die er niet onder behooren. Hieraan moet voor een duel de gewraakte stijging van de admini stratie kosten worden toegeschreven. Te dozen aanzien dient intueachen vernield te worden,dal de Directeur, op grond van een Bestuursbesluit, onder dc administratiekosten ook de onkosten heeft geboekt. Dat bij de vergelijking van de rekeuing over 1004 met de justificatoire bescheiden, gebleken zoude ziin, dat ongeveer f2100 niet werd ver antwoord, moet, naar de meening van de com missie, niet in dezen zin worden opgevat, dat dit uitgraafbedrag niet ten behoeve vaiule Maat schappij zonde zijn besteed. De zaak is,dat verschil lende lUtgaafbewijzen ontbreken, hetgeen uit de groote slordigheid gereedelijk te verklaren is. Aan onpzettelijke malversatie behoeft hierbij niet te worden gedacht. Trouwens, liet Bestuur heeft reeds ter verga dering van 30 Augustus toegegeven, dat de leemten in dc posten Staats- en gewone weezen en exploitatie-Doorgangshuis, zoo niet geheel en ai, dan toch voor het grootste gedeelte verant woord geworden zjjn. Bij het deolareeren van zijn reiskosten heeft de Directeur de zonderlinge methode gevolgd om van tal van gedane reizen niet te gewagen en voor de wel vermelde, om het kort te zeggen- min of meer ronde bedragen te noteei-.n. Deze methode stelde hem in de gelegenheid, de kosten van ontvangst van bezoekers op „Zandbergen", de kosten van de motorfiets en enkele andere uitgaven in rekening te brengen, zonder dat aan vankelijk hiervan bleek. Het verkeerde hiervan springt te zeer in het oog, dan dat de commissie er veel over zoude behoeven te zeggen. Dit geldt ook van de f500.20 reiskosten over het 4e kwar taal 1903 die de Directeur eerst als zoodanig naar 1901 heeft willen doen verhuizen, doch daar dan dit jaar uit dezen hoofde te zeer deaaudacht zoude trekken, ten slotte geboekt heeft als reiskos.en door (of voor) een 45-tal wcczeu ge maakt, het bedrag te dien einde over de hoofden dier weezen per.iequeerend. Dat deze eiBkoslen op zich zelf te onrechte zouden zijn geneelareerd, is van do zijde des Be9tuurs niet beweerd ge- wordea en komt der commissie ook niet waar schijnlijk voor. De Directeur mocht dan al niet goedkoop reizen de kosten schijnen eerlijk gemaakt te zijn; slechts de voorstelling deugt niet en dit moet te sterker veroordeeld worden, naarmate de Directeur, in zoo velerlei opzichten al te eigen machtig handelend, goed beschouwd al bijzouder weinig reden had o:u op dit stuk anders dan onafiiankelijk zich te betoonen. Mvstificatie zaaiende, oogstte hij wantrouwen. Te dezer plaatse zij nog nadrukkelijk verklaard, dat de wijze waarop de Directeur de kosten van zijn motorfiets, die hij openlijk had kunnen decla- reeren omdat bij dat voertuig voor zijn dienst reizen bezigde, bedektelijk ten laste van de Maat schappij heeft gebracht, naar het oordeel van de commiessie niet vergoelijkt kan worden, doch ten strengste meet worden gelaakt. Wat den post kappersgereedschappen, in de grievenlijst a flOO rond aangenomen, betreft, keurt de commissie het af. dat aan weezen, die een vak van handenarbeid kiezen, een uitrusting in gereedschappen verstrekt wordt, als zijnde dit weinig paedagogisch en voor de financiën van de Maatschappij buitendien te bezwarend. Overigens t heeft het onderzoek uitgemaakt, dat voor de bedoelde kappersgereedschappen in totaal f 51.75 besteed geworden is, terwijl mag worden aange nomen, dat de kappi-r, toen hij. wel wat licht vaardig, van den Directeur volmacht verkreeg om voor r"e gereedschappen tc zorgen, van die volmacht een ruimer gebruik maakte, dan de Directeur bedoeld had. Het is aan de commissie gebleken, dat aan kosten van reparatie van „Zandbergen" en het Doorgangshuis niet zooveel is uitgegeven, als het Bestuur, afgaand op de door den Directeur verstrekte gegevens, wel meende. Onder dit hoofd van rekening boekte de Directeur allerlei uitgaven ten dienste van de exploitatie van het Doorgangshuis, zoodoende op onverklaarbare wijz-- in de hand werkend, dat het bezwaar van het Bestuur tegen de voortdurende stijging van die reparatiekosten steeds nieuw voedso' ontving. De in het eerste kwartaal 305 onder hoofd „Onderhoud en vernieuwing" gehoekte post van 1130.óS vertegenwoordigt het totaal van ver schillende uitgaven, beneden f25 elke. Ten onrechte vermeldt de grievenlijst, dat bij de specificatie van het hoofd „Administratie kosten", de Directeur, na opgave der volledige onkosten van porto's, inning ran contribution, verzending van Jaarverslagen en maandbladen onz. nog eindigde met een sluitpost ad f 249.00, woordelijk luidende „voor post- en plak zegels, strafport en diverse uitgaven". Inderdaad waren dc gewone porto's over 1901 niet in die opgave begrepen, zoodat zij, naar waarheid, nog onder die 1249.60 mochten worden ondergebracht. Trouwens, dn bedrag van f24900 omvatte nog uitgaven, die in eer vorihe instantie door deii Directeur nominaal waren gespecificeerd. In dit geval, gelijk in zooveel andere, heeft hij den op het Bestuur tc weeg gebmehten slechten indruk aan zijn slordigheid en zijn gemis aan eerbied voor administratieve orde en juistheid te wijten. Eindelijk moet de commissie deze clausule uit de grievenlijst toelichten„liet kasboek, bij die gelegenheid (conferentie ten huize van het bestuurslid Schmitz) geproduceerd, was een kingen onz., in hot wezen identiek geacht kunnen worden. Het voorafgaande samenvattend, constateort de commissie, dat op des Directeursa dministra- tieve be'ieervoering te recht zwaarwichtige aanmerkingen gemaakt en te maken zijn; tevens echter spreekt zij de overtuiging uit, dat de Directeur niet schuldig staat aan bewuste oneerlijkheid, dat hij zich niet willens en wetens ton koste der Maatschappij heeft verrijkt. Ook moet zij doen opmerken, dat de adminis tratie van de Maatschappij zeer veel arbeid vordert, die bezwaarlijk gepaard kan gaan met de juiste vervulling van de hoofdtaak, de wee zen verzorging. Het komt der conunissio voor dat, hoezeer dit den Directeur niet vermag te verontschuldigen, toch de onvolledige en on nauwkeurige administratie ten deele mag worden toegeschreven aan de samenkoppeling van de fimetiën van weezenverzorger en van adminis trateur. Om de houding, door den Directeur jegens liet Bestuur aangenomen, in het algemeen de onderlinge verhouding tusschen beiden, met voldoende juistheid en objectiviteit te kunnen beoordeelen, schijnt het de- commissie noodig, voor een oogonblik terug te treden naar het tijdstip, waarop de Maatschappij auu het initia tief van den heer M. \V. Scheltema Kzn., den 19en Mei 1S74 het levenslicht dankte. Met geestdrift, was zij begroet geworden. Hen nieuw ideaal had zij in de wereld der pbilan- tropie binnengeleid. Breed zou de weg zjjn, dien zij hoopte te bewandelen. Reeds was de weg door den heer Schelteiua afgebakend. Van hem was het denkbeeld uitgegaan. Hij had zich ingedacht in de schoone. grootsehe tank. om verweesden kinderen een nieuw tehuis te bereiden, waar zij, naar eigen aanleg en behoefte, in den kleinen kring van een huisgezin opgekweekt en opgevoed, geleid en bewaakt, in de liefde en de zorg van hun tot dusver vreemde, naar hun komst met hartewarmte verbeidende menschen, iets zouden terugvinden van wat hun droef ontnomen geworden was. Iets anders dan de uniformiteit van een weeshuis, iets meer bij het kind passends dan in een gesticht, met veelal zeer talrijke bevolking, gemeenlijk te vinden kon zijn. Om dit ideaal te" kunnen bereiken, moest de heer Scheltema zich van den steun en de medewerking van invloedrijke personen verze- ren, moest hij over ruime geldmiddelen kunnen beschikken. Hiertoe was het noodig, dat hij derden voor zjjn streven warm maakte, doch ook alleen hiervoor. Hij zelf zou het in de practijk wel dragen; hij zou het wel belichamen en bezielen te gelijk. Welnu, men vertrouwde in zijn kunnen, in zijn welslagen, gelijk men geloofde in zijn ideaal. Men zou hem lielpeu, doch ook hem alleen de taak van de zaak laten zijn. Hij aanvaardde de ziel gaf er al zijn kracht, heel zijn hart, elke seconde van zijn tijd aan. Geen wonder, dat men hem, zooals hij zich, met de in het leven geroepen en allengs zich in toeuemenden bloei verheugende Maatschappij vereenzelvigde. Met zijn mede-bestuurders giug hij uiteraard te rade, beginselen vaststellend, zeker ook wel vaak advies inwinnend. Doch aan die medebestuurders lag het niet, zoomin als het waarschijnlijk lag in zijn bedoeling, alleen in den aard der zaak lag het, dat men den eigelijken arbeid der weezen- verzorging door hem alleen liet verrichten, hem met de verantwoordelijkheid ook meester over de uitvoeriug liet. Hij toch was de Directeur zij stonden hem gaarne ter zijde doch ter zijde. Zoo moest de Maatschappij wel „die van den heer .Scheltema" worden, moest hij in den loop der jaren wel het besef in zich gaan omdrugen „de Maatschappij ben ik". En zoo liet het zich begrijpen, dat fnj gaandeweg, als ongemerkt, op zijn eigen levenstaak naijverig werd, van zijn wisselende, zijn arbeidsveld niet tot in de verste schuilhoeken kennende, medebestuurders op den duur slechts het uiterlijke uiede-zeggenachup kou aanvaarden en uit zijn persoonlijken invloed, steunende op de vastheid van zijn werk, den toestand deed en zag geboren worden, dat men alles aan hem overliet, 't Ging immers goed. Wat zou men veel meepruten en meebazen Dan, zijn jaren klommen en lichamelijk en geestelijk nam hij af. Toen begon bij zijn medc- nestuurders het begrip post te vatten, dat hij wel eens spoedig, of door den dood, öf door ongesteldheid aan de Maatschappij zou kunnen BireolMlr-Mcretnii» op de lioogte worden go- I ondcranm gcldmidiMen en in hel Micnd., bracht van de verhouding van de Maatschappij "ver die van oen Maatschappij, wolke door de tegenover dc pleegouders «u voorts van de geïnde belangstelling en de liefdadigheid van het administratie". Dit besluit werd genomen op 21 publiek ui stand moot worden gehouden —met November 1895 voorzichtigheid behoort te handelen en mot de Do storm ging liggen. Do heor Scholtoma I voorhanden middelen moet woekeren om daar- bleef aan het roer en vond oen hulp-stuurman 1 mede het meeste nut tc bereiken zijn aanstaanden schoonzoon, de hoer J. Woudstra, toenmaals lo luitenant der infanterie to Amersfoort. Hem wijdde hij in, in do ver- verhouding van de Maatschappij tegenover do pleegouders, iu do geheele administratieook in de eigenaardigheden van do verhouding tusschen den Directeur en het Bestuur, ook in het credo, dat de Directeur do Maatschappij was en 2ich van den alleenlieorschcrs-troon niet mocht laten ontzetten. Indien ja, dan is do eigenmachtigheid, die thans een der kenmerken van des heeron Woudstra's optredeu is, als staande op bepaald historischen grond, psychologisch te verklaren. De heer Scheltema liad aan des Bcstuurseisch voldaan. Sedert het begin van 1896 had hij zich doen ter zijde staan en meer en meer had hij de teugels van het bewind toevertrouwd aan den man, die inmiddels, in den zomer van datjaar, zijn schoonzoon geworden was, en zich geheel in de moeilijke, veelomvattende taak had inge werkt. Toen de heer Scheltema dan ook het voor nemen openbaarde om met 1 Februari 1808 als Directeur-secretaris af te treden, stelde hij te ge lijk den heer Woudstra als zijn opvolger voor. Aanvankelijk bestond bij het Bestuur overwe gend bezwaar om dezen wensch in te willigen, aooh midat de heer Woudstra zich persoonlijk voorgestel® en ecu zeer guiistigcn indruk op hen gemaakt had, werd hij voor éen jaar met de waar -raing van de betrekking belast. Nadat intussch de Statuten gewijzigd waren geworden, werd hij, na afloop van het proefjaar, definitief als Direc- tenr-9eoreturis, geen Bestuurslid, aangesteld. Toen de heer Woudstra dus aangewezen werd om eventueel den lieer Scheltema als Directeur op te volgen en later in diens |ilaats als zoodanig benoemd werd, was hij jong officier. Hij was niet in de gelegenheid geweest, te tooneu, dat hij die karaktereigenschapjien en dien levensernst bezat, die vereischt worden voor de waardige vervulling van de betrekking van Directeur der Maatschappij, belast met do zorg voor do plaat sing van weezen in huisgezinnen en mot het toezicht oj> hun opvoeding. Zijn benoeming als Directeur, waarbij hot toenmalig Bestuur, blijkbaar zonder den lieer Woudstra te kennen, alleen op do aanbeveling van zijn schoonvader en op een spontaan ver kregen eigen indruk afging, mag dan ook een waagstuk genoemd worden; een waagstuk, waar van de uitslag, de oommissie raag dit constateeren, gunstiger is geweest, dan had kunnen gevreesd worden, al heeft de administratie tot ernstige grieven aanleiding gegeven. De persoonlijkheid van den heer Woudstra maakte op de commissie niet den indruk van het bezit van het complex van eigenschajipen en hoedanigheden, dal zij zoo gaarne zou aan getroffen hebben in een persoon, die de taak van weezenverzorger op zich genomen heelt. Een zekere mate van gemis aan tact in den rnaat- schappelijken omgang, gepaard aan zeker gebrek aan ingetogenheid, liet niet na, aanleiding te geven tot onaangenaamheden en opspraak. Luchtigheid van levensopvatting is niet te miskennen in de wijze, waarop dc heer Wondstra ztch zoo uit het jongelui's leven verplaatste in de even serieuse als delicate taak van Directeur der Maatechappy en ook niet in het in zijn herinnering blijkbaar weinig nawerken van indrukken omtrent feiten en omstandigheden, die, naar de commissie tot nog toe meende niet spoedig uit de herinnering van een ontwikkeld man plegen uitgewischl te worden. Toch aoht de commissie zich gelukkig, to kunnen constateeren, dat de wijze, waarop dc heer Woudstra de op zieh genomen taak van weezenverzorger heeft vervuld, lof verdient J lij bezit ongetwijfeld vele goede eigenschappen, als bepaaldelijkonverdroten ijver, een warm hart en een groote belangstelling in liet lot van de ongelukkige weezen en veriatenen, die hem hierbij uitnemend te stade kwamen. Deinlich tingen. over welke de commissie te dezer zake kon beschikken, zijn over het algemeen gunstig, en waar het bier vuoral op aankomt, is dit. dal, in overeenstemming mot dc bijna ulgemeene opinie, ook het oordeel van het Bestuur van do Maatschappij over den heer Woudstra, als oytvalleu. Te gelijker tijd voelden zij misschien I weezenverzorger, in hoofdzaak gunstig is. wel iets ia zicu opkomen van een verlangen om I De commissie acht zich, uit het oogpunt van ra mindere mate dan voorheen, ornament of billijkheid en rechtvaardigheid, verplicht hierop vliegwiel te zijn. Dal de Directeur van de Maat- te wijzen, omdat, waar aan den heer Woudstra ontslag (zonder meor, tl. w. z. niet eervol) is verleend op een wijze, die een smaad werpt oj> ge boei nieuw exemplaar, blijkbaar voor die gele genheid vervaardigd. liep dan nok slechts tot eer li ge maanden terug en gaf daarby geen ophel dering". De zaak is, dat dit nieuwejkasboek een net kasboek was, vervangend het aan het Be stuur bekend geweest zijnd oude kasboek, dat door «lordigo bijwerking letterlijk ontoonbaar was on daarom door den adsistent word over geschreven, een arbeid, die bij gelegenheid van die conferentie nog niet voltooid wan Dit oud- kind-) kasboek In-staat nog en is door den Di- ree teil r gesteld ter beschikking van de commissie, die de beide exemplar-o nauwkeurig met elkan der vergeleken heeft- Hierbij heeft zij bevonden, dal deze boeken het nieuwe ontduun van de, het oude ontsierende, doorhalingen, tegen b 5e- isbappy, dus haar ambtenaar, tevens ook alö Secretaris hun medebestuurder was. dus zijn eigen chef en zijn eigen ondergeschikte, dit was toch ook eigenlijk niet heelemaal goed. Zoo overwoog men verandering, en, als gevolg daarvan •Statutenwijziging. Daartoe was de heer Scheltema geroepen mede te werken daartoe kon hij echter niet medewerken. Een jaar lang, het geheele jaar 1895, hield het ontwerpen van gewijzigde Statuten het Bestuur bezig. Er rees eonig wan trouwen; er kwam strijd. De heer Scheltema scheen het wellicht toe, dat men zijn hof ouder graven wilde, zijn autocratie beperken. ^jUp zekeren dag bleef hij uit een bestuursver gadering weg, schriftelijk zijn ontslagneming in het vooruitzicht stellend, voor bet geval dat men besluiten mocht, de com bi natie Dirccteurbcstuure- lid uit dc Statuten te doen wegvallen en deze zoo aan de algemcone vergadering ter sanctie voor 16 leggen. Dezen stap motiveerde hij door de ovcrwegiug, dat de uirecteurstauk van zoo kiesehen aard was, zoozeer ingreep in de familie verhoudingen der weezen, dat men een zetel in het Bestuur niet mocht onthouden aan den man, die, hetzij nu of later, als Directeur de „ziel" van de Maatschappij zoude zijn. Voor dit veto zwichtte hot Bestuur. Het be loofde de gewijzigde Statuten „voorloopig niet aan het oordeel van de algemeenc vergadering to zullen) onderwerper., onder de uitdrukkelijke (voorwaarde, dat ten Bjiocdigsto een adsistontzal worden benoemd, dio door den tegenwoordigen i zijn persoonlijkheid, ook zijn geheele persoonlijk heid en in het bijzonder de wijze, waarop hij zijn hoofdtaak (die van weezenverzorger) ver vulde. in compensatie moec worden gebracht togenovcr de hom ten laste gelogde, reeds genoemde fouten oji administratief gebied. Niet zoozeer door Statuten en instructie (dio beide door onvolledighei uitmunten) uls wel door een jarenlang toegestane practijk, was den heer Woudstra op administrasief gebied eon verantwoordelijkheid opgelogd, of, beter gezegd een eigenmachtigheid gelaten, die hij inderdaad' geloond hoeft niet te hebben kunnen dragtn. Gelijk hiorvoren in bijzonderheden aangetoond geworden is, is het de commissie bij onderzoek van de boekhouding van den heer Woudstra gebleken, dat begrip van geordende administratie hem te eenen male vreemd :r. Terwijl tot voor korten tijd het Bestuur ge- noogen nam mot, of althans zich ncderlogdo bij, hetgeen door den heer Woudstra werd opgegeven als voor do Maatschappij door hem ontvangen of uitgegeven, waarbij hij zelfs bemoeiingen (als inning van contribution e. d.) deed, die ontegenzeglijk in "Ike ordelijke vereeuiging tot de taak van den Penningmeester behooren, ging jiij indordaud, bij liet beschikken over de geldmiddelen van de Maatschappij, met groote eige 1 machtigheid te werk, blijkbaar zonder te begrypen dat men, by het beschikken over eens liet moot dun ook niet verwonderen dat, toen oen nieuwe Penningmeester optrad, die bezield was met de begeerte om des Directeurs finan- oioele administratie tot in alle onderdooien to eoiitroleeren en zieh voor do groott e en den aard der uitgaven mede verantwoordelijk te Btollen, een conflict ontstond. Met meer kracht dan vroeger schijnt toen op zuinigheid en nauwgezetheid to zijn aange drongen, doch zonder resultaat, liet gevolg was, dat liet Bestuur den heer Woudstra ovor bepaaldelijk aangewezen uitgaven waaromtrent de becijferingen zelf3 niet konden nalaten twijfel aan goede trouw op te wekken ter verant woording riep. Hot Bostuur was hiertoe volkomen gerechtigd. De houding, door den lieer Woudstra daarop tegenover hot Bestuur aangenomen, moet worden afgekeurd. Dat hij niet op elke vergadering, op stel en sprong, elk cijfer dat hem werd tegen- goworjien, voldoende kon toelichten, behoeft men, de inrichting dor boekhouding in aanmer king genomen, niet zoo zwaar te laten wegen maar de administratie ivas van dien aard en do bescheiden waren in zoodanigen toestand, dat inderdaad kwade trouw en oneerlijke praktijken konden verondersteld worden. En daarom had de hoer Woudstra, in het besef van zijn ver antwoordelijkheid aan liet Bestuur, niets onbe proefd moeten laten om aan dat, Bestuur het licht to verschaffen, dat het volkomen terecht verlangde. Hij had zich niet moeten houden, alsof aan zijn eigenmachtigheid de beschikking over dc geldmiddelen van do Maatschappij stond, maar, niet eerlijke blootlegging van al du uitgaven, teu behoeve van de Maatschappij gedaan en ten laste van de Maatschappij geboekt en van al de fouten en slordigheden van zijn admini stratie, dadelijk en- in alles open kaart moeten spelen en aan liet Bestuur alpehecle opening van zuken moeten geven. Dit deed hij niet en het gevolg was voeding van wantrouwen bij het Bestuur, dat, door een commissie uit zijn midden, vruchteloos trachtte het noodige licht in de administratie te ontvangen. Ten einde hem zooveel mogelijk te sparen, werd hem onder hands in overweging gegeven zijn eervol ontslag te vragen. Hieraan voldeed hij niet. Terwijl nu de lieer Woudstra zich in 't begin van Juni 1905 om hulp en voorlichting tol eenige correspon denten der Maatschap]iij had gewend, werd hij in de Bestuursvergadering van 14 Juni 1905 ontslagen. De commissie van onderzoek meent, dat het Bestuur zich geen voldoende rekenschap heeft gegeven van de beteekenis van „ontslag" zonder meer, dus niet eervol, hoedanig ontslag pleegt gegeven te worden aan personen, die zich schuldig maken aan wangedrag of oneerlijke practijken. Van wangedrag was geen sprake en oneerlijke praktijken werden mogelijk geacht, doch waren niet bewezen. Uit de administratie kan niet worden aangetoond en ook bij liet onderzoek der commissie bleek niet - dat du heer Woudstra zich gelden van de Maatschappij heeft toege ëigend. Alleen bleek en dat is zeker niet te verontschuldigen dut hij te eigenmachtig uit gaven ten laste van de Maatschappij gedaan had en die in rekening bracht op ecu wijze, die hij wist, of althans kon weten, dat het Bestuur niet goed vond. Wel mocht het Bestuur te recht ontstemd zijn over do houding van rlen heer Woudstra, m iau dit motiveerde nog niet een smadelijk ontslag. Wel kon er gemis van de noodzakelijke samen werking geconstateerd worden, doch dit had alleen tot oen eervol ontslag mogen leiden. Wat er verder oj> hot geven van ontslag volgde doet tot de hoofdzaak aan onze commissie ter onderzoeking gegeven weinig af. De heer Woudstra schijnt ook op de bijeen geroepen Bestuursvergadering, 17 Juni 1905 elke verdere bespreking geweigerd te hebben, in af wachting van do actie, die hij van eenige leden der Maatschappij verwachtte. Afgifte van het archief en ontruiming van „Zandbergen" werden ook door henj geweigerd, nadat de datum van ingang van het ontslag minder formeel door oen commissie uit, maar dan toch onder nadere goedkeuring van het Bestuur —op 17 Augustus 1905 was bepaald geworden. Op grond van het bovenstaande concludeert onze commissie, dat do zaak don volgendon loop moot nemen: 1. Do heer Woudstra biedt aan liet Bestuur der Maatschappij zijn verontschuldiging aan voor do houding, door hem tegenover dat Bestuur aangenomen, erkent, dat hij aan het Bestuur verantwoording schuldig is en geeft alsnog aan liet Bestuur op nlle punten, waarover het inlich ting verlangt, zonder eenige terughouding ulge- heele opening van zaken. 2. Wordt aan liet genoemde sub 1 niet vol daan, dun blijft het ontslag gehandhaafd, maar mot de bijvoeging „eervol". 8. Wordt aan hot genoemde sub 1 voldaan, dan trekt liet Bestuur den omslagbrief van 1-1 Juni 1905 in. Jl0'. bestuur doet zoodanige voorstellen tot wijziging van Statuten en bevordert zooda nige wijziging van instructie, data. hot werk van den Directeur, voorzooveel de jdaatsing oil do verzorging van do wcozcn betreft, gedaan wordt onder toezicht van een d-vartoe uit het Bestuur of tie uit de Maatschappij aangewezen commissie, in welke ook vrouwen zitting hebben; b. do fiuancieele administratie en verantwoording geheel blijven aan den Pen» ngmeostor, mot dien verstande, dat de Directeur, ton behoeve van de plaatsing en verzorging van de woezen, dc beschikking zul liobhen over beperkte cro- (lioten of voorschotten, die hij periodiek ver- antwoordt en die hij niet mag overschrijden dan met machtiging van hot Bestuur of van oen hiertoe aangewezen commissie uit hot bestuur.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 2