Donderdag 1] September 1902. DE SPION. No. 5240. 51e Jaargang. Feuilleton. AMER5FQ0RTSCHE COUR All. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden trance per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels/" 1.25; elke regel meer ƒ0.25. Grooto letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRAGHT9 Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. Kosteloozo Inenting. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT. Gelet op artikel 18 der Wet van 4 December 1872 (Staatsblad no. 184); Bronnen ter kennis van belanghebbenden, dut voor een ieder de gelegenheid tot kostelooze inenting wordt gegeven op den EERSTEN en TWEEDEN MAANDAG van de maanden Januari, April, Juli en October, telkens des namiddags te drie tire, in do daartoe bestemde lokaliteit gelegen in wijk F, Brcedeslraat No. 21. Gedaan te Amersfoort, don 9. September 1902. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, De Burgemeester, WU1JT1ER8. De Secretaris, B. W. TH. SANDBERG. Aangifte van verhuizing binnen de Gemeente. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Overwegende dat de bepalingen der door den Ge meenteraad den 20. Mei 1802 vastgestelde Verorde ning regelende de verplichting tot hot doen van aangifte van verhuizingen binnen de Gemeente, niet behoorlijk worden nageleefd Herinneren den ingezetenen de op hen rustende verplichting tot het doen van aangifte van verhuizing binnen de Gemeente en brengen daartoe bij deze te hunner kennis do bepalingen van gezegde Verorde ning, welke luiden als volgt: 1. De hoofden van huisgezinnen of afzonderlijk levende personen, binnen de Gemeente van wotiiug verauderende, zijn verplicht daarvan binnen éene maand ten Raadhui ze aan don Ambtenaar, belast met het bijhouden van het bevolkingsregister aan gifte te doen. 2. Zij die het voornemen hebben te kennen ge geven om de Gemeente te verlaten, en dientenge volge een getuigschrift van verandering van werke lijke woonplaats hebben ontvangen, ziju verplicht, indien zij van dit voornemen afzien, daarvan ter planfse en aan den Ambtenaar, in art. 1 vermeld, binnen éene maand na do dagteekeuing van het afgegeven getuigschrift, kennis te geven. 3. De overtreding van eik der bepalingen van deze verordening wordt gestraft niet eeuc geldboete van ten hoogste zeven gulden. Gedaan te Amersfoort den 9. September 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. TH. SANDBERG. Aangifte van vertrek uit en van Yostiging in de Gemeente. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van A MEliSFOOHT, Gelet op hst Koninklijk besluit van den 27sten Juli 1887 (Staatsblad No. 141) regelende de verplich ting der ingezetenen lot het doen van aangifte voor de bevolkingsregisters Herinneren don ingezetenen de op hun rustende verplichting tot het doen van aangifte van vertrek uit en van vestigiug in de Gemeente, en brengen daartoe bij deze te hunner kennis de bepalingen van gezegd Koninklijk besluit, welke luiden als volgt: 1. Zij die op den dag der volkstelling in den vreemde of in eone der koloniën of overzeesche be zittingen van liet Rijk hebben vertoefd, geven bin nen éene maand na hunne terugkomst hiervan ken nis aan het Gemeentebestuur. Zij die bij die telling zijn overgeslagen, geven bin nen eene maand na den dag voor elke telling be paald, van dit verzuim kennis aan het bestuur hun- uor werkelijke woonplaats. Voor de leden van huis gezinnen rust de verplichting tot kennisgeving op het hoofd vun elk huisgezin. 2. Zij die uit een Nederlaudsche kolonie, eene overzeesche bezitting of uit den vreemde hunne woonplaats overbrengen in eeue Gemeente binnen het Rijk, doen hiervan eene verklaring aan bet Ge meentebestuur, vergezeld van liet gebruikelijke ge tuigschrift voor hen die uit de koloniën of bezittin gen, van een paspoort of reis- en verblijfpns of an dere door de politie deugdelijk erkende bewijstuk- ken voor hen die uit den vreemde komen. Deze verklaring geschiedt binnen éene maand na hunne aankomst in de Gemeente. 3. De kennisgeving in de twee vorige punten vermeld, gaat vergezeld van de noodige opgaven om in de bevolkingsregisters te worden ingeschreven. 4. Zij die hunne werkelijke woonplaats binnen het Rijk verlaten om die over te brengen naar eene Nederlaudsche kolonie, eene overzeesche bezitting of naar den vreemde, doen hiervau eene verklaring aan het bestuur der Gemeente, wolko zij verlaten, 5. Zij die hunne werkelijke woonplaats uit eeue Gemeente van het Rijk naar eene andere Gemeente overbrengen, doen hiervan eene verklaring aan het bestuur der Gemeente die zij verlaten en waar zij in het bevolkingsregister zijn iugesekreven met opgaaf der Gemeeutc, waar zij wenschen zich le vestigen. Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift van ver- audering vnn werkelijke woonplaats. 6. Tèr plaatse waar zij huune werkelijke woon plaats overbrengen, doen zy uiterlijk binnen éene maand na bunne aankomst eeue verklaring aan liet Gemeentebestuur, met overlegging van het getuig schrift in het vorige artikel vermeld. 7. Elk hoofd van een huisgezin geeft uiterlijk binnen éene maand kennis aan het Gemeentebe stuur van ieder lid dat in het huisgezin wordt op genomen of daaruit gaat, inwonende dienst-en werk- boden daaronder begrepen. Omtrent die kennisge ving geldt het bij sub 3 bepaalde. Dezelfde kennisgeving geschiedt door afzonderlijk levende personen, wanneer zij andere personen iu hun huisgezin opnemen. Bestuurders van instelliugen, gestichten en inrich tingen, niet staande onder liet bestuur of toezicht van het openbaar gezag, waar personen onder eenig bestuur samenwonen, geven maandelijks aan hel Ge meentebestuur kennis van alle personen, die in de samenwoning zijn opgenomen of dnarvan zijn uitge treden. De verplichting vervalt, wauneer langs een ande ren weg de vereisolue kennisgeving voor het bevol kingsregister gedaan is. 8. Onverminderd de bovenstaande voorschriften is een ieder, door het Gemeentebestuur daartoe op geroepen, verplicht tot bet doen der opgaver., die vereischt worden om de bevolkingsregisters in te vul len. Overtreding dezer bepalingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen ot geld boete van ten hoogste honderd gulden. Gedaan te Amersfoort, den 9. September 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. TH. SANDBERG. raHH1KZ1XG VAN 5 Leden-Patroons 5 Leden-Werklieden van de KAMER van ARBEID voor de Bouwbedrijven te Amersfoort. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente AMERSFOORT, Gezien de beschikking van den Minister van Binnenland8che Zaken van den 5. September 1902, Brengen ter algemeene kennis, dat bovenbe doelde verkiezing zal plaats hebben op Dinsdag, den 14. October aanstaande, en de eventueele herstemming op Maandag, den 27. October d.a.v. Het stembureau zal zitting houden in het Raad huis, van des voormiddags acht tot des namid dags drie uren. Amersfoort, den 9. September 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. TH. SANDBERG. INKWARTIERING. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT; Gelet op art. 18 der Wet van 14 September 1866 (Staatsblad No. 138) houdende bepalingen betrekke lijk de Inkwartiering, enz. Doen te welen, dat de bij art. 17 die' Wet be doelde lijst, door hen aangelegd, iu afschrift aan de Bergplaats bij liet Raadhuis aangeplakt ia en gedu rende veertien dagen, te rekenen van heden, op de Seertlnrie der Gemeente voor een ieder ter inzage ligt, allo werkdagen van 10 tot 1 uur. Amersfoort, den 10. September 1902. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. Th. SANDBERG. 2. (Slot.) „Hier is een doofstomme man, iemand zondorpas", zei mijn geleider tot den officier, die bezig was met sell ry ven. „All right," antwoordde deze, zonder op le zien en terwijl de soldaat zich verwijderde, wendde hij ziclt half naar m(j toe en zoide„Ga miutr even wat Op zy ik ben dadelijk klaar." Hij zei dit op zulk een ongedwongen toon en zijn beweging was zóo natuurlijk, dat ik voelde, hoe mijn spiereu onwille keurig trilden, als om dit bevel, zóo onverwacht gegeven, op le volgen, llod ik slechts éen voet ver zet, dan was ik verloren geweest, Maar toen ik niet de minste bewoging maakte, nam hij mij nauwkeu rig op en begon mij te ondervragen. Ik gaf hem.de iu'ichtiugen. die hij verlangde en terwijl het leitje van hand tot baud ging, kwam een kapitein bin- Mijn ondervrager wendde zich nu tol hein. „Ik heli hier een doofstomme" zoide li ij meteen nauwelijks merkbaar knipje met de oogen. „Do man beweert, dat hij een uiaiakramer is, die in liet kamp zaken komt doen, maar dat slag volk is niet te vertrouwen. Hij zegt ook, dat hij een pas vau Buller heeft gehad, doch dat men hem dien kort geleden hij oen scher mutseling ontstolen heeft. Kijk, er zijn waarachtig bloedvlekken op zyn mouw 1" Dat laatste kwam er weer op zulk een natuurlijken toon bij, dat ik bijna mijn oogen op mijn tnouw had gericht. Ik knipte niet de oogen, doch bedwong mij nog en sloeg den blik niet neer. Daarop nam hij de lei en schreef, dat ik tot het verwisselen van do wacht in het kamp mocht blijvon, maar mij dan bij den wachlhebbendeu oflicier moest aanmelden. Ik kroeg toen wat te eten, verkocht ongeveer de helft van mijn waren en kon blijvon rondloopen, nadat ik mij weer aan den nieuwen oflicier had la ten zien, De soldaten hielden mij voor hetgeen ik mij uitgaf. Sommigen hadden medelijden met mij. Eens, toen ik even op den grond lag ge knield om mijn pak los te maken, werd oen pistool vlak ach^r mijn rug afgeschotentot mijn geluk had ik iets van de beweging gezien en den haan hooren overhalen. Eindelijs bevond ik mij bij destelling, die ik moest opnemeu en zonder veel moeite werd het mij dui delijk, dat deze bij een bestorming niet voldoende verdedigd kon worden. Ik had mijn doel bereikten tr.iohue mij dus zoo snel mogelijk uit ue voeten te mukeu, wat mij aauvaukelijk goed gelukte, maar spoedig werd ik weer door eeu patrouille aaugehou- den eu thans voor den generaal gebracht, iu zijn tent bevondeu zich verscheidene officieren. Nauwe lijks had ik mijn rapport afgegeven, of oen militaire dokter, naar ik bemerkte, fluisterde don chef ietsin. Ik begreep, dat dit mij gold. Na verloop vau eeuige minuten wendde de gene raal zich naar mij toecusprakop ongedwongen toou „Laat mij nu eens hooren, wat je te vertellen liebt." De dokter had den blik onafgebroken op mij ge richt. De minste beweging zou hem niet ontgaan zyn. „Kom hier 1" bulderde do generaal. Ik bleef als wezenloos staan en tuurde naar het fraaie gevest van ziju sabel, die hij vóór zich op do tafel had gelegd. Ik verroerde mij niet, vóór hij mij met teekens aan het verstand had gebracht, dat ik naderbij moest komen. Toen gaf ik bom mijn leitje. Hij vroeg, waarom ik geen pus had eu waar ik heen wilde. Ik antwoord de wat er mot mij was gebeurd en dat ik naar B. had willen gaan om nieuwe waren in lckoopen.De generaal scheen tevreden, maar de doktor, die eeu nauwkeurig opmerker bleek te zijn, was nog niet overtuigd. Ik hoorde hoe hij aan de overigen zijn twijfel meedeelde. Die anderen boezemden mij geen vrees in, maar ik gevoelde, dat ik mij tot het uiter ste zou moeten inspatinen om den dokter te ver schalken. De strikken, die hij mij spande, mogen onbedui dend sehij ion, maar het vereiseiite al mijn koelbloe digheid, al mijn tegenwoordigheid van geest en tie inspanning van al mijn zenuwen om mijn geheim voor zijn scherpen blik te bewaren. Eensklaps stond hij op, liep naar mij toe, klopte mij op den schouder cu zei: „steek je tong eens uit." Ik klemde mijn tanden op elkaar om mijn tong terug te boliden. „Sta rechtklonk het direct daarop gebiedend. Ik'stond in eenigszins gebogen houding het korte bevel klonk als een zweepslag, maar ik verroerde geen spier. De dokter scheen nu boo3 te worden. Een halve minuut zag hij mij doordringend aan en wendde zich toen tot dc anderen „Hij vertelt, dat hij zijn pas is kwijtgeraakt maar ik zou daar wol wat meer van willen weten. Welken dag tvns dat?" Bij den laatsten zin keerde hij zich naar mij toe en zag mij vragend aan. Ik bield mij goed en ook hem vragend aanziende, preseuteerdo ik mijn leitje, waar op ik geschreven had „Wat verlangt u Mijnheer denkt toch 2eker niet, dat ik con vluchteling beu 1" „Ik deuk, dat je een bedrieger bent," schreef hij Daarop voerde ik hem tegen „Mijnheer, helisal treurig genoeg om zoo ongelukkig te zijn als iu. in ruiju toestand en ik begrijp niet, hoe uien iu plaats van medelijden met mij, nog argwaan iu mij heeft. Nog meer hindert het mij, dat uien mij zooeven uitlachte." De geueraal, die dit ook van mijn leitje las, knikte mij vriendelijk toe en zei daarop tot don dokter „Ik zal hem morgen maar laten vertrekken; il wil dien armen kerel niet langer ophouden." Do waoht werd nu geroepen on men bracht mij u het arresten tcuhok. Daar vond ik een gevangen Boer, doch terstond doorzag ik, dat men ons met een be paald oogmerk had saamgebracht. Nauwelijks was dan ook de deur toe, of de man kwam naast mij. greep mijn hand en riep: „Hoeft men u ook gevat? Morgen zullen we moeten sterven!" Ik zag hem onnoozei aan en wees op mijn c en mond om le beduiden, dat ik doofstom was, hij antwoordde: l'rautjesMij behoef je zot uiet wijs te maken. Ik ken je wel en ik zal je zeg gen, wie ik ben. Ik bon een Hollander en werd een week geleden als spion gevangen. Vandaag heeft de krijgsraad mij veroordeeld en morgen moet ik ge hangen worden." Volle twee uur was hij met mij bezig om mij te bewerken, ook soms met list, door onverwachts iets te zeggeu, wnaarop ik dan de nandacht moest ves tigen, maar ik doorstond het gevaar gelukkig en hij liet mij eindelijk met rust. Aan slapen durfde ik dien nacht niet denken, uit vrees dat ik hardop zou droomen of dat men mij bij het ontwaken zoude verschalken, want instinct matig begreep ik, dat de dokter zijn argwaan niet had laten varen en mij nog wel eeu poets zou trach- ten te spelen. I En inderdaad tegen middernacht vernam ik Jhr. ir, T. A. J. van Asch ïan Wijck. «Ondoorgrondelijk zijn 's Ileeren wegen misschien duurt le donkere weg dien ik moei gaan slechts kort", zoo sprak de zoo geheel onverwacht ontslapene toen in Februari hij voor de eerste maal door zijn kwaal onttrokken werd aan zijn werk. De lijdensweg is ditmaal wèl kort geweest vrij plotseling weerklonk Donderdag de mare, dat een nieuwe operatie noodig was en Dinsdagmiddag even na twaalven kwam het bericht van overlijden, dat vooral hier ter stede met groote deelneming werd vernomen, met diepe deernis voor de echtgenoote, met innig leedwezen voor het Rijk, dat in den ontslapene een ontegenzeglijk hoogst ijverig en zeer bekwaam Staatsdienaar verliest, die zoo zeer veel beloofde als Minister van Koloniën, in welk ambt hij reeds het volle vertrouwen van vriend en tegenstander had weten te winnen. Jhr. ntr. Titus Anthony Jacob van Asch van Wjjck werd 24 Augustus 1849 geboren te Utrecht, waar hij in 1875 aan de Rijks universiteit promoveerde in de rechten. In 1875 werd hij benoemd tot Secretaris van den Lekdijk Bovendams, in 1880totad- junct-eommies aan het Departement van Oor log. In 1881 werd hij voor Zwolle gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, waarin hij, telkens herkozen, tot 1888 zitting had, door de splitsing der kies districten het laatst voor Kampen. sluipende voetstappen en opeens hoorde ik eeu luid geschreeuw vlak naast mij. Het was de dokter met eenige soldaten. Ik bleef liggen, oogenschijnlijk iu diepen slaap. Plotseling werd een geweer boven mij afgescho ten, waarop de dokter verschrikt uitriep; „Kerel,je hebt hem doodgeschoten Maar ik wist waarom het geschiedde en bleef maar rustig slapen. Het behaagde mij niet om wakker te worden vóór on alleer men auu mijn arm begon te trekken. Hun nachtelijk bezoek was daarmee afgeloopen en den volgenden ochtend verliet mij mijn kameraad, de voorgewende spion, die naar hij zei, gehangen moest worden. Toen men kort daarop het ontbijt voor m\j binnen bracht, ging ik met den rug naar de deur zitten om het te gebruiken, Ik hoorde fluis teren buiten mijn cel, doch hot was bijna onhoor baar, Alleen meende ik te verstaanLet nu goed op!" Do deur word zachtjes geopend en ik boorde een revolver achter mij klikken. Het bloed stolde mij in de aderen, maar schijnbaar at ik kalmpjes door. Ook deze list was dus verijdeld. Tegen den middag werd ik naar tie tent van den generaal gebracht. Hij was alleen. Hij nam mijn lei en schreef, dat ik vrij was om te gaan en dat hij mij een pas zou geven. Daarop overhandigde hij mij inderdaad een papier. Ik zag het in en dankte hem met den beleefden hoofdknik. Terwijl ik begon het op te vouwen om liet in den zak te steken viel hy plotseling in„Maar zie eens, heb ik den datum wel ingevuld?' Ik speelde Goddank weer goed voor doove; bijna zou ik het papier weer hebben geopend, docli liet ging iu mijn zak. Dat is, dacht ik bij mij zelf, zeker wel de laatste proef; en toch was het zoo uiet. De generaal bracht mij naar den uitgang van de tent en wenkte den schildwacht, mij door te laten. Bij het weggaan riep hij mij op vcrtrouwelijken toon nog na: „Niet rechts, man, sla links om!" doch ik hield ongestoord den rcehtsehen koers, terwijl mijn hart lichter klopte, toen ik van deze geestelijke pijnbank was bevrijd. Ik sloeg eeu dankbaren blik naar boven, want ik gevoelde, dat ik reden had tot inuigcu dank, vervolgde verder ongestoord mijn tocht en was weldra in veiligheid bij de ODzcn.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1902 | | pagina 1