Zaterdag 9 December 1905. No. 7131. 55e Jaargang Eerste Blad. Feuilleton. Binnenland. Ingezonden. UITGAVE: FIR* A A- H- VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi. ufin.c°,Per Post Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-, olltcteële- en onteigeningsadvcrtentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25; elke regel rcieei f 0.2o. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU KORTEGRACHT 9 Tolepiioon 19. Bij dit nummer behoort een BIJVOEGSEL. Wat allereerst noodig is. Dagelijks rijzen er allerlei klachten op over ontzaglijk veel kwaad in de wereld, over gierigheid en verkwisting en hoogmoed on eerzucht en genotzucht en liefdeloosheid en onzedelijkheid. Zijn die klachten overdreven? Neen, in het geheel niet. Soms slaat dat kwaad als een reusachtig spook tegenover ons, dreigend ons van het verstand te be- rooven, de keel ons toe te nijpen, machteloos ons op den grond te werpen, alle geestes leven in ons te dooden. Kan er dan niets gedaan worden tegen hetgeen duizenden soms zoo diep ellendig maakt? Neen, zeggen velen, en zij doen dan ook hoegenaamd niets om verandering te brengen in ongelukkige toestanden, en ze bemoeien zich dan ook alleen met hun eigen zaken; <>1 nog liever met alleen te zorgen voor hun eigen persoon, voor hun eigen genoegen en hun eigeu gemak. Kan er dan niets gedaan worden tegen al die ellende, welke duizenden soms zoo vreeselyk foltert? Ja, zeggen velen, en zij verwachten alle goeds enkel en alleen van een andere Staatsregeling, van andere maatschappelijke toestanden, van betere wetten, van strenger handhaving der openbare orde en tucht, of ook wel van voldoend onderwijs, van meer kennis, van uitgebreider wetenschap. Wat zullen wij tot deze dingen zegden Dat zeer zeker wetten en bepalingen goed, nuttig, onontbeerlijk zijn in een welgeordende maatschappijdat er orde en tucht in een Staat heerscben moet, wil hij niettegronle gaan; dat geen enkel wetboek ooit volmaakt is, en 't dus steeds noodig blijft het gebrekkige te verbeteren dat onwetendheid en domheid nooit een zegen kunnen wezen, maar wèl een ramp dat duisternis altijd bloot stelt aan allerlei gevaar, en het licht daarentegen is iets heerlijks en schoons en goddelijks. Maar wij zullen er in een adem bijvoegen, wat maar al te dikwijls vergeten wordt, dat ook de beste wetten alleen hét uiterlijk, nooit het innerlijk leven van den mensch kunnen regelen; dat zij het kwaad kunnen straiten, maar het in een menschenziel nooit kunnen uitroeiendat onderwijs in allerlei weten schappen den mensch natuurlijk, verstandelijk ontwikkelt, maar geen enkel mensch tot een karakter maakt, tot een mensch in de volste en rijkste en edelste beteekenis van het woord. Wat is allereerst noodig te bedenken? Fransch of Duitsch of Eugelsch of wat ook zult gij nooit een ander goea kunnen loeren, tenzj gij het zelf verstaat. Welnu, het kwaad zult ge nooit in de wereld kunnen uitroeien, indien gij niet, allereerst het kwaad in u zeiven poogt uit te roe'en, en zeil' allereerst eo'. goed mensch wilt worden. Klaagt en jammert ge over de ellende, die onmatigheid en losbandigheid en onzedelijkheid en be krompenheid en ijdelheid en heerschzucht en liefdeloosheid in de menschenwerel 1 ver oorzaakt, wilt ge er met allen ernst de wereld van verlossen er* genezen uitstekend Maar boed uzelven dan allereerst voor die ondeugden Ontworstel uzelven allereerst aan de macht der zelfzuchtstel uzelven allereerst onder den invloed van het heilige Begin met uzelven aan te durven, aan te grijpen En zijt ge wellicht bang, dat ge dan te weinig kunt doen, dat gij te weinig anderen kunt genezen, reddenochbekommer u daarover maar liefst niet; wees maar overal en altijd wie ge zyt, edel en liefdevol, en gij zult vrij wat meer goeds doen voor anderen dan ge ooit hadt vermoed. Begin maar aller eerst met uw eigen persoon te hervormei, en in uw naasten kring te doen, wat ge doen kunt en doen moet. En al zijn kennis en wetenschap en kunst en vlugheid van geest en van hand nooit te verachten, meer kracht gaat er uit in de wereld v m een edel karak ter, en van een reine ziel, en van een lief devol hart. Op den duur werkt toch niets zóo krachtig en zegenrijk op anderen dan een goed voor beeld, en bij slot van rekening, is niets zoo goed dan een goed mensch te zijn. J. W. B. Edel Bloed. 7.) t kreunde „De groote L slikte zijn schreeuw in en zuchtte halfluid voor zich heen. „De lange K hiel weder den stok op, en een tweede slag knalde door do zaal. „Het lichaam van den geslagene kromde zich let terlijk op dc tafel, zoodat dc cadetten hem nauwe lijks aan handen en voeten konden vasthouden. De kleine L had beide nrnieu om het hoofd van zyn broeder geslagen -n drukte hem krampachtig tegen zich aan. Ziju oogeu waren heel wijd opengesperd; zijn gezicht was zoo wit als de kalk van den muur. zijn heclo lichaam sidderde. Iu de hecle zaal heerschte doodclijke stilte, zoo- dal' men slechts het steunen en snuiven van den gestrafte hoorde, dat z|jn kleine broer aan zijn borst smoorde. Aller oogen rustten op den jongen wy allen voelden, dat wij dat met lang meer konden """ïoeu daarom de derde slag was gevallen en het schouwspel van voorheen zich had herhaald, ont stond eeu opgewonden gefluister„Nuts hetgeuoeg niet moer slaaul" „De lange K die door do inspanning heeleniaai rood was geworden, wilde nogmaals den stok opnet- fen voor eon vierden slag, maar opeens wierpen twee, drie anderen zich tusschen hern en deu grooten 1-. rukten hem den rieten stok uit de hand en stieten „De groote L werd losgelaten, riohtie zich lang zaam op en stond toon als geheel gebroken by de tafel; de kleine stond naast hem. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft als bijlage bij de Memorie van antwoord gevoegd een verslag van den stand der werk zaamheden van de Staats commissie voor de reorganisatie van het onderwijs, ingesteld bij Kon. besluit van 21 Maart 1903. Aan dit verslag van den Voorzitter de commissie, dr. J. Woltjer, is het volgende ontleend Van den door den Voorzitter ontworpen leiddraad zijn door de Staatscommissie reeds behandeld en voorloopig vastgesteld de vol gende deelen I. Het Lager onderwijs; II. liet Middelbaar onderwijs III. Het voorbereidend Hooger onderwijs; IV. Het onderwijs voor meisjes V. Toelatings- en overgangs examen VI. De bevoegdheden der leeraren en leera- ressen aan inrichtingen van Middelbaar en voorbereidend Hooger onderwijs. In bespreking is thans de leiddraad, die handelt over het Hooger, speciaal het uni versitair onderwijs, waarbij zich zal aan sluiten hot deel dat handelt over handels- hoogeschool, landbouwhoogeschool, enz. Omtrent den stand der werkzaamheden van de subcommissiën deelt dr. Woltjer het vol gende mede: I, De sub-commissie voor het Lager onder wijs kwam gereed met haar besprekingen over a. het gewone Lager onderwijs; b. het nerhalingsoridervvijs c. tiet meer uitgebreid Lager onderwijs d. het lager v ikonderwijs, voorzoover het in verband staat met de gewone Lagere scholen e. onderwijs aan scholen van bijzonderen aard. Voor de laatste lezing ligt gereed het rap port over opleiding en examens, terwijl de subcommissie nog bezig is aan een rapport over het schooltoezicht. Vóór 1 Januari 1906 denkt zij met haar geheele rapport aan de Staats-commissie ge reed te komen. II. De subcommissie voor het Middelbaar ouderwijs heeft haar besprekingen ten einde gebracht, over de plaats die de Middelbare school behoort in te nemen in het systeem van bet onderwijs en over haar inrichting voorts over het personeel aan zulk een school en over do bevoegdheden, dii geëischt moeten worden. Haar wacht nog de bespreking over de aan sluiting van het Lager onderwijs aan de Mid delbare school en het onderwijs voor meisjes. Hoewel deze sub-commissie bericht, dat een deel van haar eindrapport reeds in bewer- k ng is, kan zij den tijd nog niet bepalen, waarbinnen zij gereed denkt te zijn. Vervolg zie Tweede Blad. „De strafoefening was atgeloopen. „De cadet K verhief nog eenmaal, doch slechls halfluid, de stem „Nu is de zaak uit eu hegraven, zeide hijeen ieder geeft nu L de hand, en wie over de zaak nog ém woord spreekt, is een schoft." „Een algemeen „ja, ja" bewees, dat hy geheel in don geest der anderen had gesproken. Men kwam naderbij en reikte den grooten L de band. Toen snelde ieder als op commando naar den kleinon L. Er werd als het ware een kluwen gevormd om den jongen, want ieder wilde hem de hand drukken.Z|j, die achteraan stonden, strekten' hun handen over de voorsteu uit, eenigeu klommen zells op de tafel om hem te uailereumen streelde hem het hoofd, klopte hem op de schouders eo den rug, on daarbij hoorde men een algemeen gefluister: „Kleine I-, je beut eeu forme ke'el". De oude kolonel bracht het glas aan de lippen het was alsof hij iets moest wegslikken. Toen by het glas weer neerzette, zuchtte hij diep. „Zulke jongens hebben instinct instinct en ge voel", zeide hij. De lichten werdeu uitgeblazen, alles liep op de iconen ever het portaal en uaar de kamers terug vijf minuten later lagen allen te bed, en alles was voorhij De kapitein en dc andere officieren hadden niota vau do heele geschiedenis gehoord. „Alles was voorbij" de stem van dun verteller werd droevighij had beide handen in de broekzakken gestokeu eu koek door den rook zijner sigaar voor zich heen. „Zoo dachten wij dieu avond, toen wy unur bed gingen. Of do kleine L dien nacht heeft geslapen Don volgenden dag, toen wij in de klasse sainenkwarameu, zag b|j er niet naar uit. Vroeger was het geweest alsof op de plaats waar de'jongen rat, een kobold zat en hij liet zich boven do heele klasse uithooron thans was het als was er oen leegte op die plaatshy bleef hoolomnal bleek 0U Het Z'was met den jongen gesteld als met eeu Het opnemen van Ingezonden stukken hewyst, niet dat de Kedactie steeds onvoorwaardelijk instemt met hun inhoud. Kop|j van Ingezonden stukkeu, al dan niet geplaatst, wordt nimmer teruggeven. Geachte Redactie, Den 14de» December e.k. willen onderge- teelcenderi komen tot ollicieele stichting eerier afdeeling Amersfoort van den «Nederland- schen Protestantenbond Het zij ons geoorloofd, in uw blad daarop even de aandacht te vestigen, opdat aan deze zaak al^emeene ruchtbaarheid gegeven worde en zoo weinigen mogelijk buiten blijven staan door onbekendheid met ons werken. De Protestantenbond" zoolct het vrijzinnig godsdienstig leven te bevorderen zietdaar de hoofdzaak maar dat doet een vrij zinnige kerkelijke gemeenteubk Jile „Protes tantenbond" is echter ruimer clan oenige kerk, daar hij omvatten kan de vrijzinnige leden van alle kerkgenootschappen en anderen die, zonder ergens lidmaat to zijn, toch be langstellend zich toonen. De «Protestantenbond" heeft te Amers foort, voorloopig althans, naar onze meening zich bovenal toe te leggen op het geven van lezingen, cursussen en wat dies meer zij. Maar hoe ook, een geraeenscnappelijk ter rein te hebben waar we nu eens niet aller eerst Nederlandse!: Hervormden of Doops gezinden, Lutherschen of Remonstranten zijn, maar eenvoudig vrijzinnige Protestanten, waai' wij onze gemeenschappelijke belangen en gevaren bepleiten kuunen, dat heeft zijn waarde. Daarom roepen wij met vrijmoedigheid «11e bovenbedoelden tot deze nieuwe vereeni- ging op; allen, want de contributie, waarvan ieder zelf het bedrag bepaalt, met een mini mum van f0.5ü per jaar, kan voor niemand een bezwaar zijn. Het voorloopig Comité, 1. HOOYKAAS. J. L. RIK KERS. F. W. A. I. MOREL. ANTik van DJJK. J. A. UDING. L. van WIJNGAARDEN. Amersfoort, 8 December 1905. vlinder, welke inen het stof van de vleugels strijkt ik kan het niet auders beschrijven. „Des middags zag uien hem nu altijd met zijn broer samen loopen. Hij voelde waarschijnlijk, dat du au- deren zich nu heelemaal niet meer met den grooten 1. wilde afgeven, daarom hield h|j hem gezelschap. En zoo liepen dan beiden arm in ariu steeds het Karreoplein rond eu het plein met de hoornen over, heiden met gebogen hoofd, terwijl men hen nauwe lijks een woord zag spreken. Weder het verhaal eeu oogenblik afgebroken, opuieuw moest ik het ledige glas van deu kolonel vullen ou een dikkere rook steeg van de sigaar op. „Maar dat alles, zoo ging hij .voort, was misschien na verloop van tijd terechtgekomen maar de raenschon I" Hij legde de gebalde vuist op de tafel. „Er zijn mensclien. zeide hij kwaad, gelijk het vergiftig kruid op het veld, waaraan de dieren zich dood eten door zulke meuschen worden de overigen vergiftigd „Wij hadden op zekeren dag les iu de physica. De leeruar deed proeven en een electrische stroom zou door de heele klasso worden geleid. Met dit doel moest ieder zijn buurman de hand geven om de vorbiniliug tot stand te breugen. Toen nu de groote L, die naast den laugeu K za', dezeu de hand toesteekt, trekt de lummel een gezicht alsof li|j eeu pad moest aanvatten eu trekt zijn hand terug. De groote L. wankelde zonder eenig geluid te geven en zat daar met cin hloedroodu kleur. Op het zelfde oogenblik echter is de kleine I, van z|jii plaats opgestaan eu langs zijn hffier hoenge- loopen, [is op diens plaats naast den langen K gaan zitten, heeft dions hautl gepakt en uil alle niaeht op de bank gestooten, zoodat de lange lummel het luidkeels uitschreeuwt vau pijn. Dau pakt hij deu kleine bij de keel, en nu zullen boideu beginnen, midden in de les, tiaar alle regelen der kuust eeu vechtpartij te houden De leeranr, die nog steeds met z|ju machine bezig was geweest, kwam thans met fladderende rokspanden aanloopen. „Wat is er nu aan de hand I" riep h|j. Hij was namelijk een oud man, voor wien wy niet precies veel respect hadden. „Het tweetal was zoo kwaad op elkander, dat z|j niet loslieten, hoewel de leeruur vlak voor hou stond. „Welk oen ongepastheid I riep de leeruar. Wil jullie elkander wel eeus dadelijk loslate „L 2 is begonnen, zeide K, ofschoon ik hom heele maal niets heb gedaan." „De kleine L bleef op zijn plaats staan, want w|j moesten ult|jd opstaau als de leeraren tot ons spraken. Aan beide slapen liep hom een dikke zwoetdroupel naar beueden hij zeido geen woordhij haa de tanden zoo vast op elkander gealemd, dut men de spieren van zijn kaken door dc magere wangen heen kou zien. Eu totu bjj hoorde, wat de lango K zeide, vloog er een glimlach over zijn gezicht nooit bud ik zoo iets gezien. „De oude leeraar gaf zich nog een heele poos over aan het genoegen om iu mooi samengevoegde zin- sucdeu over zulk een ongehoorde ongopastheid uit te weiden hij sprak vau den afgrond van innerlijke ruwheid, waarop zulk een gedrag wees. Wij lieteu hem praten; onze gedachten waren bjj den kleinen L en den langen K. „En nauwelijks was de les afgeloopen en de leeruar de deur uit, of daar kwam van achteren, over de heele klas heen, een boek door de lucht vliegen, direct tegen hot hoofd van don langen K. En toeu hjj zich woedend naar den aanvaller omkeerde, kreeg hjj vau den andereu kant een boek naar hot hoofd eu toen brak een algemeen gehuil los„Slaat er opSlaat er opDa lieelc klas sprong op, eu over tafels en tmnkon ging hot op den laugeu K los. En toen werd don langen lummel het vol ge looid, dat het rookte!" I De oude kolonel glimlachte in grimmige bevredi- i ging voor zich heen eu keek naar zijn hand, die nog steeds tot een vuist gebald op tafel lag. I (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1