Zaterdag 9
Mei 1903.
No. 5343.
52e Jaargaog.
De Kei.
Feuilleton.
Stadsnieuws.
AMERSFOORTSCHE GOÜRAM.
UITGAVE:
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
lranco per post f 1.45. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reolames 15 regels/" 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de inc. sseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KOR TE GRACHT
Telephoon 19.
zeer aan den Minister verzocht, door Ryits-
subsidie een particulier bureau te helpen tot
stand komen.
Een missive van de Nederlandsche Kamer
te Londen met een adres uan den Minister
van W. H. en N. over do zeer eenzijdige
regeling der internationale telegraphie, waar-
by, trots allo vertoogen, weinig wordt gelet
op de belangen van den handel, die nimmer
wordt geraadpleegd zal in een volgende
vergadering worden behandeld en inmiddels
circuleeren by de ledon.
Een missive van den Commissaris der
Koningin in de Provincie Utrecht ten geleide
van een besluit tot bekrachtiging van het
Reglement op het vervoer langs den Rijn
van licht-ontvlambare doch niet ontplof
bare stoffen voor kennisgeving.
Een missive van de „Ned. vereeniging
van Meelhandelaren'1 omtrent de invoer
rechten ter lezing.
Een open brief van den heer Dentz over
de ontworpen Tabaksbelasting met een adres
van fabrikanten te Eindhoven uan de Tweede
Kamer te behandelen bii de invoerrechten.
Een missive van de Kamer te Utrecht
over de postregeling met Duitschland na
circulatie te behandelen in een volgende
vergadering.
Een adres van de Kamer te 's-Gravenhage
aan 11. M. de Koningin naur aanleiding van
de jongste spoorwegstaking en aandringend
op nausting en exploiteering der spoorwegen
door den Staat te behandelen in een
volgende vergadering.
Een programma van «Wereld export" en
een schryven van de firma Moreau Cie.
beide voor kennisgeving en ter inzage
van belangstellenden.
Een missive van het dezen zomer te Rot
terdam te houden Nationaal congres voor
den bandeldryvenden middenstand.
De lieer S i n n i g e vroeg of de Kamer
daarheen wordt afgevaardigd.
De Voorzitter meende, dat de Kamer
niet daarheen wordt genood, terwijl dit ten
vorigen jare te Arasterdam wel geschied is.
De heer Sinnige vroeg of de Kamer
dan als corporatie lid kan worden.
De Voorzitter zeide, dat dit niet kan,
óok niet om het budget. Wel kunnen de
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT,
brengt, ter voldoening aan de aanschrijving, op
genomen in het Provinciaalblad van Utrecht uo. 69
dezes jaars, ter kennis van belanghebbenden, dat
in de Gemeente POLSBROEK een geval van milt
vuur is voorgekomen.
Amersfoort, 7 Mei 1903.
De Burgemeester voorn
WUIJTIERS.
Voor de oudere lezers dezer courant kan
ik niet veel nieuws vertellen over den kei
en Meyster. Immers in 1806 heb ik, ten
gevolge van een kleinen Dennestrijd met nu
wijlen den heer W. F. N. van Rootselaar,
reeds in dit blad geschreven wat omtrent
bet stuk graniet dat, nu liet bovenop de
Varkenmarkt ligt, in deze dagen weder ieders
aandacht trekt en over den persoon van
Mevster mee te deelen viel.
Gelijk dat altyd gaat, zijn compilators na
1896 de verspreide verhalen en legenden
blijven aaneenrijgen en gingen zij voort, aan
Meyster allerlei qualiteilen toe te kennen,
die hij nimmer bezeten heeft. Nu nog be
titelt men hem als jonkheereen ander
noemt hem mi\ een derde schrytt overmr.
De Meyster.
En 't verhaal is zóo eenvoudig.
Everard Meyster's geboortejaar is slechts
bij benadering te bepalenimmers volgens
zijn eigen opgave, by zijn huwelijk in 1649,
met Agatba Schaap van Dam, is hij geboren
te Utrecht kort voor of in 't begin van 1617.
In 1683 verkocht zijn weduwe bet landgoed
«Nimmerdor", ruim 53 morgen groot, voor
f 2440.
Zijn moeder was eene De Bruin van Buiten-
wech, zuster van den stiebter van het be
kende Hofje van Nieuwkoop te 's-Gravenhage
en dochter van den om zijn dolle streken al
even bekenden Govert de Bruyn, Heer van
Nieuwkoop.
Door zijn huwelijk met joffer Schaap was
Meyster een zeer vermogend man geworden,
die niet alleen de heide kon maken tot een
plaats die Nimmer-dor was, maar ook aller-
Schetsjes uit den Znid-
Afrikaanscheu Oorlog,
door
>DOK TER".
lei andere zonderlingheden en soms zeer kost
bare buitensporigheden zich kon veroorloven.
Zijn wapen toonde in het harischild in
zilver twee gekruiste knoestige knuppels van
zwart, waarboven een kop van een wildzwijn.
01 men uit die gekruiste knuppels Meyster's
«zandlooper" heeft afgeleid, blijft wel een
open vraag.
Laat ons nu eens zien hoe de kei, die
•eeds in 1545 werd aangeduid als »de groote
keeselsteen", in de stad gekomen is. Een
tijdgenoot geeft het volgende vry prozaïsch
antwoord
»Naer dat Meyster door veel verscheide
Gedichten/ de luijden hadde gaende gemaekt/
van de zelve vervoeringhe binnen Amers
foort/ en sulclt oock met Biljetten aenslaen
laten dat op Pinghsdagh zijnde den 7
Junij 1661, de leste volvoeringhe van sijn
toesegginghe tot lust des Aanschouwers
souden voltrocken worden alsoo hy ghewedt
hadde met syu Mackers om drie duijsent
guldens en met die voorwaerdo alleen met
menscben handen binnen de Stadt te bren-
ghen soo is den heer Meyster van deu Keij
uijt Amersfoort komen rijden met een Bu-
niere waer in sijn wapen stondt en Trom
petters/ stracks wierl hij van veel volck
gevolght sulks dat men van KoetsenWagens
en Peerden en gedrangh en stof qualijck
sien kon en het Keijtrecken ging uan bij de
Amersfoortscbo Treckelingen die niemandt
vreemts d'eer gunden om mede te helpen
trecken en begeerden deze Romeijnsohe daedt
voor de Heer Meijster, Key der Keijen, alleen
te doen een kar met Bier en Kraeckelingen
solageerde deze manhalte Keijtreckerseyn-
delijk is binnen Amersfoort onlfangben, het
ghedrangh was groot en wonder dat geen
meer ongeluck geschiedt als een Persoon
beijde sijn beenen afgeslepen van de Keij-
sleede en een ander sijnen arm aan stucko
waer toe een wijs Genees-meester vereyscht
wert".
Van Loon verhaalde in zijn in 1723 en
volgende jaren verschenen »Beschrijving der
Nederlandsche Historiepenningen" (11, 492)
dat het feest plaats vond ter eere van den
vrede. De heer A. M. Kollevvijn Nz. heeft in
bet nummer dezer courant van 14 Februari
76.
Tegen de redeneeringen van President Steyu, ge
neraal De Wet en generaal De la Rey waren ze
echter niet bestand en do vergadering weid beslo
ten met het bekende resultaat. Tot eer van gene
raal Viljoen moet ik zeggen, dat hy rol bewonde
ring over do drie laatstgenoemde mannen sprak.
Hij zeide tegen de twee artillerie-officieren „Pre
sident Steyn is een man uit éeu stuk, en je weet,
hy heeft gestudeerd en praat dan ook als een ad
vocaat; De la Rey ia een man; maar de Wetl die
praat iedereen van de sokken."
Bij deu overgang van de spoorlijn hadden ze het
zwaar gehad. Waarschijnlijk waren do Eugelschen
van den tocht onderricht, de onzen werden althans
over een groole lengte onder vuur genomen en het
bleek, dat, wilde men doorgaan, het noodig was een
fort te nemen, dat gelegen was by deu overweg.
Hierin slaagde men, echter uiet zonder dat er 5
burgers sneuvelden, terwijl veldcornet Myburg door
verraad werd doodgeschoten, tenminste de Kbaki's
hadden zich reeds overgegeven, toen de veldcornet
op ben toetrad met liet doel hen te ontwapenen,
toen er een schot viel met het ongelukkig gevolg,
dat hij doodelijk getroffen werd. Wel schreeuwden
de soldaten dadelijk, dat het een ongeluk was, maar
het feit was gebeurd. De generaal kreeg eerst later
kennis van dit feit, hetgeen voor de soldaten geluk
kig was, want, zeide hij, had ik het dadelijk gewe
ten, dan had ik do gevangenen tot den laatsteu
man laten doodschieten.
De weg was nu vry en men trachtte zoo spoedig
mogelyk de wagens over de spoor te krijgen. Plot
seling kwam er echter een gepantserde trein tot by
do wagens. Tegelykertyd werd liet zoeklicht van
den trein te werk gesteld, waardoor de Boeren iu
het volle licht kwamen en een gemakkelijk doel
dezes jaars op de hem eigen duidelyke wyze
aangetoond, dat Van Loon's mededeeling ook
in deze al geheel bezyden de waarheid is
en dat bet verlies van Brazilië en de voor-
beryding tot de oorlogen met Engeland enz.
toch waarlijk geen reden kan geweest zijn
om feest te vieren.
Dan, de steen is 7 Juni 1661 in de stad
gesleept, uitsluitend ten gevolge van een
gril van Meyster, die, gelijk gezegd, om
f3000 zou hebben gewed, het stuk te doen
volbrengen. De Magistraat beeft zich niet
daartegen verzet, doch toen later de naam
«Keientrekkers" in zwang kwam, maar vooral
na de glossen van de Fransche bezetting van
Juni 1672 tot November 1673, den 30 April
1674 den steen van zijn voetstuk doen balen
en onder de Varkenmarkt begraven en te
gelijk alle bescheiden daarover doen vernie
tigen.
Zelfs Van Bemmel, die als klerk ter Se
cretarie voor zijn «Beschrijving der stad
Amersfoort" (uitgegeven in 1760) inzage
bad van alle resolutiën, rekeningen, enz.,
maakt met geen enkel woord gewag van de
kei-klucht waarvan het aantal afbeeldingen
en schimpdichten legio is.
In deze dagen vooral ga men ze eens
zien in het Museum der Oudheidkundige
vereeniging «Flehite".
Frederiks.
Ter Donderdagavond onder voorzitting van
den heer J. Ger. Kleber gehouden 108ste
openbare vergadering der Kamer van Koop
handel en Fabrieken waren met den Voor
zitter aanwezig 5 leden en de Secretaris en wis
met kennisgeving afwezig de heer A. Visser.
De voorlezing der Ingekomen stukken nam
bijna een half uur in beslag.
Zij wareneen missive van de Kamer te
Winschoten tot ondersteuning van haar adres
aan den Minister van Waterstaat, Handel
en Nyverheid over de wenschelykheid der
opzichtiug van een Bureau voor handelsin
lichtingen besloten werd, aan de Kamer
te berichten, dat de Kamer te Amersfoort
reeds tot de zelfde conclusie kwam en even-
opleverden aan de Eugelache soldaten. Het werd
nu een algemeen „sauve qui peut", waardoor twee
wagens en de kar van deu geueraal waariu al zyn
papieren in don slag bleven. Een koffertjo mot
een paar duizend pond aan Gouvernemeutsnooten
er in, had dc generaal weteu to redden en het gezet
op een wagen, die reeds oyer de spoorlijn was. Toen
hij later het koffertje weer iu zyn bezit wilde netnen,
was het spoorloos verdwenen de drijver beweerde,
dat hy het niet gezien had en dat als de generaal
het op den wagen gezet had, het by de groote ver
warring er bepaald was afgevalleniu elk geval is
er nooit meer iets van het koffertje of de „bluebacs"
ontdekt.
Het commando Lijdenburgers was in dio dagen
verdeeld in verschillende wachten, hetgeen noodig
was, omdat men anders onbemerkt door den vijand
zou kuunen wordeu overvallen. Uit het dorp Lij
denburg kouden zo ons bereiken over Boschhoek en
door Swagerahoek, van Krokodilrivier-hooglo cn
Machadodorp over Morgeuaon, van Belfast over Dull-
stroora en door Schoonpoort over Steenkampsberg.
Het nadeel hiervan wns, dat we in kleine klompjes
verdeeld waren en bij een eventueelen uittocht der
Engelschen niet voldoende weerstand konden bie
den of deu vijand afbreuk doen. Ons eigen klompje
was bij Kooikraus gelagerd en daardoor aangewezen
om het pad bij Boschhoek te bewaken, waarom el-
ken oohtend vóór het opgaan der zon de brand
wachten werden uitgestuurd naarSpioenkop, gelogen
achter Bosoh'uoek. Daar we rekenden op de waak
zaamheid dor andere wachten waren we, zoolang
onze brandwachten alles veilig meldden, volkomen
gerust en zalen we dan ook den Oen Juli's morgeus
heel kalm te ontbijten, toen een burger, die dour
commandant öchoeuian naar veldcornet Juubert
was gezonden, iu vliegenden galop terugkwam mol
het alarmberieht, dat het te Wemmershoek (waar
do woning van veldcornet Joubert gelegen was) we
melde van Khaki's die bezig waren den veldcornet
en zyn broer met hun vee onder kanonvuur don
berg uittedryven. Volverbazing eu verontwaardiging
dat de wacht te bwagershoek hol hazenpad had ge
kozen zonder ons te waarschuwen, werd er zoo spoe
dig mogelijk opgezadeld om de bergen in to vluch
ten. We hadden dien morgen juist een os geslacht,
maar hoezeer het ous leed deed, moesten wc het
grootste gedeelte van het vloesch achterlaten. Dien
dag bleef de vyand to Wommorshook eu kampeerde
dien nacht by het hui» van P. Joubert, terwyl wy
den nacht doorbrachten by het huis vau Molleman,
waar wo het bitter koud hadden. Dit plaats was
uit het Engelsche kamp zichtbaar, zoodat we geen
vuur mochten makenmen voelde bet gemis van
oen goed vuur nog meer doordat meu de wachtvu
ren der Khaki's lustig zag branden.
Deu volgenden dap, Zondag, toen de zon opkwam,
had Khaki reeds zyn kauip opgebroken eu was al
halverwege don berg uit, terwyl we een gedeelte
rechts af zagen gaan naar het huis van de weduwe
Ooetsee. Daar waren echter uitstekende posities en
bestond de kans, met een kleine hoeveelheid
monschen den vyand afbreuk te kunnen doen,
waarom we dadelijk van Oshoek daarheen trokken.
Bij onze aankomst waren daar een vyftal menschen
(waaronder do schoouzoou der weduwe) in een hevig
gevecht gewikkeld, maar zy waren er tot nog toe in
geslaagd, do Eugelacheu, ten bedrage van meer dan
driehonderd, tegen te houden. Wo klommen zoo
snel mogolyk van onze paarden en namen positie iu
op ougeveer driehonderd pas van den vyand, van
wien we slechts door een Boort vallei gescheiden
waren. Het gevecht duurde tot laat in den middag,
maar hoewel we slechts een dertig man sterk waren,
miste du vyand den moed om te stormen en meant
hij in den middag terugtrokken. Zoodra wo uit hot
minderen van het geweervuur bemerkten, dat do
vijand zijn posities verliet, stormden we hot randje,
waar ze oen kleine macht hadden achtergelaten om
hun terugtocht tc dekken. Bij ouzo nadering kozen
deze Khnki's het hazenpad en wol zóo vlug, dal we
nog juist deu tijd hadden, hen in vliegenden galop
achter het volgend randje te zien vordwynen. We
maakten het nu don vyand, die langs hot groote pad
trok, voortdurend lastig tot bij Witklip, waarna we
besloten terug to gaan tot by het huis van P. Jou
bert. By dezen terugtocht kreeg Khaki gelegenheid
om een kleiue revanche te nomen. We moesten n.l.
oen nek over, die van dun grooton wog zichtbaar
was, maar tueoneud, dut Kbaki niet do moeite zou
nomen ons nog lastig to vallen, deden we dit op
ons doodo gemak. Nauwelijks echter hadden onze
voorsto menschen den nok beitlonimon, of we hoorden
den Pompom en zagen de bommen ongeveer50 pas
rechts vau do lui barsten, met hot gevolg, dat zy
hun paarden in galop zotion om zoo spoedig mogelijk
nobler den nek te komen. Ik was mot luitenant Eras
mus cu deu zoon van den commandant in de achter
hoede, eu we achtten het beneden onze waardigheid
bard te rijden of dekking te zooken, to moer daar
de schoten veel te rechts waren gevallen en wodua
tueonden, dat Khaki toch „te alech" was om on»
raak te schieten. Daar hoordeu we weer de losbarsting
van den groote» maxim, kort daarua gevolgd door
hel onheilspelleud suizen der grauaaijes, aio vlak
achter ons uil elkaar barstten, zoodat de aan stuk
geslagen klippen ons oin do ooreu vlogen. Waar we
eerst den Engolschman en zyn maxim bespot hadden,
kregen we nu alle respect voor beide en zetten bot
op eou Hinken galop. Het hielp echter weinig; we
haddeu een goeden 200 Meter u, rijden eer we gedekt
waren. Boem, boom, boeiu, hoorde, ik on togetij kortijd
het suizen van de graualon achter me. Ik voelde, dat
co recht op me afkwamen en zette nt'n paard tot
meerderen spoed aau; de snelheid was echter niet
groot genoeg om de granaten te ontkomen; bet
suizen werd al sterker eu onwillekeurig trok ik luyn
hoofd in en zette m(ju hoed in m(ju nek, alsof men
die dingen evenals hagel, op diemauier kon koeren.
Pang, rang, rtal Goede hemelt ik reed te midden
der grauutenvan eou voelde ik don wind langs myn
oor, terwijl die vóór het paard barstte; óen vloog or
onder myn paard uil en de derde lusscben zijn
achterbcenen. Bliksemsnel vloog het door myn hoofd
„jongentje, vuu daag ben je er om koud", maar tol
aller verbazing bleet ik heul vun lijf en ledon. Wilsior,
die anders niet van de vlugste was, vooral niet op
ongolijk torruin, had totaal geen aausporiug noodig
eu vloog als een wervelwind over steenen on klippen,
zoodat we, vóór de nieuwe bezending graoatou ons
bereikte, achter den nek iu veiligheid waren. Terwyl
ik alklom om te ouderzoeken ui' myn paard er heel
huids >vas afgekomen, kwamen de lui ine geluk-
wencellen over mijn wonderdadigeontkoming.„Alle
world" zoido or eon „dok, jong, toen ik die vuur
stralen zoo onder jou pord zag staan, deuk ik: het
is klaar mot jou, maar ik zio daarom jij kom uit".
Het bleek, dat miju paard door een granaatscherf
een schram in zyn lies had, maar dit was van zóo
weinig betookouis, dat ik mo er niet over beungat
behoefde to ruaken. Wo reden uoar het huis van P.
Joubert om daar oen uurtje af te zadelen cn „kost"
te maken, want sinds ons gestoord ontbyt hadden
we nog niets gegeten. Weldra kwamen ook P. Jou
bert en zijn broer do veldeoriHit terug en ver
telden ons, dat zo door du grauuten als 't ware den
borg uitgedragen waren, gelukkig echter zonder dat
er ineusch of dier geraakt word.
IB'ordl vurvolfid.)