de Woningwet gekomen, die andere eischen stelt. Is die van terugwerkende kracht en moeten de vroeg er goedgekeurde woningen nu in overeenstemming daarmee veranderd Zoo ja. dan zal 't nipt lang duren ol' menig bouwer gaat naar de Schans. De lieer L. van Achterhergh zegt, dat wetgever in de Woningwet heeft bepaald dat iedere Gemeente volgens de locale toe standen een Bouwverordening zou ontwerpen in overeenstemming met de algeraeene in zichten der Woningwet. Zulk een verordening is best draaglijk't gaat er mee als een be stek, dat spreekt van hangen on branden, maar gemaakt is tegen de kwaadwilligen. Als een reeks huizen in 1002—1304 voldoet aan billijke eischen. dan zal zy werkelijk niet worden afgekeurd. Wordt het afgekeurd, dan is liet zeker slecht en dan is li maargoed ook, dat het verboLrd wordt, ris we om ons zien, dan moeten we toch wel jrfcenoen dat er menige woning is, die maar den naam huis draagt, doch slechts een krot is. Kige- naars van zulke slec-.te huizen zuilen zeker worden aangeschreven, maar niet omdat er bijv. eon gootsteentje aan ontbreekt. l)e hoer Van "til of meent, dat de heer Van Achterbergh afdwaalt, 't ls niet de vraag wat B. en W. zullen doen. maar wat z(j kunnen doen als z|j de Woningwet nakomen, waartoe zjj verplicht zijn. In 1906 zal men genoodzaakt worden, alle woningen te doen beantwoorden aan de nieuwe Verordening. De beer Prins herinnert, dat in art. 61 geen sprake is van bestaande gebouwen. De beer Van 't Hof zegt, dat daar staat, dat als we een bestaand gebouw voor een gedeelte willen verbouwen, we daarin vr|j zijn. Art. 66 echter luidt weer anders. Zou spr., a's hij in 1901 huuderd woningen bouwde zonder gootsteen verplicht kunnen worden, nu 100 gootsteepen aan te brengen De lieer liontelé zegt. dat elders in de verordening staat, 'atdekapgebinten2.70M. uit elkaar moeten. Moeten nu in de bestaande gebouwen alle kappen vernieuwd Van heer Van Schalk acht de zaak heel duidelijk. De Woningwet zegtz.óo moet het zijn, als er nu gebouwd is zonder dat de teekening is goedgekeurd en zonder dat de woning voldoet aan billijke eischen, dan moet dat veranderd. In de dorpen onder den rook van Amersfoort wordt maar raak gebouwd zonder der een teekening ter goedkeuring is ingezonden. Nu moet verbeterd wal slechtjis. De heer Van 't H o f vindt dit toch wel wat erg. De heer Van Schalk herinnert aan de invoering der Drankwet loeti óok heel wat eiyelijke misstanden en zoogenaamde vrybeid ineens den kop zijn ingedrukt. De woningwet was werkelijk hoog noodig en laat den Ge meentebesturen alie vrijheid om naar locale omstandigheden de onderdelen te regelen. De heer J. G. F. van Achterberg h, uit Amsterdam, acht het onmogelijk dut de woningen binnen eon jaar v.ildoen aan Hoofd stuk li van dit ontwerp. Zou art. 66 dan willen, dat alle woningen aan een te smalle straat werden afgebroken en üy v. 2 M. achter uit gezel De hear Van 't II of zegt dut. als de Verordening 1 Januari 1905 ir. werking treedt, dan ook alle woningen daaraan moeten vol doen binnen een jaardit leest spr. althaus uit art. 06a. Spr. gelooft wel, dat hier ."00 hui zen niet voldoen aande verordening; men zal geen handen eenoog hebben, ze te verbeteren. Dc lieer B o e r k o e I doet den heer Van Achterbergt) opmerken, dat woningen aan bestaande straten niet behoeven afgebroken en achteruit gezelnieuwe aan te leggen straten moeten gemaakt op de oreedto, iu de verordening aangegeven. De beer V u n 't H o 1 herinnert, dat elders de verordening voorschrijft, dat pannen onder een hoek van 06° moeten aangebracht. Moeten nu alle daken, die daaraan niet voldoen, afgebroken De heer Van Schaïk merkt op, dat volgens Hoofdstuk III dc bestaande gebouwen uitgesloten zijn. De lieer JG. F. van Achterbergh i zegt, "lat dit ontwerp hier en daar al even i onduidelijk is als het Amsterdamscho. Te j Amsterdam noodigden de bouwers den ont werpei uit, die hun alles heeft uitgelegd in een zeer druk bezochte vergadering. Op de eerste plaats moeten de bouwers zulk een ontwerp door en door kunnen begrypon. Spr. acht bet jammer dal Amersfoort, in heel bet j Jan beroemd om zijn uitstekend onderwys, 1 kon komen met een zoo onduidelijk ontwerp. I Dat het niet van wen vakman is, wordt o.a. hierin jwezen, lat het dikke kelders voor- schrijft, lie slecht worden en veel slechter i zijn dan de moderne nieuwe kelders. De heer Van 'l 11 o f dankt de heer Van Achterbergh voor diecis mededeeling omtrent den gang van zaken te Amsterdam. De lieer Hon te Ié blijft de verwijzing 1 naar Hoofdstuk 11 zeer bezwarend achten j De beer Salomons merkt op, dat die vi-rwijzing alleen gescniedt om de artt. van i Hoofdstuk II rii«-t behoeven te herhalen. De heer Van 't Hof stelt voor, nadere I vei klaring te vragen, juist zooals by ait. 48 is geschied, tenzy art. 61 65 ook van toe- i passing zijn. De heer J. van Achterbergh zegt, j dat men te Amsterdam reeds »verbouwen" noemt bet inhangen van een nieuwe deur voor een verbrande of ingetrapte. De ver ordening is intusschen ook te Amsterdam nog niet aangenomen. De heer Van 't Hof herinnert, dat in de eerste vergadering ook lang en breed gesproken is over hetgeen men al dan niet onder «gewoon onderhoud'' zou kunnen rekenen. Spr. stelt voor geen bezwaar te maken tegen art. 66a als artt. 61—65 óok van toe passing zijn, doch te verklaren dat art. 66 a onmogelijk uitvoerbaar is als de artt. 6165 buiten beschouwing blijven. Aangenomen bij acclamatie. Art. 66b. De lieer Prins wil bijvoegen: huizen waar een groot aantal personen wordt verpleegd. Spr. denkt aan het B. K. Liefde huis met zijn 4lX) verpleegden. Althans do buitendeuren van dergelijke gestichten moeten naar builen geopend kunnen worden. De heer Van Schalk vraagt waarom een exceptie wordt gemaakt voor scholen. Als de buitenste deur naar binnen kan ge opend, dan geett het niets al slaat ook de buitendeur naar buiten open. Dergelijke portaaideuren moeten wel degelijk alle beide naar buiten openslaan. De amendementen Prins en Van Schalk worden aangenomen. De heer Van Schalk vraagt wat iu alinea 3 «voldoen'' beteekent. Deze bepaling is weer zoo erg elastiek. De heer Van 't 11 o f begrijpt de slot alinea niet. De lieer Salomons meent, dat zij ge legenheid geeft om verbouw uit te stellen als by voorbeeld de lokaliteit na 2 of 3 maanden tócii wordt verbouwd of afgebroken. Art. 67. Geen discussie. Art. 68. De heer Prins stelt voor, in te voegen: Behoudens de wijzigingen door ons voorgesteld bij de artt 34-38. Aldus besloten. Art. 69. De heer Prins stelt voor, in te voegen: Behoudens de wyzigingen door ons voorgesteld by art. 38, Aldus besloten. Art. 70. De heer Prins stelt voor, dit urt. te schrappen. Wat hier wordt bepaald, is reeds voorgeschreven bij art. 41het wordt driemaal in bet ontwerp genoemd. Aldus besloten. Art. 71. De beer Prins stelt voor, weg te laten: «bestaande." Er zijn tocb geen niot-bostaande woningen. Art. 72. De lieer Van S c h a 1 k stelt voor te lezen: Daken en muren mogen geen lekkage veroorzaken. Eike muur, die op den wind staat, Uat water door, tenzij ze geportland is. De lieer L. van Achterbergh meent, dat de ontwerper is afgegaan op het rapport der commissie van woning-onderzoek. Wel 60 ul0 der bezochte woningen bleek veel overlast te hebben van lekkage. De lieer Van Schalk herinnert juist te hebben voorgesteld: geen lekkage. De heer C. K u i t e n b e r g is bet hiermee volstrekt niet eens. Een muur die slecht is en doorslaat, dus zoogenaamd water doorlaat, moet noodig vernieuwd; maar dat is toch geen lekkage. De heer Van Schaïk zegt, dat de steen, ■lie waterdicht is, neg moet worden uitge vonden. De heer Van 't II of vraagt of men het art. wil gewyzigd in den zin als de heer Van 8cbaïk voorstelde. Besloten wordt, die wijziging aan te brengen en dus te lezen: lekkage. Art. 73. De heer P. VanAchtenberg h vindt dat »ter beoordeeling van en B. W. nogal veel omvattend. De heer V a ti 't II of merkt op, dat latei- in de verordering de quaestie van hooger beroep wordt geregeld. Verdere duscussie wordt niet gevoerd. Art. 74. Geen bedenkingen. Art. 75. De heer J. van Achterbergh zegt, in zyn praktijk al heel wat ervaring te hebben opgedaan omtrent rook. Nu geeft liet Burgerlijk Wetboek den bewoner vau een huis allo recht om, zoo hij last heeft van rook, verandering te eischen. Waarom moet die nu óok worden opgenomen iu deze ver ordening De heer Van Schalk zegt, dat dit niet eigen rook, maar rook van buren betreft. Hier wordt bedoeld bijv. een verbod lot bet het hebben van een waschhok met een pijpje van 25 c.M. De heer P. vanAchterbergh vraagt, of hier ook wordt verboden de rook uiteen koffiebranderij en die van een bakkerij waai de overi wordt aangemaakt. De heer H o n t e 1 vraagt wat er moet gebeuren als aan oen zelfde straat rechts oen i-jj huizen van óen verdieping en links een rij van twee verdiepingen staat en de wind eens gekeerd is. Moeten dan «ie huizon van éen verdieping verhoogd tot twee verdie pingen De heer L. van Achterbergh hoopt, dat de Pers de huurders zal wijzen op hun recht waarmee zy de eigenaars der woningen kunnen dwingen, uit de rook en de benauwd heid te komen, 't Is soms ergerlijk hoe de minder bevoorrechte de in dag uit in de rook zit omdat de eigenaars misbruik maken van de onkunde der huurders. Spr. wilde wel, dat dit met een vet lettertje werd ge drukt. Art. 75 wordt onveranderd gelaten. Art. 76. De hoer Prins vraagt wat een koker van ten minste 0.14 M2 in doorsnede is. Is dit wellicht een drukfout? Do lieer C. Ruitenberg meent, dat bedoeld wordt: gemiddeld. Geen verdere discussiën. Art. 77. Geen discussie. Art. 78. Geen discussie. Slechts wordt op gemerkt, dat de beroemde «gloeiende spijker" behouden blijft. Art. 79. De heer P. van Achter bei- gh vraagt wie «bevoegd" is. De heer V a n 't H o f meent, dat de rechter dit, zoo noodig, wel zou uitmaken. De heer L. van Achterbergh her innert, dat bij een dergelijke reiniging het krot twee dagen lang onder water moest gezet worden om het ongemak te dooden. De heer V a n 't H o I zegt, dat wel niemand van de aanwezigen zou wenschen, dit artikel te lichten. Geen verdere discussie. Art. 80. De heer P. v a n A c h t e r b er g h vraagt of indien jonggehuwden in een alles zins goede woning komen en het gezin zóo sterk vermeerdert, dat de woning niet meer voldoet, zij dan moeten uitgezet. De heer Van 't H o f meent, dat zij dan wel degelijk moeten verhuizen. De verorde ning bepaalt, dat voor iedere bewoner zoo en zooveel kubieke maat aanwezig moet zijn. Een buisje bestemd voor 3 personen, mag niet gebruikt door vader, moeder en 12 kin deren. De heer L. van Achterbergh vindt in dit art. aanleiding oin te wijzen op de wenschelijkbeid, dat de huizen voor den klei nen man niet langer liet eigendom zyn van enkelen, maar dat de Staat ze overneine en ze duchtig onderhoude. De heer Van 't Hof vindt dit bijna meer dan prachtig. Art. 81. Geen bedenkingen. Art. 82. Dat voorgeschreven wordt dat in iedere woning op elke twee bewoners ten minste éen bed moet zijn, wekt eenige hila riteit. De heer L. van Achterbergh vindt dit volstrekt niet iets belachelijks. Dat er gelachen wordt, bewijst wel dat de heeren niet weten, dat bij het systematisch woning- onderzoek is gebleken, dat het overgroote meerendeel ..er kinderen bivakkeert op een oude zak ot zoo maar op de onderleggers van een bedstee. De heer Van 't Hof meent, dat men hier up dit oojjenblik niet te ver op moet doorgaan. De heer L. van Achterbergh zegt, dat de wetgever misschien later zal bepaleD, dat geen huis mag verhuurd tenzij er een voldoende aantal behoorlijke bedden in aan wezig is. Het art. blijft onveranderd. Art. S3. De slót-alinea geeft aanleiding tot groote hilariteit. De lieer Vau 't II of meent, dat dit art. minder thuis hoort in een Bouwverordening dun in een voorschrift voor een hoofd van gezin. Het zal intusschen wel worden be houden en 't is dus maar beter, er niet te lang over te praten. De heer B o e r k o e 1 zegt, dat de veror dening een gevolg is van de Woningwet, die meer dan hoog noodig was. Welnu, de Wo ningwet spreekt over dit alles. De heer Van 't Hof beaamt zulks en dankt voor deze herinnering, 't ls een reden te meer om niet aan het art. te tornen. Het art. wordt dan onk ongewijzigd ge laten. Artt. 84—88 geven geen aanleiding tot opmerkingen. Art. 89. De beer Van Sc h aï k merkt op, dat het zeer moeilijk zal zijn, op de tee kening alle verankeringen aan te geven, bijv. alle koppeüjzertjes en onderdeeltjes, welke in vorige artikelen met name worden ge noemd. Spr. zogt dat elders, bijv. te Amsterdam, de aanvraag geschiedt door derden waarom kan dit ook hier niet gebeuren namens den eigenaar of den aanstaanden eigenaar Ge beurt dat hier, dan krijgt men de aanvrage terug en dat zal dikwijls zeer bezwaarlijk blijken. De heer Van 't H o f acht dat niet zoo bezwaarlijk. De bouwkundige maakt teeke ning en beschrijving en de eigenaar onder teekent die. De heer Prins stelt voor, alinea d weg te laten, 't Wordt te prutserig op de teekening dan dat het Bouwtoezicht daaruit wijs kan worden; 'tstaat trouwens in de beschrijving. Alinea d wordt geschrapt. Artt. 90 tot 104 (de laatste) geven geen aan leiding tut opmerkingen. Bij de rondvraag herinnert de heer P. v a n Achterberg h, dat bij art. 12 de quaestie der rooilyn verschoven is tot na afloop der gehecle bespreking. De heer Hontelé merkt op, dat ook ait. 8 is aangehouden. De lieer V a n 't Hof meerit, dat deze zaak wèl afgedaan is, doch wil gaarne de discussiën heropenen, mits men het niet te lang make. Spr. wil dan voorstellen, bij de bepaling der rooilijn niet het meest achter waarts gelegen huis daarvoor aan te nemen. Stel, dat aan éen straat éen huis staat 5 M. uit het hart der straat en een ander 20 M. dan zou het toch wat erg zijn, de straatbreedte op 20 M. voor te schrijven. Beter ware het, 't meest naar voren staande huis als rooilijn aan ie nemen, mits dit ten minste 6 M. uit de as der straat ligt. De straat wordt dan tóch 12 M. breed wat hier te Amersfoort overal zeer voldoend, is. De Koninginne- laan mag toch waarlyk niet worden aange nomen als norm. De heer L. vanAchterbergh acht dit een heel milde bepaling. De ontwerper had het oog op de nauwe straten, bijvoor beeld de Muurhuizen, waar gedeelten zijn waar de huizen nauwelijks 8 M. van elkaar staan. De ontwerper bedoelde, bij de ver bouwing daar op den duur een grootere breedte te verkrijgen; de koopei's kunnen daarop vast rekenen. De beer Van 't H of acht dit heel juist. Er moet echter een minimum gesteld, anders komt men tot hoogst onbillijke toestanden. Spr. herinnert aan den villa-bouw langs den Soesterweg. Zou, als bet boekhuis van den lieer Van Esveld wordt verbouwd, dat iu gelijke lijn moeten komen als bet huis van notaris Bolk Als men 6 M. uit het hart der straat blyft, dan worden de straten zeker niet te smal. Spr. meent, dat men in dien geest moest besluiten. De beer Van Schalk herinnert dat in de slot-alinea van art. 12 wordt gesproken van «afscheiding". Hier wordt dus bedoeld de grens van particulier eigendomdaar mag men niet vóór bouwen, doch wel 100 M. achter als men er pleizier en terrein voor heeft. De heer B o e r k o e I merkt op, dat de zelfde discussie reeds is gehouden, byna met de zelfde voorbeelden. Als we zóo telkens opnieuw beginnen, komt er geen eind aan. De lieer Van 't Hof sluit de discussie over dit punt. De beer P. van Achterbergh zegt, dat ook art. 8 is aangehouden en herinnert aan hetgeen hij in de eerste vergadering zeide over den Bisschopsweg. De heer L. van Achterbergh heeft hier veel hooreu spreken over het groote geluk dat er in gelegen zou zijn als alle huizen hier waren verhuurd. Welnu spr. zou bet een groot geluk achten als alle eigenaars van wegen werden verplicht die behoorlyk te bestraten, rioleeren, verlichten, enz.dan zou er spoedig geen enkel huis meer leeg staan. Spr. herrinnert aan den toestand van den ingang van den Bisschopsweg hij den Arnhemschen weg in geval van regen. De heer P. vanAchterbergh meent, de Gemeente alvorens zoo iets voor te schrijven weieens eerst mocht kijken naar hetgeen zij zelf te kort komt. Spr. wil even herinneren aan den hoek van Soesterweg en Stationsweg waar men na een beetje flinke regenbui niet kan passeeren. Dat is nog wel de entree naar de stad en de hoofd-toegangsweg naar het station. Spr. heriunert nogmaals aan de weigering van B. en W. om bij den verkoop van «Beekestein" den Bisschopsweg over te nemen. Nu zouden de gezamenlijke eigenaars maar doodleuk verplicht worden het zaakje op te knappen. Dit is toch al heel onbillijk. Spr. stelt dan ook vrijelijk voor, art. 8 geheel te schrappen. De heer J. van Achterbergh acht het in een gezonde Gemeente als Amersloort een hoogst ongezonde toestand, dat de eige naren der aangrenzende huizen ook eigenaar zijn van de straat. Het is van het hoogste belang, dat de Gemeente den eigendom ver- krijge. Spr. herinnert aan hetgeen de heer Wente deed met de Hobbema-straat te Am sterdam. De heer Van 't Hof vraagt of het voor stel om art. 8 te schrappen wordt gesteund. De heer Boerkoel vraagt of 't niet een zeer scheeve verhouding zal worden ais de eigenaar van nieuw aan te leggen straten wèl worden genoodzaakt tot bestraten, rio leeren enz. en die van bestaande straten vrij zullen word» n gelaten. Zóo zal men er met tertijd toe komen, dat tusschen twee zeer goede nieuwe straten een onbegaanbare oude straat ligt De heer P. van Achterberg li her haalt nogmaals, dat met name bij den Bis schopsweg de Gemeente honderd jaar in ver zuim bleef. Waarom moeten nu de eigenaars van dien weg opeens gedwongen worden om deze zeer groote onkosten te maken, die niet- ver haal baar zyn? De heer L. vanAchterbergh meent, dat de Gemeente dien weg niet kon verbe teren omdat hij een particuliere weg was, nog wel afgesloten door een tolboom. De heer Van 't Hof merkt op, dat die tolboom stond op Rijksgrond en net als die in den Dievenweg alleen diende om te voor komen, dat de Rijksto! werd misgeradende sleutel berustte dan ook by den tolgaarder. Die tolboom had niets te maken met de eige naars of de bewoners van den weg. De heer Hontelé zou zich best kunnen vereenigen met art. 8 als de Gemeente maar het goede voorbeeld gaf. Ziet eens naar de

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 2