Dinsdag 16 Mei 1905. No. 5656. 54e Jaargang. Feuilleton. DICK BULTITUDE. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, olïicieële- en onteigeningsadvortentiën per regel 15 cent.. Reclames 15 regels f 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar builen worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incassecrkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT9 Tclephoon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, gezien art. 83 der Kieswet, Brengt ter openbare kennis, dat de door het Ge meentebestuur genomen beslissingen op de ingeko men verzoekschriften om verbetering der Kiezerslijst 190Ö/1906 voor deze Gemeente voor een ieder ter Secretarie zyn nedergelegd en iu afschrift, tegen be taling der kosten, verkrijgbaar gesteld. Amersfoort, 18 Mei 1906. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. De BURGEMEESTER en WETHOU DERS van AMERSFOORT, Gelet op art. 264 der Gemeentewet, Doen te weten, dat het primitief kohier der over het dienstjaar 1905, goedgekeurd door Gedepu teerde Staten vau Utrecht, in afschrift gedurende vijf maanden op de Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing ligt. Amersfoort, 15 Mei 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT. Gezien art. 12 der Drankwet; Brengen ter openbare kennis le. dat een verzoekschrift om vergunning tot ver koop van aterkendrauk in bet klein, voor gebruik ter plaatse van verkoop, is iagedieod doorTIMO- THEUS KRIJN EN, in bet perceel aan den Soester- weg no. 93 alhier, tegen afstand van de vergunnin gen, verleend aan R. WIJNTJES en J. ARENDS, respectievelijk voor de perceeleo aan deu Soes'.er wtg no. 93 en de ArnhemsoUe straat uo. 20 2e. d*t binnen twee weken na deze bekendmaking, ieder tegen het verleenen van de vergunniog schrif telijk bez varen bjj Burgemeester en Wethouders kan inbrengen. Amersfoort, 16 Mei 1905. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. Het Ministorie-Kuyper en de Vrijzinnige concentratie. In „De Keizerskroon" trad Vrijdagavond voor de a. r. Prop. Club, „Groen van Prinsterer" op mr. G. J. Sijbrandy, Griflier van den Raad van Beroep te Aimeloo. De zaal was eivol. De vergadering werd door den Voorzitter, den beer Goossens, oven na achten met gebed geopend, waarna mr. Bij brandy aanstonds het woord kreeg. Na verzocht te hebben niet te rooken en met het oog op een lichte keelaandoening de wel willendheid der vergadering te hebben ingeroepen, wees spr. er op, dat in een tijd van politiek leven als de huidige het zeker niet moeilijk is, onderwerpen voor een spreekbeurt te vinden. De alleszins prijzenswaardige belangstelling is 6). Het is zoo fataal gemakkelijk om rneor te zeggen dan we bedoelen, en de begeerte om een sterken indruk te maken en bet is maar goed voor de meesten onzer, dat ze fortuinlijker zijnde dan de heer Bulilude niet aan hun woord worden gehouden. Terwijl hij die ongelukkige woorden uitsprak, voelde bjj een lichte beving, gevolgd door een ge voel vau inkrimping over zijn geheele licbaam. Het was ook vreemd, dat de armstoel, waarin bij zat, plotseling veel grooter scheen geworden te zyn. Hij voelde sen momenteele verwondering, maar dacht, dat alles maar verbeelding was cd ging weer rustig voort „Ik zou het wat graag willenmaar wat geeft hel f Ik zeg het alleen maar om te bewijzen, dat ik maar niet wat zeg. Ik ben een oud man en Wat drommal, waarom sta je zoo te grinniken?" Want Diok, na eenige secondeu half beangst met open mond naar zijn vader te hebben gestaard, was plotseling in een hysterisch lachen uitgebarsten, dat hij te vergeefs trachtte te onderdrukken. Dit maakte den heer Bulitude natuurlijk boos en hij giug met veel pathos door „Ik ben me er niet van bewust iets belachljjks te uitl gilde Dick, Ik lach niet om uw woorden maarmaar 't Was zeker sen ander rijtuig geweest, tenminste er had er geen voor de deur stil gehoudenmaar grooter dan ooitmeer en meer voelt men het hooge belang, gelegen in de richting waarin en de wijze waarop ons land wordt beBtuurd. Spr. zal over de richting van de huidige regeeriDg spreken en het de debaters gemakke lijk maken door de grieven die de critiek tegen dit Ministerie inbrengt» éen voor éen onder de oogen te zien. De liberaal dr. Bosch beweerde: „Dr.Kuyper heeft door zijn houding ons volk in tweëen ge splitst en de volkseenheid verstoord." Dat zal spr. aanstonds onder het oog zien. Wij hebben een Christelijk bewind, dat is een bewind, dat de sympathie moet hebben der natie omdat het leeft uit de historische, echt nationale grondslagen van ons Christelijk volk. Nn kan men wel aan weerszijds de politieke hartstochten opzweepen, maar ook hartstocht kan in de politiek niet gemist worden, muur men moet er voor zorgdragen, dat hot veretand onze hartstochten blijft beheerschen. De groote vraag waarover na een paar weken moet beslist, is niet auders dan dezemoet de huidige regeeringsmeerderheid worden bestendigd, ja, of neen. Daarom gaat hetniet of men is voor of tegen matige bescherming; niet of men bezwaard is over de Drankwetniet over de mate van sym pathie voor de onderwijswetgevingde hoofd vraag blijft: vóór of tegen dit Kabinetwenscht gij, dat het zijn arbeid voort kan zetten, of w'en8cht ge een andere richting. Hier gelden dus hoogere beginselen, dan de quaestie wut in een of ander opzicht practisch moet worden gedaan. De groote hoofdbeschuldiging is niet duur brood, of het gevaar van de Herv. kerk, dure wetten, enz. maar de zoogenaamde antithese. Bij de laatste Statenverkiezing moest men het weer hooren van de vrijzinnigen in Pers en ver gaderingen dat de Hooger-onderwijswet een aan slag was op de rechten der Herv. kerk in ons vaderland. Het werd voorgesteld of de kracht en de waarde der wetenschap gevaar liepen ver drongen te worden door het dogma. Maar nu hoort men er niet meer van. Als de Hooger- onderwijswet zóo gevaarlijk was, waarom komt men er dan nu niet meer meer mee? Bij de Stakingswetten riepen de socialisten welke ellende zal er komen, wat al verzwakking onzer organisatie, en nu zijn ze nog niet alle even krachtig of bevatten de kiemen van. ontwikke ling in zich, maar de heer Tak verklaarde toch dat die Stakingswetten wel goed waren, daar zij de partij van onzuivere elementen hadden ge zuiverd. Ook daarvan hoort men niet meer. Neen, thans gaat het om de antithese, om de tegenstelling in ons volk, tusschen rechts het geloof en links het ongeloof. Kuyper, zoo zegt men, heeft die antithese gesteld; denkbeeldig heeft hij een lijn getrokken en nu wil hij, dat ellen kiezen links of rechts van die lijn: öf paganist, öf Christen. Met „paganisten" worden niet bedoeld heide nen als de kaffers, maar moderne heidenen (gelach). Spr. vraagt: Ben ik bespottelijk door de questie onder de oogen te zien, of lacht men om de tegenstelling Men moet zijn hartstochten beheerschen. Straks is er misschien wel gelegen heid tot lachen. Men schuift dr. Kuyper en zijn volgelingen in de schoenen, dat zij het zijn die nu het volk in twee kampen verdeelau en hen die niet hunne politieke zienswijze deelen, uitmaken voor paga nisten. Ook werd het woord „paganist" tot titel voor een vrijzinnig blaadje gekozen en zelfs gebruikt een sigarenhandelaar het als reclame. Maar dat is de grappigste zijde de questie (uit de zaal wordt geroepen't wordt een eeretitel). Mr. Sijbrandy wendt zich tot den heer Days, en vraagt niet te interrumpeeren daar straks ge legenheid wordt gegeven tot debat; dan kan deze zeggen wat hy wenscht. Maar met de vroolijke kant der kwestie te bezien, komen wij er niet. 't Is een wijsgeerige, maar vóór alles wenscht spr- straks in het dt bat wel eens te hooren in welk stuk dr. Kuyper de heele groep der vrijzinnigen paganist noemt. In een debat werd spr. reeds toegegeven, dat dr. Kuyper die woorden niet gebezigd heeft, doch toen zei men dat hij had gesproken van paga- nisusch drijven. Dr. Kuyper heeft wel gesproken van paganis- tische factoren, paganistische verschijnselen, die zich in ons volksleven voordoen. Spr. wil eenige van die pagantstiiche verschijn selen noemen. Mr. Van Houten verdedigde bjj de Strafwet den zelfmoord en wenschte die te rehabiliteeren in eere te herstellen. Als een aanranding van het beeld van God, dus van God zelf, verfoeien de Christenen den zelfmoord, die thuis hoort in een wijsgeerig stelsel bij Seneca, Cicero of Plato. Wil Van Houten hem verdedigen, dat is zijn vrijheid maar de Christenen zien daarin een paganistisch verschijnsel. Evenzoo als het neo-multhusianisme op ge oorloofde eD minder geoorloofde wijze wordt ge predikt. 't RomeinBche Keizerrijk is er door te gronde gegaan. Evenzoo als mr. S. van Houten den eed uit de Grondwet tracht te lichten, en daardoor het Christelijk karakter in de natie wenscht tc brekeD. Wat beeft dr. Kuyper nu bedoeld; niet anders dan dit't Doet er niet toe wie de beginselen Sredikt, of waar ze worden aangetroffen, maar e verschijnselen zijn er, en deze zijn in strijd met de Christelijke opvattingen en daarom worden ze heidensch genoemd. Toen men zich geërgerd betoonde, heeft dr Kuyper de uitdrukking teruggenomen en ver vangen door „moderne wereldbeschouwing." Nu heeft de kwestie „Christelijk" of niet in zooverre met de vraagis men een edel, een goed mensch niet te maken, dat ook paganisten brave raenschen kunnen zijn, want daar gaat het niet om. Als wij spreken van Christenen dan bedoelen wij daar mede niet alle brave menschen, de beer Buliitude was kwaad en kon niet langer bet gezelschap van zijn zoon dulden. Dick maakte niet de minste aanstalten om op te staan; bjj zat daar maar, gillend en schaterend. Niemand kan bet kalmpjes verdragen, waaneer andere menscheo als gekken om je lachen, terwijl je je volstrekt niet bewust bent, iets belachelijk ge zegd of gedaan ie hebben. Op 't laatst was 't geduld van den heer Buliitude ten einde en zei by koeltjes: „Als je bedaard bent, zal je. zeker wel zoo goed zyn, me te vertellen, wat er aan de band is?" Dick deed telkens nieuwe pogingen om te spreken, maar iederen keer opnieuw werd 't hem te machtig en volgde een nieuwe lach-aanval. Eindelijk gelukte bet hem, maar zijn slem was heesob en werd door lachen onderbroken: „Weel u 'tdan niet? Gaudau eens naar den spiegelu zult schateren I" De beer Bultitude wandelde met stijve deftigheid naar deu spiegel die achter 't buffet hing. Hjj dacht, dat hy misschien een veegje op zyn gezicht had of dat zijn das of boord niet m orde waren en dat daarom zijn zoon zich zoo luidruchtig aan stelde. Van de vreeselijke waarheid vermoedde hij niets. Dick stond maar kalmpjes te wachten als iemand die de ontknooping van een kostelijke grap ver beidt. Zoo gauw had Paul niet het beeld in den spiegel gezien of by liep weg in doodelijke angst, kwam terug, keek weer en nog eens weer. Maar dat beeld daar vóór hem, kon hij toch niet zyn I Hy had verwacht zyn eigen welbekende gestalte te zullen zien, maar hoe hjj ook keek, de spiegel weerkaatste steeds de persoonlijkheid van Dick. Zou hjj plotseling het vermogen verloren hebben om in spiegels te kijken, of hoe kwam het, dat hy Dick, enkel Dick in den spiegel te zien kreeg. En ,toea hy rondkeek, zat zyn zoon nog op de zelfde plaats. Dus kon het Dick ook niet zijn, dien hy in deu spiegel zag. En daarenboven, bet beeld daar voor hem bewoog als hy bewoog, draaide om als hy omdraaide, deed hem iedere beweging na. AcUterdochtig keek bij zyn zoon aan. „Wat heb je nou weer voor een streek mot dien spiegel uitgehaald?" riep hy. „Ik? Hoe kan ik er wat mee uithalen? Alsof u dat zelf gelooft I" „Als 't niet zoo is, stotterde Paul op 't ergste voorbereid, zeg me dnn, zie jz een verandering in me? Zeg me toch de waarop!" „Nou, of ik die ziel zei Diok. 't Is erg vreemd, maar kijk u zelf eens en hjj ging voor den spiegel staan naast zijn verschrikten vader. Nou, zei hjj in een nieuwe lachbui, wz we Ijjkeu op elkaar als twee druppels watert" Dat dedeu ze ookde spiegel weerkaatste twee kleine jongens met roode wangen en blond haar, allebei precies het zelfde gekleed in Eton-j isjes en breede witte kragen't eenige verschil was, dat, terwjjl de een er tevreden eu in-vroolyk uitzag, de undere en de heer Bultitude vreesde, dat hij dat moest zyn met een pjjnljjke uitdrukking van ver warring voor den spiegel stond. „Diok, zei Paul zwakjes. Wat bateekenl 't? Wie hoeft me dit bezorgd?" „Heusch pa, ik weet 't niet, maar ik was het niet. Ik geloof, dat u 't heelomaal zelf gedaau hebt." „Ik zelf 't gedaan? herhaalde Paul verontwaar digd. Ik ben niet gek't is een streek, zeg ik je, een gemeene streeken wat bet ergst is, voegde hjj er klagend aan toe, voor wie zullen zz me nou houden „U kunt mij niet zyn, zei Dick waardig, want ziet u, hier ben ik. En u bent uzelf ook nietdal is glad. Maar iemand moet u look wel zijn." „Natuurlijk ben ik dat. Wat bedoel je daar nu weer mee? zei Paul kwaad, 't Doet er niet toe, wie maar zy die aannemen dat God, schepper van hemel en aarde, onze Vader is. Dat is iets wat de geheele rechterzijde erkent, Katholieken zoo goed als anti-revolutionnairen. De Christelijke Staat beeft de roeping dergelijke ontkersteuende verschijnselen tegen te gaan en te zorgen dat zy niet scherper op den voorgrond treden. De grenslijn, de tegenstelling bestaat. Maar men, o. a. Treub, beschuldigt dr. Kuyper haar te hebben getrokken; de antithese zou een uit vindsel van Dr. Kuyper zijn. Vroeger is die klove óok geconatateer, in de jaren 1850 80 en wel door de vrijzinnige maar toen werd zij in hun voordeel geacht en poogde men het godsdienstige volk van het po litieke erf te houden. Dat kon toen, daar het groote deel des volks niet vasthield uan de 12 ar tikelen des geloofs maar zich zijn taak op po litieke terrein niet bewust was. Wel ging men naar orthodoxe dominé's en struurdezijn kinderen naar de Christelijke school maar op politiek terrein vergat men zijn roeping en huldigde men de meening als zou de politieke overtuiging 'lcn den godsdienst omgaan. Doch Groen, Keucbenius en niet het minst dr. Kuyper hebben ons geleerd, dat in dien wij Gods woord tot richtsnoer van ons leven willen doen zijn, zulks óok geldt voor het staatkundig leven. Wij vragen thansmag iemand die Chris ten is in de historische beteeken is, in den zin van vast te houden aan de 12 artikelen des ge loofs, Gods woord nemen tot richtsnoer van de politieke denkbeelden, ja of neen Treub geeft het diepgaande verschil in levens beschouwing toe;dr. Van Leeuwen, te Schiedam, ook, maar deze zegt er bij gij moogt ze niet toepassen in de staatkunde. Maar spr. vraagtik ben toch een geheel mensch en mijn levensbeschouwing kan ik toch niet verdoelen. Als spr. den Christus belijden wil, moet hii dat dan doen enkel in kerk of gezin, of wel in heel zijn leven Onze levens beschouwing immers raakt óok het geheele leven; zij vraagt niet allen naar de kerk of de b-nnen- kamer maar óok naar den Staat, zijn oorsprong, zijn doel, naar de grenzen en de uitgebreidheid der Staatsmacht. Aan het politieke leven kun nen we on's derhalve niet onttrekken. Als dr. Kuyper dus tusschen da twee wereld beschouwingen de grenslijn trekt, doet hij het zelfde wat Buys deed in 1869, toen deze den schoolstrijd het symbool noemde van den strijd tusschen de twee wereldbeschouwingen. Neem hem weg, zoo zei hij, en in nieuwe eischen zal de strijd zich voortzetten, en die strijd zal scherper worden naarmate het volk meer het stemrecht ontvangt. Ook in 1854 reeds erkende de Bosch Kemper, den strijd, evenzoo Opzoomer en Van Houten. Van Houten achtte den tijd voorbij dat men „die gisting buiten de politiek kon houden". 't Is waar, de tegenstelling wordt steeds scher per, omdat het Christelijk deel des volks meer bewust wordt. Ook in de Ned. Hervormde kerk is een sterker ik ben. Ik voel me precies als altijd. Vartel me maar liever, hoe of 't met dat verandereu gegaan is; zag je 't allemaal aankomen ,'t Gebeurde opeens, toen u over school en dat alles sprak. U zei, dat u wen chte O, nou weet ik 't alde steen moet 't gedaan hebben." „Steeu, wat steen zei Paul. Ik weet niet waar over je praat." „ik bedoel den Garuda-sleen I U hebt hem nog in uw liaDd. Ziet u nou wel? 't Is dan toch een echte talisman I Wat leuk „Ik deed niets om hem aan 't werk te krijgen en daarenboven, is 't al te gek. Hoe kan er nu nog een talisman bestaan? Vertel ma dat nu eens." „Nou. er beeft toch wat met u plaats gehad. Eu iets of iemand moet 't toch gedaan hebben." „Ja, ik hield bet drommelsche ding wel in myn band, dat is waar, maar wal heb ik gedaan om den steen zijn kracht te laten tooneu „Ik weet 't al I" riep Dick. Herinnert u 'i zich nou niet? U zei, dat u zon graaf weer een jongen wou zyn, zooals ik. En nou ziet u er ook beusch zoo uit. Precies als ik! Wat eeu leuke mop, vindt u nietMaar, wat ik zeggen wou, u kunt zoo niet naar kantoor gaan, hoor! Wat zou u ervan denken, als u eeus nu1, ine meeging naar Grirastone en eens zag, hoe u 't daar vindt? Het kan my zooveel niet schelen of u meegaat. Grimstone's gezicht zou kos telijk zyn, nis hij twee, iu plaats vau éeu Dick zag. Hè, ga met me mee!" „Je weet beei goed. dat je nou kletspraatjes ver koop'. Wat zou ik op mijn leeftijd op school be ginnen? Ik zeg je, van binnen ben ik dezelfde ge- bleveu, al beu ik veranderd in een miserabel klein jongetje! Waarom kou je ook niet met je handen van dien steen afoly ven, Dick. Wat hebjo nou een ellende gesticht, door er aan te komen en me in zoo'n ongelegenheid te brengen Wordt vtrvolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1