Donderdag 2 Maart 1905. No. 5625. 54e Jaargang Feuilleton. Reservist Tiesmeijer. AMERSFOORTSCHE COURANT. FIRMA A- H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post f 1.15. Advurtentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, ofïicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Beolames 15 regels f 1.25elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht KORTEGRACHT 9 Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gezien art. 12 der Drankwet; Brengen ter openbare kennis, le. dat vaD JACOB KEMPKEN, wiukelbedieude, wonende al bier, bg hen ia ingekomen een verzoek- acbrift om vergunning tot verkoop van sterkedrank in het klein, voor gebruik ter plaatse van verkoop, iu het perceel hoek Lieve Vrouweplein en Kranke- ledenstraat 110. 5, tegen afztand van de vergunningen verleend ten name van J. A. MANKE en D. van JA ARSVELD, respectievelijk voor de perceelen Markenhuef no. 46 en Beestenmarkt uo. 4; 2e. dat binusn twee weken na deze bekendmaking, ieder tegen het verleanen vaD de vergunning schrif telijk bezweren bij Burgemeester en Wethouder kau inbrengen. Amersfoort, den 28. Februnri 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, Van REIGERSBERG VERSLUIJ8, waarn. Secretaris. Kostelooze-Inentiug. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, G'elet op artikel 18 der Wet van 4 December 1872 (Staatsblad No. 134) brengen ter kennis van belanghebbenden, dat voor een ieder de gelegenheid tot kosteloozc inenting wordt gegeven op den eersten en deD tweeden Maandag van de maanden Januari, April, Juli en October, telkens dos namiddags te drie u r e, in de daartoe bestemde localiteit van bel voormalig schoolgebouw wijk A, Koestraat no. 9. Gedaan te Amersfoort, den 1. Maart 1905. Burgemeister en Wethouders van Amersfoort, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLÜIJS, waarn. Secretaris. En boekverkooper-martelaar. Tot voor vrij korten lijd behoorden tot het «eerbaar gild" der boekverkoopers in den lande de meest algemeeu ontwikkelde man nen, wandelende encyclopedieën als 't ware, naar wien het een lust was te mogen luis teren wier zoo los-daarheen geworpen woord een schat va.i kennis verried. Thans, wie zal bet ontkennen, wordt bet «bedrijf" van boekverkooper uitgeoefend door wie maar wilvoor maar al te velen bestaat alle kennis van het vak in hel zoeken van een niet al te ongunstig gelegen winkelhuis, liefst met twee ramen, waarvan dan het eene 26). De jonge Tiesmeijer was nog altijd ziek bij lag nu reeds den vierden dag op do chaise iongue en 't zou zeker nc„- twee dagen duren eer hü weer dienst kon doen. Naast bem in de groote verandah, van waaruit men eeu heerlijk vergezicht had over het prachtige park en de rivier, zat juffrouw Winter druk te typen en de ingekomen brieven af to doen, want het privé-kantoor van den jongen chef was lijdelijk overgebracht naar de ouderlijke villa. Snel en zeker vloeen baar vingers over de toetsen der schrijfmachine en Tiesmeijer keek met zeV.erc bewondering naar baBr en schepte er vermaak in, dat haar dichte blonde lokken op en neer dansten naarmate zij sneller typte. Daar l-wsr.i do huisknecht zeggen, dat een onder- off n jongen mijnheer wenschte te spreken: „hj zeiiii dat ik maar zou zeggen, dat sergeant Kohlschüu ir was, dan wist mijnbeer er alles van." Onwillekeurig moest Ernst lachen ja, als bij den naam orde, hjj er alles van. Hjj zeide den knecht, dei oir iker binnen le leiden en toen juf frouw Win. ips'ond om zoo lang been te gaan. hield hij haat tig. „Neeu, Wintertje, jjj hoort er bjj. Ik weet w tl niet wal Kohlschüu wil, maar Staatsgeheimen beeft hij zeker niet te bespreken. Je blijft dus kalm bier; je kunt mijn brombeer dan te gelijk leeren kennen." Onmiddellijk hierop betrad Kohlschüu de verandah. Ter eere van het bezoek had zijn mooiste uniform aangetrokken zjjn handen staken in hagelwitte handschoenen hij was keurig geschoren en gekapt en zag er nit om door een ringetje te halen. Kaars- recht stapte hij de verandah biuneu, doch de weelde die hem daar omgaf maakte op 't laatst toch eenigen :nnmtr An hem en nnwihal.,....:1_ t-.1. indruk op bem en onwillekeurig sprak hij wat zachter toen hjj begon„"Zoo, reserve-korporaal Tiesmeijer, jigt u daar nog altijd? Ik kom iu opdracht van den te hooi ett te gras wordt gevuld met boeken, zonder eenig systeem in de wijze van éta- leeren en het andere met prentbrief kaarten, geflankeerd door zoogenaamde tek sten en rollen closet-papier en de mededee- ling dat de boekverkooper «specialiteit" is in allerlei zaken, hetgeen noch liet uiterlijk, noch de ruimte van 't winkeltje zouden doen denken. En toch, hoe aantrekkelijk en tevens leer rijk is zoo'n étalage te maken. Bijvoorbeeld op de drie groote maildagen zooals we die in onzen tijd plachten te noemen de nieuwe vrucht uit Duitschland en Oostenrijk, uit Frankrijk, Jtalië en België, en uit Enge land en Amerikade andere drie dagen tijdelijke «shows" bijv. nu eens over Land en Volkenkunde, dan weer over Geschiedenis, of Sociologie enz. enz. En wat er met een weinig aanleg en veel goeden wil van een étalage te maken is, wordt zell's tiior in ons klein stedeke meermalen getoond. Dan, het vet is van den ketel en het eer baar gild is verworden tot een gewoon bedrijf van handel, dat met den dag door beunhazen meer wordt verknoeid. Een enkele maal nog hoopt een jongmensch van goeden aanleg en goeden wille het vak te verheffen tot zijn ouden luister, doch al spoedig ziet hij gedurende zijn volontariaat en zijn bedienden-stage in, dat hij misge- rekend heeft. Al zeer ras bemerkt hij dat bij weinig anders is dan een soort wandelende automaat, alleen geschikt om een penhouder, een school schrift, een spoorboekje een «ansieg" aan te geven in de groote steden moet hij er nog bijvoegen: «wil ik 't u ook laten ihuis bezorgen en als hij zich niet intijds ontslaat van de steeds knellender boei en eeu goed heenkomen zoekt in een openbare bibliotheek dan is hij er toe verplicht zijn vak met tegenzin te aanvaarden en te doen wat alle andere «geachte confraters" doen d. i. langs alle wijzen geld te verdienen, zóo dat ze op betrekkelijk jeugdigen leeftijd zich uit zaken kunnen terugtrekken en dan toch nog eenig levensgenot hebben. Maar is dan de mensch niet op iets hoo- gers aangewezen dan centenkrabber te worden De «Nederlandsche vereeniging tot ver edeling van het Ambacht" breekt meer en meer baan en doet hoe langer zoo meer zien, dat het gildewezen, ontdaan van zijn kwaad kapitein om eens te vragen hoe laug je nog ziek denkt te blgven. Dat komt omdat de kolonel naar je heeft geïuformeerd, maar de kapileiu wist niet hoe 't met je was en den dokter konden we niet te pakken krijgen en toen zei de kapitein opeens hield by op met spreken, daar hij eerst nu de krul- lebol van juft'rouw Winter onlweurdde, die ijverig in de brieven zat te bladereu. Onwillekeurig wierp Kohlschüu een blik in den grooten spiegel, die boven de chaise longue hing, streek nog eons met de duim der rechterhand de vouwen in zijn jas glad en wierp Tiesmeijer eeu vragenden blik toe. „Ach ja, juist, dat had ik bijua vergeten", zeide Tiesmeijer, die hen nu aan elkaar voorstelde. Kohlschüu maakte zijn sierlijkste buiging en zeide „zeer aangenaam, juffrouw: hoogst aangenaam'". „Toe, Wintertje, geeft den sergeant een stoel." „Pardon, juffrouw ik zal zelf de vrijheid ueineu." Hij nam plaats en vervolgde tegou juffrouw Wiuter: „Ik geloof, juffrouw, dat ik geen vreemde meer voor u beu. Korporaal Tiesmeijer heeft u zeker af en toe weieens over me gesproken; 41 te vriendelijk zal dat wel niet geweest zijn." „Neen, toch niet", antwoordde zjj handig, zich alle moeite gevend, niet te lachen. „Wel, dat doet me recht veel genoegen," zeide Kohlachön, „ik weet heel best, dat korporaal Ties meijer meermalen heeft gewenscht dat de duivel sergeant Kohlschön mocht halen, maar dat behoort ook zoo. Supérieuren die door hun miudereu niet worden verwenscht, zijn geeu schot kruit waard eu ik stol er eeu eer in, teu initiale eeu dozijn schoten waard te zijn." „Dat is u ook, sergeant", verzekerde Tiesmeijer. „Het dost me genoegen, dat van je te hooren", zoide Kohlschüu. „Ziet u, juffrouw, ik weet niet of u eeuig besef bobt van den militairen dienst."' „Weinigeigenlijk heeleuiaal niet." „Da*, is beel jammer, juffrouw, want er is eigen lijk maar éen stand in de wereld en dat is de litaire stand. Nu ja, de handel is óok wal en groot koopman ie zijn, zoo als uw jouge chef, is Óok nog zoo kwaad niet, maar tocb buiten de kooplui zouden we best kunnen, muur buiten het militair niet en omdat deze dus tocli de hoofdzaak sappige uitwassen, bet ambacht ten goede komt. Welnu, voor den boekhandel, die nog ge heel en al ais gilde is ingericht, is een «Ver eeniging tot verbetering van de bedrijfsvor men meer dan noudig; een vereeniging waarin den «geachten confraters" scherp wordt vo< rgeschreven wat ze te doen en vooral wat ze te laten hebben, en een einde wordt gemaakt aan de bandeloosheid en vrijbuiterij welke thans heerschen. Misschien is 't wel daaraan toe te schrijven, dat de boekverkoopers van den vroegeren tijd meer bij bun vak konden blijven, dat zij er ook zoo door en door bekwaam in waren en zoo zeldzaam veel wisten. Zie de Levensberichten van afgestorvenen in het «Adresboek", of van de ouderen in de bun dels van Letterkunde of van Krüsemann het is een lust, ze te lezen. En herinner u met welke piëteit door die ouderen werd gewezen op een bandje geheel handwerk of een zeldzamen druk en hoe zij elk boekje uit hun overrijke ver zameling kenden en 't althans hadden door gebladerd. 't Was een lust en een weelde, hen aan te hooren eu gaarne zou ik miju inleidend woord nog meer verlengen door enkele wer kelijk belangrijke staaltjes hier mee te deelen, ware 't niet dat de beperkte ruimte ook mij zeide, me zooveel mogelijk te bepalen lot mijn onderwerp. Zulk een hoogst bekwaam boekverkooper was ook tie man met wien A. J. van tier Aa'z «Biographiscb Woordenboek der Neder landen" (1851 seq.) en dus van alle sedert 1850 zoowel in Nederland als iu bet Buiten land uitgegeven encyclopedieën aanvangt, en wei C. van der Aa. Toen in 1888 de uitgave van het «Bio graphiscb Woordenboek der Noord- en Zuid- Nederlundsche letterkunde" werd voorbereid, droeg mijn vuiler mij op, Cornelis van der Aa «eens op zijn beenen te zetten". Ik was destijds werkzaam aan tie Biblio theek van het Rijks-Museum te Amsterdam waar, in de historische atlassen, nogal wat boekjes van Van der Aa warende bibliotheken te Leiden en te Haarlem ver schaften tne de rest van het materiaal en alras had ik mijn vriend geheel «op de been", dat is, had ik hem, van wien tot dusverre nagenoeg niet anders bekend was dan dat is en blijven zal, oioesteu alle jouge meisjes, juist omdat zij zelf uiet kunnen dienen, teu minste the oretisch volkomen op de hoogte xijn vau al hetgeen hel leger betreft eu moest op de meisjesscholen ouderwgs worden gegeven in leger-orgauisatie." „We moeten audera in school al genoeg leeren" meende juffrouw Winter. „Maar men kan nooii genoeg leereu. Ik beu óok laug op school geweest, zelfs iu de vierde klasse vau het Gymnasium un had zeker het examen afgelegd voor eenjarig vrgwilliger als vader niet plot- seliug was gestorven en ik van sohool mo 'St. Enfin, 't heeft rnjj niets gehinderd dat ik drie jaar moest dienen en ik heb er ook volstrekt geen spijl van, dat ik onderofficier beu geworden. Hoe langer men de nuiform draagt, des te meer beseft men wal men waard is. Maar w.it ik zeggen wilde, men kau nooit genoog leereu en moet ziju keunis voort durend tracliteu uit te breideu. Zoosls u misschien weet, wordt voor ons 's winters school gehouden om, ingeval we weer overgaan tot de burgermaatschappij, uiet overal uit te ziju, maar ouder ons goiegd eu gezwegen de luitenant die de laatste twee winters het ouderwgs gaf, weel er zelf niet veel vau eu daarom studeer ik maar zelf iederen dag in Aardrgkskuude en Geschiedenisboeken en als ik eenmaal zóo ver ben, dat ik op reis kan gaan „Hebt u nog nooit gereisd, sergeant?" vroeg de jonge Tiesmeijer. „Maar, a propos, mag ik u eeu glas wijn en «en sigaar aanbieden?" Kohlschüu lustte reeds naar deu sigarenkoker, die bem aange'-oden werd, doch aarzelde eu vroeg „Als de juffrouw er niet op tegen heeft „O neen, volstrekt niet; ik rook zelf af eu toe weieens een oigaret." „Nu, dan xal ik maar zoo vrij wezeu en wat het glas wiju betreft, daarvoor ben ik ook best ie viudeu. Elke chef is om zou te zeggen een dubbeliuensch in gezelschap is hg voorkomend eu vriendelijk, op hel excercilieturrein een bullebak, uiet waar korpo raal „Somlgds", antwoordde Tiesmeijer outwijkeud. „Neeu, altijd, korporaal", zeide KohlsChüu. „Maar dal biuderl niet; ik meen het tocb goed met mgn ondergeschikten." hij zeer veel geschreven heelt, nagesp tord van de wieg tot het graf. «Vrijheid, Gelijkheiu en Broederschap" was de leus waarmede de Fransche troipen sedert Januari 1795 de nieuwe denkbeelden ook in ot.s land verspreidden. Vrijheid, met dien verstande echter, dat al zeer sp< edig zij, die er het rneest voor ijverden in de eerste plaats verlangden, dat alle anderen niet alleen volmaakt handelden, maar zelfs da< hten als zij. Al vrij spoedig dan ook werden door de «Provisioneele Repraesentanten des Volks van Holland"' bepalingen gemaakt, wvarbij het begrip Vrijheid niet weinig beperkt vera. Zoo werd 4 Maart '95 een clakkaat i.itge- vaai'digd «om te weeren anti-Constitutioneele daaden, en gesprekken, strekkende om de plaatshebbende ordre van zaken te belagen en ook om te verbieden het Uitgeven van geschriften, geschikt om die orde in eon ha telijk daglicht te plaatsen." In Mei 1796 diende A. Loosjes, ock na mens eenige andere boekhandelaars te Haar lem, een request in aan bet Provinciaal bestuur van Holland ten einde «uitlegging te vragen van zeekere Uitdrukking in de Publicatie van 4 Maart". De aanleiding daar toe was «bet Lot van éenen hunner Mede handelaars, binnen deeze stad, die cp den •29 April jongstleden is gecondemneeid ge worden tot een confinement van vijf 'aaren in het Werkhuis deezer Stad en een eeuwig Bannissement uit deeze Provincie: uit loofde van het debiteeren van eenige Exemj laaren van een Werkje, bet welk Anti-constitutioneele Sentimenten verspreidde, doch waar ran hij niet gebleken is den Drukker of oorjpron- kelijken Uiig lever te zyn". De bovengenoem de publicatie toch, verbood het uiigev m van dergelijke boekjes en waar deze iu zóo ruimen getale geschreven en hun met ge- heele prkken toegezonden werden, kinden zij niet nalaten te betuigen, dat ze voor zulk gevaarlijk commissie-goed niet konden instaan en »in de ongelukkigste en gt vaar lij kste omstandigheden verkeerden, waarin eenig soort van Handelaars, ot Kooplieden verkeeren kon; daar zy thans daagfjksch zijn blootgesteld aan het gevaar van Gees- seling, Gevangenis en bannissement, zonder zich voor bet zelve te kunnen wachten, ten ware aan !>;>n een meer dan Menscl.elijk verstanden voorzichtigheid geschonken wire." Zij verlangdon te weten of de publicatio aan „Eu oulangs nog hebt u mijnbeer zóo lang laten mee-marebeereo, dal bij er eindelijIc bii netr ge- valleu ia", zeide juffrouw Wiuter, balf plagend, „Neemt u me niet kwalijk, juffrouw, maat van die dingen hebt u geen verstaud", antwoordde l'ohl- schön. „Zoudt u dan werkelijk gelooven, da: het een onzer genoegen doet als hij ziet hoe zoo'n i.rme jongen naast ons loopt te binken Maar we tjju verplicht hem in zijn eigen belaDg aan te raden, tog zoo lang mogelijk ruee le krabbelen, nog een paar passen en nog een pat of wat." „Maar dat is toch plagerij" meende juffrouw Winter. „Neeu, dat is juist een uiting van de boerste inenscbenliefde. Ziet eeDs, juffrouw, elke oefei ing in vredestijd is een oefening voor deu tgd van oo log en als iemand reeds in vredestijd achterblijft, dan zal hg dat in oorlogstijd stellig doen en als bij dan eeuzaam eu verlaten aan den weg ligt dan kon t er zoo'n vuile vijand en stoot hem de bajonet ic de borat of schiet hem een kogel in zgn bol ik leb dat nog wel niet meegemaakt, maar ik heb rau hooren zeggen dal bet eeu nog het ander bgaon ter vermakelijk moet wezen". De knecht bracht den wijn en daar er op 't oog in blik toch niet aan werken te denkeu viel, acht tie juffrouw Winter bij eu liet zicb óok oen glaa a in praten. „Wil je ook een cigaret?" vroeg Tiesmeijer. Zij spartelde uiet lang tegen eu Koblscbün btod haar galant een vlammetje. „U zei zooeven. Bergeani, dat u too gaarne eens op reis zoudt willen gaau hebt u nooit gereisd vrt eg Tiesmeijer. „Alleeu voor dieust, korporaal. Twee maal ksrtla naar de vesting gebracht eu een keer of wat ree. it jq gebaald, en dan natuurlijk de reizen naar het n a- noeuvreer-ter.ein, maar voor mgn eigon pleitier b in ik nog nooit de wijde wereld in geweest. Eerati ia ontbreekt liet aan den nervus rerum omuium, wa it vau mijn truetemeot moet ik ook nog een zie zuster onderhouden en bovendien is er iederen d ig zóo voel te doeu, dat men er niet toe komt, vorl it te vrageu." Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1