Het Fonds beeft uitsluitend de bedoeling, aan gepensiooneerde militairen met langja rigen dienst een bijlage to geYen bij bun schamel pensioen. Konden in vroeger jaren het fonds beslaat sedert 1815, het jaar van Waterloo velen geholpen worden, helaas! de beschikbare middelen vergunnen thans nog maar om, met uitzondering van enkelen voor het leven verminkten en blinden hen te steunen, die de zilveren medaille voor 24-jarigen trouweo dienst dragen. Slechts zy worden ondersteund, die voor zich en hun gezin over minder dan 16 per week als pensioen of verdienste kunnen beschikken, en ook dezen worden slechts geholpen voor zoover de middelen het toelaten. Telkens moeten, uit gebrek aan de noodige gelden, de uitkeeringen worden ingekrompenin 1903 móest het bedrag der uitkeering 25 pCt. worden verminderd, terwijl ook het aantal vau hen, die steun genieten, steeds geringer moet worden gesteld. De jaarlijksche collecte, die in 1870 te Amsterdam nog f4000 op bracht, leverde in 1904 slechts f800 op. Ook bet bedrag vau giften eu legaten gaat ach teruit, en het is te voorzien, dat dit jaar een nadeelig saldo van circa f12 000 zal op leveren. Het kapitaal van het fonds zal dan met dit bedrag moeten worden verminderd, en met de zóo verminderde rente-opbrengst zal ook het totaal der uitkeeringen weer achteruitgaan. Volgens het jongste Jaarverslag werden in hel afgeloopen jaar als deelgerecbtigden aangenomen: 49 infirmen (onder wie42ve- terauenj en 4 verminkten uit Oost-Indië, terwijl als overleden alvielen 58 infirmen (onder wie 32 veteranen), 10 en 26 ond- sirijders van België. Het bedrag der uitge keerde gratificatiën beliep f44665.45 tegen f45812.ül1/3 in 1902. Aan toelagen uit de reuten van bet geschenk van wijlen Z. M. den Koning, bij gelegenheid van Zyu 25-jarige regeering, werd f8141.38 uitgekeerd, of f'2923.61 minder dan in het vorige jaar. Wegens het allengs toegenomen aantal ver minkten van Atjeh bleek het noodig te zijn, liet bedrag dezer toelage voor ieder hunner met 1/.j te verminderen. De 1164 deelgerecbtigden, aau wie de gra tificatie werd uitbetaald, bestonden uit: 334 verminkten uit Oost-ludië (onder wie 285 van Atjeh), 3 blinden uit de Koloniën, 17 blinden zonder veldtochten, 8 infirmen van België, 140 uit de Koloniën, 173 zonder veld tochten, 419 veteranen en 70 oud-strijders van België. O I die 8 infirmen en 70 oud-strijders van den Tieudaagschen veldtocht De oud-strijders in België ontvangen reeds sedert jaar en dag van Rijkswege een pen sioenf450 voor de 10 vrijwilligers en f200 voor de 31 gewezen miliciens. En hier zijn de Melalenkruis-ridders over gelaten aan dc particuliere liefdadigheid Maar ook tegeuover de overige inlirmeti hebben we een eereschuld te voldoen. Een klein deel daarvan kunnen we inlossen door mild te geven als Maandag de collec tanten komen. Moge de inzameling in een garnizoensplaats als Amersfoort zeer aanzienlijk zijn. lVat leerden vier jareu Christelijke Regeering 1 In de goed bezette zaal van „De Keizerskroon" is Donderdagavond onder leiding van den heer C. Moerman Jr., ineen openbare vergadering van de Vrijzinnige Propaganda Club door ror. H. Smeenge de vraag behandeld: „Wat leerden vier jaren Christelijke Regeering'', om, zooals de Voor zitter in zijn inleidend woord zeide, nu het loopt tegen den lijd waarop omtrent de daden van het huidig Ministerie balans wordt opgemaakt, van een bevoegd beoordeeluar voorlichting to ont vangen. Mr. Smeenge ving te 8.10 aan met tot zijn groot genoegen te constateeren, dat een niet onbeduidend deel dor vergaderden behoorde of tot do vrouwelijke kunne, of tot de jongeren. De jeugdigen onder ons hebben te lang ver zuimd, aan bet verkiezingswerk deel te nemen maar nog niet te lang om nu niet een poging te wagen, de fout te herstellen. En waar zij het werk ter hand hebben genomen, dat de oudere generatie in haar jeugd heeft verzuimd, daar is 'tBpr. een waar genoegen, de uitnoodiging der Propaganda-Ciub te hebben kunuen aannemen, om nu de jongeren met kracht bij te staan. Ook de aanwezigheid der vrouw is niet genoeg op prijs te stellen, waar zij getuigt te begrijpen, dat ook de vrouw moet optrekken met bet po litieke leger en niet moet knorren als de man naar de vergadering trekt. Wat is thans algemeen en overal heerschend in den lande: een groote ontevredenheid, een ontevredenheid, veel omvangrijker en van geheel anderen aard dan in 1901. Zeker, ook toen was men ontevreden en ondervond de regeeringspartij oppositie van ben die te allen tijde zich hebben aangegord tegen de beginselen van het libera lisme. De meerderheid van toen vond bestrijding van hen, die gelooven in de onverzoenbaarheid van den strijd tusschen kapitaal en arbeid, die zeggen niets te kunnen verwachten van een partij die door een onvcrzoenbarc-n strijd vijandig is aan hun belangen. Zij vond bestrijding van hen die vroeger met hen optrokken ter verwezelijking vaVde liberale idéé, en van de Christelijk Historiscben, die, zonal» d*. De Visser hel uitdrukte, de liberale Staatkunde als afgegleden van de Christelijke Grondslagen van ons volk beschouwde èn van e Vrijzinnig Democraten, die zonder kiesrecht herziening goede sociale wetgeving een onmoge lijkheid noemden. Bij deze groepen kwam helaas een vierdede oud-liberalen, de menscheD die verzuimd hebben mede te gaan met hun tijd. O zeker, ook zij gevoelden veel voor vrij beid, gelijkheid en broedersohap, maar toen het er op aan kwam, het door sociale wetgeving met der daad te toouen, toen achtten zij den sprong te groot en bleven steken. Maar die ontevredenheid was het gevolg van meeningsverschil en toonde allerminst, dat de toenmalige regeeringsmeerderheid vergeefs aan de regeeringstafel had gezeten. „Afgegleden van de Christelijke grondslagen van ons volksleven"dat bezwaar van dr. De Visser, die in de periode 1897—1901 hoeft leeren begrijpen dat bij een eigen richting moest in slaan, maar, toen bleek dat de Katholieken en de anti-revolutionnairen den persoonlijken dienst plicht wilden bestendigen, niet voetstoots in dat koor wilde medezijgen wil spreker nader in het licht stellen. Daartoe resumeert bij de bewijs gronden door dr. De Visser voor zijn meening aangevoerd de tot standkoming der Leerplicht wet, de poging van Gort van der Linden om den Kantonrechter als een wig in het huisgezin te dringen, het aantasten van het gezag des mans over de vrouw, eu het uitblijven van de herziening der Zondagswet. De „Leerdwang". Zeker, er was tegen die wet een kraobtig verzet, en indien niet twee eminente Katholieken aan liet ontwerp hun stem hadden gegeven, zouden nu nog niet in tal van Ge meenten verordeningen zijn gemaakt, waarbij de politie de macht heeft, op straat slenterende kinderen tenzij wettige redenen het vergoe lijken naar school te brengen. Dan waren zoovelen dier paria'B nog altijd verstoken van het onderwijs, dat hen moet sterken en voor hen moet strekken om beter den strijd van het be staan te kunnen voeren en een menschwaardiger leven te veroveren. Ook in die wettelijke regeling vond de meer derheid van twee kanten bestrijding; eenerzijds van ben, die meenden, uit gemoedsovertuiging het beginsel der wet, n.l. ran „plicht", van „dwingen" aan allen, te moeten bekampen; anderzijds door hen, die oordeelden dat de stap niet mocht worden gedaan zonder verder te gaan en aan het vullen der hersens, het voeden der maag en het bekleeden van het lichaam te doen voorafgaan. Moet spr. aan een dier beide bestrijd ings-mo- tieven voorkeur geven, dan kiest hij zeker niet dat van den heer De Visser c.s. Spr. licht het standpunt van dr. De Visser door citaten toe, uit welke citaten blykt, dat dr. De ViBser hot liberalisme verfoeit als de moderne geest die den levensboom van het Christendom ondergraaft, door vrije liefde, het monogamisch huwelijk technisch bedreigt, het Nieuw-malthusiauisme in bescherming neemt, uiteenrafelt het verband tusschen Vorst en onderdaan, neer on knecht, het gezin uiteenrukt, kortom de schendende hand Blaat aan al wat een Christen heilig is. En wanneer dr. De Visser wijst op de prac- tijk, dan betreurt hij liet, dat de Leerplichtwet, nu ja, terecht de onwilligen dwingt, maar toch niet de goedgeziudeD een band mag aanleggen zooals thans het geval is. Maar wat zou men dan willen? Een uitzonderingswetuitsluiten van de Leerplichtwet, hen die vroeger een aca demische, gymnasiale of andere voortgezette op leiding geDoten Neen, naar spr. beginsel wil hij, indien het principe goed is, den plicht ge steld zien aan allen. Niet langer de mtening in de haDd gewerkt, dat het kind van hen die 's zomers eenige weken of maanden naar de Riviera kunnen gaan, be voorrecht moet worden boven het kind van den minder gegoede of den bedeelde, waarroor het óok goed is, dat het frank en vrij kan rond- loopeu in de frissche natuur. Nu de wigge. De geheele beschuldiging van het plaatsen van den Kantonrechter tusschen inan en vrouw krijgt reeds aanstonds een geheel ander karakter, als men weet, dat het voorstel nooit het Staatsblad heeft bereikt. Het betrof de wijziging van art. 356 B. \V". een wijziging wier niet- tot stand kouiing spr. hartgrondig betreurt. Waar voch het kind de dupe wordt van het meeningsverschil der ouders ten opzichte van dc opvoeding, ds leeuze der opleiding, is een tusschenbeiden treden van den Kantonrechter, die soms wel in heel wat intie mer zaken moet optreden, een groot belang. Maar was is geschied? Juist zij, die bij de eenvoudigcu van harte stemming maakten met de bewering als zouden bij de liberalen het ouderlijk gezag en bet gezins leven gevaar loopen en slechts bij hen veilig zijn, hebben de wigge heel wat verder in het huis gezin gedreven door stappen te doen, die spr. niet betreurt, maar die hun het recht ont neemt den staf te breken over de liberalen. Zoo bij de Beroepswet. Daarbij heeft de Chris telijke moerderheid aan de vrouw de macht ge geven, waar de man in sommige gevallen zijn macht zou misbruiken, om de hulp van den Kantonrechter in te roepen. En bij het Arbeidscontract dat helaas (de heer Duys roept: goddank) niet wordt behandeld, wordt aan de vrouw de macht gegeven, zelfstan dig een arbeidsovereenkomst aan te gaan, terwijl zij wordt gelijk gesteld met de ongehuwde meer derjarigen. Dat zijn bepalingen die spr. toejuicht, want er zijn nog steeds van die treurige omstandig heden, waarbij de vrouw het loon moet derven door het ellendig optreden van den man, die niet alleen wat hij zelf verdient, maar ook hetloon der vrouw zou willen brengen op plaatsen waar het niet behoort. Maar spr. keurt het af, dat mannen, die inzien dut men slechts langs dezen weg het goede kan bereiken, in 1901 dergelijke handelingen aangrepen om over de meerderheid den staf te breken, nu niet ridderlijk erkennen toen te .orbarig te 2ijn geweest. De tijden leeren ons andere wegen en wat vroeger als het eenig juiste werd aangemerkt, is thans onhoudbaar gebleken. De bakens moeten verzet als het getij verloopt, on wanneer de ge legenheid wordt geboden moet men de door tijdsomstandigheden vereischtc wijzigingen aan brengen. Het recht om nu zich op te werpen als de eenige waarbij de belangen van allen veilig rijn, beeft hij verbeurt, die in 1901 een regeering afbrak op gronden welke hij later door de practijk als noodzakelijk heeft leeren beschouwen. De Zonde .sDaarvan getuigde dr. De Visser; de eerste n.aal dat de heer Pierson er over sprak, dacht hij zoo, dat de regeling van den Zondagsrust zou worden ter band genomen, maar naarmate hij verder van 1897 af kwam, verloor hij de hoop daartoe, om tot de conclusie te komen, dat men er niet aan wilde. Thans zijn de Christelijko partijen in de ge legenheid geweest, vier jaren lang, om de Zon dagsrust in te voeren. Niets is echter geschied. En toen er drang kwam en de propagandisten niet met rust werden gelaten, verklaarde men, dat liet niet de schuld was van de voorstanders, maar er was vooraf geen afspraak gemaakt tus schen de anti-revolutionnairen, die zoo hoog opgaven van de Zondagsheiliging, en de Katho lieken die de Zondagsrust in de eerste plaats willen om ieder in de gelegenheid te stellen, zijn kerkelijke plichten te vervullen, maar overigens ook wel wat ontspanning willen. In 1901 be schuldigde men de liberalen „er niet aan te willen" thans is bewezen dat men nagelaten heeft te bewijzen, dat men het met die beschul digingen ernstig meende. In de eerste Troonrede werd de Zondagswet aangekondigd, maar wat heoft men er later van gehoord Alleen dittoen de verjaardag van H. M. de Koningiu op een Zondag viel, werd officieel niet gevlagd op dien dag, maar het feest betoon verschoven. Spr. heeft dat steeds een droef feit gevonden. Dr. Kuyper is zeker niet op 't idee gekomen dat men de vlaggen, 's Zater dags kon uitstekend en 's Maandags weder kon inhalen. De anti-revolutionnairen willen den Engelscheu Zondag, maar zij zullen dien hier nimmer krijgen. Eigenaardig is ook, dat in den tweeden wiuter- dienst, door deze regeering goedgekeurd, Zondags belangrijk minder treinen liepen, dan overigens in de dienstregelingen werden zij met zwarte lijnen omtrokken. Doch eigenaardig is ook, dat die treinen reeds lang weer verdwenen zijn. Het schip heeft den wai gekeerd; men heeft leeren inzien, dat de practijk eischte, wanneer men de menschen behoorlijke rust wilde geven, raendit slechts kon bereiken door meer personeel te gebruiken. „Afgegleden van de Christelijke grondslagen van ons volksleven", ook omdat de liberalen niets zouden voelen voor die zondige dingen als loterij en zwendelarij, speel- en drankzucht. Vol gens hen waren wij er zelfs niet toe gerechtigd, omdat wij zelf nog het kwaad hielpen voortbestaan door het in het leven laten der Staatsloterij. Immers, zoo zeido men, indien gij zelf die loterij blijf', handhaven, moogt ge aan particulieren het zondig bedrijf niet beletten. Wat de drankzucht betreft, wil spr. van het werk dezer Regeering geen beeld ophangen, maar wat die loterijgeschiedenis betreft, daarbij wil spr. een oogenblik stilstaan. Twee wetsontwerpen werden ingediend, waar van bet eene strekte tot regeling der loterijen en het andere tot afBchalfing der Staatsloterij. Ze zijn onderzocht in de afdeelingen, de Voor- loopige verslagen zijn uitgebracht, maar verder kwam het niet, totdat, ol bittere ironie, thans het Arbeidscontract moest worden afgevoerd en het eerste loterij-ontwerp weer werd gebracht op de lijst der werkzaamheden. De questie is heel eenvoudigde loterij brengt nog altijd aanzienlijke baten in de schatkist welke men bij de gewone ontvangsten niet gaarne zou missen. Had men daar niet tegen opgezien en inderdaad de afschaffing gewild, dan zou het aan de Kamer met haar meerderheid van verre in de vijftig leden niet moeilijk geweest zijn, haar zin te krijgen. Er moeten spr. een paar oprnarkiDgen van net hart. Men hoort tegenwoordig meer van die argumenten die vroeger ninnner werden gebezigd. Zoo heet het tegenwoordig, dat er zoovele pagina's worden volgepraat. Dat is onwaar. De nationale tijd word niet verpraat, of zou dr. Kuyper inderdaad meenen dat een partijwet, ais de Schoolwet, maar zoo moest worden aan gegrepen zonder dat de rechtmatige tegenstand in hut licht werd gesteld. Een andere eigenaardigheid is, dat tegenwoor dig alle vertraging van de schuldigen wordt af gewenteld. Vraagt men waar is dit of dat, dan beet het, dat het wetsontwerp het Departement reeds heeft verlatenmijnheer Oosterbaan maakt er dau van, dat het ontwerp reeds is ingediend. Zoo ter. opzichte van de Landbouwverzekering, die 27, rnillioen zou kosten. Volgens de „Stan daard" was de Raad van State de schulddaar toefde het ontwerp zoo lang. Dat is nooit in ons laud vertoond. Van het hoogste lichaam in den Staat, dat de Regeering heeft voor te lichten, mag toch ver wacht worden dat het er ernstig den tijd voor neemt, de zaken grondig te onderzoeken een tijd die niet van buiten af kan beoordeeld worden. Een dergelijke strijdwijze kan spr. niet anders dan ongepast noemen. Bij de beoe.•deeling der werkzaamheden van een Kabiuet moeten wij ons afvragenwat komt in bij de Kamerwat wordt zichtbaar voor het publiek „Afgegleden van de Christelijke grondlagen van ous volksleven" moest ook blijken uit de vaccinutic-wct die men óok al in strijd noemde met de gemoedsovertuiging. Nu heeft men ook voor afschaffing van den vaccinedwaug vier jaren den tijd gehadis er iets van gekomen Spr. heeft daarvan allerminst spijt, maar de geheele zaak komt neer op deze vraag, waarom toch odium neergestort op het hoofd van den tegenstander, als men zelf de practijk niet aan durft. De propagandisten werden echter onrustig en dat leiddo den heer Lohmau tot de vraag, hoe 't er mee zat; in Juni 1904 was hot Yóor- loopig verslag reeds verschenen. Sedert Is er niet meer vau vernomen Spr. vraagt nu vun tweeën eenof de bezwa ren tegen de vaccinatie waren niet ernstig ge weest, óf dr. Kuyper schrikt terug voor de ont zettende gevolgen, die de opheffing der verplich ting kan medebrengen, 't Laatste is goed be grijpelijk, maar waarom dan toch er niet rond voor uitgekomen er nog langer de eenvoudigen des harten mee gepaaid En er wordt erg gepaaid. De jeugdige propa gandisten moeten zulks goed in het oog houden en nagaan of alles wat van die zijde geleeraard wordt, wel den toets der waarheid kan doorslaan. Er is echter nog een geheel andere groep, die in 1901 ontevreden was, een groep die niet medewilde inet de sociale wetgeving en meende dat het toenmalige Kabiuet daarmede veel te ver ging. Wij herinneren ons de bekende verkiezing van den heer Bijleveld in Amsterdam IX, waar de elericaal gekozen werd met behulp der oud liberalen, die niet wilden begrijpen dat het niet genoeg was de leuze vrijheid en gelijkheid aan to heffen, zonder haar in door de tijdsomstan digheden geboden sociale wetten te belichamen. Zouden ze nu nóg zoo handelen? Men komt met het bezwaar, dat dwang wordt uitgeoefend.Maar gebiedende tijdsomstandigheden zulks uiet? Wat zou or van de Ongevallenwet geworden zijn indien de lauwen niet aangezet werden door dwang? De geheele verkiezing in Amsterdam IX was niet anders dan een wraakne ming der industrieelen en oud-liberalen voorde hooge bijdragen in de kosten der sociale wetten. De brandkast was veiliger bij de democraten, zoo oordeelde men. Stoken zij thans de handir eigen boezem, dan zullen de oud-liberaleu er wel ieta voelen kloppen. Wat dr. Kuyper betreft, hoe vreemd moetzgn optreden voorkomen aan zijn volgelingen, nu bij zelf met verschillende regelingswetten komt, ze aangrijpt als oen middel door God ons in han den gegeven om den nood te lenigen. Nóg eigenaardiger moeten zij getroffen worden, die var dr. Kuyper nu gehoord hebben, dat de wetenschap door de btatistiek de middelen aan de hand doet om althans de stoffelijke ge volgen van de door God ter loutering gezonden kwaden af te wentelen. Al ,wat echter in de Troonrede is beloofd, ia geheel naar achter gedrongen door de „vrijma- king van het onderwijs", maar nu deed zich het eigenaardige geval voor, dat de Hoogeronderwijs- wet aan de Lageronderwijswet moest voorafgaan, hetgeen dr. De Visser deed zeggen, dat, indien hy geweten had dat dr. Kuyper zóo iets in 't schild voerde, het in 1901 nog had moeten blijksn aan welken kant zij zouden staan. Boven dien, in plaats van te komen met wetten, be vorderende de aaneenschakeling van het onder wijs, is men gekomen met een partijwet, die het tegendeel zal bereiken en het peil van ons volksonderwijs aanmerkelijk tal doen dalen. Spr. zal van de onderwijskwestie niet veel zeggen, daar ook hier ter stede de denkbeelden den vrij zinnigen reeds door meer dan éen spreker zijn uiteengezet. Nu is men nog boos, dat de behandeling niet vlug genoeg opschiet, maar 't was toch te voor zien dat over zoodanige partijwet heel wat zou gezegd worden. Men had klaren wijn moeten schenken en eenvoudig moeten zeggen: wij wil len meer subsidie, maar niet, onder den schijn het onderwijs te bevorderen, 2'/, rnillioen inee- sleepen, tcrwyl het peil van het onderwijs door het ontbreken der waarborgen in de kleine scholen zal worden verlaagd. RHet vakonderricht en het leerlingstelsel? Ook dit zal door de ouderwijB-novelle geducht lijden, wunt indien voor beide iets noodig is, dan is hot zeker een goedonderleggend, zeer deugdelijk Lager onderwijs. Ook komt spr. op tegen de voorstelling alsof juist deze regeeringalleen het vakonderwijs steunt. Men ondervindt anders bovendien reeds tientallen jaren werkt het par ticulier initiatief der vrijzinnigen in dieu geest. Ook bespreekt mr. Smeenge de proeven, sinds 1890 inzake het leerlingstelsel genomen, waar door tal van gegevens ziju verzameld die ènde mogelijkheid der regeling hebben aangetoond, èn voor die regeling voldoende materiaal leveren. En nu de landbouwers; hoe is het met hen gegaan Zijn zij geholpen Als men mr. Sy- brandy hoorde, dan gebeerde daar niets voor en waren in hunne vereenigingeu de advocaten, notarissen, dominó's, enz. degenen die de lakens uitdeelden. Een eigen vertegenwoordiging moest er komen in den vorm van Landbouwraden. Maar ook van dat alles heeft men niets vastge houden. Mr. Sybrondy heeft een adres van „Boaz" mede ondertcekend waarin heel veel vreemde woorden voorkomen. (De heer Duys: Dan zal er wel veel in gelo gen zijn I) en met den „Nederlandschen Boeren bond" wordt aangedrongen op wijziging van het Landbouw-comitó waarop men vroegor zoo afgaf. De invoerrechten, die bescherming heeten te beoogen, worden ook al een dure geschiedenis voor de iandbouwers. In 1897 waren alle boeren mul geworden, zij riepen vooral in Groninger land, toen de prijzen van het graan achteruit liepen, om beschermende rechten nu krijgen zij ze maar moeten zelf het loodje leggen, daar ook landbouwwerktuigen belast zijn. Eigenlijk zou men geneigd ziju Schadenfreude te hebben over hun afstralfing. Zal de iaricfverhoogiug de 9'/» rnillioen op brengen Neen; wie dat zeggen, hebben c. een valsche voorstelling van. Zoo zal een deel moe ten worden opgebracht door het invoerrecht op geschut. Maar wie koopt er anders gesehut dan de Minister van Oorlog, die dus uit de Rijkskas dc rechten moet betalen. Het ergste ziju de indirecte nadeden. Waar het voor den vooruitgang van het bedrijf zoo zeer noodzakelijk is, tc liggen aan verkeerswegen, en dus de aanleg van verkeerswegen krachtig moet worden tor hand genomen, kómt mon nu rails en wielen belasten. Slechts 7, rnillioen wordt getrokken uit de luxe-artikelen; de rest moet komen uit tabak, kleoren, sinaasappelen enz. enz., artikelen die

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 2