Het Fonds beeft uitsluitend de bedoeling,
aan gepensiooneerde militairen met langja
rigen dienst een bijlage to geYen bij bun
schamel pensioen. Konden in vroeger jaren
het fonds beslaat sedert 1815, het jaar
van Waterloo velen geholpen worden,
helaas! de beschikbare middelen vergunnen
thans nog maar om, met uitzondering van
enkelen voor het leven verminkten en blinden
hen te steunen, die de zilveren medaille voor
24-jarigen trouweo dienst dragen. Slechts zy
worden ondersteund, die voor zich en hun
gezin over minder dan 16 per week als
pensioen of verdienste kunnen beschikken,
en ook dezen worden slechts geholpen voor
zoover de middelen het toelaten. Telkens
moeten, uit gebrek aan de noodige gelden,
de uitkeeringen worden ingekrompenin
1903 móest het bedrag der uitkeering 25 pCt.
worden verminderd, terwijl ook het aantal
vau hen, die steun genieten, steeds geringer
moet worden gesteld. De jaarlijksche collecte,
die in 1870 te Amsterdam nog f4000 op
bracht, leverde in 1904 slechts f800 op. Ook
bet bedrag vau giften eu legaten gaat ach
teruit, en het is te voorzien, dat dit jaar
een nadeelig saldo van circa f12 000 zal op
leveren. Het kapitaal van het fonds zal dan
met dit bedrag moeten worden verminderd,
en met de zóo verminderde rente-opbrengst
zal ook het totaal der uitkeeringen weer
achteruitgaan.
Volgens het jongste Jaarverslag werden in
hel afgeloopen jaar als deelgerecbtigden
aangenomen: 49 infirmen (onder wie42ve-
terauenj en 4 verminkten uit Oost-Indië,
terwijl als overleden alvielen 58 infirmen
(onder wie 32 veteranen), 10 en 26 ond-
sirijders van België. Het bedrag der uitge
keerde gratificatiën beliep f44665.45 tegen
f45812.ül1/3 in 1902. Aan toelagen uit de
reuten van bet geschenk van wijlen Z. M.
den Koning, bij gelegenheid van Zyu 25-jarige
regeering, werd f8141.38 uitgekeerd, of
f'2923.61 minder dan in het vorige jaar.
Wegens het allengs toegenomen aantal ver
minkten van Atjeh bleek het noodig te zijn,
liet bedrag dezer toelage voor ieder hunner
met 1/.j te verminderen.
De 1164 deelgerecbtigden, aau wie de gra
tificatie werd uitbetaald, bestonden uit: 334
verminkten uit Oost-ludië (onder wie 285
van Atjeh), 3 blinden uit de Koloniën, 17
blinden zonder veldtochten, 8 infirmen van
België, 140 uit de Koloniën, 173 zonder veld
tochten, 419 veteranen en 70 oud-strijders
van België.
O I die 8 infirmen en 70 oud-strijders van
den Tieudaagschen veldtocht
De oud-strijders in België ontvangen reeds
sedert jaar en dag van Rijkswege een pen
sioenf450 voor de 10 vrijwilligers en f200
voor de 31 gewezen miliciens.
En hier zijn de Melalenkruis-ridders over
gelaten aan dc particuliere liefdadigheid
Maar ook tegeuover de overige inlirmeti
hebben we een eereschuld te voldoen.
Een klein deel daarvan kunnen we inlossen
door mild te geven als Maandag de collec
tanten komen.
Moge de inzameling in een garnizoensplaats
als Amersfoort zeer aanzienlijk zijn.
lVat leerden vier jareu
Christelijke Regeering 1
In de goed bezette zaal van „De Keizerskroon"
is Donderdagavond onder leiding van den heer
C. Moerman Jr., ineen openbare vergadering van
de Vrijzinnige Propaganda Club door ror. H.
Smeenge de vraag behandeld: „Wat leerden vier
jaren Christelijke Regeering'', om, zooals de Voor
zitter in zijn inleidend woord zeide, nu het loopt
tegen den lijd waarop omtrent de daden van het
huidig Ministerie balans wordt opgemaakt, van
een bevoegd beoordeeluar voorlichting to ont
vangen.
Mr. Smeenge ving te 8.10 aan met tot zijn
groot genoegen te constateeren, dat een niet
onbeduidend deel dor vergaderden behoorde of
tot do vrouwelijke kunne, of tot de jongeren.
De jeugdigen onder ons hebben te lang ver
zuimd, aan bet verkiezingswerk deel te nemen
maar nog niet te lang om nu niet een poging
te wagen, de fout te herstellen. En waar zij het
werk ter hand hebben genomen, dat de oudere
generatie in haar jeugd heeft verzuimd, daar is
'tBpr. een waar genoegen, de uitnoodiging der
Propaganda-Ciub te hebben kunuen aannemen,
om nu de jongeren met kracht bij te staan.
Ook de aanwezigheid der vrouw is niet genoeg
op prijs te stellen, waar zij getuigt te begrijpen,
dat ook de vrouw moet optrekken met bet po
litieke leger en niet moet knorren als de man
naar de vergadering trekt.
Wat is thans algemeen en overal heerschend
in den lande: een groote ontevredenheid, een
ontevredenheid, veel omvangrijker en van geheel
anderen aard dan in 1901. Zeker, ook toen was
men ontevreden en ondervond de regeeringspartij
oppositie van ben die te allen tijde zich hebben
aangegord tegen de beginselen van het libera
lisme.
De meerderheid van toen vond bestrijding van
hen, die gelooven in de onverzoenbaarheid van
den strijd tusschen kapitaal en arbeid, die zeggen
niets te kunnen verwachten van een partij die
door een onvcrzoenbarc-n strijd vijandig is aan
hun belangen.
Zij vond bestrijding van hen die vroeger met
hen optrokken ter verwezelijking vaVde liberale
idéé, en van de Christelijk Historiscben, die,
zonal» d*. De Visser hel uitdrukte, de liberale
Staatkunde als afgegleden van de Christelijke
Grondslagen van ons volk beschouwde èn van
e Vrijzinnig Democraten, die zonder kiesrecht
herziening goede sociale wetgeving een onmoge
lijkheid noemden.
Bij deze groepen kwam helaas een vierdede
oud-liberalen, de menscheD die verzuimd hebben
mede te gaan met hun tijd.
O zeker, ook zij gevoelden veel voor vrij beid,
gelijkheid en broedersohap, maar toen het er op
aan kwam, het door sociale wetgeving met der
daad te toouen, toen achtten zij den sprong te
groot en bleven steken.
Maar die ontevredenheid was het gevolg van
meeningsverschil en toonde allerminst, dat de
toenmalige regeeringsmeerderheid vergeefs aan
de regeeringstafel had gezeten.
„Afgegleden van de Christelijke grondslagen
van ons volksleven"dat bezwaar van dr. De
Visser, die in de periode 1897—1901 hoeft leeren
begrijpen dat bij een eigen richting moest in
slaan, maar, toen bleek dat de Katholieken en
de anti-revolutionnairen den persoonlijken dienst
plicht wilden bestendigen, niet voetstoots in dat
koor wilde medezijgen wil spreker nader in
het licht stellen. Daartoe resumeert bij de bewijs
gronden door dr. De Visser voor zijn meening
aangevoerd de tot standkoming der Leerplicht
wet, de poging van Gort van der Linden om
den Kantonrechter als een wig in het huisgezin
te dringen, het aantasten van het gezag des
mans over de vrouw, eu het uitblijven van de
herziening der Zondagswet.
De „Leerdwang". Zeker, er was tegen die wet
een kraobtig verzet, en indien niet twee eminente
Katholieken aan liet ontwerp hun stem hadden
gegeven, zouden nu nog niet in tal van Ge
meenten verordeningen zijn gemaakt, waarbij de
politie de macht heeft, op straat slenterende
kinderen tenzij wettige redenen het vergoe
lijken naar school te brengen. Dan waren
zoovelen dier paria'B nog altijd verstoken van het
onderwijs, dat hen moet sterken en voor hen
moet strekken om beter den strijd van het be
staan te kunnen voeren en een menschwaardiger
leven te veroveren.
Ook in die wettelijke regeling vond de meer
derheid van twee kanten bestrijding; eenerzijds
van ben, die meenden, uit gemoedsovertuiging
het beginsel der wet, n.l. ran „plicht", van
„dwingen" aan allen, te moeten bekampen;
anderzijds door hen, die oordeelden dat de stap
niet mocht worden gedaan zonder verder te
gaan en aan het vullen der hersens, het voeden
der maag en het bekleeden van het lichaam
te doen voorafgaan.
Moet spr. aan een dier beide bestrijd ings-mo-
tieven voorkeur geven, dan kiest hij zeker niet
dat van den heer De Visser c.s. Spr. licht het
standpunt van dr. De Visser door citaten toe,
uit welke citaten blykt, dat dr. De ViBser hot
liberalisme verfoeit als de moderne geest die den
levensboom van het Christendom ondergraaft,
door vrije liefde, het monogamisch huwelijk
technisch bedreigt, het Nieuw-malthusiauisme
in bescherming neemt, uiteenrafelt het verband
tusschen Vorst en onderdaan, neer on knecht,
het gezin uiteenrukt, kortom de schendende
hand Blaat aan al wat een Christen heilig is.
En wanneer dr. De Visser wijst op de prac-
tijk, dan betreurt hij liet, dat de Leerplichtwet,
nu ja, terecht de onwilligen dwingt, maar toch
niet de goedgeziudeD een band mag aanleggen
zooals thans het geval is. Maar wat zou men
dan willen? Een uitzonderingswetuitsluiten
van de Leerplichtwet, hen die vroeger een aca
demische, gymnasiale of andere voortgezette op
leiding geDoten Neen, naar spr. beginsel wil
hij, indien het principe goed is, den plicht ge
steld zien aan allen.
Niet langer de mtening in de haDd gewerkt,
dat het kind van hen die 's zomers eenige weken
of maanden naar de Riviera kunnen gaan, be
voorrecht moet worden boven het kind van den
minder gegoede of den bedeelde, waarroor het
óok goed is, dat het frank en vrij kan rond-
loopeu in de frissche natuur.
Nu de wigge. De geheele beschuldiging van
het plaatsen van den Kantonrechter tusschen
inan en vrouw krijgt reeds aanstonds een geheel
ander karakter, als men weet, dat het voorstel
nooit het Staatsblad heeft bereikt.
Het betrof de wijziging van art. 356 B. \V".
een wijziging wier niet- tot stand kouiing spr.
hartgrondig betreurt. Waar voch het kind de
dupe wordt van het meeningsverschil der ouders
ten opzichte van dc opvoeding, ds leeuze der
opleiding, is een tusschenbeiden treden van den
Kantonrechter, die soms wel in heel wat intie
mer zaken moet optreden, een groot belang.
Maar was is geschied?
Juist zij, die bij de eenvoudigcu van harte
stemming maakten met de bewering als zouden
bij de liberalen het ouderlijk gezag en bet gezins
leven gevaar loopen en slechts bij hen veilig zijn,
hebben de wigge heel wat verder in het huis
gezin gedreven door stappen te doen, die spr.
niet betreurt, maar die hun het recht ont
neemt den staf te breken over de liberalen.
Zoo bij de Beroepswet. Daarbij heeft de Chris
telijke moerderheid aan de vrouw de macht ge
geven, waar de man in sommige gevallen zijn
macht zou misbruiken, om de hulp van den
Kantonrechter in te roepen.
En bij het Arbeidscontract dat helaas (de heer
Duys roept: goddank) niet wordt behandeld,
wordt aan de vrouw de macht gegeven, zelfstan
dig een arbeidsovereenkomst aan te gaan, terwijl
zij wordt gelijk gesteld met de ongehuwde meer
derjarigen.
Dat zijn bepalingen die spr. toejuicht, want
er zijn nog steeds van die treurige omstandig
heden, waarbij de vrouw het loon moet derven
door het ellendig optreden van den man, die
niet alleen wat hij zelf verdient, maar ook hetloon
der vrouw zou willen brengen op plaatsen waar
het niet behoort. Maar spr. keurt het af, dat
mannen, die inzien dut men slechts langs dezen
weg het goede kan bereiken, in 1901 dergelijke
handelingen aangrepen om over de meerderheid
den staf te breken, nu niet ridderlijk erkennen
toen te .orbarig te 2ijn geweest.
De tijden leeren ons andere wegen en wat
vroeger als het eenig juiste werd aangemerkt,
is thans onhoudbaar gebleken. De bakens moeten
verzet als het getij verloopt, on wanneer de ge
legenheid wordt geboden moet men de door
tijdsomstandigheden vereischtc wijzigingen aan
brengen. Het recht om nu zich op te werpen
als de eenige waarbij de belangen van allen
veilig rijn, beeft hij verbeurt, die in 1901 een
regeering afbrak op gronden welke hij later
door de practijk als noodzakelijk heeft leeren
beschouwen.
De Zonde .sDaarvan getuigde dr. De
Visser; de eerste n.aal dat de heer Pierson er
over sprak, dacht hij zoo, dat de regeling van
den Zondagsrust zou worden ter band genomen,
maar naarmate hij verder van 1897 af kwam,
verloor hij de hoop daartoe, om tot de conclusie
te komen, dat men er niet aan wilde.
Thans zijn de Christelijko partijen in de ge
legenheid geweest, vier jaren lang, om de Zon
dagsrust in te voeren. Niets is echter geschied.
En toen er drang kwam en de propagandisten
niet met rust werden gelaten, verklaarde men, dat
liet niet de schuld was van de voorstanders,
maar er was vooraf geen afspraak gemaakt tus
schen de anti-revolutionnairen, die zoo hoog
opgaven van de Zondagsheiliging, en de Katho
lieken die de Zondagsrust in de eerste plaats
willen om ieder in de gelegenheid te stellen, zijn
kerkelijke plichten te vervullen, maar overigens
ook wel wat ontspanning willen. In 1901 be
schuldigde men de liberalen „er niet aan te
willen" thans is bewezen dat men nagelaten
heeft te bewijzen, dat men het met die beschul
digingen ernstig meende.
In de eerste Troonrede werd de Zondagswet
aangekondigd, maar wat heoft men er later van
gehoord Alleen dittoen de verjaardag van
H. M. de Koningiu op een Zondag viel, werd
officieel niet gevlagd op dien dag, maar het feest
betoon verschoven. Spr. heeft dat steeds een
droef feit gevonden. Dr. Kuyper is zeker niet
op 't idee gekomen dat men de vlaggen, 's Zater
dags kon uitstekend en 's Maandags weder kon
inhalen.
De anti-revolutionnairen willen den Engelscheu
Zondag, maar zij zullen dien hier nimmer krijgen.
Eigenaardig is ook, dat in den tweeden wiuter-
dienst, door deze regeering goedgekeurd, Zondags
belangrijk minder treinen liepen, dan overigens
in de dienstregelingen werden zij met zwarte
lijnen omtrokken. Doch eigenaardig is ook, dat
die treinen reeds lang weer verdwenen zijn. Het
schip heeft den wai gekeerd; men heeft leeren
inzien, dat de practijk eischte, wanneer men de
menschen behoorlijke rust wilde geven, raendit
slechts kon bereiken door meer personeel te
gebruiken.
„Afgegleden van de Christelijke grondslagen
van ons volksleven", ook omdat de liberalen
niets zouden voelen voor die zondige dingen als
loterij en zwendelarij, speel- en drankzucht. Vol
gens hen waren wij er zelfs niet toe gerechtigd,
omdat wij zelf nog het kwaad hielpen voortbestaan
door het in het leven laten der Staatsloterij.
Immers, zoo zeido men, indien gij zelf die loterij
blijf', handhaven, moogt ge aan particulieren het
zondig bedrijf niet beletten.
Wat de drankzucht betreft, wil spr. van het
werk dezer Regeering geen beeld ophangen, maar
wat die loterijgeschiedenis betreft, daarbij wil
spr. een oogenblik stilstaan.
Twee wetsontwerpen werden ingediend, waar
van bet eene strekte tot regeling der loterijen
en het andere tot afBchalfing der Staatsloterij.
Ze zijn onderzocht in de afdeelingen, de Voor-
loopige verslagen zijn uitgebracht, maar verder
kwam het niet, totdat, ol bittere ironie, thans
het Arbeidscontract moest worden afgevoerd en
het eerste loterij-ontwerp weer werd gebracht
op de lijst der werkzaamheden.
De questie is heel eenvoudigde loterij brengt
nog altijd aanzienlijke baten in de schatkist
welke men bij de gewone ontvangsten niet gaarne
zou missen. Had men daar niet tegen opgezien
en inderdaad de afschaffing gewild, dan zou het
aan de Kamer met haar meerderheid van verre
in de vijftig leden niet moeilijk geweest zijn,
haar zin te krijgen.
Er moeten spr. een paar oprnarkiDgen van net
hart. Men hoort tegenwoordig meer van die
argumenten die vroeger ninnner werden gebezigd.
Zoo heet het tegenwoordig, dat er zoovele
pagina's worden volgepraat. Dat is onwaar. De
nationale tijd word niet verpraat, of zou dr.
Kuyper inderdaad meenen dat een partijwet,
ais de Schoolwet, maar zoo moest worden aan
gegrepen zonder dat de rechtmatige tegenstand
in hut licht werd gesteld.
Een andere eigenaardigheid is, dat tegenwoor
dig alle vertraging van de schuldigen wordt af
gewenteld. Vraagt men waar is dit of dat, dan
beet het, dat het wetsontwerp het Departement
reeds heeft verlatenmijnheer Oosterbaan maakt
er dau van, dat het ontwerp reeds is ingediend.
Zoo ter. opzichte van de Landbouwverzekering,
die 27, rnillioen zou kosten. Volgens de „Stan
daard" was de Raad van State de schulddaar
toefde het ontwerp zoo lang. Dat is nooit in
ons laud vertoond.
Van het hoogste lichaam in den Staat, dat de
Regeering heeft voor te lichten, mag toch ver
wacht worden dat het er ernstig den tijd voor
neemt, de zaken grondig te onderzoeken een
tijd die niet van buiten af kan beoordeeld worden.
Een dergelijke strijdwijze kan spr. niet anders
dan ongepast noemen.
Bij de beoe.•deeling der werkzaamheden van
een Kabiuet moeten wij ons afvragenwat komt
in bij de Kamerwat wordt zichtbaar voor het
publiek
„Afgegleden van de Christelijke grondlagen
van ous volksleven" moest ook blijken uit de
vaccinutic-wct die men óok al in strijd noemde
met de gemoedsovertuiging.
Nu heeft men ook voor afschaffing van den
vaccinedwaug vier jaren den tijd gehadis er
iets van gekomen
Spr. heeft daarvan allerminst spijt, maar de
geheele zaak komt neer op deze vraag, waarom
toch odium neergestort op het hoofd van den
tegenstander, als men zelf de practijk niet aan
durft. De propagandisten werden echter onrustig
en dat leiddo den heer Lohmau tot de vraag,
hoe 't er mee zat; in Juni 1904 was hot Yóor-
loopig verslag reeds verschenen. Sedert Is er niet
meer vau vernomen
Spr. vraagt nu vun tweeën eenof de bezwa
ren tegen de vaccinatie waren niet ernstig ge
weest, óf dr. Kuyper schrikt terug voor de ont
zettende gevolgen, die de opheffing der verplich
ting kan medebrengen, 't Laatste is goed be
grijpelijk, maar waarom dan toch er niet rond
voor uitgekomen er nog langer de eenvoudigen
des harten mee gepaaid
En er wordt erg gepaaid. De jeugdige propa
gandisten moeten zulks goed in het oog houden
en nagaan of alles wat van die zijde geleeraard
wordt, wel den toets der waarheid kan doorslaan.
Er is echter nog een geheel andere groep,
die in 1901 ontevreden was, een groep die niet
medewilde inet de sociale wetgeving en meende
dat het toenmalige Kabiuet daarmede veel te ver
ging. Wij herinneren ons de bekende verkiezing
van den heer Bijleveld in Amsterdam IX, waar
de elericaal gekozen werd met behulp der oud
liberalen, die niet wilden begrijpen dat het niet
genoeg was de leuze vrijheid en gelijkheid aan
to heffen, zonder haar in door de tijdsomstan
digheden geboden sociale wetten te belichamen.
Zouden ze nu nóg zoo handelen?
Men komt met het bezwaar, dat dwang wordt
uitgeoefend.Maar gebiedende tijdsomstandigheden
zulks uiet? Wat zou or van de Ongevallenwet
geworden zijn indien de lauwen niet aangezet
werden door dwang? De geheele verkiezing in
Amsterdam IX was niet anders dan een wraakne
ming der industrieelen en oud-liberalen voorde
hooge bijdragen in de kosten der sociale wetten.
De brandkast was veiliger bij de democraten,
zoo oordeelde men. Stoken zij thans de handir
eigen boezem, dan zullen de oud-liberaleu er
wel ieta voelen kloppen.
Wat dr. Kuyper betreft, hoe vreemd moetzgn
optreden voorkomen aan zijn volgelingen, nu bij
zelf met verschillende regelingswetten komt, ze
aangrijpt als oen middel door God ons in han
den gegeven om den nood te lenigen.
Nóg eigenaardiger moeten zij getroffen worden,
die var dr. Kuyper nu gehoord hebben, dat
de wetenschap door de btatistiek de middelen
aan de hand doet om althans de stoffelijke ge
volgen van de door God ter loutering gezonden
kwaden af te wentelen.
Al ,wat echter in de Troonrede is beloofd, ia
geheel naar achter gedrongen door de „vrijma-
king van het onderwijs", maar nu deed zich het
eigenaardige geval voor, dat de Hoogeronderwijs-
wet aan de Lageronderwijswet moest voorafgaan,
hetgeen dr. De Visser deed zeggen, dat, indien
hy geweten had dat dr. Kuyper zóo iets in 't
schild voerde, het in 1901 nog had moeten
blijksn aan welken kant zij zouden staan. Boven
dien, in plaats van te komen met wetten, be
vorderende de aaneenschakeling van het onder
wijs, is men gekomen met een partijwet, die
het tegendeel zal bereiken en het peil van ons
volksonderwijs aanmerkelijk tal doen dalen. Spr.
zal van de onderwijskwestie niet veel zeggen,
daar ook hier ter stede de denkbeelden den vrij
zinnigen reeds door meer dan éen spreker zijn
uiteengezet.
Nu is men nog boos, dat de behandeling niet
vlug genoeg opschiet, maar 't was toch te voor
zien dat over zoodanige partijwet heel wat zou
gezegd worden. Men had klaren wijn moeten
schenken en eenvoudig moeten zeggen: wij wil
len meer subsidie, maar niet, onder den schijn
het onderwijs te bevorderen, 2'/, rnillioen inee-
sleepen, tcrwyl het peil van het onderwijs door
het ontbreken der waarborgen in de kleine
scholen zal worden verlaagd.
RHet vakonderricht en het leerlingstelsel? Ook
dit zal door de ouderwijB-novelle geducht lijden,
wunt indien voor beide iets noodig is, dan is
hot zeker een goedonderleggend, zeer deugdelijk
Lager onderwijs. Ook komt spr. op tegen de
voorstelling alsof juist deze regeeringalleen het
vakonderwijs steunt. Men ondervindt anders
bovendien reeds tientallen jaren werkt het par
ticulier initiatief der vrijzinnigen in dieu geest.
Ook bespreekt mr. Smeenge de proeven, sinds
1890 inzake het leerlingstelsel genomen, waar
door tal van gegevens ziju verzameld die ènde
mogelijkheid der regeling hebben aangetoond,
èn voor die regeling voldoende materiaal leveren.
En nu de landbouwers; hoe is het met hen
gegaan Zijn zij geholpen Als men mr. Sy-
brandy hoorde, dan gebeerde daar niets voor
en waren in hunne vereenigingeu de advocaten,
notarissen, dominó's, enz. degenen die de lakens
uitdeelden. Een eigen vertegenwoordiging moest
er komen in den vorm van Landbouwraden.
Maar ook van dat alles heeft men niets vastge
houden. Mr. Sybrondy heeft een adres van „Boaz"
mede ondertcekend waarin heel veel vreemde
woorden voorkomen.
(De heer Duys: Dan zal er wel veel in gelo
gen zijn I) en met den „Nederlandschen Boeren
bond" wordt aangedrongen op wijziging van het
Landbouw-comitó waarop men vroegor zoo afgaf.
De invoerrechten, die bescherming heeten te
beoogen, worden ook al een dure geschiedenis
voor de iandbouwers. In 1897 waren alle boeren
mul geworden, zij riepen vooral in Groninger
land, toen de prijzen van het graan achteruit
liepen, om beschermende rechten nu krijgen zij
ze maar moeten zelf het loodje leggen, daar ook
landbouwwerktuigen belast zijn. Eigenlijk zou
men geneigd ziju Schadenfreude te hebben over
hun afstralfing.
Zal de iaricfverhoogiug de 9'/» rnillioen op
brengen Neen; wie dat zeggen, hebben c. een
valsche voorstelling van. Zoo zal een deel moe
ten worden opgebracht door het invoerrecht op
geschut. Maar wie koopt er anders gesehut dan
de Minister van Oorlog, die dus uit de Rijkskas
dc rechten moet betalen.
Het ergste ziju de indirecte nadeden. Waar
het voor den vooruitgang van het bedrijf zoo
zeer noodzakelijk is, tc liggen aan verkeerswegen,
en dus de aanleg van verkeerswegen krachtig
moet worden tor hand genomen, kómt mon nu
rails en wielen belasten.
Slechts 7, rnillioen wordt getrokken uit de
luxe-artikelen; de rest moet komen uit tabak,
kleoren, sinaasappelen enz. enz., artikelen die