Donderdag 21 1906. No. 7212. 55e Jaargang Feuilleton. Leemen voeten. FIRMA A. H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden/"l. franco per post f 1.45. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 40 cent. Legale- officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 45 cent. Reolatnee 45 regels f 4.25; elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 40 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU KORTEGRACHT 9. Postbus 9. Telephoon 19. f lie met ingang van 1 Juli zich op deze cou rant wenscht te abon- neeren, ontvangt 'de nog in JUNI verschij nende nummers kosteloos. KENNISGEVINGEN. Jacht. De COMMISSARIS der KONINGIN in de provin cie UTRECHT, Gezien het bealuit van heeren Gedeputeerde Staten dier provincie, dd. 14 Juni 1906, no. 69 Gelet op art. 11 der Wet van 18 Juni 1857 (Staats blad no. 87); Brengt by deze ter kenuis van belanghebbenden, dat do opening der jachtbedrijven, vermeld onder litt. d, f en h van art. 15 der voormelde Wet (het schieten van waterwild, het vangen van waterwild met slagnetten en het vangen van eendvogels in een eendenkooi of daarmede gelijkstaand toestel), voor de provinoie Utrecht is bepaald op Zaterdag 14 Juli aanstaande, ter plnatBe bij art. 1 van het Reglement, op de uitoefening der jacht en visscberjj en de af paling der eendenkooien in de provincie Utrecht aangeduid. En, ten einde niemand eenige onwetendheid hier van voorwende, zal deze worden afgekondigd en aan geplakt, waar zulks te doen gebruikelijk is. Utrecht, 16 Juni 1906. De Commissaris der Koningin voornoemd, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS FOORT, brengt, ter voldoening aan de aanschrijving opge nomen in het Provinciaal Blad vac Uftecht, no. 98 dezes jaars, ter kennis van belanghebbenden, dat in de Gemeente Maartensdijk een geval van VLEK ZIEKTE is voorgekomen. Amersfoort, 21 Juni 1906. De Burgemeester voornoemd. WUIJTIERS. Do BURGEMEESTER en WETHOUDERS v an AMERSFOORT, Gelet op artt. 6 en 7 der HINDERWET, Brengen ter keunis van het publiek, dat een door L. J. HON TELE ingediend verzoek, met bijlagen, om vergunning tot het oprichten van eene dreoflkamer voor sigaren in hni perceel alhier gelegen aan de Scbim- melpencinckstraat No 40, bij het Kadaster bekend onder Se»- 'ie A.No.|17ö2, op de Secretarie der Gemeente ter viBio ligt,en dat op Donderdag denö Juli aanstaande, des voormiddags te half elf uren, gelegenheid ten Raadhuize wordt gegeven om, ten overstaan van het Gemeentebestuur of van een of meer zijner leden, bezwaren tegen ;het oprichten van de inrichting in te brengen. Amersfoort, 21 Juni 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. 42.) Breden sloeg nog een tijdje door. Het suisde Weller echter zóo in de ooren, dat hij niets ver stond. In daze kamer was zij eens binnengekomen, zijn bemind meisje, de vrouw voor wie hij druppels gewijze zijn bloed zou willen geven, en had hem met schitterende oogen gezegd: „Henk, nu is het uur gekomen. Ik bemin". En dit was het einde. Maar juist, dat het zoo niet verder voort behoefde te gaan, leek Weller zóo'n uitkomst dat hg denman daar vóór zich, dien ellendigen zwakkeling, niettegen staande z\jn afkeer, wel wilde zegenen, als by maar wegRiug, voor altjjd wegging, en afliet vaD zyn lieve ling, die hij vasthield, niet als met de klauwen van een roofvogel, maar in de verstikkende ODarming van een polyp. En zoo kwam bet, dat Breden reden had zyn gelukkigen inval te prijzen, want toen hy vertrok, had hij een obèque in den zak, waarop bij zioh morgen by den bankier van Weller vijfduizend gulden kon laten uitbetalen. Hij had zooveel niet gevraagd, maar Weller had het hem de letterlijk op gedrongen. Het scheen dezen toe, dat hy zoodoende" LEVENSERNST. Ernst is het levenO zalig die 't weten Arbeid en roeping en edele strijd. De eeuwigheid vraagt naar de vrucht van den tijd. Dwazen, die 't werkl ioa, gedachtloos vergeten, En pas te laat, aan het einde der baan, D'ernst van het ij dele leven verstaan. Zóo zong eens De Genestet. En Mullatuli was zoodanig bewast van 's raenscben roeping tot arbeiden, tot voortbrengen, dat hij tot levenseisch steldehet gevoelen, denken, werken, streven, en vruchten dragen, hon derd duizendvoud Ik ben het met beiden en o zooveel anderen eens, dat het leven ernstig moet worden opgevat. Doen wg het niet, dan geeft het ons uok geen blijdschap. Wie jaagt van 't eene genot naar het andere, vindt de vreugde niet, maar blijft onverzadigd. De levensvreugd vindt men alleen in getrouwe plichtsbetrachting, bedoeld in den ruimsten zin des woords. Voor éen ding wil ik waarschuwen, dat men n.l. den ernst niet verwarre met zekere deftigheid, die sommige menschen er op na houden en die door De Genestet genoemd is: »Bastaard van den ernst," welke door hem werd veracht, als de logen en die hij o zoo gaarne door schrik bevangen Voor der Waarheid ronden lach, Aan een witte das verhangen, Ergens plechtig bungelen zag. Zie, men is zoo licht geneigd om iemand, die zich eens echt jolig aanstelt, die, ofschoon de eerste jeugd gepasseerd, het dartele doen van z'n jonge jaren nog eens naar voren haalt, van gebrek aan ernst te beschuldigen. Wij, Hollanders, willen maar al te graag een ernstig man in een zwart pak kleeden, hem een hoogen dop opzetten en een witte das omdoen. Wij zweren bij deftigheid en reikhalzen naar elke gelegenheid om dat te doen uit komen. Laat er maar eens een fuiije zijn, een liefdadigheids-concert of zoo iets, en gij kunt de heeren bestuursleden met groote waar digheid aan den arbeid zien, een feestkleed aan, dat morgen op een begrafenis ook dienst kan doen, 't geheel gekroond met een kachel pijp, welk hoofddeksel, zoo lang mogelijk het hoofd van den president, secretaris, com missaris of welken rang hij ook bekleeden moge, blijft versieren(?). Vandaar ook, dat wij Nederlanders zoo bij uitstek het vergaderen beminnen. Jongen, jaDan worden wg genoemd in de cou ranten en hoe vaker dit gebeurt, des te spoediger krijgen wg een plaats in de rij dergenen die tot de beroemdheden van den dag behooren. En bovendien geeft het ons gelegenheid om aan te zitten achter een door een symbolische handelwijze het geluk, de rust en daardoor wellicht het leven van Ester terugkocht en daarvoor waa hy tot ieder offer bereid. Hy kon zich ook niet te vaat verzekeren van Breden's werke lijke afreis. „Dus morgen avond? Kan je klaar komen? Maar a propos, ga je alleen 1" Breden wilde loochenen, maar waartoe? Alles was immers toch beslist. En nog eenmaal kwam die valscbe zucht naar waarheid in hem op, niets anders dan pralerij met deze deugd. „Ik begeleid een vriendin. Natuurlijk staat dit feit jou en Ester óok ten dienste". Met een harden slag was de deur vlak achter hem dicht gevallen, juist toen hij den drempel had over schreden. Weller nam uit een vak van zyn schrijftafel het papier, dat het informatiebureau hem eens gestuurd had. „Over 't algemeen een zeer net mensch" en daarvoor die historie met die vrouwen. Had Ester hem niet steeds haar „trouwe Eckhard" genoemd Maar neei, hy was altijd laf geweest. De oude mevrouw Dooates had hem doorzien. Uit angst voor zyn eigen hart was hy een lafaard geweest. Hij hiel zjjn armen omhoog, als iemand, wien een zware last van de schouders valt. Vry vryEu die man had hem bovendien een plicht opgelegd, waardoor by haar kon ondersteunen, als de last des levens baar te zwaar scheen. Hy zou diens middel ge bruiken, hoe wreed het ook was. Nu moest zij er door, door den diepen stroom. Maar hy sou haar plechtig groene tafelom daar te spreken op «parlementaire wijze", aanvangende met een »mgnheer de Voorzitter" vol pathos uit gesproken en eindigend met een »Ik dank U" op een toon die verraadt, dat de spreker zich zijn waarde wel bewust is. Maar waar spreek ik van vergaderingen. Zelfs op diners brengen wij onze toasten uit, zóo gezwollen, zóo theatraal, dat een mensch, die aan dergelijke deftigheid niet meedoet, moeite heeft, z'n lachen in te houden. Het meerendeel der aanwezigen, in de meeniug, dat het heusch uoort, merkt de ouna- tuur, de bouiba.t niet op, O, ik heb niets tegen toasten; ik vind het zelfs prettig, eens een gelegenheid te hebben, als een feest, om ook eens met woorden van onze harte lijke vriendschap te getuigen. Maar dat kan toch eenvoudig zijndat moet toch, wil het goed wezen, sporen dragen van oprechtheid, van welgemeend zijn. Daar is een tijd geweest waarin het een Nederlandsch predikant alleen vergund was zich met een kuitbroek en steek te vertoonen. Zijn woord moest hoogdravend zijn, zgn voordracht zich kenmerken door een zekeren toon die met 'natuur en waarheid in 11a- granten strijd was. Die tijd is voorbij gegaan en wij mogen hopen, dat veel, wat thans nog geldt als noodzakelijk aan den levenernst verbonden, spoedig ook lot bet verleden zal bHiooren. Wg vertrouwen een geneesheer onze lieve kranken thans best toe zonder dat complex van statig ceremonieel bg zijn nadering, waar aan men den vroegeren dokter kon kennen. Vac onzen juridiscben raadsman eischen wij niet meer, dat hij plechtiglijk zijn wenk brauwen fronst, zijn mondhoeken bij ge wichtige vragen naar omlaag werkten meer zulk vertoon. Aan den prediker van' den godsdienst stellen wij geen andere eischen, dan dat hij gewoon is en natuurlijkin zijn gezin niet de boeman zijner kinderen, maar hun joligen kameraadin zijn arbeid ds opgeruimde trooster voor de verslagenen van harte, de krachtige raadgever van die daar neerzitten zonder moed en steun; de blijde feestgenoot in het buis der vreugde. De hooge, heerlijke levensernst is vrij van alle uiterlijk vertoon, van alle plechtige mal- doenerij. 't Is een leugen, dat ze, zooals sommigen meonen, met uiterlijke luchthartig heid, met dartel zijn, jolig doen, niet zou kunnen samengaan. Neen 't omgekeerde is waar. Met statige deftigheid is ze niet ver- eenigbair zonder bespottelijk te worden, en wat erger is, onnatuur, grove veinzerij te wezen. Weg, weg met dut uitgestreken gezicht, met dien zalvenden toon, gij allen die u gedrongen gevoelt uw medemenschen den ernst des levens voor te houden. helpen, hy alleen, haar Cbristophorus. Zyn sterk lichaam beefde; in dit stille uur doorsidderde hem de hartstocht als een voorjaarsstorm, die een ouden, knoestigen eik aanpakt en de bruine, verdorde bla deren in alle richtingen verstrooit, opdat er plaats komt voor de jonge scheutjes. Van dit alles was niets te merken, toen hy den dag, nadat Breden vertrokken was, naar Ester ging, Zy had om hem gestuurd. Het kindje was den vorigen dag ziek geworden. Zij begon zich de vriend schap dus weer te herinneren. „Breden is weg", zeide zij, „gisteravond is hy weg gegaan. Hy wilde nog goedeo dag zeggen, maar de kleins was ziek en ik kon hem niet zien. Weetjjj waar hy is? Hij heeft mij schriftelijk om verdere inlichtingen naar jou verwezen." Hij deed haar eerst plaats nemen. „Ja, ik heb het adres van zijn hotel te Parijs". Zy keek hen nu toch verwonderd aan. Haar oogen deden hem pijn en plotseling scheen zyn opdracht hem een wreedheid „oe, het werk van eeD slager. Hoe, als ze bem niettegenstaande alles nog liefhad „Hy blijft lang weg, Ester; hy meent...." Hy wist niet, hoe den zin te eindigen. „Hij meent, dat het 't beate is, als wjj scheiden", voltooide zjj onverschillig. „Ja, Ester, dat meent hy. En ik gaf hem gelijk. Maar jy Zy keerde het bleeke gelaat zonder uitdrukking naar het bed van haar kindje. De uitdrukking, waar voor bjj 't meest vreesde, kwam in haar trekken. „Het ia de moeite niet waard", fluisterde zij. Wat zich als stichtelijk aan komt melden, Sticht ons maar zelden Wilt gij mij stichten, soms, voortaan, Och waarschuw niet, maar grijp mij aan! Laat, bij uw zinrijke verhalen, Gedachten in mijn ziele dalen, Eeu glimlach om mijn lippen dwalen, En in mijn oogen ook een traan, Het tegenwoordige geslacht dweept niet meer, gelijk het vorige met De Genestet's gedichten. Dat dweepen is ook onnoodig maar wel is het jammer, dat men er zoo weinig notitie meer van neemt. Want schier allen ademen een zóo blijmoedigen levens ernst, dat men al lezende het gevoelt: dat is de echte, de ware, levensernst, die het hart verheft, de ziel reinigt. Immers, op levensernst dringt bg aan, in zijn »Jonge Roeping", maar een ernst door de zon beschenen. Niet te droomen, niet te zuchten, Niet te klagen naar ik meen. Niet te schuwen, noch te vluchten. 's Leven reine lieflijkheen. Maar met vrome, vroolijke oogen, Frisch en jengdig en gezond, Dankende op te zien ten hooge, En vertrouwende in het rond. En hoe kern-gezond klinkt zijn eerste en laatste couplet van «Verandering" ons tegen: Ja reinig en heilig, o mensch, uw natuur, En strijdend in noogere kracht, Vernieuw u, verwin u, beheersch en bestnnr U-zelven, met wijsheid, met macht. Maar wee over hem, die te onzaliger uur, Zjjn aard en zijn wezen verkracht. Die levensernst is het, die tot ware levens vreugde voert, die ons kracht geeft tot dragen van de zwaarste rampen en moed om voort te gaan op den levensweg, óok als net donker is om ons heen. Hilv. Crt. vroeg Art. 431 W. v. S. «Wat moet u au daarmee doen de immer bereidwillige politie-ambtenaar bij wien we ons licht gingen opsteken. »Dat zult u wel zien", antwoordden we meer diplomatiek dan beleefd. We zijn groote voorstanders van sport, goede sport, van welke soort ook. En zoo heel lang ist 'tnog niet geleden, dat we ook daadwerkelijk een paar takken van sport beoefenden wel te verstaan sport uit de dagen onzer jonkheid. Nog herinneren we ons hoe bij cricket of eenig ander spel van destijds - en mooi schot zelfs den kalmsten speler een krachtig hoezee ontlokte. En we begrijpen zoo opperbest, dat telkens en telkens weer de victorie luid wordt Hij had gedacht, dat bet haar onaangenaam zou zyn, dat het denkbeeld om bet huwelijk te ont binden van Breden uitging en niet van haar. Hem had dat tot in de ziel gekrenkt, maar zy scheen het niet te voelen. Zij bad hem laten roepen, omdat er gevaar dreigde met 'tkind. Zjjn nabijheid gaf haar geen verlichting ook haar gevoelens voor hem schenen vernietigd. „Ik blijf hier", zei hy vastbesloten. „Alshetkrampen zijn, bestaat er onmiddellijk gevaar". Zy krikte. 's Avonds scheen zij te verwachten, dat hij weg zou gaau, maar by had er den moed niet toe. Hy lag in de eetkamer op de sofa en bewaakte haar deur. In de kamer van Breden zou hy hot niet uitgehouden hebben. Hoe nutteloos het was, toch pijnigde hij zichzelf nog, gerechtigheid in het lot der menschen te zoeken. Het kind zou sterven, en mot zijn dood zou Breden weer in 't ongestoord bezit van zyn lijf rente Komen. Als hy dan nog van Ester gescheiden bleef zij scheen lust te hebben om die echt scheiding sneller en volkomener tot stand gebracht tc zien, dan een advocaat het zou hebben kunnen doen waren de afgeloopen jaren slechts een episode voor haar geweestMet zyn geweten z - u Breden het wel vinden; aat was een kneedbare slof, ja ten 6lotte zou hy de martelaar zijn en de geschiedenis van zijn ongelukkig huwelijk zou in de uren van zelfpijniging een soort pynlooze vivisectie zyn, zyn laatste troef om teedere harten te roeren. (Slot volgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1