Zaterdag 8 April 1905. No. 5641 54e Jaargang. Feuilleton. Reservist Tiesmeijer. FIRMA A- H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag' en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. iranco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels f1.25; eikeregel meer f 0.25. Groote letters naai- plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Teleplioon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, brengt tor kennis vau ite belanghebbenden, dat de blanco verzoekschriften tot het bekomen vat. jacbtactep, vischacten en kostelooze vergunningen om te visschen, benovens voor de registratie van eendenkooien eu duiventillen, alle werkdagen van 's voormiddags 10 tot 1 uur des namiddags, ter Secretarie verkrijgbaar zijn, au maakt ben opmerk zaam op het belang dat er voor hen in gelegdis, de bedoeido verzoekschriften, behoorlijk ingevuld, vóór den leu Mei aanstaande ter voormelde plaatse inteleveren, opdat men tijdig voorzien tij van eene acte of vergunning voor het seizoen 1905/1906. Amersfoort, den 7. April 1905. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, Gelet op art. 7 sub 6 der Wet van den 12. December 1892, Staatsblad no. 268, brengt ter kennis van be langhebbenden, dat het weiiBobelijk zal zijn, dat zij ter vaorkoraing van het verlies van Nederlanderschap voor Nederlanders, die zicb reeds van vóór 1 Juli 1895 buiten het Rijk en zijne koloniën of bezittingen in andere werelddeelen bevinden en sedert dien tijd nog geen verklaring als bij het aangehaald-artikel bedoeld, hebben ingediend huune bloed- of aan verwanten, die iu deze omstandigheid verkeeren, aansporen eene verklariug als boveugenoemd, betref fende hun wensch om bet Nederlanderschap te be houden, voor den I. Juli 1905 in te zenden. Amersfoort, den 8. April 1905. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. De afsluiting en drooglegging der Zuiderzee iu de boide Kamers der Stateu-generaal. Uitgegeven door de Zuiderzee-vereeniging. Leiden, 1905. I 148 pp. gr. 8«. Niet zoo geheel onverwacht voor ham, die nog voor iets anders oor en oog heeft dan voor de komende verkiezingen welke zelfs den Eere-vonrzitter van den »Ned. Journa listenkring" hebben verleid tot een even on- gemotiveerden als onwaren uitval over de Pers in Nederland, maar toch vrij plotseling heeft de aZuiderzee-vereeniging'' weer iets van zich doen hooren. En dat siets" is maar niet zoo een perio diekje, doch geschreven mei het vooropge zette doel om te weerleggen de enormiteiten door dezen en genen, die zich zelfs niet de moeite heeft gegeven- om de litteratuur vau het vraagstuk na te gaan, ten beste gegeven in de Ktiner zoowel als in vergaderingen en zelfs in brochurevorm. In het verslag over 1902 is den leden der vereeniging onder meer in herinnering ge bracht, dat de nieuwopgetreden Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, de heer De Marez Oyens, zicli niet ongunstig heeft 40). Toen Tiesmeijer zijn plaats hernam, ontmoette bij slechts booze blikken. Hij kon 't wel niet helpen, (lat bij moest niezen, maar toch een soldaat niest niet, althans niet iu dienst en nooit gedurende een inspectie. Door zijn genies had bij den eersten iudruk totaal bedorven. De generaal had nu bier dan laar iets op te raerkon de houding was niet flink ge noeg, hij had ook wat meer énergie en zelfbeheer- eching verwacht en zich in 't algemeen feu heel ander deuk beeld gevormd van deze eerst' kennis making. Elke priliek welke meteen pluimpje aanvangt, eindigt in den regel met een geweldigen uitbrander: dat bel omgekeerde gebeurt, dat er eerst standjes vallen en daarna pluimen worden nitgedeeld, gebeurt hoogst zelden. De generaal was den heelen ochtend uit zijn hu meur. Nu ja, 't waren maar de reservisten, maar toch had veel heel anders kunnen en moeten tjju. Na, dat was volkomen waar, want niets op aarde is zoo goed, dat het niet beter zou kunnen xjjn. Nu is 't een geijkt gebruik, dat de dienst den reservisten niet ai te zeer tegengemaakt mag worden; zij moeien oen aangename berinneriug aan hun oefeningstijd mee naar huis nemen dat wil de politiek uu eenmaal zoo. De generaal eindigde dau j ook met een paar vriendelijke woorden tot de reservisten, maar voor den kolonel hail hij niet dau j onvriendelijke en zoo geschiedde het, dat de kolonel iu een allerverschrikkelijkst humeur thuiskwam, i waar zijn vrouw hem met ongeduld waohlte om van hem te hooren wat de generaal gezegd zoocl had. uitgesloten over de Zuiderzee-plannen. Wel werd het ontwerp, onder de vorige Regeering ingediend, ingetrokken, doch dit geschiedde hoofdzakelijk omdat de nieuwe Regeering nog meer inlichtingen verlangde nopens de visscherij op de Zuiderzee en een rapport van de Inspecteurs van 's Rijks Waterstaat nopens den technischen kant van het voor gestelde. Onder die omstandigheden nam de »Zui- derzee-vereening" een afwachtende houding aan, doch hield de belangstelling levendig door voordrachten, enz. Eerst in de zitting van de Tweede Kamer van 10 December 1904 werd de zaak weder ter sprake gebracht. Toen bleek, dat het resultaat der even ern stige als langdurige onderzoekingen door de Waterstaat-ingenieurs niet in ieder opzicht gunstig was voor het plan der vereeniging. De Minister wensctite dit advies alsnog in handen te stellen van den Hoofd-inspecteur van 's Rijks Waterstaat en gewaagde te ge lijker tijd van bet bezwaar, gelegen in de Zuider/.ee-visscherij, daar men dour de droog making aan tal vau visschers het brood zou ontnemen. In tien thans verschenen bundel is opge nomen lo. een overzicht van het verhandelde in de beide Kamers der Staten-Generaal van Maart 1902 tot Februari 1905 (dus de mon delinge en schriftelijke gedachtenwisselin- gen bij de Staatsbegrotingen 1903, 1904 en 1905). 2o. een naschrift tot het verhandelde. In dit laatste, dat de pagina's 86 tot 148 iuneeml, wordt met klpm gewezen op het geen door de Zuiderzee-vereeniging is gedaan en op de onoordeelkundige eu onhebbelijke wijze, waarop door sommigen over het plan en hut daarvoor gedane voorbereidende werk is gesproken. Het Bestuur verzoekt degenen die zich geroepen gevoelen, over de plannen te spreken, zich eerst de moeite te geven, die te loeren kenuen, alvorens zij er over oordeelen. Het groote belang van de betee- kenis der onderneming, de belanglooze toe wijding van velen in deze zaak geven recht op een deugdelijke behandeling. Onder de verdere stukkeu vindt men nog iets over de hoedanigheid der droog te leg gen gronden, over de beteekenis der Zuider- zee-visschcrij en de tegemoetkoming bij af sluiting, en over de beteekenis van den afsluitdijk, terwijl ook wordt gesproken over den invloed der afsluiting, o a. op de plannen tot verbetering van de afwatering van Fries- lauds boezem. Wel zeer opmerkelijk is ten aanzien van de visscherij hetgeen over het d Visscherij- bezwaar" wordt meegedeeld (bl. 96121), waarin we o. a. lezen Is het o. a. niet opmerkelijk, dat höt „College voor de Zeevis3cherijen" voor het jaar 1892 (voor ons van groot belang omdat het den grondslag der berekeningen voor de Staatscom missie heeft geleverd) als totaal cijfers geeft: 2797 vaartuigen met een inhoud van 50017 ton. en voor 1903 3594 vaartuigen met een inhoud van 4900S ton, dat derhalve hel College, ondanks de groote vermeerdering van het aantal vaar tuigen ingevolge het scherpere toelicht op tie inschrijving, moet constateeren dat de gezame- lijke tonnen-inhoud is achteruitgegaan dat het College zelf het een ongunstig verschijnsel noemt dat de gemiddelde tonnenmaat gestadig achter uitgaat, van 18 ton in 1892 op 14 tou in 1903? Is het niet opmerkelijk, dat het College telkens weer, indien het jaar geen ruime ansjovisvangst kan vermelden, moet gewagen van de moeilijke omstandigheden der visschers Dat de visschers van vele plaatsen zeiven voortdurend klagen over armoede en achteruitgang? Dat een steeds grooter aantal visschers dienst neemt in een ondergeschikte betrekking op de Noordzeevloot? Om maar enkele voorbeelden te halen uit den rijken voorraad dezer berichten „Ruim 200 inwoners van het eiland Marken gaan dit jaar op loggers naar de Noordzee. Er is voor hen geen brood op de Zuiderzee te ver dienen" (Dagblad van Gouda, 21 Mei 1902). „Dat een groot gedeelte van de mannelijke bevolking van ons eiland (Marken) hun brood zocht op de Noordzee, is op te maken uit het groot aantal „afgetakelde botters", dat in de haven ligt. Van uit de verte onderscheidt men ze van de andere, doordat ze geen vleugels op de mast hebben. En menigeen spreekt bij het zien van deze onvrijwillige stilliggors in stilte de hoop uit, dat de Zuiderzeevisscberij nog eens weer moge bloeien ais vóór een 15tal jaren" j (De Noord-Hollander, 22 Aug. 1903). j „En als ik u nu zeg, dat er op hetoogenblik j 3000 man (van Marken) naar de Noordzee gaan, is dit toch het beste bewijs, dat hier niet vol doende is te verdienen. Want waarlijk voor zijn pleizierdoet men dat niet. Ook uit Durgerdam, van waar men nooit op de Noordzee schepen heeft laten varen, begint men zich ook al daar heen te wenden. En zelfs te Volendam, waar men zoo voor den mooidkuil ijvert, neemt het aantal van hen, die hun geluk op de Noordzee gaan beproeven, sterk toe, ja wordt daar ieder jaar meer" (Prov. Noord-Holl. Courant 1 Febr. 1905). De heer Van Velzen maakte ook reeds gewag van dèzcn trek naar een ander arbeidsveld, daar „het gras tusschen de schepen groeit". Hei verslag van den Waterschout te Vlaar- dingnn bevestigt dezen trek der Zuiderzeevis- schers naar de Noordzee. Da kolonel spoelde op, niet alsof hij thuis was, maar alsof hij op het exercitie-terrein stond. -ie Ties meijer 1 O, die Tiesmeijer! Als ik geweten had, dat die mau zoo'u niesbui zou gekregen hebben, had ik hem uiet tot onderofficier bevorderd. Dat is toch onzin, want eer hij reserve-luitenant is, verloopen er toch nog eenige jaren en als hjj Martha werkelijk wil trouwen, zal hjj daarmee toch uiet zoolang wachten. Do generaal wilde niet golooven, dat ik den „man mot de neus" bevorderd had en ik heb hemel en aarde moeten bewegen oiu bem uit te leggen, dat die bevordering wei morst volgen om zijn familie en dat hij zooveel mogelijk zijn best beeft gedaan en geen minuut straf gehad. Gelukkig kreeg de generaal eindelijk honger en ging hij in het casino ontbijten als zijn maag geen medelijden met nijj bad gehad, dau stond ik, geloof ik, nóg te preeken. Maar inplaats van de loftrompet te steken over Tiesmeijer bad ik bem oneindig liever er in geduwd, niet omdat hij geniesd hoeft, want daarvoor kan ik hem natuurlijk niet bestraff.-n, maar omdat bjj den generaal niet behoorlijk aangezien e i dezen daardoor zoo ontaten t heeft. En weet je wat da gevolgen tj)D van die niezerij? Dat de generaal, die vanavond het feest had willen bezoeken eu dan om tien uur met mijn allerbeste zegnwenschen weer had willen vertrekken, ook morgen blijft." „Wat Ook morgen Maar wat wil hij dan 'r Dat is verschrikkelijk",meende mevrouw Von Melchow. „Ja, prettig is 'tniel" zeide de kolonel. „Eti wat bij wil Inspectie houden. Waren de reservisten meegevallen, dan was alles in orde geweest, maar nu wil hij 't naadje van de kous zien. Ik heb steeds m\jn plicht gedaan, ranar toch zoo menigeen is reeds in al:o kalmte naar een inspectie gegaan en er nis doode vandaan gekomen. Er is geen aardigheid meer aan, officier te zijn: hoe hooger men atna.. d»s te minder vaal staat men, vooral in den tegenwoor- diget tijd." Mevrouw Von Melchow hoorde hasr mau vol angst aanzóo wankelmoedig had zo hem nooit gekend; zij beefde zelf van angst, doch sprak hem nog moed iu om hem niet nóg bezorgder te maken. „Kom, man, je ziet de zaak veel te donker in. 't Is nog een beele rek tot morgen en de generaal zal zjjn booze bui wel verslapen. Misschien heeft hij van nacht miuder goed geslapeudat gebeurt immers meer als men voor de eerste keer in eeu vreemd bed slaapt. En hij eet immers straks met jelui in het casino. Als het officierskorps eeugoedeD iudruk op hem maakt, als er goed gekookt is en de w:jn hem smaakt, dan zal bij wel bijtrekken. En als bij vanavond op hc: feest der ouderofficieren komt en ziet welken geest daar heersoht, dan zal bij toch wol moeteu erkennen, dat je korps iu orde is eu jij ten volle verdieut generaal te worden. Je carrière zal toch waarlijc niet gebroken worden door Ties- mojjer's neus." „Nu ja, deze neus of eeD andere" antwoordde hij met ware galgenhumor „'tis altijd het zelfde liedje, of je eeu neus krijgt bij de criliek, of maar je kuot gelijk hebben; misschien loopt het nog wel mee." De kolonel ging naar zijn kamer om vóór 'talen een weinig uit te rusten en vooral zijn laars eens uit te trekken, want zijn teen deed hem ontzaglijk pijn hot werd hem groen en geel voor de oogen als hij bedacht, dat bij 's avonds nog moest dauseu. En dansen moest bij, want zoo goed als do generaal walste, moest hij meedansen om jong en frisob te schijnen. Hij moeit dansen indien hij althans uiet wiide te kennen geven„Generaal, u hebt me Van ochtend barhaarsch zeer gedaan" en dat kou toch heelemaal niet, wilde bij den generaal niet voor altijd ontstemmen. Hij moest dus dansen, maur om dit kunststuk te volbrengen, ging hij nu op zijn canapé liggen en bette zijn leen en iodereu keer als deze stak. bromde bjj „Wacht maar, Tiesmeijer, als je werkelijk mijn schoonzoon wordt, dan zal je doze trap, die ik alleen aan jou ta danken heb, tot je lsntsleu ademtocht boelen. Met je duursten wqu zal ik jaar op juar mijn kelder vullen en dal je er En verder: De Zuiderzeeviaschers zijn in den laatsten tijd door verschillende rampen getroffen in October 1.1. vergingen op de Noordzee een aantal schepen van Zniderzeeplaatseneenige dagen geleden is Marken door een zwnren brand geteisterd. Bij al deze gelegenheden is geklaagd, dat de rampen zoo dubbel zwaar troffen, omdat de visschersstand reeds zoo was achteruitgegaan en verarmd. De belanghebbenden zeiven en het College, wiens officieele taak het is de visscherij voort durend gade slaan, zijn vrijwel eenstemmig in hun ongunstig oordeeldesondanks hoort men op openbare vergaderingen telkens verkon digen, dat de Zuiderzee visscherij „zulk een bloeiende tak van bedrijf i3, waarmede zoovele menBchen een flink stuk brood verdienen". Ook in de beide Kamers onzer volksvertegenwoordi ging wordt dit telkens luide verkondigd met een ophef, die blijkbaar op den oningewijde in druk maakt. Slechts in éen geval worden deze mooizieners gesteund door de belanghebbenden zeiven. De woorden „afsluiting en drooglegging met schadeloosstelling" behoeven slechts te woruen gesproken, en plotseling is alle achteruitgang verdwenen, is het bedrijf bloeiend geworden. Fibelachtige taxaties worden dan opgedtBcht. En weer verder: Men wil het doen voorkomen alsof na de afsluiting en drooglegging bijna de goheele thans gevestigde bevolking bestaansloos en broodeloos zal zijn; zelfs de Minister van Waterstaat sprak als zijn meening uit, dat de werkeloosheid zal vergrooten, omdat de trek van het platteland naar de Bteden niet is te miskennen en er geen middelen zijn, dien overvloed van arbeidskrach ten wederom naar het platteland terug te voeren. Naar onze meening zag de Minister daarbij eeu voorname zaak over het hoofd. Er wordt dan wel beweerd, dat de Zuiderzee- visschers voor ander werk ongeschikt zijn doch reeds nu trekken zij in greoten getale naar de Noordzee op de Grootzee visscherij reeds nu wordt uit Texel gemeld, dat van de groote vi8schersvaartuigen een dertigtal naar Brabant is gegaan om poëen te varen voor de fabrieken, daar zij op Texel geen brood meer vindenreeds nu bewerkt menig visscher een stukje land. Kan men dan aannemen, dat zij voor het meeren- deel zulke Jan Salie-kerels zouden zijn, dat zij voor niets anders de handen uit den mouw zouden kunnen steken? Daarvoor zien zij er te flink uit, en waar noodig hebben zij reeds het tegendeel bewezen, De Staatscommissie van 1892 heeft een bedrag van 4'/j milioen gulden uitgetrokken om de tegenwoordige visschers schadeloos te stellen voor het nadeel, dat zij bij afsluiting en droog legging zouden lijden. Het plan, dat de .Staats commissie voor de uitkeering dier schadever goeding ontwierp, is zóo overbekend, dat wij het hier niet meer in exteuao herhalen.Slechte herinneren wij, dat de Staatscommissie voorna- nooit een cent voor zien zult, bozwaer ik je bjj de pijnen die ik nu door jou toedoen uitsta." En die pijnen waren workelijk niet denkbeeldig en de compressen bielpen zoo goed ala niet. Tagea vier uur stond de kolonel op om zich te kleeden voor het diner, maar nauwelijks bad hjj x\jn rechter laars aantrokken of hq brulde het uil van pijn, viel in zijn stoel terug en schreeuwde zijn oppasser toe: „Trek uit die laars gauw gauw dan toch I Hoor je me niet?" Eindelijk was de laars uitmet een ruk trok hjj ook de sok uit. Dat luchtte op. Hjj liet zich neervallen op de canapé. Wat nu? 't VVas niet mogelijk de laars weer aan te krijgen. Hij was piet baug; verre van daar. In den oorlog had hij zicli een granaatsplinter uil den arm laten snijden zonder eeu spier te vertrekken: 't deed ont zettend zeer en hjj dacht io ieder oogenblik dat hjj buiten kennis zou raken, maar die operatie was toch nog niets bjj de pijn die bij nu bad. De laar» kon niet weer aan; met éen laars en een pantoffel in 't casino te komen, ging ook nut, vooral niet op 't bal. Er was niets aan te dosnhij moest thuis blijven eu als de teen niet beterde, kon hij zelfs morgen niet hij by de inspectie zijn en dan was het uit; dan kon hij wel dadelijk zijn burger ij loeren bestellen. O, dio Tiesmtyerl De oppasser, die alleeu 't laatste hatl kunnen verstaan, vroeg, toen hjj den hem zeer bekenden naam hoorde, of bij den reserve-sergeant zou roepen. „Ja roep bem maar vlug eeu beetje", maar nog was de oppasser niet bij de deur loan de kolonel hent terugriep. „Neen. laat maar, want als ik bem onder mijn oogen krijg, gebeurt er een ongeluk eu ik heb nog geen lust om voor hem in de doos te gaan. Maar laat den kapitein-adjudant hier komen en vraag aan mevrouw oi ze dadelijk even kan komen." Wordt wvolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1