Zaterdag 25 Februari 1905. No. 5623. 54e Jaargang. Stadsnieuws. Feuilleton. FIRMA A- H< VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschgnt DinsdagDonderdag- en ZaterdagmiddagAbonnement per .'l maanden 1. tranco per post ƒ1.15. Advertentiön 1O regels 00 cent; elke regel moer 10 cent. Legale-, off'icieële- en onteigeningsadvortentiën per regel 15 cent.Heolan.es 1—5 regels/" 1.25; elkerogel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte, llewyanuminors naar bulten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bjj advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Tclephoon 10. De Vrijzinnigen bij de a.s. verkiezingen. Een occasional schrijft. Op uitnoodiging der Vrijzinnige Piopaganda- club hield de lieer C. A. Zelvelder gisteren avond in de „Keizerskroon" een politieke rede en besprak daarin de houding der Vrijzinnigen bij de a. s. verkiezingen. De vergadering werd even na achten door den voorzitter der club, de heer C. Moorman, met een korten welkomstgroet geopend. De heer Zelvelder zeide ongeveer hot volgende Dat wij in den tegenweordigen tijd veel bewogen dagen beleven wordt wel bewezen door het feit, dat allerwege voor bijeenkomsten als deze groote belangstelling wordt aan den dag gelegd. Vooral wordt men dat gewaar, als men zoo als spr. van het zuiden van Staats-Vlaanderen tot net noorden van Groningen het land doortrekt, om overal voor de kiezers op te treden. Daarbij goldt het wel-is-waar de lager-onderwijskwestie, en meer in het bijzonder den stouten aanval die door dit ministerie op de openbare school wordt gedaan, maar toch ook voor de andere kwesties van practisch staatsbeleid toont men zich belang stellend. Het doet weldadig aan dis belangstelling meer en meer te zien aangroeien, vooral waar te nemen, hoe men zich warm ioopt voor de openbare school. Bij honderden en honderden komt men te samen om getuigenis af te leggen van de liefde die gekoesterd wordt voor die openbare school, en van de belangstelling voor de opleiding van het kind, dat straks als man of vrouw in onze samenleving een woord zal moeten meepraten. Hierin en ook in het feit, dat de vergaderingen die als voorposten-scher mutselingen van den komenden verkiezingsstrijd op tal van plaatsen worden gehouden een groote massa publiek trekken, zien wij een voorbode van het anthousiasme dat zal heerschen, als straks, over een paar maanden de Nederlandsche kiezers weder zullen getuigenis afleggen in welke richting zij in de naaste toekomst ons vaderland wenschen bestuurd te zien. Naar spr. innige overtuiging leven wy op het oogenblik in een tijdperk van reactie. Reactie op politiek, op maatschappelijk en op sociaal gebied, reactie op het gebied van bet onderwijs, reactie op elk gebied, waar men zich ook beweegt. Dat is reeds duidelijk gebleken, toen al bij bet begin van het optreden van dat gabinet, dit ministerie ons volk scheidde in twee kampen, in christenen en in paganisten, toen de minister president in den politieken stryd, waar alleen men zich had te concentreeren op maatschappe lijke en economische kwestieB, den godsdienst wierpen een deel van ons volk zich als de chris tenen kwam aanmelden, terwijl het 't andere deel, dat niet precies de leerstelingen van het clubje volgde en anders dacbtover vraagstukkken van hoog-ethieschen en religeusen aard, een voudig als de heidenen aanduidde. Dat alles was echter een eenvoudig gevolg van een eenvoudigen toestand. Van de Hervorming af tot de Franschen Re» volutie toe, was Nederland in merg en been, calvinistisch. Gereformeerd, zei men onlangs tot spr., maar liever gebruikt hij het woord calvinistisch, dnt slaat beter in, en hij volgt dan het illustre voorbeold van minister Kuynor, die zoo veel van schieohtwörter houdt. Al (lien tijd was de calvinistische kerk in Nederland do overheerschende, calvinistische geestelijk heid deelde do lakens uit, en het laat zich goed begrijpen, dat toen door do Fransche Re volutie meer moderne levens- en wereldbeschou wing, niet alleen by enkele geleerden, untor bij het volk baanbraken, die calvinistische geeste lijkheid er zich met allo kracht tegen verzette. Zij zagen noodo het volk zich langzamerhand aan den klem van kerk en geestelijkheid ont rukken. Die reactie, die strijdt togen meer moderne be grippen viert -en dit hoopt spr. voor ons lieve vaderland- op het oogenblik haar hoogtij. Toen daze strijd voor vier jaron een aanvang nam, zette de voorzitter van do Deputatonver gadering het standpunt der calvinisten uiteen, en zeide in de bekende rede „Volharden bij het Ideaal" Do strijd gaat niet tegen personen, maar tegen den God-in-het-Slsutsrccht-verzaken- den geest, die in alle liberale politiek zich be lichaamt.1' Merktwaardig is zijne uiteenzetting van do verhouding der toen bestaande partijen, en liet mag nog wel eens gememoreerd werden, hoe die zelfdo minister-president van thans, toen oordeelde over zijn huidige coalitiovrindon. Nudat dr. Kuyper in de rede erkent heeft dat lid ook de katholieken wel een plaatsje wil geven bij de christelijke partijen, zegt hij dat daarmede echter niet is te kennen gegeven, dnt de calvinisten de protestantsche truditie tegenover de roomschen willig zouden prijsgeven. Do roomschen strijden voor een missie bij het vuticaan, maar daartoe zullen zij de calvinisten nooit bereid vindon. En als Rome van Nederland oen kleine Spanje wilde maken, dan zou een onder wy ld verzet een gebiedende eisch zijn. Maar daarvoor behoeft men niet te vreezen, daar Iiome hier geen meer derheid heeft. Dr. Kuyper verzuimde toen ook niet op te merken dot Rome, datgene wat zh juist uIb godsdienstvrijheid beschouwden, eenvoudig als dwaling brandmerken. In het afgotrokkeue al dus noemde Dr. Kuyper het, kon men met Rome met in vrede leven eu er raedo samenwerken nog veel minder. Als Romo dc meerderheid had, dan zou het overheerschend optreden maar het is slechts een minderheid en moet zijn in vloed voor godsdienstvrijheid in de schaal werpen. Sprekend over de cnristelyk-historischen en de vrij-antirevolutionairen, troostte dr. Kuyper zich door er op te wijzen, dat dezen partyen nooit een meerderheid zouden kunnen vormen. Dat alles was echter in 1Ö01. Nauwelijks was evenwel de uilslag der verkiezingen bekend of het werd anders. Door verschillende oorzaken, die met het beginsel der kiezers voor een groot deel niet hadden uit te staan, kwam een reohtsche meerderheid tot stand. De ongevaarlijke roomsoho de christelnk-historischen, die een godstdienst- oorlog zouaen opzetten, en do vrij anti-rovolu- tionnron, de mannen niet de dubbele namen, waar men nooit op sociaal gebied iotB mee zou opschieten, werden de vrienden by uitnemendheid. 28). Mevrouw von Rübsam sprong als geëlectriseerd op. Zy hoorde daar den ouden heer haar zoo kalm haar ztoutsteu droom tot wanrbeid maken. Eu iu een opwelling van werkelijk gemeende dankbaarheid, nam zij het gezicht van den oudeu heer tUMchen beide handen en kuste hem hartelijk. .Maar Dichtje", stamelde hij, wat ga je nu be ginnen Als ie man dat eens zag." .Maar, neef, wat zou dat hinderen", riep de jonge vrouw vroolülc uit. „Voor mijn part ziet de heele wereld het. Hier heb je nog een kus, eD nog een Ik heb altijd heel veel van je gehouden, en is dat nu soo vreeselijk zondig, dat ik je mst een kus dank, voor hetgeen u voor ons doen wilt. Met die paar woorden heb je mij alle zorg van 't hart ge nomen en zou ik je daarom niet eens kassen mogen. Weet je wel, ueef dat ik je benijd." „Zoo, nichtje, en waarom?" .Omdat je het tooh 'n heerlijk gevoel moet vinden om mij aoo gelukkig te maken." De overste knikte lachend. .Maar, neef, nu ben ik weer ernstig en dan komen myn naaisterrekeningen weer op de proppeD, Wan neer kan je mij nu die vier or vijfduizend gulden geven .va .Op hetzelfde oogenblik, waarin ik alle* aan je man vertel, waarin bjj my zijn woord passeert, dat i kleiner De man die in 1894 nog met do democraten was opgetrokken in den strijd om bet kieswetontwerp Tak, verbond zich thans met de meest conser vatieve elementen. Nauwelyks waren de verkiezingen nfgoloopon, of hot democratisch jasje werd uitgetrokken. Doch reeds hij du eerste bogrooliugsdobatten werd Dr. Kuyper ter verantwoording geronnen. Men vroeg hom natuurlijk waar dut alles bleef, waar hy vroeger zich zoo wartu toonde. Toen maakte by er zich mut een gemakkelijk pruatje tif on zei: daar mootje nu niet meer mee aan komen, dut behoort bij do oude plunje. Toen men na het hekend maken van don uitslag dor verkiezingen Dr. Kuyper aan zijn woning te Amsterdam een ovatie bracht, xeido hij God alleen te danken voor den uitslag en hij Hprak duarby do wensah uit, dat du Christus in den Ne'lerlandsehcn Staat voortaan de eerste plaats zou innemen. Hel is inoelclijk als men too'n eerste politieke rode houdt, on men geen bepaald onderwerp heeft, niet toe tc geven aan de neiging om bjj ten punt als deze kwestie eens wat dieper op do zaak in te gaan. Spr. zal echter niet aan die neiging toegeven maar tocli moot hij nog oven stilstaan bij de vraag, wat wij te verstaan nebben in Kuypera uitdrukking: God in het Staatsrecht. Wat verstaan wij duardoor. Gij iets anders dan uw buurman, en dezo ists anders dan zjjn ovor- buur. Deze rogeering althans Dr. Kuyper ^verstaat eronder: Dckerkdijk-dogmatischeleerstellingen, van de Nederlandsch gereformeerde kerk in liet staatsrecht. Gaat men <lu strekking van die opvatting goed na, dan bljjkt dus dat ïnouhet hoogheilig begrip God, verwart met kurkoljjku dogmatische- leer stellingen en met godsdienst nuur sent bepaalde leerstellige kor. De korkelijken zouden regooren naar een staats recht, datniet was een product der menschelyke rede maar do gedragslij ken dor Xederlnndschu reguering hij verschillende aangelegenheden voor ons moderne Westenoh-Eropeozoh beschaafd landjo te volgen, zou worden aangewezen door de openbaring. Laten dus die heeron hun nu rede thuis by het uitleggen van dc ordonnn tien Gods 'i* Nu is het eigenaardig dal juist die Open baring tot zooveel meoningsverscbil aanleiding geeft. Wat zegt de Savornin Lobman er van. Dezelfde die in '1)4 in do bekondo vergadering te Gouda door dr. Kuyper werd uitgeworpen, als een van die mannen met twee namen die met hot ooniorvatiomo heulen, en die nu tot de bondgenootcn behoort, al vuroorluoft hij zich nog wel oens enfant terrible te zjjn,- welnu hjj erkende den grooten oumotelijken invloed, die het calvinisme op ons volk heeft gehad, maar een bruikbaar staatkundig stelsel heeft hst nim mer te voorschijn gebracht. Als theologisch stelsel kon hij het voortreffelijk noemen, maar een specifiek calvinistisch staatsrecht of ceue cavinlstische staatsinrichting heeft het nooit af- geleverd. Toen dan ook do puntjes op de i moesten worden gezet, bleek dan ook dat do hoeren die voortaan ons staatsrecht uit de Openbaring moesten putten, op de veel gesmudo moest en ge- bij overplaatsing zal ranvragen garnizoen." Mevrouw von Rübsam vertrouwde haar ooien niet. „Wat, wat btdoel daarmee, neef? Wil jjj Otto alles vertellenneef, dat zal je niet doen Eu waarom moet bjj zich laten overplaatsen? Daartoe geef ik nooit mjjn toestemming." Hn vatte haar hand. „Hoor mij nu eens bedaard aan, kindje. Ik weet beel goed, dat anderen er anders over donken, mis schien minder ernstig dan ik, maar ik voel mo nog officier, al hob ik «la uniform feeds lang aan dun kapstok moeien hangen, helaas! En bovendien kan ik mij niet losmaken van de principes, welke ik nu eenmaal bob. Ik moet je ecrlyk bekennen, nichtje, dat ik bet, als ik getrouwd was lang niet prettig zou vinden, wanneer een ander, wie of bet ook zjj, de schulden van mjjn vrouw, builen mjjn welen om, betaald had. Ik zou dien man, zelfs van daag don dag nog, ofschoon ik half blind en oud hen, tot verautwoording roepen eu een van ons beiden zou 't loodje moeten liggen. Jjj vindt dat misschien overdreven." Ja, zeker, en vooral wanneer ik er aau deuk, dat wM nog elkaar geparenteerd zijn." „Nichtje lief, je weet, dat ik hoeveel wjj ook in leeftjjd verschillen, eens gehoopt hel), dal ju mjjn vrouw zoudt willen worden. Jij hield niet genoeg van me, zei je, om daartoe to kunnen besluiten welnu je weot dus ook, dal ik voel mot je op heb." „NaluurlHk, Maar juist, omdat je veel van me houd, begryp ik niet waarom je me niet dadelijk helpt. Niemand, noch in 'neigen man, noch iemand zou, als het ooit ruchtbaar werd, iels kwaads, iets on- bruiken, en hot mol clkunder socr oneens waren. Zoo bijvoorbeeld met do eeds-kwestie. De Savornin Lobman, hield vast aan hot „Zwoer gunschelyk niet, uw ja sy ju, uw neen zij noen". I)r. Kuyper daarentegen woog «-r op dut Jezus zelve voor den hoogepriester don eed had ufgo- logd. Dr. Roosz'ngh was over die uitspraak zeer verontwaardigd. Die uitspraak had het Chris telijk iiart leed gedaan en pynlyk getroffen. Iu „Gij zegt het" een eed? llr. Kuyper hud Jezus dus hier betrap t op eene inconsequentie, op een dubbele moraal, op un siet wel naar myn woorden, maar niet naar myn werken. Iemand als Dr. Kuyper bleef natuurlijk hot antwoord niet schuldig, maar hij ging er oen Woensch Professor bij iiulen om de zaak goed te praten. Hy ging toen spreken over do minder juisie interpretutie' dier woorden. Wij zien dus dat hut stuatsrecht, hetwelk de kerkdijken ons zullen trachten tc geven, toch ook een product der Redo moet *ijn; want wan neer uien zegt te willen regooren in en door do Openbaring, en men toch in de verschillende toepassingen moet bandelen nnar het wisselend inzicht der personen en naar hunne uitleggingen van die Openuuring, dan is het toch per slot van rekening du menschelijke Redo dio regeert. Do verwachtingen waren in 1901 toen dezo rego- ring aun het bewind kwam, zeer hoog ge spannen, en men verwachtte nu een specifiek christelijk regeoring, Hut Nederlundson volk, dat vloeit voort uit zyn aard en gyn traditie, is godsdienstig on hut golouvlgc volk laat de kerk zoo gauw niet los. Zoo ook gaat het oude uulviuisme er niet zoo gauw uit. Wy herinneren ons de aller christelijke ontboezemingen, die toen werden geslaakt. Ds. Rudolph te Leiden zou den dag zegenen waarop bh het schavot weer zag opgericht om recht te doen en hij de byi zou kunnen optiomen otu do schuldige rompen liet schuldige hoofd te scheiden. Men vraagt zich af, hoe menschon, waarvan men teederhoid en liefde, christelijkheid en verdraagzaamheid zou verwachten zoo wellustig kunnen verlangen naar zulke gruwelijke dingen. Toen Dr. Kuyper op die tirade werd gewezen, trachten hy dien Leidschen predikant schoon te wassen, en sei dat het hem bepaald in het vuur syner rede moest zyn ontglipt. Er waren er onder het sieh noemend christelijk deel der natie heel wat, die do invoering van de doodstraf wat hevig begeerden, en toen dan ook geen voorstellen tot wederinvoering werden gedaan, werd er door den hoor I.ueasse om gevraagd, maar toen zei de geer Loetf, Minister van Justitie, dat van hem nimmer een voorstel daartoe zou te wach ten zijn. Dit is het eigenaardige in dezo coalitie, dat feitelijk de katholieken er het meest in hebben te zeggen. Zonder hunne ïuoduwerking staat Kuyper machteloos, en daarom moet hij voort- du roud met hen rekening houden. Enfin, het is ook maar gelukkig dut wij die „kroon op ons Strafrecht" nimmer zullen gezet zien. Ook zijn do kerkulykon voor een groot deel tolourgesteld om de Vaccinekwcstic. Als liet rugent dan neem je een parnplule, zuivers tn zien." „Je kout Ie wereld niet, kind." „Kom nesf. je ueorut alleen dingen to zwaar op. Da eunige, met wien ik reke ling tc houden heb, is Otto. en ik weet absoluut zeker, dat hij or niets in vindt stoken, sis u mi) helpt. Mnar, nog eens, Otto hoeft het liedetuaiil niet to weten. Andere zon hy meteen op de hoogte komen, dat ik hem telkens heb voorgejofct en diU zou hij mij niet gemakkelijk vorgeven. Hi) zou het vrocselyk vinden, dut uen arme naaister, my zyn vrouw, mimen, inoest omhel haar eerlijk toekomend verdiend guld. Zog neef, sou jy nu willcu, dat wij, die tot hudou too, sinueu zoo gclukkkig waren, (foor jou toodoou op een* twist kregen, en je wou me zeker iu»w sens plagen met di« overplaatsing naar een kloino garnizoensplaats. Ik ril or van, als ik denk aau too'n klein neet, om duur tu moeten wonenEn hettscb, je hebt daar evenveel noodig als in eon grooter plaats, ik geloof zelfs nog meer, want ledertan kaal Ja an lat op Ja« terwyi Je iu een groote plaats moer opgaat in du menigte. Maar, al was hot ook anders, ik bedank er voor om uit vry« bowoglug naar een kleinere stad to gaan. Eu dat muon ik, neet'. En als u iuy niet anders helpen, wilt dan onder die twee voor waarden, neef welnu, dan wil ik van Je hulp niet gediend wesot), dan sul ik wel hij anderen aankloppen, dia my uit zuivere vrlen Isuiiap wel dien uleust willen bewijzen." De overste richtte zieli boleedigd op. Dat is heul onaardig van jo gezegd, nichtje. Juist, omdat ik het zo> goed motje meen. stel ik je die conditie. Housoli, but zal je best bovailou in cun kluu garnizoen, dan bon jij daar la reine. Ju zult eene zien, hoevool minder je daar verteert. En je moet ook uauwkeuriug opsobryven, wat Je uit geeft. Dat ie veel praolitcher. Dan moet je voor alles een aparte ka» hebben voor toilet, huishoude lijke behoeften, uitgaan „Ja, dat is allen goed cn wel, ale jc genoeg hebt, om al dio kanton te vullen. Maar als er niets is om iu te leggen, dan bon je net even ver als dat jv te niet hebt. Alt Otto promotie maakt, dan worden w» toch naar alle waarschynlyklieid overgeplaatst, en om dau ook wwer eons to gaan vurhuisen lijkt mij grooten onzin on noodolooze oukosten inukon Want verhuizen, hoe zuinig je het ook aanlogt, koet gold. Maar antwoord mw nu, ueof, wil je iny hulpen. of noen. Alt u bet niet doet, dan vraag Ik bet aan consul Tleameyer." „Wat wil je het aan den consul vragen? Die Ja altyd, al» hy er maar de gelegenheid too hoefl, |e zoo in 't (logloopeud hot hof maakt." „Wie mij keut, weet boel good, dat er niete bestaat tusschen den consul en ray." Do overste werd onrustig. Hij kendo zyn nicht. Zy was in st uit baar voornemen door te drijven en dat moest hy verhinderen. Maar ondank» dat. ken hy toch niet besluiten om van de voorwaarden, welke by gesteld bad. af te wijkon, hoewol by tevrne bedacht, dat hy zyn mooie nfoht door deoverplaal- I sing van baar man vorlieteu zou. Maar ïelft dat 1 getroostte bij zich nog liever dan dal hy baar ziob zelf ongelukkig xug maken. „Vraag liet ieder ander, liovor dan conzul Tiea- nieyer; denk er touli aan kind, dit zyn zoon by bet regiment van je man oen ondergeschikten graad bekleedt. Het geeft toch oen soheeve verhouding, I als jy dan gold van *yn vader leont. Als bet eens uitlokt, boe licht zou uen dur-lo deuken „nu, de jongo Tiesineyer zal zeker wol spoedig bevorderd i worden." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1