Zaterdag 12 Augustus 1905. No. 569Gf. 54e Jaargang. Feuilleton. DICK BULTITUDE. UITGAVE FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dins day- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement por 8 muunfion f I. iranco per post f 4.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. I .egale-, oflicieële- en onteigenifigsartvortentiën per regel 15 cent. Reolair.es 1—5 regels/1.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bg advertentiën vaD buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9- Telephoon 19. l)e etiquette op reis. Het seizoen der vacanties, die tijd der binnen- en buitenlandsche reizen per fiets, is weer aangebroken. En het is dus zeker niet van onpas, wanneer we eens met onze weinig bereisde broederen „van het wiel over de etiquette op reis keuvelen. Want er wordt zoo op reis wel eens willens en wetens gezondigd. Men maakt het zich op reis gaarne héél gemakkelijk. Er komt op uitgestrekte tochten per fiets, in landstrekeu waar niemand je kent, waar je dagreizen ver wijderd bent van wat men noemt de beschaafde wereld met haar vormen, gebruiken en etiquette-verplichtingen, daar komt, zeg ik, zoo'n heerlijke vagabondage-stemming over je, dat je geneigd bent, met een menigte van die kleine dingetjes van etiquette te breken, vormen te verwaarloozen, terug te vallen in den oerstaat, of laten we 't maar ineens ronduit zeggen te verwilderen Dat verwilderen op zichzelf nu, daar zit, dunkt ons, niets verontrustends in, zoolang hel geval acuut blijft. Een chronische ver wildering pvenwel is een leelijker geval, en daar willen we dan ook meteen waarschuwend woord onze niet-bereisde toeristen voor trachten te behoeden. Laten we beginnen te zeggen, dat we 't een enorme dwaasheid zouden vinden, een reis per fiets te ondernemen in een zwart laken gekleed kostuum, met den onaf scheidelijke hoogen hoed en een modieus boord van onbescheiden hoogte. Op de fiets reist men in een practisch, gemakkelijk sportkostuum, met korte broek, waarbij fèl in 't oog loopende sport-attributen, als lage gele fietsschoenen en veelkleurige sportkousen, vermeden moeten worden. Een grijs of donkerblauw fietspak, waarover op zeer warme dagen een wit linnen stofjasje kan worden aangetrokken, kleedt den meesten wielrijders wel. Pandjesjassen, lange broeken, wollen truien, en ordinaire petten met snoeptafel-klep, lypeeren den Zondagsrijder en zijn dus ook te vermijden. Maar dit alles heeft nog niets met de ver wildering van 't reizen te maken. Men kan er zelfs met pandjesjas en lange broek op de fiets nog heel knap uitzien, zelfs een tamelijk »schneidig" figuur maken. Maar nu zijn er reizigers, die er wel voor zorgen, dat zij by 't vertrek fiink voor den dag kunnen komen, maar verder degeheele reis weinig of goen zorg meer aan hun uiter lijk besteden. In die gevallen nu treedt al Dit was geen prettiger manier om de dingen te zeggen, maar de heer Bultitude zag zeer goed in, dat Jolland de waarheid sprak. Hg was vriendelijk tegen hem geweest en dat had hem zelfs eenigsziDS in ongelegenheid gebraoht; daarom antwoordde Paul ook zachter: Je hebt het mis. Ik wensch van niemand te klik ken en dat heb ik ook aan je vrinden gezegd. Er scheelt me iets, wat je toch niet zou kunnen be grijpen als ik het je vertelde." „O als je alleen maar een dokter noodig bebt kan het mg niet schelen," zei Jolland. „Wat het ook is, antwoordde de heer Bultitude, die hem niet uit zjjn droom wenscbte te helpen, het raakt jou noch je kameraden. Al deze gesprekken hadden tijd in beslaggenomen Paul zag met schrik, dat de klok al bijna achtuur, stond; dat bezoek van den Directeur duurde erg lang— hg begon ongerust te worden en snel te be rekenen of Grimstone dan wel Chawner het eerst thuis zou komen Maar eindelijk kwam de directeur binnen, hg wenkte den heer Bultitude en zei: Nou dan Bultitude, ik zal jejte woord staan en hg ging voor, terwijl Paul meer dood dan levend volgde naar zijn kamer. Er was ,een bureaulamp aangestoken met een groene kap. De directeur ging zitten in een leunin- na een week de chronische verwildering in. Het fietspak, by de afreis heel knap, wordt stoffig. Er valt eens een regenbuitje op, zoodat het uit zijn fatsoen geraakt. Zonnewarmte, stof en regen, doen de kleur verbleeken. 'tGoed «verschiet", en als 't niet van heel goede kwaliteit is, komt er zoo'n tikje land- loopers kleur over te liggen. En als men nu maar denkt: »'t hindert niet; we zijn in 't buitenland en niemand kent ons", dan ondervindt men al heel spoedig de nare gevolgen van de «chronische verwilde ring". Men stelle zich maar eens voor, welk een indruk een verwilderd, bestoven, verfonfaaiil gezelschap reizigers maakt bij aankomst in een keurig eerste-rangs hotel, wuar voorname reizigers hun intrek hebben genomen, waar dames en heeren uit den eersten stand in groot toilet aan de table d'hote verschijnen. 'tis den portier heusch niet kwalijk te nemen zoo hij 't gezelschap héél elfen ontvangt, en toegang weigert voordat hy van «hooger- hand" instructies heeft ontvangen. 'tls ook den hotelhouder niet kwalyk te nemen, zoo hij 't verfonfaaide troepje van zijn overige gasten gesepareerd tracht te houden, de vierde etage voor de reizigers disponibel stelt en hun voorstelt in een aparte zaal te dineeren. Zie dat zijn onaangename dingen op reis, maar men heeft het in de hand om ze te voorkomen. Men weet nu eenmaal, dat de kleeren de man maken. Komt men als een landlooper onder de mensehen, dat moet men er zich niet over verwonderen als een land looper behandeld te worden. Nu hebben wij er op groote buitenlandsche toeren ook niet altijd even correct uitgezien. Op groote dagmarschen, by de reis over den St. Gothard en bij de overtrekking van den Simplon, hingen boortjes, jasjes en vesten over het stuur. Dat was echter alleen maar het geval in de onbewoonde bergwereld. Geen dorp van eenige beteekenis kwam in 't gezicht of er werd weer behoorlijk toillet gemaakt. En al kwamen we aan 't eind van den dagmarsch ook nog zoo bestoven in ons hotel aan, een half uur later konden we ons met een prettig »sans géne" onder de overige gasten mengen. In onze vooruige- zonden reiskoffers was namelijk het noodige aanwezig om ons behoorlijk te verkleeden. Niemand behoefde aanstoot te nemen aan onze verschijning aan de table d'hóte. Het bestoven fietsgezelsehap was eenvoudig ge transformeerd in een gezelschap wel-gekleede stoel bg het vuur en zei weer: „Nou, Bultitude." „Zou ik, mng ik gaan zitten?" vroeg de heer Bultitude niet een prop in zgn keel. Het waren de eenige woorden die over zgn lippen wilden komen. „Zeker, ga maar zitten," zei de direoteur niet on vriendelijk. Paul ging voor den directeur zitten. Hg deed een wanhopige poging om te denken, maar de eenige gedachte die duidelijk voor hem stond was, dat de groene lampenkap aan Grimstoue's gezicht een akelige, spookachtige kleur gaf. „Kalm maar aan, Bultitude, zei Grimstone, na een lange pauze, terwijl de klok op den schoorsteenman tel den tijd wegtikte; niemand die je haast." Maar dit juist herinnerde Paul er aan, dat er wel degelijk alle mogelijke reden was om zich te haaB- ten, Chawner kon ieder oogenblik binnenkomen en hem bier volgen als hij niet voortmaakte, Maar hij slaagde er alleen maar iu om te zeggen; „U ziet wel, dat ik erg zenuwachtig ben mijnheer buitengewoon zenuwachtig." De directeur knikte. „Ga maar door, zei hij. „Ziet u, mijnbeer, ik ben in ongelukkige omstan digheden, en nou ie het ellendige van het geval, dat ik niet weet hoe te beginnen." Daarop volgde weer een lange pauze, terwijl de direoteur zijn wenkbrauwen optrok en naar de klok keek. „Denk je dat je gauw zou kunnen beginnen? vroeg hg ten laatste. Misschien als je later eens te rugkwam „Neen, dat nooit zei Paul, buiten zichzelf van zenuwachtigheid. Mijn geval is zoo buitengewoon, dat het moeilijk is om er over te beginnen." „Heb je wat op je geweten vroeg Grimstone plotseling. gentlemen. Aldus te handelen, achten wij eenvoudig plicht. We vinden het ewn grofheid in een groot hotel aan de table d'hote te verschyoen in een z waarbereisd fietspak. Een grofheid jegens de tafelburen en een grotheid jegens den hotelier, die er begrypelijkerwys een eer in stelt, slechts welopgevoede menschen in zyn inrichting te ontvangen. Op reis vagabondeore men dus buiten de bewoonde streken naar welbehagenin de plaatsen waar men dineert of overnacht, vertoone men zich steeds correct. Dut is men niet alleen aan zichzelf als welopgevoed mensch verplicht, maar dat is men ook verplicht aan onzen sport. Want het zal wel geen nader betoog be hoeven, dat de sport beoordeeld wordt naai de beoefenaars. Ziet men in 't buitenland troepen wielrijders in verwilderden staat rondtoeren, dan vervvondero men zich niet als men voor den wielersport don neus optrekt en in groote hotels weinig gastvry tegenover wielryders optreedt. Men vermyde dus op reis allen aanstoot, üok moge ieder, die in gezelschap van meer sportgenooten reist, bedenken, dat naar één lid, dat aanstoot geeft, het heele gezelschap beoordeeld wordt. We zouden daar wel eenige niet onvermakelijke voorbeelden van kunnen aanhalen. Zoo zagen wij eens in een fiets gezelsehap een overigens zeer correct gent leman, die zyn fietspantalon had doen voorzien van een enorme zwartlederen zitting overblyfsel uit don oertyd van het vólocipé- disme, toen men nog op houten zadels en niet hooge laarzen reed. Die eene man van het gezelschap werd overal waar men kwam nagewezen. Een kruisvuur van spottende blikken werd op do lederen schyf gericht, bij eiken afrit en by elke aankomst. En in 't heele gezelschap was er ten slotte ver- Zoo zijn er meer kleinigheden, waarop men lot het hooghouden van het prestige van eigen persoon èn van don sport dient te letten. Men houde vóór den aanvang van de reis en gedurende den tocht eens af en toe in spectie. En wie sleenen des aanstoots vindt, ruime ze weg. H. M. (Kampioen 4 Aug.) Paul hoorde stommen en gestommel in de be lendende kleedkamer de kerkgangers waren terug gekomen. „Ja nee," antwoordde hg en raakte nu zgn zinnen kwgt. „Dat is oen eenigszins merkwaardig, om niet te zeggen dubbelzinnig antwoord, zei de directeur, wat moet ik opmaken...." Fr werd aan do deur geklopt. Paul sprong op als door een adder gebeten. „Laat hem niet binnen I gilde hg. Hoor mg eerst aan I Zeg, dat die andere schooier niet binnenkomen mag. Hij wilt m\j ruïneeren!" „Ik wou juist zeggen, dat ik hem niet ontvangen kon. zei de directeur. Maar er ia iets in deze zaak wat ik weten moet. Kom binnen De deur werd zachtjes geopend en Chawner kwam gluiperig binnen. Hg zag wel erg bleek en ademde zwaar, maar hield zich voor het ovorige goed in bo dwang. „Zoo Chawner, zei de direoteur ongeduldig. Wat ia er? Heb jij ook wat op je geweten „O, zei Chawner, heeft Bultitude u al wat ver teld i" „NeenWaarom Hou je mond, Bultitude, ik wil Chawner nu eerst aanliooren, jou niet!" „Omdat, hervatte Chawnor, hij wist, dat ik be sloten was, u iets te vertellon van hora, wat ik dacht, dut u moest woton. Eu hg dreigde eerder te komen en het eeu of andor van mg te vertellen, Daarom dacht ik, dat ik hier ook behoorde te zijn." „Dat is een leugen, riep Paul uit, wat een schurk is die jongen. Geloof er geen woord van, mijnheer Grimstone, het is allemaal gelogen allemaal." „Dat is zeer verdacht, zei de directeurals je ge weten goed wrs, sou je geen reden hebben gehad om mg te beletten hom te hooren, Chawner, ulol- Waarom voeren wij oorlog tegen Boni Toon ile vorstin van Boni (tie dochter van Aroe Pulakku) in 1805 overleed, waren er twee candidaten voor don opgevallen troon haar dochter on do ryksbostiordor, die sinds 1871 die functie vervulde. Tot de overtuiging gekomen dut de leden van do Hadat, en inet hen geheel Boni, deu ryksbestierder tot vorst verlangden, werd de ze door onze regeering tot luunvorst aange wezen, onder den naam Lapapuwooi Kraeng Segeri. Aanvankelijk bewees de nieuwe voi'st ons goede diensten o.u. tijdens de expeditie vau 1800, en in 1898, by gelegenheid van de troonsbestijging van onze Koningin, werd hem zelfs de gouden ster van verdiensten toegekend, maar weldra veranderde dit ge heel en al. In het contract met hom, by zyn troons- bestyging gesloten, werd bepauld o.m., dat hy gehouden was yredo on vriendschap te ondorhouden met do naburigu landschap- pon en zonder onze toestemming geene vij andelijkheden mocht plegen tegen zoodanige landschappen dat liet üonisehe bestuur zich onderwerpt aan alle regelingen, welko liet gouvernement van Ned. Indiii mocht goedvinden vast te stellen omtrent de exploita tie vnn pachten en omtrent bot hellen van de vaartqigen, die Boni's havon aandoen, zoomede van de aldaar in on uitgevoerd wordende goederen. Do vorst van Boni dood nu eenvoudig als of dal contract niet bestond. Ily muuktezieh schuldig aan rooftochten, tegenwerking van het gouvernement, het hellen van hooge belas- stingen, zoodat velen zyner onderdanen het land verlieten en weigerden mede te werkou tot het overdragen van het hellen van tol rechten aan liet gouvernement, en dit, niet tegenstaande in art. '21 van liet contract is bepauld, dat bet gouvernement zich voorbe houdt om »de bestaande belastingen ten allen tydo togen schadevergoeding over tenemen." Deze schadevergoeding weid zóo ruim ge nomen, dut 's vorsten inkomsten door net afstaan der in en uitvoerrechten (die tut de belastingen bohooren), eer zouden vermeer deren dan verminderen. Deze maatregel was een gevolg van de wet van 80 Dec. 1890, tot ophelfing van het vry- havonstelsel in het Oostelyk gedeelte van den Archipel. Aldus trad Boni's vorst, die van ons het ryk nu de verovering in leen kroeg, zyn tegenstaande ,eon paar duidelijke kuraktergebreken, zoo ging hg voort (hij kou zgn afkoer vau den jon gen uooit gohool overwinnen,) is over hot algemeen een jongen, die z\jn plicht trouw betracht. Ik zal Chawner eerst hooren." „Zie eens mijnheer, Chawner, met een gemoenen triomfluch, ik meonde, dat hot mijn plicht was u dit te laten zien. Ik heb het vandaar in Dicks kerk boek gevonden." Met deze woorden gnf hg den diroctour het onge lukkige briefje. Eerst volgde eon vreesclgk oogen blik van doodelgke stille, daarop zag Grimstone op en zei kortaf: „Je heb goed gedaan, mi) van dozo ztutk to ver wittigen. Chawner. je kunt nu gaan." Toen zj) weer alleen waren, wenddo lig zich met woedou vorachting tot Paul. „Verachtelijke leugenaar en huichelaar, donderde hg, terwijl ''ij doer de kamer mot groote stappen op en neerliop. Jo bent ontmaskerd, mijn viend. jo je bent ontmaskord, mijn vriend, je bent ontmas kerd. Jo deedt me gelooven, dat je evenzeer pijnlijk getroffen was als ik door hot feil, dat het meisje anti jo echrijvou dorst. Ja noemde haar teercht niet welopgevoed, jo wendde voor, dat je haar nooit had aangemoedigd nu zelfs haar naam voor vandaag nooit had gehoord. En hier is een briefje, waar- schjjnljjk esnigen tijd golodon geschreven, waarin je haar aanspreekt als Connie Davenanl en de onbeschaamdheid hebt don hoed te bewonderen, diet den Zondag te Jvoron droeg. Ik walg veil zulke leugenachtigheid en jeugdige verdorvenheid, Hot doet me verstomd staan eu benoemt mij mijn vermogen om lo donken." Paul maakte eun opmerking, dat bij huisvader was eu altjld hoogst fatsoenlijk wal gelukkig niet werd geboord. (Wordt vervolgd). voor hem nle

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1