Maandag 1 Januari 1900. PHOENIX-BOCKB1ER. <0. 4941. 49e Jaargang. Aan de eindpaal. Binnenland. Phoenix-Brouwerij H. MEURSING Co., Amersfoort Uitgave Firma A. H. VAN CLE E FF te Amersfoort. Verschijnt Maandag- en Donderdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.franco per post f i.15. Ad verten tien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Grootc letters naar plaatsruimte. Legale-, ofïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht Bureau KORTEGBACHT 9. Telephoon 19. Bij dit nummer behoort ceu Bijvoegsel, kennisgevingen! DE BURGEMEESTER van AMERSFOORT, Gezien art. 41 der Gemeentewet, Brengt ter kennis van de ingezetenen, d-it de I Raad dezer gemeente zal vergaderen op Woens- I dag, den 3. Januari aanstaande, des namiddags te 2 ure. Amersfoort, den 28. December 1S99. De Burgemeester voornoemd, E. L. VISSER, Weth., 1°. Br. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer c gemeente, dat bet door den Directeur van 's Rijks directe belastingen enz. te Amsterdam I executoor verklaard kohier No. 2 e van de Be- I (lrijfsbelastlng over het dienstjaar 1899/1900 aan I den Ontvanger van 's Rijks directe belastingen alhier is ter hand gesteld, aan wien ieder ver- I plicht is zijnen aanslag op den bij de wet be- I paaldeu voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat sen aangeplakt te Amersfoort den 29. December 1899. De Burgemeester voornoemd, E. L. VISSER, Weth., 1°. Br. I De Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft I ontvangen: I Consulaire Verslagen No. 48, 49, 50 en 51. t Tijdschrift van de Ned. Maatschappij tot Be- vordering van Nijverheid, November 1899. I Statistiek van den In-, uit- en doorvoer gedu- I rende da' maand October 1899. I Hoyman Schuurman's Exportblad, No- I vein her -1899. ft Verélag over den Landbouw in Nederland over 11896 ën 1897. B Overzicht van de arbeidsloonen bij Landbouw, Veehouderij en Tuinbouw in 1898. Feestnummer van het Weekblad „De Han- I delsreiziger" uitgegeven op 2 December 1899, fcter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der ■Ned. Handelsreizigers-evreeniging te Rotterdam, RPeck's Buyers loden. f- Belangstellenden kunnen bovengenoemde Ver- li slagen enz. voor eenige dagen ter lezing ont- vangen, aan te vragen bij den ondergeteekende, Herms. P. VAN HASELEN, Secretaris. y Amersfoort, 27 Dec. 1899. I; Door de Kamer van Koophandel en Fabrieken L' is van de Vereenigine van Nederlandsche Werk- I gevers ontvangen 0 Een schrijven waarbij ter kennisneming worden E aangeboden enkele bescheiden, die zij ten be- 1 hoeve eener enquête onder hare leden nopens I de vermoedelijke werking der aanhangige wets- I voordracht op arbeids- en rusttijden, heeft uit- I gegeven. Feuilleton. I BEN SPAANSCHE VROUW. ("Uit de biographie van Sherlock Holmes). I We werden aan mevrouw Del Mauro voorge- I steld. Zij nam mij voor zich in door de leven- I dige belangstelling, die ze in alles toonde. Al I wat zij deed, scheen zij met geheel haar ziel te j doenzij was blijkbaar geen banale vrouw, maar iemand die sterk gevoelde, en sterk kon liefhebben en haten. Ik vroeg haar, wat ze dacht over een moge lijken Spaansch-Amerikaanschen oorlog, en of die haar aangenaam verblijf te New-York niet zou storen. „Ik ben inderdaad van Spaansche afkomst," reide zij, „maar mijn ouders hebben mijn va derland zeer spoedig na mijn geboorte verlaten en ik gevoel me geheel wereldburgereu. Het „vaderland" trouwens vind ik niet meer begrip van dez van dezen tijd." „Ik geloof toch, dat ook de meest vrijzin nige cosmopoliet dat standpunt zou zou verlaten als zijn land in oorlog was." „Het is mogelijk," stemde mevrouw Del Mauro toe. „Maar het rechtvaardigheidsgevoel is ster- kor dan de vaderlandsliefde," zei een jong offi cier. „Het vaderland is niet daar, waar een volk wordt uitgezogen en waar vrouwen cn kin deren om brood schreien, maar het vaderland van een weldenkend mensch is daar, waar ge- recl igheid woont." Deze bescheiden, die van overwegend belang zijn voor allen die bij de nijverheid betrokken zijn, liggen voor een ieder ter inzage bij den ondergeteekende, terwijl deze ook bereid is, op aanvrage daartoe, kosteloos, zoolang de voorraad strekt, exemplaren van bovengenoemde beschei den, verkrijgbaar te stellen. Herms. P. van HASELEN, Secretaris. Hoe snellen de wislende jaren Gewiekt tot seconden voorbij Ze naadren, ze zijn er, ze ontwaren Als 't wislende watergetij. Nog éen etmaal slechts en ook 1899 is beëindigd, heengevloden, hoe velerlei het ook bracht. En met nieuwen moed gaan we 1900 in, elkaar gelukwenscheud bij den aanvang er van, in die eigeu- aardige, heerlijke ure welke we zoo gaarne doorbrengen in eigen kring, omringd door wie ons lief zijn, aanroepend hen, die ons ontvielen. Want meer nog, dan iedere andere dag des jaars stemt de Oudejaarsdag en vooral de Oudejaarsavond tot naden ken. Ieder haast zich om toch vroeg gereed te zijn met zijn dagelijksche be zigheden om in het Bedehuis eerst, bij zichzelven daarna, eindelijk aan den hui- selijben disch te danken voor het geno- tene, te denken over hetgeen anders had moeten zijn. Niet wat betreft den voor- en den tegenspoed, doch om zich af te vragen of hier hij wel zóóveel zegen verdiend heeft, of ginder de tegenslag niet te wijten is aan eigen schuld, eigen tekort komingen. Want de Oudejaarsavond stemt tot overpeinzing. Zoo gaarne werpt men een blik op de afgeloopen baan, met weemoed starend op de donkere wolken, zich verheugend over het licht-, zich af vragend heb ik gedaan wat mijn plicht als mensch me gebood ben ik trouw de beloften nagekomen, die ik aan 't begin des jaars raezelven oplegde 1 Gelukkig hij, die zijn moreele balans opmakend, na juiste beproeving ervan, kan getuigen dat bij zijn plicht deed te genover gezin en maatschappij die, met grooter moed dan een veldheer die steden overwint, zichzelven beproeft en dan zeggen kanhet nu afgesloten jaar j heb ik getracht, mensch te zijn in den I besten, edelsten zin des woords. I Wie zóo den toets kan doorstaan, moge verheugd het Nieuwe jaar tegentreden; wat hem ook overkome en naast veel vreugde wacht hem onvermijdelijk öolc wederom droefenis hij zal de golven der levcuszee durven en kunnen trotsee- ren. Al lijdt hij geldelijk nadeel, het hoogste goed blijft onvervreemdbaar zijn eigendom. Al ontvalt hem een zijner nabestaanden, naast de herinnering be houdt hij dat onwrikbaar Godsbetrouwen dat bergen verzet. Al wordt zijn gezond- heid geschokt, de wetenschap dat hij met de hem toevertrouwde talenten heeft ge woekerd, geeft hem kracht. Moge, lezeressen en lezers, het jaar dat straks aanbreekt voor u in ieder opzicht gelukkig wezen, rijk aan zege ningen, arm aan tegenhedenen moogt ge, hoe ge ook in het bijna vervlogene jaar beproefd werd, bedenken, dat toch zoo heel veel u nog werd gelaten en die gedachte u stemmen tot vreugde, dan treedt ge opgewekt den nieuwen tyd- kring tegen. En immers, een goed begin is 't halve werk. Het blijkt, dat de veelbesproken »kbaki"- uniform, die de Engelsche soldaten in Zuid- Afrika dragen, om zooveel mogelijk onzicht baar te blijven voor den vijand, evenveel na- als voordeelen bezit. Men heeft er na melijk niet aan gedacht, dat de soldaten, die gekwetst op het geaccidenteerde terrein liggen, door bun uniform ook onzichtbaar worden voor de ziekendragers, die hpn naar de ambulances moeten brengen. Daaruit volgt, dat na ieder gevecht de ambulance- beambten, die het slagveld doorkruisen, vele gewonde Engelsehen "voorbij loopen, zonder hen te bemerken. De ongelukkiger), die. aan den dnod hadden kunnen ontkomen, blijven liggen en worden, dikwijls levend nog, een prooi van de gieren, die door den reuk van liet bloed worden gelokt. Deze gieren, die de legerkorpsen volgen, zijn in grooten getale van de Drakenbergen in de omstreken van Ladysmith en Colenso aangekomen. Eu de Boeren vinden ieder oogenblik de overblijf selen vau in khaki gekleede Engelschen, die door de roofvogels afschuwelijk zijn toege takeld. Twee fragmenten uit een particuliere corres pondentie uit Londen, van een door en door bevoegd Engelschman: Deze oorlog populair Eerst als niet langer het schuim der natie, de werkloozen en de hongerenden uittrekken, maar als eens de jongens uit den gegoeden stand weg moesten, als het kantoorpersoneel en fabriekspersoneel weg moest, als de angst voor hun kind en de zorg voor hunne zaken aan hun hart en hooid kwamen knagen, als de Engelschen dan slaag kregen en als ze dan nog bleven roepen«doorgaan, doorgaan tot eiken prijs", eerst dan zou men kunnen zeggen, dat de oorlog populair was; nu heeft men er het recht- nog niet toe. Wat de bladen schreven, beteekende niets; voor de Londensche dagbladpers is bet niet weder verkrijgbaar het zoo gunstig bekende „Trouwens," viel een ander in „Cuba is Spanje niet, maar van rechtswege Amerikaansch. Amerika voor de Amerikanen." „En waar de sterren en strepen van de raasten van onze oorlogsschepen waaien," sprak Mac Eachin, terwijl zijn anders koude oogen be gonnen te schitteren, „daar heerscht Amerika, en daar zal rechtvaardigheid zijn, of anders zal de adelaar zijn klauwen laten zien." „Naast het zwaard zal het andere wr-en van Amerika, de dollar, strijden voor het recht," zei Van der Street. „Het Amerikaansche kapitaal zal zijn plicht doen." „Oude vos," mompelde iemand naast me. „De heeren vergeten, dat niet de dollars en niet de oorlogsschepen, maar de taal en de zeden van het volk uitmaken, tot welke natie het behoort, en dat Cuba dan meer Spaansch schijnt te zijn dan Amerikaansch." Met die woorden bevestigde mevrouw Del Mcyrq mijn meening, dat de liefde tot onzen get'/^rtgrond wel kan sluimeren maar nooit geheel gedood wordt. „Het zou een zeer merkwaardige oorlog zijn," sprak een oud heer, dien men mij aan gewezen had als een bekend geleerde. „Het zal een van die opruimingen zijn, die periodiek in de geschiedenis voorkomen. Volken komen, bloeien, en sterven langzaam weer af. Om de Middellandsche Zee heen breidt zich de zwarte vlek uit der volkeren, die ten doode gedoemd zijn. Aan Spanje en Italië beide roept de ge schiedenis haar „Memento Mori" toe, en aan het jonge Amerika geeft ze het vlammend zwaard der gerechtigheid." „Vrede aan de verdrukten, oorlog aan de onderdrukkers," viel de jonge zeeofficier van zooeven weer in. Ik zag even op het gelaat van Van der Street een spottenden grijns, maar dadelijk had het weer zijn beleefdeo glimlach aangenomen. „De oorlog zal vooral merkwaardig zijn door de nieuwe ontploffingsmiddelen, die ge bruikt zullen worden," zei Holmes droog. Een oude schoolkennis, dien ik op ditoogen blik ontmoette, nam mij mee naar een rustig hoekje, om wat te praten. Holmes voegde zich bij ons. „Wie is toch mevrouw Del Mauro?" vroeg ik hem. „Niemand weet het. Ze is rijk en mooi en geestig, heeft een groote villa hier en een prach tig stoomjacht in de haven. Men fluistert, dat zij haar man te Parijs vermoord heeft, maar dat is nietB dan een los gerucht, en naar het verleden vragen we hier niet. Er zullen wel eens stormen over haar hoofd gegaan zijn. Ze heeft die diepte in haar oogen, die alleen men- schen hebben, die een of ander verdriet onder vonden. Maar wat gaat ons dat aan „Wat een geestdrift hier overal voor de zaak van Cuba. Ik had ze niet verwacht bij dit volk van zaken-doen." „Geestdrift?" vroeg mijn vriend lachend. „Bij enkele jongelui misschien wel, maar „za ken doen," juist zooals jo zegt, bij de anderen. Je zult zien, dat onze waarde gastheer don oor log zal weten te gebruiken, als hij komt. Ik denk zelfs, dat hij voor vanavond al zijn plan beeft." „Heeft mevrouw Del Mauro een liaison met dien Mac Eachin „Ja, mijn waarde, maar ik vrees, dat die gauw uit zal zijn." „Door wie, door haar of hem? „Door hem, en daar komt de reden". Op dit oogenblik klok het „Jungfrauencbor" uit de „Freischütz", door een uitstekend muziek korps aangeheven, dat achter de palmen ver, borgen was. Uit de witte poort der waterlelies- trad een jong meisje in de zaal, lieflijk schoon als een lentemorgen. Ze was geheel in 't wit haar houding was eenvoudig en waardig, maar het bekoorlijke hoofd met het weelderige zwarte haar boog eenigszins schroomvallig. Dadelijk omstuwden haar alle gasten, en van die algemeens beweging maakte ik gebruik, de zaal te verlaten en een kalm plekje in het park te zoeken. Spoedig zat ik rustig onder een grooten palmboom, en staarde droomerig naar de fonkelende, sterren, wier zachtblauw licht door de palmbladeren heen scheen, eq glansde op hun donker groen. Het was een goddelijke avond en men kon zich onder de wekkende muziek in de verte, of de bedwel mende geur der bloemen in den zomermacht ik weet het niet, maar ik doorleefde weer mijn jeugd en den tijd mijner eerBte liefde. Ik herdacht de eerste wandelingen 's avonds, met den arm om de slanke leest van haar, die thans mijn vrouw is. Half droomend zag ik twee gestal ten voor me, een meisje in 't wit, dat zich aan de borst van een jongen man wierp. Ze ston den zoo mooi, onder de wuivende palmen, ze schenen zoo te behooren bij den zomer in dit schoone park, dat ik niet wist, of het een visioen was of werkelijkheid, tot ik Muc Eachin en Clara van der Street herkende. De geliefden spraken nietik zag in hun honding dat verwonderde, dat stil verbaasd staan van het geluk, dat men bij de eerste lieide waarneemt. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1