Maandag 5 December 1898. No. 4829. v 48e Jaargang. LEBEDKA. PHOENIX-BROÜ W ERIJ H. MEURSING Oo. AMERSFOORT. Specialiteit in Exportbier naar de Tropen. Uitgave Firma A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maan'ien 1.franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in Tokening gebracht. Buroau KORTEGRACHT 5 0. Telcphoon 10. KENNISGEVINGEN. De. BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van AMERSEOORT, Gezien art. 8 der Hinderwet, Brengen ter kennis van het publiek, dat door hen aan JOHANNES NEFKENS, en zijne recht verknjgcnden, vergunning is verleend om een- Suiederlj op te richten in het perceel ulhier ge legen aan den Leusderweg, wijk G. No. 120«, kadastraal bekend onder sectie C. No. 7G8. Amersfoort, den 28 November 181)8. Burgemeester en Wethouder voornoemd, De Burgemeester. F. D. SCHIMM EI,PENNINCK. De fd. Secretaris, B. W. Th. SANDERG. De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS FOORT, brengt ter kennis van de belangstel lenden dat de invoer van melkvee in Belglü langs Esschon (station) en Esschen (dorp) van af heden tot nader order is verboden. De Belgische ltegeering acht Achel het meest geschikt voor den invoer van vee. dat anders over Esschen wordt verzonden. Amersfoort, 2 December 1898. De Burgemeester voornoemd, F. SCHIMM ELPEN NI NOK FIN DE SIECLE. De oude Homcros, aan wiens persoonlijk bestaan nog altijd wordt getwijfeld, heeft in zijn beide dichtwerken, Ilias en Odusseia, meer dan honderdmaal aan zekere zegswijzen den naam gegeven van «Gevleugelde Woor den". Zij bestaan in groote menigte, zoowel in de oudere als de nieuwere talen, in ge schriften als in de dagelijksche conversatie. Veelal zijn zij van andere aanhalingen, teksten of citaten, daardoor onderscheiden, dat zij gebezigd worden in de vreemde taal, waar aan zrj ontleend zijnen wanneer men ze ging vertalen, dan zou men daarvoor iets anders krijgen, dan daarmede naar dealge- meene en ook juiste opvatting wordt bedoeld. Ging men hetgeen hier als titel en opschrift dient in onze taal overbrengen met »Het einde der Eeuw", dan zou er heel iets an ders gezegd worden dan met de drie woorden, gelijk ze hier boven staan. Keert men nu het geval om en tracht men de vier door vertaling verkregen woorden weder in het Eransch terug te brengen, dan is de uitkomst van oen gansch andere beteekenis dan hetgeen er oorspronkelijk stond. Zoo is het met de Gevleugelde woorden altijdvandaar dat zelfs de hardnekkigste taalzuiveraar niet bij machte, en zelfs in zijn overdrijving niet gezimHs^ijtwieh^^ Feuilleton. (Een schets uit het Russische leven.) 2) Ilij zonk in een makkelijken stoel neder en rondkijkende, zocht hij Lebedka. Wat Is Lebedka nóg niet terug Wat zal ze vuil worden in dien regen I Hij nam zijn mantel en ging naar buiten. Vergeefs zochten zijn oogen de witte plek, die Lebedka in de duisternis placht te »orinen. Hij floot eerst zacht, toen wat luider geen ant woord. Daarna floot hij zóo schel, dat allo be dienden verschrikt toesnelden. Lebedka is verdwaald! riep hij. Gaat haar zoeken Maar wat hij dacht, zeide hij niethij kon toch niet aan zijn bedienden zeggen, dat zijn vriend hem zijn hond ontstolen had. Weldra liepen de knechts met flambouwen rond, fluitend en roepend, maar vergeefs. Met een bezwaard hart ging Serge in huis terug. Hij had grooten lust om to schreien en moest zich do vuisten voor de oogen drukken om zich te beheerschen. Het verlies van Lebedka greep hem zeer aan en toch, hoe lief hij haar had, zou hij haar misschien liever hebben ge schonken daii dat hij van zijn vriend moest on dervinden wat hij nu ondervond. Spoedig werd de eenzaamheid zoo drukkend, dat hij weer naar buiten liep. Meer uit ge woonte dan in de hoop dat het iets mocht baten, daarop toe te passeu, en de ingeslopen vreem delingen over de grenzen t? brengen. Het is wetenswaardig en daarvan is ook reeds een uitgebreide studie gemaakt hoe die Gevleugelde woorden zijn ontstaan, wie ze het eerst heeft geschreven of uitge sproken, in welk land en wanneer ze ont stonden. Voor het oogenblik zij het onder zoek ten opzichte van de hier als opschrift voorkomende woorden tot nadere gelegen heid overgelatenhet is duidelijk geworden, dat de beteekenis ligt in het gebruik, dat in geschrift en omgang daaraan wordt toe gekend. Hoewel het duidelijk zichtbaar is, dat er een toespeling is op de omstandig heid, dat de tegenwoordige Eeuw op baar laatste beenen loopt, wijst de practijk meer op zekere eigenaardigheden en het bedenke lijke daarvan, welke een naderenden afloop der eeuw aankondigen. Reeds sedert enkele jaren is de zegswijze »fin de siècle" in zwang gekomen, en wel in Frankrijkhet laatste blijkt uit de taal, waarin ze gesteld is, zonder in de verschil lende andere spraken genationaliseerd te kunnen worden. De gejaagdheid om het einde te bereiken schoon bekend genoeg uit de beide laatste keeren, toen men sin de negentig" begon te komen is wel een ken merk dezer Eeuw van versnelling en be spoediging. Zelfs laat het zich aanzien, dat men thans niet wijzer zal zijn dan voorheen, en de nieuwe Eeuw welkom zal heeten, nog vóórdat die is aangebroken. Wanneer kunnen wij, bij onze Nieuwjaars- wenschen, nog die voegen voor een nieuwe Eeuw Antwoord De twintigste Ee u w be gint na middernacht van Oude jaarsavond anno negentienhon- d e r d, en dus niet den 3 1 D e c o m b e r 1899 en dus het zij hier herhaald met 1 Januari 1901. Laat ons zien, waarom het goed is, dit antwoord als een stelling, voorop te plaatsen. Menigeen zal zich nog kunnen herinneren, hoe het een extra compliment op Sint-Silves- ter en Nieuwjaarsdag geworden was, dat we het laatste kwartaal der negentiende cenw ingingen. Wei iets zeldzamer, maar toch nog niet geheel afwezig, zijn zij, die iets derge lijks gehoord hebben, toen de tegenwoordige eeuw op de helft gekomen was. Van de weinigen die den eersten dag daarvan aan schouwd hebben, kunnen \vy wel denken, dat zij dit beleven meer hebben van hooren zoggen dan van eigen indrukken. Waar op doze wijze de herinneringen niet meer overgebracht kun nen worden uoor het levende woord, mocton wij onze berichten ontleenen aan geschriften. En dan komt men tot de verrassende ont dekking, dat do drie laatste eeuwjaren veol pennen en drukpersen in beweging hebben gesteld, hier te lando en buiten onze gren zen. Of die gedachtenwisseling reeds be stond toen de ontdekking der Nieuwe wereld door Columbus nog eon nieuwsmare was, is niet zoo zeker, althans niet in afzonder lijke geschriften. Een eeuw later, toen onze onafhankelijkheid verkregen was, toen de Leidsche Hoogeschool den liollandschen naam door ile geleerde wereld begon te verbreidon, werd de vraag met nauwgezetheid onderzocht, of de Oudejaarsnacht van 1599 de zestiende eeuw sloot, dan wel of men geduld moest oefenen tot de voltooiing van het jaar 1600. Op Nieuwjaarsdag 1700 hield prof. Marck, te Leiden, een preek, die hij uitgaf onder dezen titel»De verwagte verniewinghe des werelts, over 2 Petri13. Bij gelegenheid van den ingang dezer nieuwe eeuw, kerkelijk ver klaart," Leideu 1701. Dat «kerkelijk ver klaart" moet zijn voorbarigheid eenigszins goedmaken sterrenkundige of chronoloog was hij niet, en dat in zijn studiovak moer astronomische flaters begaan werden, getuigt een theol. doctor der achttiende eeuw, die stoutmoedig beweerde, dat de zon in het Zuidelijk halfrond en bijzonder aan de Kaap de Goede Hoop in het Westen opging en dus in het Oosten ter kimme daalde. De man, die al heel vreemd aan zyn globe moeit gedraaid hebben om dit wonder te weeg te brengen, was het dus niet eens met zyn jongeren collega Piet Paaltjens, die met de uiterste koelbloedigheid verhaalt: »De zon ging, als gowoonlyk, in het Westen on der''. Maar aio had dat ook waargenomen aan liet Nooderstrand van Friesland. Dc achttiende eeuw, die zich in de laatste jaren niet onbetuigd hoeft gelaten om eenige nieuwe dingen in te voeren na een macht van oude misbruiken afgeschaft te hebben kon geen afstand doen van haar heer schappij aan de negentiende zonder een woordje over dat onderworp moe to spreken. Een Rotterdamsch koopman, Jan Cantzlaar, een der talrijke beoefenaars dor toen zoogenoemde «nauwkeurige wetenschappon", welke vooral in den handelsstand bestudeerd werden, had in zijn natuurkundige waarnemingen een uitdrukking gebezigd, die het jaar 1799 als het uiteinde der eeuw aanduidde, en hierop word een scherpe aanmerking gemaakt, lu plaats van dit als een schryll'out te erkennen, zette hij zich schrap om to betoogen, dat het vraagstuk dit mot zooveel andere gemeen had, dat or ovcnvool vóór als tegen te zeggen was on dus evengoed 1799 als 1800 hot laatste eeuwjaar kon heotendat het eorsto jaar onzer Christelijke jaartelling het jaar nul ge weest was en daarom zoo brengt de óeno dwaling oon nieuwe voort 1799 het laat- sto jaar dor achttiende, en mitsdien 1800 hot eerste dor nicuwo Eeuw was. Dit. mishaagde ten uiterste aan Jacob de Gelder, destyds ambteloos in Don Haag wonende, doch door geboorte een stadgenoot van Cantzlaar. De Gelder was do groote wiskundigeen uit muntende schrijver en lecraar in dat vak, later benoemd tot Hoogleeraar te Leiden. Het ongeluk wildo, dat de studenten ver oordeeld werden om bij hem examen in mathesis te doen, onverschillig in welke facul teit zij studeerden. Zij wreekten zich op den professor door verschillende legenden. Ais ny naar het collego ging, op zijn groen ge verfde klompen, die hij zelfs hij ukudeinische plechtigheden onder de statige toga droeg, wipte hij in den professoralen gang een kleine kroeg binnen, nam daar oen dor be- liet hij nogmaals een schel gefluit hooren. Ditmaal werd het beantwoord door een flauw geblaf uit de verte. Hij luisterde en floot toen nogmaals. Weder hetzelfde, maar nu dichterbij, van uit het bosch. Serge riep zijn bedienden en wees hun de richting. Reeds sloeg een palfrenier te paard met een fakkel in ae hand, den weg naar het bosch in, toen een witte massa met éen sprong over de hooge heining aan Serge's voeten viel. Het was Lebedka. Twee of driemaal rolde zij zich om aan de voeten haara meesters, kreunend van blijdschap, en viel toen in zwijm. Serge nam haar in zijn armen, zoo zwaar en zoo vuil als zij was, en Bracht haar in den salon waar hij haar op de kanapó legde. In hun vreugde vergetend, dat hun dit anders verboden was, volgden alle bedienden hem nu daarheen. Zij hielden allen van het goede dier, dat geen enkele zonde op haar geweten had. Men rolde haar in dekens en liet haar warme melk drinken, zoodat zij er zelfs zonder eenige verkoudheid afkwam. Niemand dan Marsinc zelf had kunnen ver tellen hoe de schoono Lebedka hem in de armen en boenen had geheten om zich tegen hem te verweren. Hy zweeg echter daarover. In zijn vreugde had Mnnouroft' zijn trouwe- loozen vriend bijna vorgeten. De liefde, waarvan Lebedka hem zulk een schitterend bewijs had gegeven, wekte zijn medelijden op met den on- gelukkigen Marsine, wien zij nietB dan haat toonde. Serge wachtte zich wel, zyn voormaligen vriend de gewonnen paarden te zenden. liet zou den schijn hebben, alsof ik met hem wilde breken, dacht Serge, beter is het to wachten tot hy zo zelf komt halen. Acht dagen verliepen, zonder dat Marsine een teekeu van leven gut, tot eindelijk, den Zondag daarop, zijn koetsier 'a morgens vroeg uit zyn naam om de paarden kwam vragen, die hij ge wonnen had. Door dien man gevolgd, ging Serge uaar den taboun zoo noemt men de met paalwerk omheinde ruimte, waarin de paarden gedurende den zomer worden opgesloten en koos in zijn tegenwoordigheid drie dieren zonder eenig gebrek, die hij tot zyn beschikking stelde. Drie palfreniers brachten ze met eenige inoeito naar buiten en leidden ze naar het huis. Onder deze bedryven was Lebedkn, als ultyd, baren meester gevolgd. De koetsier van Marsine scheen haar nauwelijks opgemerkt te hebben, maar terwijl Serge het geheime slot, dat de deur van zijn taboun verzekerde, onder zijn toezicht behoedzaam liet sluiten, bood hij Lebedka in zijn hollo hand iets aan, dat voor haar con groote lekkernij scheen, want zonder aarzelen verslond zij hot en likte zich nog eens vroolyk den snoet, Zóo goed schoen het haar te smaken, dat zij gedurig terug kwam om de zakken von den koetsier te beruiken, mnar hij sloeg er geen acht op en scheen haar nog steeds niet te zien, Onder voorwendsel, dut het te veel gewaagd was, anders dan op klaarlichten dag met (ie jonge, nog weinig gedresseerde paarden den langen moeilijken weg naar zijn meester af te leggen, vertrok hij onmiddellijk. Welnu, zooals je wilt, zeide Serge... een goede reis! voegde hij er l<y, zijn veulens nog eens voor hot laatst liefkozend. Op het plein komende, zag hij tot /.jn ver wondering Lebedka naar een waterbak guan, die by de put stond, en gretig drinken. 't Is toch niet zoo erg wurm, zeide hij by zich zotvcn en 't is huur tijd van drinker niet, zonderling I Hy ging naar don salon, cn om den tijd te korten, zette hy zich voor zijn piano en begon tc spelen. Het duurde echter niet lang of Lebedka vroeg om naar buiten te worden gelaten, en toen zij kort daarop in don salon terugkeerde, ging zij op het tnpyt liggen, mnar sliep, tegen haar gewoonte, niet in. Zekere angst sprak uit haar oogen, die zjj van haar meester niet afwendde. Om drie uur kwam do hondenkneoht haar halen voor haar soep. Zij volgde langzaam en treurig. Zonderling, dacht Serge, hnar nuoogend, Lebedka wordt dik. Ik moot daarop letten Hij begon weer te spelen, doch werd het vol gende oogenblik gestoord door den knecht, die verschrikt binnenkwam en zeide: Mijnheer! Lebedka lust hnar soep nictl I Wat? riep Serge opslaande. Ze drinkt aanhoudend Daar begint ze weer, voor de vierde tnaul sedert een uur! Wat beduidt dat? mompelde Manouroff Dut is niet natuurlijk Neen, mynheer, dat is liet zeker niet,ant woordde do knecht op goheimzinnigen toon. Serge hief het hoofd op en hun oogen ontmoetten elkander. Slot volgt).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1