Dinsdag 4 Augustus 1903. PHOENIX - BROUWERIJ. Export naar Oost- en West-Indië. No. 5380. 52e Jaargang. Reisexemplaren. Feuilleton. H. MEURSING Co. AMERSFOORT. amersfoortsche courant. FIRMA A. H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi. franco per post f 4,15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 40 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 45 cent.Reclames 45 regels/"4.25;eikeregel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 40 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht BUREAU KORTEGRACHT 0- Telephoon 19. Aan onze abonné's, die tijdelijk elders, hetzij binnen- of buitenlands, vertoeven, wordt op aauvrage en met dnidelijke opgave van adres, de Courant eiken verschijndag tegen vergoeding van het porto toegezonden. Ook niet-geabonneerden kunnen zich op de zelfde wijze, geregelde toezending van de «Amersfoortsche Courant'' verzekeren. Aan de abonné's in de stad verzoeken wij beleefd, ons van hun afwezigheid voor eeni- gen tijd steeds bericht te zenden. In de laatste dagen toch komt het herhaaldelijk voor, dat óf de brievenbus verstopt óf het hekie van den voortuin afgesloten is, zoodat de looper niet weet, waar met het exemplaar te blijven. Hoe wordt men zenuwziek? In het eerste nummer der «Hygiënische vlugschriften" behandelt dr. H. Pinkhof de vraag hoe zenuwziekten ontstaan en zegt daarin Door alle dingen, die te veel arbeid van het zenuwtoestel eischen, plotselinge schrik,: langdurige opwinding, allerlei zorgen, te groote inspanning bij het werk, ontstaan zenuwziekten. Dit zijn zaken, waaraan in het dagelijksch leven iedereen bloot staat, en die men slechts tot zekere hoogte kan vermijden. Maar verder alle soorten van buitensporig heden in het drinken, in sportoefeningeu, in het geslachtsleven, enz. enz. De beste vriend onzer zenuwen, vooral bij kinderen, is de slaap. In dicht en ondicht is altijd veel goeds van den slaap gezegdwij behoeven dat bier niec te herhalen, maar moeten ieder gelijk geven, die deze gave met meer of minder talent heeft geprezen. Niet ieder heeft evenveel behoefte aan slaap. Van zeer beroemde en werkzame menschen wordt verteld, dat zij het met 3 uren slaap per nacht konden stellen. Best mogelijk, maar een gewoon mensch mag acht uren aan zijn rust besteden. En het is niet onverschillig, hoe laat men te bed gaat. Hoe meer uren bij daglicht, hoe minder bij kunstlicht worden doorgebracht, des te beter voor onze oogen en zenuwen. In de groote steden in ons land gaat men veel te laat naar bed, doorgaans eerst op den volgenden dag van den kalender. Men eet te laat, begint zijn arbeid of ontspanning van den avond te laat en doet alles te laat, want men staat weer te laat op. Eén dag den keten van kwade gewoonten gebroken, door te eten zoodra de kinderen uit school komen, en alles is in orde De kleintjes kunnen nog een uur spelen vóór bedtijd, de schooljongens zijn om zeven uur klaar met hun werk, en liggen, zoolang zij de Lagere school bezoeken, vóór achten er onder; de courant is om 7 uur ge lezen en men houdt een prachtigen werk- of praatavond over, terwijl om elf uren de taptoe voor alle huisgenooten, ook voor de dienstboden, reeds geblazen is. Nu begint de volgende, lange vruchtbare dag om 7 ure, en alles is in orde. Aan het slapen moet rust vooraf gaan. Werken tot het naar bed gaan, verjaagt den slaap of stoort hem. Het bed, waarop men ligt, zij niet te warm. Voor kinderen is de stroozak het beste; paardenhaar kan ook geen kwaad. De kinderen moeten na het ont waken terstond opstaan. Zuigelingen voor de «aardigheid" op te nemen en in hun slaap te storen, is een grootmoeders-zonde, die zich later wreekt. Om de zenuwen gezond te houden, moet dagelijks, bij alle weer en wind, voldoende bweging in de open lucht plaats hebben. Te veel beweging, te vroeg of' overmatig wiel- rijden, zwemmen, voetbal, turnen, haller oefeningen, bergklimmen, is beslist schade lijk deze dingen moeten tot ontspanning, doch mogen niet tot overspanning dienen. Het zal, juist bij nerveuse personen, dikwijls noodzakelijk zijn, dat de arts bepaalt, hoe ver men met al deze oefeningen gaan mag. Zoo neemt men ook dikwijls aan, dat koud water zulk een uitstekend middel is om iemand te «harden"vooral de leerlingen der »natuurgeneeskunde'rmeenèn, dat iedereen maar in het koude water moet worden gestopt. Dat is niet zoo. Voor som mige personen is het koude water een scha delijke prikkel. De lucht is een goed middel om zich te «harden". Kijkt maar eens naar de kinde ren. Het moet al erg koud zijn, als zij, ter stond nadat zij uitgekleed zijn, in bun bedje kruipen of dadelijk na het opstaan zich aan- kleeden. Hun gelukkigste half uurtje is het, als zij in hun nachtpon of hemd rondsprin gen en de buitenlucht hun geheele huid be reikt. Voor volwassenen zijn dergelijke lief hebberijen niet al te goed uitvoerbaar. Het is voldoende, als men in zijii jeugd niet door angstige of al te ordelijke ouders in die na tuurlijke luchtkuur belemmerd is om niet voor een tochtje vervaard te zijn. Opzette lijke luchtkuren komen bij volwassenen slechts te pas, als hun zenuwstelsel niet in orde is, en de arts het voor hen noodig acht. Het «harden" moet ons gehard maken te gen gewone en niet tegen buitgewone om standigheden. Zwemmen in opengehakt ijs is een- merkwaardig kunststukje, maar voor niemands gezondheid noodig. Niet ieder kan langdurige afkoeling door water verdragen bij schrale en magere kinderen moet men zeer voorzichtig zijn. Wie nog niet aan de inwerking van koud water gewend is, moet beginnen met lauwe afwasschingen, waarop koelere en koude wasschingen kunnen vol gen. Dan komt het lauwe bad en, in den zomer, het stroombad in aanmerking. Bij kinderen beneden den leeftijd van acht jaren beginne men daarmee slechts, als de lichaams bouw bijzonder krachtig is. Zijn slaap, lucht en water, op hun tijd, goede vrienden van het zenuwstelsel, in al cohol en lectuur kan het zijn gevaarlijkste vijanden vinde^. Wat wordt er reeds tegen over de kinderen met en door den drank gezondigd. Het begint met seven laten proe ven" om het kind zoo een vermakelijk lee- lijk gezicht te laten trekken. Dan komen de «versterkende" dranken, waarvoor zulk een heillooze reclame wordt gemaakt. Het kind is bleek, mager, prikkelbaar en om het te «versterken" wordt het met stout ge drenkt I Men wete, dat stout een zeer sterk alcoholhoudend bier is, en dat alcohol nooit versterkt, maar de werking heeft van een zweepslag op een vermoeid karrepaard. Het beest trekt eventjes steviger aan en sukkelt daarop nog langzamer dan te voren door. Zoo gaat het ook met het zenuwstelsel. Slechts in enkele gevallen, bij ziekte, is zulk een zweepslag nuttig. Dit moet echter dan door den arts worden beoordeeld. Wat is onmatig alcoholgebruik? Ieder ge bruik, dat zóo tot gewoonte is geworden, dat men er niet eenige weken buiten zou kun nen, zonder zich onaangenaam te gevoelen. Men staat verbaasd, wat door den gebruiker nog als «matig" gebruik wordt beschouwd. Eén of twee glazen morgenwijn vóór het eten, drie glazen tafelwijn bij het eten, een «poesje" er na, en 's avonds nog éen of twee grogjes of glazen bier wordt nog volstrekt niet onmatig gevonden. Welnu, wie de helft van dit alles gebruikt, is aan den drank en ondermijnt zijn zenuwstelsel H et lezen brengt ook al zijn groote geva ren mede. Zelfs goede boeken, haastig door gelezen, hetzij omdat het bij de week ge buurd is, hetzij omdat de lezer, of meestal lezeres, verlangt naar de ontknooping, ko men op slapeloosheid, hoofdpijn, hartkloppip- gen en onrustige droomen te staan. «Alles met mate" geldt ook bij het lezen. Ont spanning en ontwikkeling zijn het doel van het lezen. Ontspanning geeft lezen slechts, LISHA. „Met jou heb ik nog een appeltje te schillen" riep de overate Marshall toe, toen deze hem het bevel van den kolonel wilde overbrengen. „Pas maar op, dat je zelf niet geschild wordt", dacht Marshall. „Ik heb nu geen tjjd, overste, ik moet nog eenige orders overbrengenstraks ben ik tot uw dienst" zeide hij, na het bevel van den kolonel te hebben overgebracht en weg was hij weer. „Die man moest voor een krijgsraad wegens de wijze waarop hjj zijn meerderen behandelt", dacht de overste. „Dat loopt de spuigaten uit; hij doet wat hjj wil en luistert slechts naar hetgeen hjj belieft. Maar 'tgaat moeilijk hem er in te krijgen; bij den kolonel staat hij best aangeschreven en als ik me dus over hem beklaag, krijg ik de kous op den kop". Toen de bagage na een goed uur zonder al te veel ongelukken op de bivakplaats kwam, was alles daar reeds in volle beweging. De geweren waren aan rotten gezet, het leergced stond er netjes ge richt bij en do manschappen waren reeds druk aan 'tkeukens graven en water balen. Marshall zat inmiddels in de boerderij en maakte de mooie jonge boerin het hof, niet omdat hij ver liefd op haar was geworden, maar uit hoogere politiek. Aanstonds had hjj bemerkt, dat het haar reeds speet, verlof gegeven te hebben, van het huis ge bruik te maken en dat zjj de oppassers, die nu in den keuken bezig waren, heel graag er uit gejaagd zou hebben en dat mocht onder geen beding ge beuren en Marshall deed dus al zjjn best om haar in haar humeur te houden zelfs radbraakte hij een verschrikkelijk platduitsch om haar aan 't lachen te krijgen. Bij het j vuur stoud in zijn halve zwaar bestoven laarzen, gekleed in de uniform no. 8, die slechts uit lappen bestond, een braaf infanterist, die als bur gerlijk beroep had het koksvak uitoefeude en dus de bij uitstelt aangewezene was om hier het bevel te voeren over potten en pannen. Oorspronkelijk was hij aangewezen om te koken voor een der ba taljons-staven doch Knobelsdorf had hem nog juist intjjds ontdekt en beslag op hem gelegd als kok voor den regimentsstaf. Weliswaar had de majoor den man niet vrijwillig willen afstaan, doch Kno belsdorf bad in zjjn hoedanigheid van regiments adjudant een regimentsorder uitgevaardigd en daar mee was ook deze strijd beslecht tot tevredenheid van den meerdere en tot ontevredenheid der min deren. „Die vent vermorst al mijn boter" voer de boerin opeens uit toen de kok voor de zevende maal een groote houten lepel in haar boterpot dompelde. „Nu is 'tgenoeg, meer krijg je niet; mijn man en ik zijn óok geen paarden, die droog brood eten". Fluks nam ze de boterpot en liep er mee weg; Marshall stormde haar achterna: „De boter of een kus" riep hjj. Zij lachte. „Dat zou je wel willen. Geen van beiden". Hjj keek om er was niemand in de buurt; snel kuste hjj haar op den rooden mond en uara haar te gelijk de boterpot af. „Wat een soldaat niet vrijwillig krijgt, neemt hij". „Dat schijnt wel zoo", antwoordde zij, doch zij legde zich maar neer tij het lot en offerde de rest van de boter op het altaar des vaderlands. Knobelsdorf had inmiddels een gansche batterij flesacheu rooden wijn, Moezclwijn en champagne doen opstellen. „Zoo, daar kunnen we vast mee beginnen voor vanavond kunnen wo dan wel nieu wen voorraad laten aanrukken". Drie soldaatjes sleepten de wijnmassa in de boerderij. „Heer in den hemel, wie moet dat alles opdrin ken?" riep Marshall. „Do genevaal eet met ons" antwoordde de adju- daut „hij rijdt nu de voorposten af en wil (Indclijk na tafel naar zijn kwartier. Vandaag krijg je gele genheid om eens te laten zien wat je kent veel magen hebben hoop op je gebouwd". „En hoop doet leven", meende Marshall „maar 'tznu toch niet kwaad wezen als we intijds onze tent lieten opslaan. Je weet nooit hoe eeu gevecht eindigt. Ik zal daar eens even order voor geven". 'tWas hoog tijd dat hij kwam, want de soldaatjes deden niets èn omdat ze moe waren, èn omdat ze niet wisten hoe te geraken uit de wirwar van lin nen, palen, lijnen en baringen waaruit ze het huis moesten opbouwen, terwijl de heer Matzen zeer ge noeglijk aan den kant eener sloot zat met een groote worst in de eene en een groot brood in de andere hand en een groot bierglas vol schuimend bier vóór zicb. „Matzenbrulde Marshall, die aanstonds zag, dat deze zich hoegenaamd niet bekommerde over deu bouw van het huis zijner heeren. Langzaam, heel langzaam krabbelde Matzen op hij vond het ontzettend, in zijn culinaire over peinzingen gestoord te worden, vooral niet door „dien nieuwen luitenant". „Neen vriend, eerst werken en dan eten. Ik heb óok nog niet gegeten en vermoedelijk wat meer gedaan dan jijik verwed er wat onder, dat je den gan- Bchen lieven dag op een der wagens hebt gezeten, hoewel dat verboden is. Of heb je je schoenen al laten poetsen Ik laat me hangen als je een stap geloopeu hebt". „Liet je je maar hangen", dacht Matzen, maar na een goed kwartier was do tent toch klaar; ont zaglijke hoeveelheden stroo en wollen dekens wer den er iu gesleept de staf schijnt altijd meer „nachtleger" te krijgen dan de overigen een groote massa hout werd er vóór opgestapeld om 's avonds aaugestoken te worden en zóo kou het chlteau-slot betrokken worden. Toon Marshall aan tafel kwam, hadden dev overi gen, waaronder de generaal, reeds hun bord soep op. Drie ledige champague-flesschen, stonden op den groud. „Ik zal me wat moeten haasten met drinken, want ik heb weinig tijd", zeide de generaal juist toen Marshall biunenlrad. Men drouk alle wijnen door elkaar uit de zelfde bierglazenveel glaswerk was er natuurlijn niet. Op de soep volgden koude kreeft, die ouderweg was iogeslagen, biefstuk, enz.; radijsjes en kaas be sloten het uitstekend toebereid Lucullus-maal. Toen het vleesch werd opgebracht, had de kolo nel al genoeg gedronken, overste Werkmeister reeds eeu weinig to veel. Deze zeide maar aldoor „ibi ubi" en trachtte door flink mee te drinken te verbe teren hetgeen hjj op hetgevechtsveld had verknoeid. Een facteur trad binnen met poststukkenKno belsdorf nam ze in ontvangst. „Zijn er brieven, Knobelsdorf?" vroeg de kolonel. Knobelsdorf gaf ieder het zijne. „Geneer u niet, hoeren" zeide de generaal. „Als u 't permitteert". „Wel natuurlijk". „Lieve man", schreef mevrouw Von Graffront „Klein heeft me Claire's hand gevraagd. Ik heb dat .sinds lang zien aankomen, maar tóch, toen hot gebeurde, was ik verrast. Waar hij zóo lang gewacht heeft, bad hij nog wel wat langer kunnen wachten. Met Claire heeft hjj gelukkig nog niet gesproken en ik verzocht, of liever, ik beval hem dat voorloo- pig ook niet te doen. Wel weet ik hoe jij denkt over een huweliik van Claire met Klein, maar ik zei hem toch, dat ik alleen in soo'n gewichtige aangelegenheid geen beslissing kon of mooht nemen. Ik raadde hem aan, je terugkomst cf te wachten en toen hij dat niet wilde, stelde ik hem voor, dat bij naar je toe zou gaau. Hij keek me aan alsof hij dacht, dat ik gek geworden was en antwoordde, dat hij onmogelijk in burgerkleereu bij de manoeu vres kon komen en dan maar liever wilde wachten tot je terug was. Zijn aanzoek komt me nu erg ongelegen en ik zal probeeren hem eenigen tijd op reis te zenden, want je weet, dat ik andere plannen met ons kind heb en zou willen, dat Clairo werke lijk gelukkig werd. Hoe is Marshall in en buiten dienst? Van je antwoord, dat ik ommegaand te gemoet zie, zal het ufbaugen hoe ik beslis en ik ben er van overtuigd dat jou beslissing eensluidend zal wezen met de mijne". Toen de kolonel deze woorden, die hem Bterk herinnerden aan de huwelijkspantoffel had gelezen, ergerde hij zien dermate dat bij, zonder aan de te genwoordigheid van den generaal te denken, het haakje van zijn kraag losmaakte om lucht te krijgen. „Tracht toch eens uit te vinden hoe Marshall over Claire denkt. Zij acht bem zeer hoog en zal hem mettertijd nog wel liefkrijgeu ook. Klein schijnt me toch niet de ware man voor onB lief kind te wezen. Claire, die geeu flauw vermoeden heeft van hetgeen ik je schrijf, verzoekt me je hartelijk te groeten. Wij beideu kussen je in gedachte", en*. Ook voor Knobelsdorf en voor Marshall had zjj een prentbriefkaart gezonden. (Wordt vtrvolffd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1