Donderdag 22
Februari 1906.
No. 7162.
55e Jaargang
Feuilleton.
„MESELLE".
Stadsnieuws.
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
iranco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale-,
otlicieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels/-1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
'ostbus 9. Telephoon 19.
K ENNI8GEYINGEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT
Gelet op art. 87 der Drankwet.
B-engen ter openbare kennis,
le. dat bij hen is ingediend een verzoekschrift
om verlof tot verkoop van alcoholhoudenden drank,
anderen dan sierkcndrank, voor gebruik ter plaatse
van verkoop door KRIJN MARINUS in de achter
kamer van het perceel Leusderweg no. 5, alhier
2e. dat binnen twee weken na deze bekendma
king ieder tegen het verleenen van het verlof schrif
telijke bezwaren bij Burgemeester en Wethouders
kan inbrengen.
Amersfoort, 22 Februari 1906.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. 8TENFERT RROESE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gelet op urtt. 6 en 7 der HINDERWET,
Brengeu ter kennis van het publiek, dateendoor
G. J vas DAM ingediend verzoek, met bijlagen, om
vergunning tot het oprichten van eene slagerij in bet
perceel alhier gelegen aan de Koestraat No. 16, bij
uet Kadaster bekend onder Sectie E. nummer 4790,
op de Secretarie der Gemeente ter visie ligt en dat
op Donderdag, den 8. Maart aanstaande, des
vnorniiddaga te half elf uren, gelegenheid ten Raad-
huize wordt gegeven om, ten overstaan van het
Gemeentebestuur of van een of meer zijner leden,
bezwaren tegen het oprichten van de iuriohting in
te brengen.
Amersfoort, 22 Februari 1906.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFEIIT KROESE.
Reeds aanstonds na het verschijnen van
den jongsten bundel rapporten der «Zuider-
zee-vereeniging" hebben we daaruit een en
ander meegedeeld.
Bij nauwkeuriger herlezen, blijkt totaal
ongegrond het groote bezwaar, ciat steeds
tegen de drooglegging van een gedeelte der
Zuiderzee weid aangevoerd, namelijk, dat
de ruïneering van talloozeZuiderzee-visscbers,
en van al de bedrijven die met dezen tak
van nijverheid samenhangen, ervan het gevolg
zou zijn.
Men kent thans, door dc nauwkeurige
opgaven, die omtrent het aantal vaartuigen,
het getal der visschers, de opbrengst, enz.
door de Commissie zyn gedaan, zoo ongeveer
den toestand, waarin de visscherij op de
Zuiderzee verkeert.
28 (Slot.)
Het tot hiertoe verhaalde hoorde ik grooteudeels
van Evelynmaar wat nu volgt, werd mij door ver
schillende anderen verteld.
Parry'f, merrie beantwoordde niet aan haar mees
ters lofspraak, want zij schijnt pas tegen drie uur te
Carobester te zijn aangekomen.
De politie daarentegen maakte spoed, zoodat Parry,
met den inspecteur naast zich, ruim kwart na drieën
kon wegrijden.
Ongeveer vier mijl buiten Carchester greep er eeu
ongeval plaats, dat lang een raadsel is gebleven voor
Lethbridge's groom en andere personen, wien 't be
kend was, dat de dogcart onlangs was gerepareerd.
Een wiel liep er af.
Na kort beraad werd besloten, dat, om geen tjjd
te verliezen, de inspecteur te voet zyn weg zou voort
zetten, terwijl Parry op zijn paard, zoo goed het
S'ng, naar Carchester terug zou rijden omzooacbio-
jk mogelyk een ander rytuig te halen. Zoodoende
hoopte hij den inspecteur spoedig achterop te rijden.
Deze heer vertrouwde hier niet al te vast op, maar
stapte stevig door, wat gelukkig was, waut ten ge
volge vau nieuwen tegenspoed, waarvan de bijzon
derheden mij zijn ontgaan, kon Parry niet zoo spoe
dig Carchester verlaten als te verwachten was en
kwam hij eerst na de aankomst van den inspecteur
bij den heer Merrington terug. Dit was, meen ik,
twintig minuten vóór zessen. De dokter was juist
heengegaan.
Ha eenig oponthoud werd de inspeoteur door de
Van een bloeiende tak van bedrijf, die
door de indijking en gedeeltelijke droogma
king zou worden vernietigd opvatting
der tegenstanders van het plan is geen
sprake.
Welvaart wordt bijna nergens aangetroffen;
wel over 't algemeen een harde strijd om
een sober bestaan.
De schepen zien er over 't algemeen niet
best uit en opmerkelijk is het, dat er zoo
weinig nieuwe worden aangetroffen.
Bijna alle scheepswerven in de omgeving
van de Zuiderzee hebben alleen werk van
het hellingen eu repareeren van bestaande
schepen.
Het afleveren van nieuwe behoort tot de
zeldzaamheden.
Het gewone, dagelijksche onderhoud der
schepen blijft vaak achterwege en als de
crediteur-leverancier niet opnieuw bereidt
is crediet te verleenen, geschiedt zelfs het
noodigste onderhoud niet.
Op vele plaatsen werd dan ook door de
visschers geantwoord op de vraag hoe zij
dan toch hun levensonderhoud konden ver
dienen, waar hun netto besommingen niet
voldoende waren om hun gezin te onder
houden en hun zaakje in orde te houden
».)a, mijnheer, wat zal ik U zeggendan
leven wij maar, zooals wij dat noemen van
ons schip en van ons vischwanl" wat wil
zeggen, dan zij dan zelfs niet de allernoodigste
gelden uitgaven voor 't onderhoud van een
en ander, zoodat wat zij het eene jaar daaraan
uitspaarden, het andere jaar tot dubbel nadeel
zou strekken.
Zóo is de toestand van de Zuiderzeevis-
scherij.
Mag dit nu een reden zijn om een zoo
grootsch en bij uitstek nationaal werk, als
de droogmaking der Zuiderzee is, voorgoed
uit het hoofd te zetten
Geenszins.
Zeker, door de droogmaking of liever reeds
door de afsluiting, zullen velen ernstig bena
deeld worden in hun tegenwoordig bedrijf,
al moge dit dan ook weinig winstgevend zijn.
Doch er is ook aan de andere zijde der
balans iets te boeken.
Ongetwijfeld zullen na de afsluiting vele
nieuwe bestaansvoorwaarden geschapen wor
den en zal zelfs een nieuwe visscherij kunst
matig in het leven geroepen en gehouden
kunnen worden.
Bovendien zal al dadelijk bij den aanvang
der afsluiting een ruim arbeidsveld voor
velen worden geopend. Evenwel zullen vooral
de oude visschers van deze voordeelen weinig
kunnen profiteeren, en men dien^ wel in het
huishoudster naar mademoiselle's kamer gebracht,
en werd haar vlucht ontdekt. De eenige, die mis
schien iets geboord kon hebben, was degeue, die
in bet aangrenzend vertrek sliep, mejuffrouw Mer
rington maar haar vader stond niet toe, dat zy
vroeger dan het gewone uur zou gewekt worden, op
grond dat zij, algemat door den schok van den
vorigon avond, doodmoe naar bed was gegaan. Het
mocht den inspecteur niet gelukken,hem hiervan terug
te brengen, boe hij ook zyn best deed, den heer Mer-
riugtou voor oogen te houden, dal dit tijdverlies
kou schaden aan de kans om de voortvluchtige te
vindeu. Tot acht uur hield do inspecteur zich onledig
met ontbyten en het verhooren der dienstboden.
Hun eouveudige lezing van het geval was, dat made
moiselle, op alles bedacht, laat in den namiddag de
ladder zelf onder het raam had geplaatst. Eeu der
kamermeisjes herinnerde zich geritsel te hebben ge
hoord, terwijl zij hot vuur ia tnademoisello's kamer
aanmaakte en een staljongen verzekerde, de gouver
nante vroeg in den avond te hebben zien ronddren
telen by de scbuur, waar de ladder opgeborgen
werd.
Dit waren alle inlichtingen, die de Inspectour in
won, want toen meD, kloske acht, in Evelyn's kamer
kwam, bespeurde men, dat zjj niet in een toestand
was om te worden ondervraagd. Dit verontrustte haar
ouders dermate, dat eon bodo naar den dokter werd
gezonden om zyn beloofde terugkomst te bespoedigen;
niemands hoofd stond er naar om aaD mademoiselle
of den inspecteur te denken, on hij, ziende hoe
hopeloos dc zaak was, keerde stilletjes naar Carcheslei
terug.
Drie weken was Evelyn ernstig ziek en toen zjj
herstellende was, werd op raad van den arts het
noemen van mademoiselle's naam, evenals elke toe
speling op den avond van bet bal, vermeden.
Do doffe atmosfeer werd maanden lang verlevendigd
door bet ongeval, dat het vaste onderwerp van ge
sprek bleef, in elke gezellige bijeenkomst, althans
oog te houden, dat de overgang naar .de
nieuwe, betere toestanden verscheidene jaren
zal duren en voor velen een moeilijken tijd
kan opleveren.
Maar biervoor behoeft de droogmaking
niet te worden uitgesteld.
Er is een middel.
Uit billijkheidsoo^punt, en wegens het
bijzondere van de zaak uit het oogpunt van
algemeen btaatsbelang, is er bier alle reden
om voor dat overgangstijdperk een tegemoet
koming te verschaffen aan degenen, die
direct nadeel lijden door de afsluiting.
Dit nadeel is voor de ouderen van dagen,
die geen nieuwen werkkring meer kunnen
opzoeken, als levenslang te beschouwen
voor de anderen van tijdelijken duur.
De schadeloosstelling moet niet bestaan in
een onteigening van materiaal, noch in een
dwang om met Staatshulp een bepaald aan
gewezen bedrijf te gaan uitoefenen. In beide
opzichten is onthouding voor den Staat ver
kieslijk.
De schadeloosstelling dient echter in hoofd
zaak te bestaan in een pensioneering der
ouden van dagen van 50 jaar en daarboven,
en in een tijdelijke geldelijke uitkeeringaan
anderenen in het openen van nieuwe
verkeerswegen naar de nieuwe arbeidsgele-
genheden.
Daardoor kunnen de visschers, die nu van
hun bedrijf beroofd worden, op gemakkelijke
wijze elders een nieuw bedrijf vinden.
Het rapport geeft uitvoerig en helder aan,
hoe dit kan geschieden.
Zeker, er zal een offer moeten gebracht
worden.
Maar tegenover de weinige duizenden die
aan den verliezenden kant zullen zijn, staan
er honderd-duizenden voor wie de droogleg
ging de gelegenheid zal verschaffen om vooruit
te komen in de drooggelegde polders.
Het ligt voor de hand, dat velen die tot
de visschersklasse behooren reeds dadelyk
in het voorbereidend werk eeD beter loon
zullen vinden dan thans de visscherij ver-
schalt.
Wy kunnen dan ook dit overzicht niet
beter besluiten dan met aanhaling van de
woorden, die de heer Hovy een paar weken
geleden in de Eerste Kamer sprak
»Een Minister als deze, die zelfs in het
buitenland geroepen wordt tot het maken
van groote werken, zal niet opzien tegen
een groot werk in ons Vaderland.
»Ik hoop van harte, dat het hem gegeven
moge worden, gedurende zijn bewind die
zaak tot stand te brengen, gelijk ook het
ernstig streven is geweest van zijn voorganger,
wanneer de Merrington's niet aanwezig waren. Voor
Parry ontzag men zich niet en hy moest zicb, meer
dan eens, een kruisverhoor laten welgevallen betref
fende zijn ietwat omslachtig verhaal van zijn nach-
tetijken tocht naar Carchester. Hij antwoordde mo
goed by kon, tot hy ten laatste zijn geduld verloor
en weigerde verdere vragen te beantwoorden eu
hierdoor de vermoedens bevestigde, welke zyn ver
legenheid had opgewekt. Het was mevrouw Barnes,
die bel vage vermoeden, dat Parry te groote sym
pathie voor mademoiselle bad gevoeld, onder woorden
bracht. Deze uitleg, iu baar bandeD, verklaarde veel,
dal raadselachtig was. „Geen wonder, dat het arme
kind zoo ziek is geworden", zeide zij, hoofdschuddend
,en dat de familie de zaak heeft gesust. Ik heb geen
medelijden met hen. Ik heb hun vooruit gezegd
wat bun te wachten stond".
De opwinding bedaarde van lieverlede, maar
bal vau mevrouw Merrington en het dramatische
einde werden nog op diners, thee-en tenuispartytjes
besprozen, totdat zich een nieuw en vroolijker thema
voordeed, namelijk het huwelijk van Evelyn Mer
rington met den heer Parry Lethbridge.
Zoowat zes maanden na haar trouwen, zat Evelyn,
laat in den namiddag, in de met zooveel liefde
weelderig voor haar eigen gebruik iugerichte kamer.
Zij genoot van dc warmte en rust ua een flinke
wandeling in de frische herfstlucht. Zij leuude be
haaglijk in de zachte kussens van haar armstoel,
kijkend naar het houtvuur, dat iu den haard knet
terde en zijn licht wierp op de fraai gekleurde atollen
en den vlakken kant van 't porselein en brons, die
dit smaakvol nestje opluisterden. Haar wachtte iets
prettigs, Parry's thuiskomen van de jacht én het
theeuurtje. Zy was te dommelig om te denken en
Dg rustig te genieten van eeu dier zonnige tijdper
ken, waarin het leven zoo genotvol is, dat wij alhoht
vergeten, dat het verstoord kan worden.
Zij werd gestoord, aangenaam gestoord, door de
Minister Lely.
»Ik heb het betreurd, dat het vorig Kabinet
deze belangrijke zaak Diet heeft aangedurfd,
ofschoon niet te weerspreken is, dat sedert
zooveel meer licht is gekomen op het gebied,
mede door den arbeid der commissie.
»Nu aan het hoofd van het Departement
van Waterstaat eeu man van groote tech
nische bekwaamheid staat, die meer zelf
standig kan beoordeeleti de groote waarde
van het werk en de uitvoerbaarheid, heb
ik goeden moed, dat wij onze wenschen in
vervulling zullen zien gaan en dat er een
wetsontwerp zal komen in den geest van
bet rapport der Staatscommissie van 1892.
«Indien er éen zaak is, die óok belang
stelling in het buitenland wekt, is het zeker
wel de zaak van de drooglegging derZuiderzee.
Ik geloof' ook, dat, willen wij onzen nationalen
roem blyven handhaven, wij dit werk zullen
moeten ter hand nemen eu het is hiermede,
dat ik mijn kort woord van warme aanbe
veling van een groot nationaal belang wensch
te eindigen". J. C.
Ds. D. P. M. Graswinckel, emeritus predi
kant te Utrecht, hoopt aanstaanden Zondag
ochtend 10 uur voor te gaan bij de gods
dienstoefening in de Luthersche kerk, bier.
In „StbL" no. 35 is opgenomen een Kon.
besluit van 17 dezer, tot wijziging van het
Kon. besluit van 7 September 1905 tot in
stelling van een Departement van algemeen
bestuur, dat den naam zal dragen van Minis
terie van Landbouw, Nijverheid en Handel,
en tot wijziging van den naam van het
Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijver
heid, dat voortaan zal heeten Ministerie van
Waterstaat.
Aan jhr. J. W. A. Barchman Wüijtiersvao
Vliet is, op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als lid van de Regelingscommissie voor
de veefokkerij in de provincie Utrecht.
Mejuffrouw A. Baas, leerlinge der Amers-
foortsche Industrie- en Huishoudschool, slaag
de voor de acte fraaie handwerken.
De heer H. J. D. Yan Wessum, werkzaam
bij het Hoofdbestuur der Posterijen en Tele
grafie, is bevorderd tot le klerk.
Bij de N. C. S. zijn verplaatst: stationsklerk
G. Molenbeek van Amersfoort naar Zwolle;
stationsklerk H. W. Buijtenhuis van De Bilt
nanriddagpost. Er lag op het blad, zonderling afste
kend bij de met monogrammen prijkende enveloppen
er omheen, een klein, dun briefje, met het postmerk
Londen, aan baar geadresseerd in een haar onbekend
fijn schrift. Dit briefje nam Evelyn het eerst op;
betgeen zy uit de enveloppe nam, is het best te be
scbryven als eeu vodje papier, smoezelig, gekreukt,
dicht beschreven met kleine letters in bruinachtig-
rooden inkt als het zelfs inkt was! By het zien
van dal schrift, slaakte zij een kreet en was verschrikt
alsof zij een geest had gezien den geest van eene,
die nu drie jaar dood voor haar was. Te ongeduldig
om op de lamp te wachten, hurkte zy voor den
haard, diep zicb buigend cm het schijnsel op de
bleeke letters te laten vallen. Dit is de vertaling van
wat zij las:
„Een Siberische gevangenis, 188—.
„Tot ons iu de duisternis, waaruit wij weldra een
nog dieper nacht zullen ingaan, dringt bij wnlen
een woord of een glimp door van de vroolyke bui
tenwereld. Zoo hoorde ik van je huwelyk. Moogt gij
gelukkig zyn I En dat zult gij. Dat is hel recht van
natureu zooals de uwe. Denkt ge somtijds aan mij t
Ik denk dikwjjls aan je en aan de vriendelijke,
goede menscben om u, en dan voel ik in mij op
komen een vreemde hoop op een wereld waar zoo'n
leven bestaanbaar is. Do mureu mijner cel vallen weg;
ik zie de zware olmen eu de vlakke weiden badende
in zonneschijn; ik hoor de kinderonstemmen zingen.
Hij heeft licht gebracht aan hen, die si tien in duis
ternis en in de schaduw des doodseu ik droom,
dat er een God is, die ten minste op uw land goeder
tieren n»rrjiet en dat Hij mogelyk, eenmaal, ook
onzer zal gedenken. Meselle."