Dinsdag 3 Februari 1903. PHOENIX - BROUWERIJ. BOCK-BIER verkrijgbaar, zoolang de voorraad strekt. No. 5302. 52e Jaargang. H. MEURSING Co. AMERSFOORT. Feuilleton. AÏEESFOOMSDHB UITGAVE: FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi. franco per post 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, ofïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels/" 1.25; eikeregel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekoning gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9 Telephoon 19. K E N N 1SGE VIN K N. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS AMERSFOORT doen te weten, dat door den Etnad dier gemeente in zijne vergadering van len 23 September 1902 zijn vastgesteld de na volgende verordeningen De Raad der gemeente Amersfoort, Gelet op de artikelen 232 en 2-10 der Ge- neentewet, besluit vast te stellen de volgende Verordening op de heffing van STRAATBELASTING. Art. 1. Onder den naam van Straatbelasting I wordt in deze Gemeente eene belasting geheven I wegens gebouwde eigendommen, die zelve of wier aanhoorigheden aan de openbare straten of wegen 1 der Gemeente .belenden. Art. 2. Het belastingjaar begint met den lsten Januari en eindigt den 31sten December. Art. 3. De straatbelasting is verschuldigd door hem, die krachtens recht van bezit of eenig an- der zakelijk recht het genot heeft van een ge bouwd eigendom, dat zelf of welks aanhoorigheid aan eene openbare straat of een openbaren weg der Gemeente belendt. PJ Voorzoover het betrokken eigendom in de ka dastrale leggers voorkomt, wordt als genotheb bende aangemerkt hij, die op 1 Januari van het belastingjaar als zoodanig in ae kadastrale leggers aangewezen, tenzij kan worden aangetoond, dat eene misstelling in die leggers heeft plaats gehad, of dat de vóór 1 Januari van bet belas tingjaar plaats gehad hebbende veranderingen daarin nog niet waren opgenomen. Art. 4. De straatbelasting wordt berekend a. naar de langs den grond gemeten breedte van eiken gevel, die gekeerd is naar de openbare straat of den openbaren weg der Gemeente. In- 9 dien een gebouw aan of bij meer dan éen open- bare straat of openbaren weg der Gemeente is gelegen, wordt de gevelbreedte van dat gebouw berekend door de gezamenlijke breedte der naar de openbare Btraten of wegen gekeerde gevels, te I j£ deelen door het aantal straten of wegen, waar aan of waarbij het gebouw gelegen is; b. naar de belastbare opbrengst van het per ceel, zooals deze in de kadastrale leggers is aan gewezen. Indien van een perceel die opbrengst niet in de kadastrale leggers is aangewezen, wordt zij van Gemeentewege geschat door vergelijking met de belastbare opbrengst van perceelen van de meest nabijkomende soort. Art. 5, De straatbelasting bedraagt per Meter der in art. 4 omschreven gevelbreedte per jaar voor een perceel van een belastbare op brengst beneden f100.f0.25 voor een perceel van eene belastbare op brengst van f 100. ol meer, doch minder dan f200.—„0.30 voor een perceel van eene belastbare op brengst van f 200.of meer, doch minder dan f 300 „0.60 voor een perceel van eene belastbare op brengst van f 300.of meer, doch minder dan f500.„1. voor een perceel van eene belastbare op brengst van f 500.of meer, doch minder dan f700.—„1.25 voor een perceel van eene belastbare op brengst van f700.of meer, doch minder dan flOOO.—„1.50 voor een perceel van eene belastbare op brengst van f 1000.of meer, doch minder dun f1500.—f2.— voor een perceel van eene belastbare op brengst van f 1500. of meer, doch minder dan f2000.„2.50 voor een perceel met eene belastbare op brengst van f2000.of meer. „3. De helling voor een perceel mag evenwel niet meer bedragen dan l1/. pCt. en niet minder dan 1 pCt. van de in artikel 4 bedoelde belastbare opbrengst. Art. 6. Bij de berekening van de straatbelas ting worden onderdeeleu niet grooter dan een halven Meter verwaarloosd en onderdeden groo ter dan een balven Meter voor een Meter in rekening gebracht. Art. 7. De straatbelasting is niet verschul digd voor een perceel a. waarvan de Gemeente of eene van hare in stellingen de genothebbende is; b. dat gebezigd wordt voor den openbaren dienst van Rijk of Provincie of voor den open baren eeredienst; c. dat dient tot Instelling van weldadigheid, bedoeld bij artikel 2 der Wet van 28 Juni 1854 (Staatsblad No. 100) gewijzigd bij de Wet van 1 Juni 1870 (Staatsblad No. 85). d. dat gebezigd wordt voor eene school, die van Rijks- of Gemeentewege weidt gesubsidiëerd. Art. 8. De belastingplichtigen worden op ko hieren gebracht. Zij, die door eenig verzuim niet op het oor spronkelijk kohier zijn gebracht, worden op een aanvullingskohier gebracht. Art. 9. De aangeslagene, die in den loop van het belastingjaar zijne rechten op het perceel, waarvoor hij is aangeslagen, heeft verloren, blijft voor de geheele belasting over dat belastingjaar aansprakelijk. Art. 10. De aanslagen worden in twee termij nen betaald. De vervaldagen der termijnen van betaling worden door Burgemeester en Wet houders bepaald. Het staat den aangeslagene vryzijne betalin gen te doen in eens of in grooter som dan de de eerste termijn bedraagt. De verschuldigde belasting is dadelijk en in éen termijn verschuldigd zoodra de aangeslagene in staat van faillissement is verklaard of op zijne roerende of onroerende goederen executoriaal beslag is gelegd Art. 11. Deze verordening treedt in werking den lsten Januari 1903. Gedaan te Amersfoort ter openbare vergadering van 23 September 1902. De Voorzitter, WUIJTIER8. De Secretaris, B. W. TH. SANDBERG. Zijnde de heffing goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 10 Januari 1903, No. 23. De RAAD der Gemeente AMERSFOORT, Gelet op artikel 257 der Gemeentewet besluit vast te stellen de volgende VERORDENING op de invordering van Straatbelasting. Art. 1. De invordering van de straatbelasting geschiedt door den Gemeente-ontvanger. Art. 2. Het model van het aanslagbiljet wordt door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Het vermeldt, behalve hetgeen daaromtrent in artikel 265 der Gemeentewet is voorgeschreven, I de plaats, waar de betaling moet geschieden, de dagen en uren, waarop voor de ontvangst wordt zitting gehouden, en de uitnoodiging tot beta ling vóór of op de vervaldagen, in artikel 10 der Verordening op de heffing van deze belas ting bedoeld, op strafie van vervolging. Art. 3. De Gemeente-ontvanger of hij, die namens hem en op zijne verantwoordelijkheid ontvangt, is verplicht, van iedere betaling on middellijk kwitantie op het aanslagbiljet te Btellen. Geen betalingen worden voor geldig gehouden dan die blijken uit de eigenhandige kwijting op dat biljet, hetzij van den Gemeente ontvanger, hetzij van dengene, die nameDs hem ontvangt. Indien een aanslagbiljet in het ongereede mocht zijn geraakt, moet daarvan een duplicaat opgemaakt en, tegen betaling van het verschul digd zegelrecht, aan den aangeslagene uitgereikt worden. Art. 4. De toerekening en de afschrijving der betalingen geschieden iu de volgeDde orde: a. op de kosten van vervolging, b. op de kosten van het zegel, c. op de oudste der vervallen termijnen. Art. 5. De invordering dezer belasting ge schiedt overigens overeenkomstig de artikelen 258262 der Gemeentewet. Art. 6. Na afloop van den termijn, omschreven bij artikel 11 der Wet van 22 Mei 184.5 op de in vordering van 's Rijks directe belastingen (Staats blad no. 44), doet de Gemeente-ontvunger aan Burgemeester en Wethouders, binnen een door hen te bepalen tijd, een staat toekomen van de posten, welke nog niet zijn ingekomen, meteen verslag van hetgeen door hem ter invordering is gedaan. Burgemeester en Wethouders doen deze stukken aan den Raad toekomen met een ontwerp-besluit tot het oninvorderbaar verklaren van die posten. Het besluit van den Raad, waarbij aanslagen oninvorderbaar worden verklaard, ontheft den Gemeente-ontvanger van verdere pogingen tot invordering. Art. 7. Deze verordening treedt in werking den lsten Januari 1903. Gedaan te Amersfoort ter openbare vergadering van 23 September 1902. De Voorzitter, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. TH. SANDBERG. Gedaan te Amersfoort, den 31 Januari 1903. De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, B. W. Th. SANDBERG. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT doen te weten, dat door den Raad dier Gemeente in zijne vergadering van den 18. November 1902 zijn vastgesteld de na volgende verordeningen VERORDENING op de heffing van rechten voor het gebruik van den openbaren weg, van openbaar water of van openbaren Gemeen tegrond en voor diensten door de Gemeente bewezen. De Gemeenteraad van Amersfoort, Gezien art. 238 der Gemeentewet, Besluit Art. 1. Van ieder, die krachtens aun hem ver leende vergunning voor een der hierna omschre- J. openl of openbaren Gemeentegrond tijdelijk gebruikt of doet gebruiken of ten wiens behoevs vunwege de Gemeente een der hieronder vermelde werk zaamheden wordt verricht, wordt een recht ge- Schetsjes uit den Zuid- Afrikaanschen Oorlog, door »DOK TER". Ik bad eoD oogenblik te voren het zelfde gedaan en iuoeBt toch om de anderen lachen. Dit is ge woonlijk zooik heb meermalen opgemerkt, hoe iemand, die een oogenblik te voren nog in gevaar verkeerde en zich toen door vrees of anderszins be spottelijk aanstelde, dit vergeten is, zoodra hij zich in veiligheid waant en dan het grootste genoegen heeft in de dwaze bandeliugen van hen die minder goed geslaagd zijn, zich buiten gevaar testellen. Terwijl er eerst uitbundige vroolijkheid had ge- bcerschl, veroorpakt door ons succesvol optreden en die in allerlei kwinkslagen uiting bad gevonden, was ze gedurende het kanonvuur verdwenen, om, nu onze artilleristen het granaatvuur tot zic.li ge trokken hadden, even plotseling weer te vorschjjnen. Telkens als er een granaat tusschen de Engelschen viel, hadden we het grootste plezier cn werden er door de Boeren allerlei grappen over verkocht. Ik amuseerde me werkelijk en hot speet mij. dat het langzamerhand voor Itolhmaiin en mij tijd werd, weer naar ons lagerije terug te gaan. Het verlaten van ouzo positie was echter wegens het hevig geweer- en nia.xinmiur een zeer gevaar lijk werk, maar we gingen er too over, daar we bang waren, anders niet vóór donker terug te zijn. We maakten gebruik van het oogenblik, dat het Fransche kanon vuurde, daar het vijaudeiijk vuur dan het zwakste was. Ik denk, dat de vijand bet zelfde deed als wij straks gedaan haddenen dat ook Khaki, wanneer hij de granaat hoorde aankomen, achter de klippen wegdook, tot de granaat was ge- barste <f. De pauze was evenwel te kortvoor we goed en wel in een holte bescherming hadden kunnen vin den, vuurden ze met den maxim en door dat deze iets te hoog selioot, kwamen de meeste kogels bij ons terecht. Rothmann en ik liepen naast elkaar; plotseling hoor iic het aanslaan van een kogel vlak bijik schrik hevig, maar daar ik geen pijn voel, weet ik, dat het niet bjj mjj is. Rothmann riep „O, God 1 daar schieten ze mijn been af', maar liep tegelijkertijd twee maal zoo hard. Dat hij met een afgeschoten toen zoo hard kou wegloopen, vond ik zóo vermakelijk, dat ik vau't lachen bijna niet voort kon komen, waarover Rothmann zich boos maakte. Ik vroeg liem, of hij werkelijk geraakt was en tot antwoord wees hij op zijn jasje, waar ze juist bij de jaszak doorheen hadden geschoten, met het ouge- lukfeig gevolg, dat vau een nieuwe pyp, die h\j bjj zjjn vertrek uit Pretoria duur betaald had, de steel tot gruis was geslagen. Hij was nog even in zijn been geraakt ook, zeide hij, doch bjj bet blootma ken bleek het, dat het een schampschot was van een 5 m.M. diepwas het schot een paar duim die per geweest, dan zou hol heupgewricht verbrij zeld zyn geworden. Ik wenschte hem geluk met den goeden afloop, en terwijl hjj nog bezig was met een meewarig gezicht zjju stukgeschoteu pijp te bekijken, barstte ik opnieuw in Inchon uit, waarmee hjj, nu het gevaar voorloopig geweken was, van harte instemde. We merkten evenwel, dat we te veel waren afge weken en onze paard meer achter den kop ston den. Nadat we eflï» oogenblikje gezeten hadden om van den schrik te bekomen, gingen we naar onze paarden, maar bier was het al even gevaarlijk als waar ze Rothmann bijna van de beeuen hadden geschoten. Terwijl we be zig waren onze paarden los te maken, vlogen de kogels ons om de oorenéen paard schoten ze vlak naast me door de neus, en alfsof het ongeluk spe ciaal Rothmaun vervolgde, werd diens paard in het gewricht van een der voorbeenen geraakt. In dien tijd wareu er juist een paar burgers gekomen om te zien of het nog met de paarden in orde was; ik was hierover zeer verblijd, daar een van ons andeis terug had moeten gaan om de lui te waarschuwen. De burgers brachten de paarden op een veiliger plek en wij sloegen den weg in naar Van der Merwe- statie. Dit ging echter niet zoo gauw als we ge dacht haddende wond, die we onbeduidend dach ten, had het paard zóo kreupel gemaakt, dat het byna niet kon loopon en hel was bepaald onmoge lijk het te berijden. We sukkelden heel langzaam voort. Rothm tnn leidde het paard bjj den teugel eu ik joeg het aan. Daar kwam plotseling het Fransche kanon met de grootste haast ons voorbij jagen, ging nog een Eaar honderd Meters verder, word in stelling ge rucht en do artilleristen begonnen aanstouds naar een kop te schieten, die een weinig links van het kopje lag, waar wij zoo juist gevoeuten hadden. We waren hierover ten zeerste verbaasd en haast ten ons zooveel mogelijk om bij net kanon te ko men. Wo vroegen luitenant De Jagor wat dit bo- teekende en deze vertelde ons tot onze ontsteltenis, dat het Khaki gelukt was, dien kop te bezetteu. Ik had boven op don kop wol meuscben gezien, maar dacht natuurlijk, dat het Boeren waren en had me er volstrekt niet over bekommerd. Daar het moeilijk te bepalen was, wat de gevolgen van dit betreurenswaardige feit zouden wezen, maakten we nu nog meer haast om op de plek van onze bestemmiug te komen. Het ging echter, niettegenstaande onze baast, maar zeer langzaam en nu kwam er tot overmaat van ramp nog bij, dat de Engelschen ons kanon de afstand bedroeg niet rueer dan een 2000 Meter onder geweervuur namen en wjj daar ook onze por tie van kregen. Of het alleen de kogels waren, die hun doel misten en over het kanon heen kwamen, dan dat de vijand het ook op ons gemunt had, weet ik niethet was evenwel een feit, dat de kogels ons nu en dan onbehaaglijk dicht langs de ooren floten, wat ons dubbel het ongeluk deed bejamme ren, dat we niet snel voort konden. Rothmaun be gon den moed op to geven en stelde voor, bet paard achter te laten. Hierin wilde ik echter totaal niet toestemmen, omdat er nergens ia den omtrek water was en het paard van dorst zou heb- iomkomen. Ik zeide hem dan ook, dat, wilde hjj het paard achterlaten, hij dan verplicht was, het dier dood te schieten. Dit wilde hij niet doen eu wenschte daurop, dat ik maar alleen voort ging, wat ik echter vol verontwaardiging vau de hand wees. We kwamen overeen, bet paard tot aan de spruit te breugendit was niet ver meer, daar deae juist liep ouder langs den bult, waarop we ons bevonden. Eenmaal daar aangekomeu, zou ik vooruit rijden en een der ordonuansen van luitenant Malau met eeu paard terugzenden. Onder aau den bult geko men, zagen we toevallig een Kaffer-kraal. Rothmann besloot het paard bjj de Kuffers in bewaring te ge ven hij zou met hen afspreken, dat wanneer de En gelschen kwamen, zij zouden beweren, dat het paard hun eigendom was. Kwam hij later in de gelegen heid om terug ie komen, dan zou hij hun voorliet verzorgen van het dier een goede belooning Reven. Ik vond dat een uitstekend plan. Rothmann ging met het paard naar de kraal en ik zoo spoeuig mo gelijk naar onze wagens. De afstand was evenwel grooter dun ik geducht had en ik merkte, dat we dien ochtend een heel eind gereden hadden. Wordt vtnolffd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1