Binnenland. Laatste berichten. oen leercursus in de Gymnastiek te verbin den, en daarvoor een leeraar te benoemen, voorloopig voor éen uur per week. Het naDtal leeraren werd vastgesteld op 16, met inbegrip van den Directeur en twee leeraressen. Benoemd werden tot leeraar: in de Na tuurkunde, Werktuigkunde en Cosmographie dr. J. H. Meerburg, te Gorinchem; in de Scheikunde dr. B. H. J. ter Braake, te Rot terdam in de Wiskunde de heer P. Land weer, te 's-Gravenhagein het Boekhouden de heer S. J. van der Vliet, te Amsterdam; in de Fransche taal- en letterkunde de heer j. J. P. Griss, te Amsterdam; in de Engel- sche taal- en letterkunde de heer P. Th. N. Moesveld, te Zaandam; in de Staatsweten schappen de heer C. J. J. Westermann, te Amsterdam; in Hand- en Lijnteekenen de lieer G. P. J- Kalemink, te Alkmaar. De benoeming van leeraren in de Plant en Dierkunde en in dc Geschiedenis en Aard rijkskunde wen! aangehouden. Tot Directeur der Burger Avondschool werd benoemd de beer G. P. J. Kalemink, te Alk maar. 't Is met het leven als met liet blanke lin nen; het kleinste vlekje valt in 'toog, ont siert en werkt storend. Over het wetsuntwerp betrekkelijk bet onder de wapenen houden van ingelijfden bü de militie te land der lichting van 1902, behoorende tot de onbereden korpsen, die ingevolge art. 110, eerste zinsnede, der Militie- wet I9Ö1 ouder de wapenen zyn gehouden, is het afdeelingsverslag der Tweede Kamer verschenen. Er blijkt uit van een gedachtenwisselirig over ile vraag waarom het verslag over het ontwerp tot het ouder de wapenen houden van de lichtingen 1900 en 1901 van Regeerings- wege niet is beantwoord. Hieromtrent werd door een deel der leden gewezen op de om standigheid, dat bedoeld ontwerp zijn reden van bestaan heeft verloren sinus de dienst plichtigen van die lichtingen naar huis zijn gezonden. Het ontwerp vervalt dus stilzwij gend. Omtrent de interpretatie van art. 110 der Militiewet wenschte men alsnog het gevoelen van de Regeeriug te vernemen. Voor het langer onder de wapenen houden van de by de militie ingelijfden der lichting van 1902 achtten verschillende leden ook geen reden meer te bestaan. De toestand van spanning heeft een einde genomen, de ge moederen zijii tot rust gekomen en het maatschappelijk leven heeft reeds lang zijn gewoon aanzien hernomen. Er zijn dus geen exceptioneele omstandigheden, die thans het langer onder de wapenen houden van meer troepen motiveeren. Of zoo vroegen som migen bestond er hier verband met de vroeger door de Regeering uilgesprokeu meening, dat ook in gewone tijden Amster dam een te gering garnizoen heeft? Mocht de Regeering, door jaarlijks art. 110 der Militiewet op deze wijze toe te passen, indirect den diensttijd van het blijvend gedeelte willen verlengen, dan ware het beter een wijziging van art. 109 der Militiewet voor te dragen tot verhooging van het daar genoemde maxi mum van 750 man voor het blijvend gedeelte. De groote financieele kosten voor het Rijk en de ingrijpende personeele gevolgen voor de miliciens door het langdurig verblijf in de kazerne deden te meer de indiening van dit wetsontwerp betreuren door hen en de nood zakelijkheid van den voorgestelden maatregel betwisten. Daar tegenover konden vele leden zich met het Regeeringsvoorstel volkomen ver- eenigen, in zoover zij haar de middelen niet wilden onthouden voor de builepgewone voorzorgsmaatregelen die de Regeering alsnog noodig mocht achten nu de ernstige crisis die bet land heeft doorgemaakt nog zoo kort tot het verledeno behoort. Het algemeen belang eischt hier van den Staat en van personen offers, die men betreurt, doch moet dragen. Maar met nadruk werd er op gewezen, dat wanneer er thans gezinnen zijn die armoede lijden, de schuld daarvoor en voor alle andere daaruit voortvloeiende nadeelen voor de volle verantwoordelijkheid komt vau hen, die de woelingen in de eerete maanden des jaare hebben uitgelokt en wier streven het was, onder he» aanheffen van valsche leuzen, de agitatie in de werkliedenkringen aan te wak keren en te doen voortduren. Enkelen wenschten meer gelijkmatige ver- deeling van de vergoedingen ingevolge art, 113 der wet verleend. Ook werd door die leden, alsook door meer anderen, het bij Kon. besluit voor die vergoedingen, bepaalde maximum van f20 in de 30 dagen te laag geacht. Van verschillende zijden werd andermaal er op aangedrongen, dat de manschappen der lichtingen 1900, 1901 en 1902, die in wer- kelyken dienst geweest zyn of nog zijn, niet op grond van art. 111 nogmaals onder de wapenen zullen worden geroepen voor het houden van herhalingsoefeningen. Door enkelen werd een ongunstig oordeel geveld over het optreden van de gewapende macht tijdens de laatste werkstakingen. De militairen zouden dikwerf niet met de noodige kalmte en bezadigdheid zijn opgetreden. Zeer vele andere leden kwamen daartegen op. Niet den geringsten blaam verdient net optreden der militaire macht gedurende de moeilijke dagen die achter ons liggen. In tegendeel, het kwam hun voor, dat ouze miliciens, die aan den oproep ouder de wapenen als éen man hebben gehoor gegeven, en die hun dikwerf zeer zware taak met lust en opgewektheid hebben vervuld, voor hun vaderlandslievende en van krachtig plichtbesef getuigende houding warmen lof en den dank der natie verdienen. De door de wet op het Waterstaatsbestuur ge vorderde reorganisatie van het oppertoezicht op den Waterstaat zal, naar het «Vad." ver neemt, eerstdaags bij Kon. besluit worden vastgesteld. Het door de Regeering ingediende wets ontwerp betrekkelijk de afschaffing derStaats- lotorij beoogt een zeer geleidelijke afschaffing. Om tot zulk een zeer geleidelijke vermindering van het aantal loterijen te geraken, wordt voorgesteld, den tyd, die tusschen twee loterijen verloopt telkens wat grooter te maken. Zoo wordt voorgesteld, dat de tijd die na iedere loterij verloopt eer een nieuwe be gonnen wordt, zal bedragen: na de 376e en 377e loterijen G weken; na de 378e,379e en 380e loterijen 7 weken, enz. enz. De 413e loterij wordt zóo tijdig begonnen, dat zij vóór 1 Januari 1922 geheel is afge- loopen. Na de 413e loterij worden geen lote rijen meer gehouden. Voorts wordt o.a. voorgesteld, om, in af wijking van de thans geldende bepalingen, de niet-opgevorderde prijzen en premiën in de 375e tot en met de 413e loterijen na het invallen van den verjaringstermijn te storten in een »Fonds der Staatsloterij", waaruit ge kweten zullen worden de sommen die op vernietigde of vermiste loten of gedeelten van loten worden uitbetaald en die gemelde loterijen betreffen. Het ligt in de bedoeling om, wanneer daartoe gelegenheid bestaat, aan de collec teurs wat meer loten dan zij tot nog toe ontvingen, toe te kennen uit door overlijden vrijgevallen loten; dat grooter aantal loten zou moateD strekken om den kleineren col lecteurs tegemoet te komen in hun verlies en allen collecteurs ook den grooteren de aanleiding te ontnemen om hun debi- tanten en kantoorpersoneel onder de gelei delijke afschaffing der loterij voor 19zl te doen lijden. Aangezien niet alle door overlijden vrij vallende loten voor het boven omschreven doel noodig zullen zijn, blijft de mogelijkheid open om door middel van het overblijvende aantal te voorkomen, dat de personen, die van de vacant geworden collecte leefden, geheel broodeloos zouden worden. Voorts is de Minister van Financiën van meening dat ten behoeve van lien, die na de laatste lotery in kommervolle omstandigheden zouden verkeeren, een fonus (bovenvermeld) zou kunnen worden opgericht uit de onaf gehaalde prijzen en premiën. Vrij geregeld blijft er omstreeks f 3000 per .loterij over, zoodat van de nog te houden 39 loterijen f117000 te verwachten is. Dit bedrag zou, met de inmiddels gekweekte renten, voldoende zijn om het thans bestaande personeel, voorzoover het na 1921 in behoef tige omstandigheden mocht verkeeren, toon der steunen. De Staat trekt uit de Staatsloterij een jaar- lijksche bate vau ongeveer f650000. Bij geleidelijke afschaffing zal de vermindering der Staatsinkomsten althans in de eerstvol gende jaren zóo matig kunnen zijn, dat het financieel bezwaar zijn overwegende betee- kenis verliest Een ander voordeel van de geleidelijke afschaffing is, dat op die wijze met de be langen der bij de Staatsloterij betrokken per sonen kan worden rekening gehouden, zonder dal zulks den Staat groote offers behoeft te kosten. De Minister van Justitie heeft aan de Tweede Kamer medegedeeld dat volgens bij hem ingekomen ambtsbericht, de zooge naamde spostenorder" (bedoeld in de in December jl. door de heeren Hugenholtz c.s. voorgestelde motie) in verband met de onlangs tot stand gekomen wjjziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, door het Hoofd der Amsterdamsche politic als thans overbodig, buiten toepassing is gesteld. De sNed. Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst"' heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden, waarin wordt gezegd, dat zij van oordeel is, dat door het Vaccine wetje do volksgezondheid dreigt geschaad te worden. De conclusie van het adres luidt »Er is in de geschiedenis der pokken-epi demieën als een roode draad een opvallend verschijnseloveral waar de vaccinatie met zorg wordt toegepast, in nog sterker mate waar zy verplichtend gesteld is, en het dui delijkst daar waar ook revaccinatio wordt toegepast, zijn èn morbiditeit èn mortaliteit onder de ingeënten gedaald, en wel op een in het oog vallende wijze. «Zoolang niet in eventueel optredende epi demieën ten duidelijkste blijkt dat een der gelijk heuglijk verschijnsel aan het toeval moet worden toegeschreven, zoo lang zou de »Ne«ï. Maatschappij tot Bevordering der Ge neeskunst" de beslaande bepalingen omtrent verplichte vaccinatie met alle gestrengheid gehandhaafd willen zien. «Het is uit naam van verreweg het groot ste gedeelte der Nederlandsche geneeskundi gen, uit naam vau de bedreigde volksgezond heid dat 2ij haar verzoek, gericht tot uw hooge vergadering, herhaalt om ten aanzien van het u aangeboden ontwerp van wet tot nadere wijziging en aanvulling der Wet van 7 December 1872 tot voorziening tegen besmettelijke ziekten in dien geest een be slissing te wilien nemen". De Van dag tot dag- schrijver van het sHandelsblad" schreef in zijn blad: Mag ik een beroep doen op onze wet gevende macht om in een der bepalingen van de Militiewet wijziging te brengen Hoe meer Indische jongens in ons land hun opleiding verkrijgen, zoo beter. En ziet, er is éen bepaling, welke hun een afkeer geeft, hierheen te komen. Vóórdat de nieuwe Militiewet in werking trad, werden de in Nederlanu aanwezige minderjarige zoons van Indische ouders, domicilie hebbend ten huize van dezen (art. 78 B. W.), beschouwd als niet biuneD het Rijk wonend en alzoo niet aan den militieplicht onderworpen. Thans is dat andersVolgens art. 13 1 der Miltiewet moet worden ingeschreven ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die biunen het Rijk verblijf houdt. Art. 14 10 zegt bovendien, dat de in schrijving moet geschieden, zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moe der of voogd elders dan in het Rijk woon plaats heeft, in de Gemeente waar hij ver blijf houdt. Deze bepalingen schijnen beslissendde plaats van «feitelijk verblijf" vervangt het vroegere begrip van «domicilie". En dus worden nu de in het belang hunner opvoe ding in Nederland tijdelijk aanwezige In dische jongelieden militieplichtig verklaard. Men moet, dunkt mij, gevoelen, dat daarin iets onbillijks ligt. De ouders, die niet de rechten uitoefenen welke aan de «binnen het Rijk" wonenden zijn toegekend, zonden hun zoons niet herwaarts om na eenigen tijd te vernemen dat dezen, in plaats van te studeeren, een langoren of korteren ter mijn in de kazerne moeten doorbrengen. De nieuwe regeling heeft dan ook in Indie wezenlijk groote ontevredenheid gewekt! Ze leidt tot o. i. zeer ongewenschte ge volgen. Sommige oudere zenden hun jongens niet meer naar Nederlandzij houden hen in Indië, waar ze toch óok ambtenaar of iets anders kunnen worden, of zenden hen naar een hoogere onderwijsinrichting in het buitenland. Handelsscholen, polytechnische scholen vindt men, zeggen zij, in Duitscbland óok, en daar worden onze jongens niet door de militaire wetten aaD hun studiën ont trokken. En hun voorbeeld zal, vrees ik, navolging vinden! Deze gevolgen nu vind ik hooge mate bedenkelijkEn dit vooral omdat de band tusschen moederland en koloniën er door wordt verzwakt, terwijl zoozeer versterking noodig isMen moet ben meer gesteld doen worden op het Nederlander zijn, en niet minder. De in Indië geboren Europeaan niet alleen de zoogenaamde Indo-Europeaan die nooit iu Nederland is geweest, voelt niet veel voor het moederland, waarvan hij zich geheel verkeerde voorstellingen maakt. Ook hier geldt het Donbekend maakt onbemind". Het zou Staatsbelang zjjn, indien de Regeering de studie van Indische jongens in Nederland aanwakkerde in plaats van, direct of indirect, tegenging. Enwanneer nu de meest intelligenten onder de Indische jongelieden, die toch naar Europa gezonden worden, een, laat ons zeg gen, Duitsche opvoeding ontvangenwal dan Doet het moederland wijs als het den toegang tot zijn instellingen bezwarend maakt en de jongens drijit naar den vreemden StaatWordt daarmede in eenig opzicht ons belang bevorderd? Ieder moet inzien, dat het tegendeel het geval is dat het Staatsbelang aldus op de ernstigste wyze wordt geschaad. In Indië circuleert thans een adres aan de Koningin en de Staten-Generaal, in hoofd zaak strekkend om de vroegere opvatting ten aanzien der militieplichtigheid te her stellen. Wij hopen zeer, dat aan dat adres een gunstig oor zal worden verleend;het Staatsbelang vordert dat dringend. Is iemand het hiermede oneens Een gedenkteeken voor den uitvinder van de naaimachine, Jozef Hadereperger, isZondag te Kufstein, in Tyrol, onthuld. Hadersperger vertoonde in 1817 zijn ma- chine aan de Oostenrijksche Maatschappij van Nijverheid. Men bewonderde zijn uitvinding, maar hij ontving geen ondersteuning tot exploiteeren daarvan. Vijf-en-dertig jaren werkte hij aan het volmaken van zyn machine, maar altijd zonder den noodigen steun te vinden en hij stierf in een armenhuis. Later werd zijn uitvinding door anderen geëxploiteerd met het welbekende sucsea. Tot dusverre had men bij plantenvoedsel op te merken, dat het onvolkomen als voe dingsmiddel was m.a.w. dat het niet de ge zamenlijke stoffen bevatte, welke tot instand houding van ons lichaam benoodigd zijn. Er bïykt nu echter in den Congo een vrucht te bestaan (de Pistache-snijboon) een donker roode zwart geaderde boon, die alle chemische elementen in zich vereenigt en een compleet voedsel biedt. De plant, die deze boonen draagt, is een peulplant en de peulen, die slechts éen erwt bevatten, rijpen onder den grond evenals de aardnoot. Zij groeit in de tropen en wordt algemeen verbouwd door de negers in Afrika. «Hel «Maandblad t. d. Verv.", dat de ana lyse der plant geeft, voegt hieraan toe Men kan zeggen dat éen K.G. van dit pro- drukt alle elementen bevat van een dage- lijksch rantsoen voor een mensch in onge veer de juiste door physiologeu vastgestelde verhoudingen. Onlangs snuffelde een schooljongen in een oude la en vond een geel geworden couvert met twee postzegels, welke hem vreemd voorkwamen. Hij ging er mee naar zijn vader, die, zelf geen kenner, ze naar een vriend zond, met verzoek de postzegels voor hem te verkoopen. Het waren 1 P. en 2 P. der serie «Post Office" Mauritius, en ze werden verkocht voor een f20 000. Sedert moeten ze voor nagenoeg 't dubbele in andere han den zijn overgegaan. Inderdaad een pracht van een vacantie- werkje. Onder het opschrift sHard tegen hard" schrijft de heer L. S. aan het «Handelsblad": Uit de »Opr. Haarl. Courant" van gister avond knip ik deze twee berichtjes: „Bij den slooper B. Sluis, tc Amsterdam, hebben 25 van de 80 kneebts den arbeid gestaakt omdat zij weigerden met een persoon te werken die tijdens de werkstaking der bakkers arbeid verricht had". En dan (uit »Het Nieuwsblad voor Neder land" oorspronkelijk, onder 't opschrift «Af keurenswaard"): „Bij een fabrikant vervoegde zich een werkman om werk. Er was een plaats in de fabriek open. Eenige vragen omtrent 's ranss bekwaamheden en vroegere werkzaamheden schenen tot een bevredigend resultaat te leiden, altbanB de fabrikant zette zijn onderzoek voort. „Hebt gij een geluigschrift van uw vroegeren patroon „Neen I" „Waarom niet!" Er volgde een aarzelend zwijgen. Toen, op een vragenden blik van den fabrikant: „Ik ben stakerik was bij bet spoor." „Staker? Bij het spoor? Dan als de drommel mijn kantoor af! Wat doe je bier?" „Maar ik heb toch niet gestolen! Ik moet toch weer werk zoekenI" riep de man in wanhoop uit. En daarop volgde dit harde antwoord: „Als je gestoleD had, zou ik zien, ws! ik voor je doen kon maar voor een staker nooit!" Van beide kanten is men dus nog altijd aan 't wraak oefenen. Met 't meest vernijnige mes van de werkloosheid. De arbeiders willen werkloos-maken, wie in April als onderkruiper dienst deed; de werkgevers werkloos-laten wie toen gesigna leerd is als «staker". Zou het nu niet tijd worden, deze wraak oefening nu maar te staken? Er is genoeg levensmoeilijkheid voor velen in deze wereld. Er is genoeg leed geleden als gevolg van die staking. De heer Ph. de Klerk antwoordt met: Uw artikeltje „Hard tegen Hard" in het blad van hedenavond past zoo zeer iu het kader van hetgeen er afgespeeld wordt in den A. N. D. B., dat ik u beleefd plaatsing van het volgende verzoek. De diamauttewerker J. Rozelaar heeft ruim 6jaar geleden zijn zoontje het roosjesslijpen geleerd. Dat was toen in strijd met een pasgenomen besluit om geen leerlingen meer bij het Diamantvak aan te Demen. Men beeft genoemden persooD daarvoor onophoudelijk vervolgd en gekweld. Er is alles be proefd om den vader broodelooa te maken, tot men nu 5 maanden geleden het doel heeft bereikt. Rozelaar is broodeloos; kan absoluut nergens aan het werk komon. De Bondssecretaris Jan van Ztitphen heeft persoonlijk op een vergadering van roosjesslijpere verklaard„Rozelaar moet doodgemaakt worden". Dc arbeidersbladen bewegen hemel en aarde, wanneer een werkgever een werkmsn de straat op zendt. Hier nu een staaltje van de vakvereoniging, die het paardenmiddel in practijk brengt v»n levens lange broodeloosheid. De m»u is gehuwd en heeft 6 kinderen. Waarlijk, 'tis diep treurig. Aan de Beurs te Amsterdam loopt het gerucht, dat Koning Alexander en Koningin Draga van Servië en alle Ministers zijn ver moord. Karageorgewitch zou tot Koning zijn uit geroepen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 2