No. 5661 54e Jaargang. Feuilleton. DICK BULTITUDE. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels/" 1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar builen worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT Teiephoon li». KENNISGEVING! N. De BURGEMEESTER vsn Amersfoort, Gezien artikel 41 der Gemeentewet, Brengt ter kennis van de ingezetenen, dal de Raad dezer Gemeente zal vergaderen op Dinsdag den 30 Mei aanstaande, des namiddags te l1/, ure. Amersfoort, 26 Mei 1905. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. De BURGEMEESTER van AMER8FOORT, Brengt ter keunis van de ingezetenen dezer Ge meente, dat het door den Directeur van 'sRijks directe belastingen, enz. te Amsterdam executoor verklaard kohier No. 6, van de Personeele belasting over het dienstjaar 1905/1906 aan den Ontvanger van 's Rijks directe belastingen alhier is ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is, zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaau en op de daarvoor gebruikelijke plaatsen aangeplakt te Amersfoort, den 25 Mei 1905. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. Mr. W. H. de Beaufort over den Politieken Toestand. anti-revolutionnaire niet kon voorstellen. De anti- revolutionnaire waren een fractie der conserva tieve partij uitgezonderd de heeren Groen van Prinsterer en Ceuchenius, die eene zelfstandige positie innamen. Wanneer destijds, toen ik lid werd van de Tweede Kamer, wij jong-liberalen, spraken met de conservatieven, dan hoorden wij hen met groote beduchtheid gewagen van de denkbeelden der liberalen. Men was in die kringen bevreesd voor mannen als Kappeyne en Frnnsen van der Putte, die toen aan het hoofd stonden der libe rale partij. Maar voor iemand was men nog meer bei.eesd, en, dat was de zeer begaafde en talenvolle predikant, het lid dat voor Gouda had zitting genomen, de redacteur van Standaard en Heraut, die op het Staatkundig tooneel reeds naam maakte. De liberalen mochten gevaarlijk zijn, zoo vernam men dikwijls uit den mond der conservatieven, gevaarlijker was de calvinis tische democratie en haar leider Dr. A. Kuyper. Dat de 30 jaren geleden door de toenmalige conservatieven zoo zeer gevreesde man thans als 't Was zeldzaam vol in Amicitia, Donderdag avond, toen mr. W- H. de Beaufort in eene naar vorm en inhoud hoogst belangwekkende rede de Politieken toestand besprak. Geen plaatstje onbezet, integendeel waar nog ruimte was om slechts te kunnen staan, vond men een hoorder. De vergadering werd geleid door deu heer F. M. van Veen, voorzitter der Kiesvereeniging „Amersfoort" die dank bracht aan den inleider, wiens politiek verleden allerminst dit optreden noodig maakt, maar die toch vooral de nieuwe kiezers zijn beschouwingen en overwegingen ten opzichte van het Staatsbeleid niet Wilde ont houden. Mr. de Beaufort dun hield de hier volgende rede Wanneer men het voorrecht heeft in zoo verre het een voorrecht kan worden genoemd, want het is van zeer twijfelachtigen aard om gedurende bijna 40 jaren lang met bewustzijn te hebben medegeleefd in bet Staatkundig leven van zijn land en van zijn volk, en wanneer men al bijna dertig jaren een werkzaam aandeel aan dat staatkundig leven heeft genomen, wanneer men dan een terugblik werpt in het verleden, wordt men getroflen door tal van tegenstellingen. Als ik terugdenk aan den tijd, 40 jaren gele den, dan herinner ik mij de tegenstelling der beide staatspartijen, de conservatieve en de li berale, die toen elkander de macht betwistten en een hevigen strijd voerden, zoo zelfs dal het con servatief ministerie Heemskerk-van Zuylen tot twee malen toe in twee jaren de Kamer ontbond en toch ten slotte de meerderheid niet kou kry- gen dan herinner ik mij hoe men toen aan de anti-revolutionnaire staatspartij niet dacht, zelfs zich de mogelijkheid van eene regeering der indruk vestigen dat de gebreken van den ouder dom mjj nu reeds eigen zijn en daarom zal ik van dat verleden maar afstappen, en my hoofd zakelijk bepalen tot deze laatste vier jaren. De verkiezingen in 19(31 waren zeer beslist in clericalen zin en hebben tot gevolg gehad het optreden van een clericaal bewind- Ik weet wel dat waar ik het woord „clericaal" gebruik, dit niet is naar den zin onzer tegenstandera op staat kundig terrein, dio dat woord niet gaarne nooren en het onjuist achten. Maar het is eenmaal een geijkte terra en als men daarbij ziet hoe nauw de tegenwoordige regeering aan de Kerk verwant is, als men weet dut tot op het oogenblik dat onze minister-president zijn zetel innam, hy een kerkelijken bediening vervulde, als men nagaat, dat zoovelen die nu eeD grooten rol spelen op het staatkundig tooneel evenzoo een kerkelijke bediening bekleeden of bekleed hebben, dan komt men toch inderdaad tot de gevolgtrekking, I dat het woord clericaal niet zoo gehee 1 misplaatB I tnag heeten. Zoodra dit Ministerie optrad, hebben wy minister-president, staande aan het hoofd der re- nieuwe zaken gezien, geheel afgescheiden van geering, een machtige regeering, met een meer- de richting van dit cabinet. De eerste verrassing derheid als wij hier in Nederland na 1848 bijna niet gehad hebben, thans zou gesteund worden door al wat conservatief is, thans door allecon- servatieven zou gevolgd worden, had men onmo gelijk kunnen vermoeden en wie zijn het die nu de oorlogstrompet tegen hem opsteken juist de democratische calvinisten- Een andere tegenstelling. Juist een 30 jaren geleden begon of was reeds begonnen de onder wijsstrijd, die durende tot de wet Makay, de zoogenaamde pacificatie van 1889. Groen kwam aan het hootd van dien strijd, eerst door de anti-revolutionnairen gevoerd, waarbij zich later de katholieken hebben gevoegd. Het hoofdmo ment in die bestrijding was het woord „christe lijk" in het artikel 33, waarin gesproken werd van „christelijke" en maatschappelijke deugden. Hij, Groen, poogde in de eerste plaats dut woord te verwijderen. Hij noemde het een onzedelijk woordenspel, onheilig bedrogen omdat Beets en Chantepie de la Saussaye het met Groen daarin oneens waren, verlieten zij de vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs. Nu echter hebben Groen's volgelingen tot twee malen toe de wet op het Lager onderwijs in hun geest veranderd maar het woord „Christelijk" ia in de wet blijven staan. Een derde punt in dien schoolstrijd was wat in die dagen genoemd werd „Christendom boven geloofsverdeeldheid", het christendom als ken schetsende gemeenschap tusschen allen. Dat woord van Thorbeck heette een dor, krachteloosbegin- sel, waarvan nooit iets anders dan kwaad te wachten was. Maar deze coalitie, die thans staat aan het hoofd van den regeering, waar steunt zij anders op dan op den gemeenschappelijken wortel", die toch niets anders is, dan dat„chris tendom boven geloofsverdeeldheid. Als men oud begint le worden, spreekt men gaarne over. het verleden, over alles, wat men heeft doorleeft, maar ik zou niet gaarne den io). „Hy rijdt geen jongsneeren, die naar school ge zonden worden, weer uaar huis terug, zei Clegg be- teekeuisvol. Laatst ben je 6ok al ziek geworden, midden onder 't rijden. O. zoo naar was je en toen heb ik je terruggeredeL. En je pa was er nijdig over en zei, dat als 'l ooit weer gebeurde, hy me niet meer gebruiken kon. Eu ik zou 't niet meer durven doen, want bet is een goede klant dat is „Ik zal je er een souvereign voor geien." „Als je nou niet klikte, zou ik je misschien nog by den boek afzetten, zei Clegg aarzelend tot Paul's groote blijdschap; 't is wel niet te duur betaald maar laat nou eens eerst je geld zien. Ha, fijn heerI schreeuwde hij Paul met verachting too, toen hy op zjjn gezicht las, dat bet geldstuk wel niet te voor- sohyn zou komen, „je hebt geen geld 1 Maakt, dat je wegkomt en probeer 't niet weer, een armen koet sier om te koopen 1 Wat zeg jij er van, portier f Hier is een jongenheer, die niet naar school wil. Hij moest waarachtig bly zyn, dat ie zoo'n goeie opvoeding krygt I Zie eens naar my. Ik ben een werkezel, dat ben ik. Ik heb nooit een opvoeding gebad. Mijn kinderen, die loeren Franscb en rekenen on de beentjes van een geraamte op school, en ik log de centen er ieders week graag voor weg. En waarom, jongenheer? Omdat ik er de waarde van zie. Maar als ik nou een jongen als u. de gelegen heid, die hem gegeven wordt om kennis te veria- was de wijziging in het reglement van den Mi nisterraad, eene verandering, waarbij zaken, door ieder minister afzonderlijk werden beslist, en waarvoor hij geheel zelfstaadig voordrachten aan den kroon kon doen, thans aan het oordeel van den Ministerraad onderworpen werden. Dan ook, er werd gebroken met de oude ge woonte, dat de Ministerraad geen permanenten voorzitter had, maar een vAsten, een president- minister. Tot nu toe was het de gewoonte ge weest, dat de Ministerraad beurtelings voor zekeren tijd, drie maanden, een der Ministers voorzitter was. We! was het regel geworden aan den cabinetsformateur eene hoogere positie te te laten; maar rechtens zijn zij volkomen gelijk, er was geen bepaald aangewezen voorzitter Noch Thorbecke, noch Heemskerk hadden dit ooit verlangd, alleen Van Hall heeft ieta derge lijks gewenscht, muar dit was van korten duur en was de aanleiding tot den tweespalt, die het uiteengaan van het cabinet heeft veroorzaakt. Toen deze zaak voor het eerst in de Kamer ter sprake kwam. heeft de heer Fransen v. d, Putte, ik meen dat het de laatste rede was. die hij voor zijn dood heeft gehouden, uit kracht van langdurige staatkundige ervaring, met grooten ernst tegen die nieuwigheid ge waarschuwd, en toen heeft de Minister-president geantwoord, dat dit een zeer onbeteekenende zaak was, waaraan men niet veel waarde be- i hoofde te hechten. Maar heel spoedig immers j heeft inen gezien, dat deze zaak veel verder ging, dan men ducht. Het eerst is dat gebleken met Buitenlandsche Zaken, al weten wij niet, welke de verwikke lingen zijn gewei st, welk" geleid hebben tot den crisis aan het departement van Buitenl. Zaken. Voor zoover wij kunnen nagaan, mag men veilig aannemen, dat het deze bemoeiingen zijn ge weest, die tot het ongelukkige conflict aanleiding hebben gegeven en tot alle ellende, die daaruit gevolgd is. Nu is het bemoeien van een minister met ■zaken van een ambtgenoot steeds verkeerd en geeft gereedelyk aanleiding tot strubbelingen eu belemmeringen, maar zoolang dit anaère dopartementen dan Buitenl. Z. betreft, dan' is dat natuurlijk zeer onaangenaam, maar tocb het conflict is voor herstel vatbaar. Doch bemoeit men zich met buitenlandsche aangelegenheden dan kan zulks aanleiding geven tot chnflictbn, waarvan de oplossing oneindig veel moeielijkot is Het is een vaste regel in alle landen en daaraan is nog onlangs op zeor goede gronden aan herinnerd bjj gelegenheid dor interpellatie van den heer Van Kol, door den oud-minisler van Buitenl. Z. den heer Van Karnobeek. het is een vaste regel, een regel die noodzakelijk it, en wil men goede verhoudingen in stand houden noodzakelijk meat geëerbiedigd worden, dat alleen ministers van Buitenl. Zaken het beleid tegen over het buitenland in bandon hebbed, lly moet de eenige zyn, die met de vreemde ge zanten spreekt, de eenige, die instructie» geeft aan Nederlandsche gezanten in het buitenland. Wanneer sndere ministers zich met dergelijke onderhandelingen bemoeien en er vloeien «eni gerlei moeielijkheden uit voort, dan kan ieder wel begrijpen, dat het hoogst moeilijk is voor een minister zyn collega tegenover het buitenland te désavoueeren. Hij ian toch niet, in dien men zich op de afspraak met den Minster- president beroept, zeggen; dat gaat mij niet aan, ik ben alleen verantwoordelijkals mijn collega iets sogt, dan behoeft daarop niet gelet te wordlen. Na hebben zich die bemoeiingen van den Minister-president, van Dr. A. Kuyper met het departement van Buitenlandsche Zaken zich het eerst doen kennen bij gelegenheid zijner gerucht makende reis naar Parys en Londen, dio oen weinig later gevolgd is door de bekende nota der Engelache regeering, inzake de aangelegen heden in Zuid-Afrika- Hot iu volkomen Waar, dat die nota gevolgd is door de onderwerping van de Zuid-Afrikoanscho Republieken' en dat daarmede een einde is gomaakt aan het bloed vergieten, ook heeft men aan de EDgelsche re geering een dienst bewezen. Maar ik wil toch bekennen, dat het mij heeft leed gedaan, dat het juist de Nederlandsche regeering is geweest door wier bemiddelend optreden de onderwerping der Zuid-Afrikaansche broeders is tot stand ga- komen. Niemand onzer zal hen verwijten, dat zü te vroeg de wapenen hebbea neergelegd, zij hebben zich krachtiger gehouden dan eenig volk waar van de geschiedenis heeft melding gemaakt Voor hunne vrijheid hebben zy alles gegevem hun have en goed, hun eigen leren en eindelyk wat hen het dierbaarste het liefste was, er hun vrouwen en kinderen aan gewaagd. Dat de boeren eindelijk zich hebben overgegeven het was te voorzien daarover tullen wij hen niet hard vallen. Maar wel heei't bet mij bedroefd, dat door de tusschenkomst der Nederlandsche regeering niet malen, zie verknoeien, dan maakt dat den ouden Clegg bedroefd, en hy wordt kwaad over zooveel ondankbaarheid." Clegg hield deze toespraak overluid, met veel ges- sticulaties, tot groote stichting van den portier en woede van Bultitude. „Nou is 'tgenoeg, zei de laatste, je bent drouken „Dronken? schreeuwde Clegg, terwijl hij woedend van den bok opatoud. 'lis schande. Hoe durft zoo'n aap van een joDgen tegen een huisvader als Clegg zeggen, .dat hij dronken is. Dronken, nadat ik je vader vijftien jaar lang in dit eigenste rytuig door dik en dun heb gereden, 'tls wonder, dat hy uog niet zegt, dat 'tstomme paard dronken is; maar dat komt zeker nog. Maar ik zal je wel krijgen eu 'tsau je vader vertellen, hoor je. Drouken, waarachtig, Zoo'n broekje van een jongen,die dat maarzoo zeitDron ken I" En na veel gevloek en gebrom, nam Clegg de teugels en reed weg in den mist. Boaier had vooruit zeker al betaald. „Waar gaat u naar toe?" zei een dienstman, die ouder 'l gevecht bezig geweest was, de bagage op een wagen te plaatsen. „Nergeus, zei Bultitude. Ik ga niet met dezen trein mee; baal me maar een cab met ecu nuchte- ren koetsier." Ds man keek rond. Een oogenblik tevoren waren er nog heel wat huurrijtuigen geweest, inasr juist rolde het laatste weer leeg weg. „Misschien is er nog wel een op 't perron, zei hij maar als u eventjes geduld hebt, jongoheer, dan zal er bier ook wel dadelijk eentje komen I" Paul besloot te blijveu waar hij was. Hij liep naar de vestibule, waar de kaarijesbureaus zyn en wacht te daar by den grooten haard, waarin het vuur lek kertjes brandde, tot hij het rytuig zou hoorrn aan komen, dat hem weer naar Westbourue Tarracerd terug zou brengen. Er waren een paar treiueu op 'tpunt te vertrek ken en 'twas er vol. Midden uit de drukte en 't gewoel kwam cpeens een magere jongen in een dikken jekker en met een ontzettend boogen hoed op Paul af eu groette hem familjaar. „Zoo, Bultitude! zei hy, dan bad ik het tocb goed, dat jjj het was. Daar zyn we dan weer, hè en hij lachte droevig. 't Was een blei-ke jongen met sproeten in 't ge zicht, heel licht groene oogen, lang. slordig zwart haar, een slungelachtigeu loop en een balndioten, onbeschaamde glimlach. Mijnheer Bultitude was ten zeerste verontwaardigd over het feit, dat zoo'n kleine jongen den moed, de verwaandheid had, hom op deze wijze toe te spreken. Hij kon hem alleen maar uit de hoogte aanstareu. „Zeg dan toch eens wat, zei de jongen geërgerd. Kom nou en laat een adres op je koffers plukseu." „Dat boeft niet, zei Paul stijfjes, gedwongen om toch iets te zeggen. Ik waubt op een rytuig om me weer uaar huis te brengeu." De ander gaf eeu harde schreeuw. „Dat is vlug, als je nou al weer me vacantio naar huis gaat Je bent or toch eentje, Bultitude. Ik moest 't mijn voogd niet leveren. Hy zou razend op me worden. Maar je houdt me zeker voor 't lame. Paul liep van hem weg met in 't oogloopende koelheid. Hy was niet van plan zich moeite te ge ven door met de schoolkameraadjes van zyn zoon te praten. „Bon je niet wel? zei de jongen, in 't minst niet uit het veld geslagen door deze ontvangst. H\j liep hem achterna eu nakie hem by den arm. Heb je je tou- getjo verloren? Het is ook gemeen om weer uaardien ouwen Gnmslone terug te moeten. De sneouw maakte dat we er nog een extra week bykregenen daar moeten we dan ook heel dankbaar voor zyn Ik wou, dat 't nog weer de eorste dag van onze va cantia was en jij Maar wat heb je toch eu wat heb ik toch godaan, dat je op eens in een vossen pop veranderd ben Niets! zei Paul. Ik spreek alleen niet tegen je omdat ik uog niet het genoegen bad —met je kennis te maken." „O, is dat ie kweelie, sei de ander koeltjes. Dat weet je natuurlijk self het bat?. Ik dscii ai teer. maar, omdat we tegeljjk gekomen fijn et aam«j op éen kamer sliepen en vsn dien tjjd s1 altijd osset elkaar gezeten hebben, dat je je misschien wel her inneren zou me tevoren ontmoet to hebben.', „Toch niet, zei do heer Bultitude. Ik zeg je, ik heb niet bet flauwste idéé wie je bent en hoe jo naam ie. Er is Iets gebouni, dst ik nu in de gau wigheid niet zeggen kan. Daar komt juist soa rij tuig aan. Je moet me maar excuseeren, hoor, ik moet heutch weg." Hy trachte zyn arm los te maken uit den vasten greep van zijn metgozel, die hem verwonderd san- staarde. „Wat ben ie toch een koslolyko jongen, Bultitu de, zei hij, altijd klaar om do eeus of anderen streek uit te halon. Jo kont me al te goed. Ik ben Jollend. Wat heb je er aan, zulke gekheid te verkoopen Laten we nou eens gezellig samen praten. Hoeveel suikergoed beb je meegebracht?" De arme Bultitude werd er bijna gek vsn, dst hem de raad werd gegeven, om met zijn malle praatjes op te houden, en door de onzinrlge vragen die de jongon hem stelde. Een vigelante had voer den in gang stilgehouden. Hij moest nu een eind maken aan dat verspillen van zijn kostbaren lijd en «nach ten te ontsnappen aan dien verveleuden jongen, die op z6o ongelegen tijd gekomen was. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1