voorliefde voor hun onderwerp als de heer v, R. heeft getoond, doch met wat meer matiging in hunne loftuitingen. Wanneer toch de waarheid uit liet oog wordt verloren, ver liest zulk eene levensbeschrijving veel vin hare waarde en door te grooten onverdien den lof, ilie niet is te verdedigen door schi if- telijke bescheiden, wordt dikwijls tc kort gedaan aan de verdiensten van anderen. H. J. RKIJNDEItS. Augustus 1898. Wat is er gebeurd? wat was dat vooreen gil riepen de niensehen verschrikt. Nonsens! der is niks gebeurd! Leg niet te zaniken, niensehen. 't Meisje is niet recht snik! Hij greep mij bij een arm, maar ik rukte mij los en snelde naar graaf René, dien ik juist zag aankomen. Help mij Red mijsmeekte ik, terwijl ik me aan hem vastklampte. IIij legde zijn hand op mijn arm en zeide: Wees bedaard, kina. Zeg eens, Dietrich, wat beteekent dat Hans verkeerde in een eenigszins opgewonden stemming. Hij trad naar voren en schreeuwde: Die behoort aan mij, meneer 1 De omstanders ontstelden over den toon, dien hij tegen den graaf aansloeg, en trachtten hem tot bedaren te brengen, maar dat maakte hem nog woedender. Laat me los, dom tuig I denken jullie dat ik het meisje heb willen vermoorden? De menigte nam steeds toe en vormde een kring om ons heen. Hans was vuurrood gewor den en brulde Ik laat me zoo niet beschandaliseeren, door niemand niet Stil, kindlief, wees bedaard, voegde mijn beschermer mij toe, tegen wien ik mij. bevend van angst, al dichter aandrong. Zeg, wat denken jullie, ging Hans voort, dat meissie hoeft zich zoo niet aan tc stellen. Ik heb der niet gestolenik ken haar in liet geheel niet, ze is mij nageloopen en niet ik haar. Ze is pas twee dagen hier en ik had der nog van m'n leven niet gezien, en toen liet ze mij om verkeering gevraagd. Daar voelde ik, dat René mij losliet. Hij deed Het spreekt van zelf, zouden we bijna zeg gen, dat een blad als de Figaro zich ge roepen acht ons voor te lichten omtrent de huwelijksplannen van onze Koningin. De ervaring, dat vroeger door hetzellde blad gedane mededeelingen hieromtrent z.jn gebleken onjuist te zijn, weerhoudt het niit. Thans beweert liet. dat Koningin Wilholmi la- in het huwelijk zal treden met Prins Bernard Hendrik van Saksen-Wei mar. De New- York Herald (Parijsche uitgave) noemt dit bericht over, zet er een portret der Koningin met Friesehe kap bij, verte.t, ilat de Prins thans logeert op Softijk (zeker Soestdijk) en "geelt een korte levensbeschrij ving van onzen toekomstigen «Prins-consort". De bekendmaking van liet huwelijk zal, zegt de Figaro, nu de inhuldiging geschie den. De Haagsohe corressondent der N.Gr.Ci. zegt uit vertrouwbare bron vernomen tï hebben, dat van de meer dan 2000 voor een onderscheiding voorgedragen personen, pluu eeu schrede terug en vroeg Is dat zoo, Gretl Zonder te antwoorden, keerde ik me om en vluchtte. Ik duwde een paar vrouwen, die achter me stonden, op zij en holde voort, al voort door het dorp naar het kasteel en zonder ophouden, in éen adem door, holde ik de trap op naar mijn kamertje. Ik zonk op mijn knieën voor mijn bed en snikte hartstochtelijk. Iloe lang ik daar gelegen neb, weet ik niet, niaur eindelijk kwam ik door uitputting tot be daren. Ik stond op en ging naar het raam, waar door het. maanlicht naar binnen viel. dat mijn kamertje helder verlichtte Ik ging in het kozijn zitten en tuurde naar buiten. Niet naar beneden, want daar was een binnenplaats, die niet den still en de bijgebouwen in verband stond, maar naar boven, naar den hemel vol prachtige ster ren. Iloe klein en nietig was mijn verdriet in vergelijking met deze onmetelijke schepping, en toch, hoe eindeloos groot was mijn leed voo. inij!_ Uit de verte drong de dansmuziek tot mij door ik stopte mijn ooren toeik kon het niet meer hooren 1 O, die blik. waarmede graaf René me had gevraagd„Is dat zoo, Gretl dien blik zou ik nimmer vergetenJa. ja, het was zoo! Ik kón het niet loochenen. Hoe diep ver achtte ik nu mezelve. Maar wat nu te beginnen? Eigenlijk bleef mij maar éen ding over en dat was den volgenden ochtend heel vroeg naar Elsa te vluchten en haar te zeggen, dat ik me liever door tien stieren zou laten vertrappen, dan nog ééns met Hans alleenzijn. \,Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1