heeft of ook ïd volgende jaren er een voldoend aantal meisjes-leerlingen zal zijn. De heer Plomp meent, dat Gymnastiek behoort tot de verplichte leervakken waarvan alleen vrijstelling is te verkrijgen op medisch advies. Er is volgens spr. geen sprake van al dan niet waardeeren van het onderwijs. Wethouder Visser had ookin de vergadering van B. en W. scrupules tegen een vaste aanstelling, juist met het oog ^p het wisselend aantal meisjes-leerlingon. Spr. wil dan ook gaarne meegaan met het voorstel- Gerritsen. De heer Van Es v e 1 d maakte aanvan kelijk uit het door den heer Gerritsen ge sprokene op, dat deze niet zoo heel tevreden was over bet onderwijslater bespeurde spr., dat de heer Gerritsen vreesde of er wel altijd genoeg meisjes-leerlingen zouden zjjD. Naar spr. meening kan alleen gewicht in de schaal leggen of men al dan niet tevreden is over het onderwijs. De Voorzitter wil den heer Plomp antwoorden, dat het met het Gymnastiek onderwijs aan meisjes anders gesteld is dan met dat aan jongens. De benoeming der leerares geschiedde na een request dor ouders van meisies-leerlingen. Zoolang meis jes de Hoogere burgerschool bezoeken, is het wonschelljk de leerares to behouden. De lieer Gerritsen wil nog zeggen, dat er veel wordt geschreven over Gymnas- tiek-onderwijs door een leerares enkelen zijn er vóór, anderen er tegen en juist nu dit nog niet vaststaat, wenscht spr. uitstel eener vaste boroeming. Wethouder Celosse merkt nog op, dat de Raad eenmaal is ingegaan op bet ver zoek de: ouders om voor dit leervak ook een leerares aan te stellen. Haar onderwijs wordt gewaardeerd. Nu de toestand een bepaalde is en de meisjes de school blijven bezoeken, komt het spr. 1 eter voor, de leerares te be houden. Het voorstel-Gerritsen (tijdelijke benoeming) wordt nu aangenomen met 10 tegen 5 stem men tegen de beereuCelosse, rar. Van Voorst Vader, Van Esveld, Rolandus Hage- doorn en Plomp. Voor den cureus 1906/1907 wordt nu met aigemeene stemmen herbenoemd mej. J. C. van der ScbroefiF. 11. Verzoek van Regenten van hot St. Joseph-gesticht tot overname van veldkeien. De Voorzitter zegt, dat in het college van B. en W. geen overeenstemming heerschte omtrent het in te dienen preadvies. Een der leden wensebte den gewonen prijs van 30 cent te bedingen, een ander lid den halven prys, bet derde lid wilde de keien afstaan om niet. Spr. standpunt is, dat er zulk een gruote massa veldkeien op de bergplaats aanwezig is, dat men er baast geen raad mee weet. De heer Gerritsen zou het liefst volgen hem, die de keien wilde afstaan voor den bal ven prijs. Al liggen ze in den weg en al worden ze er niet beter op door ze te bewaren, toch kan de Gemeente niets voor niets geven. Spr. stelt voor renvooy aan en afdoening door B. en W. De beer Van Eek vraagt of er geen buitenwegen zijn waarin die keien kunnen gebruikt. De Voorzitter antwoordt, dat zulke wegen er wel zijn, doch er is een zóo groote hoeveelheid keieu, dat ze niet alle noodig zgn. De voorraad neemt hovendien by elke verstrating toe. De heer J o fV iss e n zou gaarne meegaan met liet voorstel om de keien kosteloos af te staan aau deze stichting, die de Gemeente zeer ontlast door haar armlastigen te kleeden, te voeden eu onderdak te geven. Wethouder Celosse nam dit stand punt in, dut Gemeente-eigendommen onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten publiek moeten worden verkocht. Het doet er niet too wat verkocht wordt of wie de kooper iser moet publiek worden verkocht. De heer J o r i s s e u ziet niet in waarom de Gemeente die keien niet zou kunnen cadeau doen. De Gemeente mag wel degelijk iets ten geschenke geven, evenals zy subsidies verleent. Is een subsidie dan geen cadeau? De heer Hamers kan zich voorstellen, dat de heer Celosse als Wethouder den hoogsten prijs wil hellingen, doch by een zóo grooten voorraad, die feitelyk in den weg ligt, is geen prjjs te bepalen. De heer Visser, Wethouder van open bare werken, kan veeleer meegaan met het gesprokeno van den heer Burgemeester dan met hetgeen zijn collega in het Dageljjksch Bestuur aanvoerde. Het Sint Joseph-gesticht is voor de Gemeente van zeer veel nut. Niemand kan dut beter beoordeelen dan het Burgerlijk Armbestuur, dut altijd de meeste bereidwilligheid vond om de #rmen der Ge meente tegen een zeer kleine tegemoetkoming opgenomen te kri)gen. Ook de Zusters dier stichting bewijzen uitnemende diensten.Zonder eenige vergoeding nemen zij de verpleging van zieken op zich. Onlangs nog waagden zy zich in de Barak voor besmettelijke ziekten nu weer vervullen zy den dienst in het tydeiyk Gemeente ziekenhuis, weJkfc verpleegster rnet verlof is. Als we nagaan, dat er subsidie wopdt ge- geveo voor zaken van problematiek nut, dan meent spr. dat men niet zoo benepen moet zijn en nu met volle borst moet geven. Er zijn keien in overvloed hun marktprijs is door den grooten voorraad niet te bepalen en daarom wil spr. gaarne het voorstel van den Burgemeester steunen. Wethouder Celosse deelt mee, dat Wethouder Visser in de vergadering van B. eu W. voorstelde den hal ven prijs té vragen. Spr. wil geenszins onderdoen in waardeering van bet Sint Joseph-gesticht, al meet hij die ook niet zóo breed uit als zyn ambtgenoot van Openbare werken. Spr. wil óok opmer ken. dat er ook nog veol veldkeien kunnen gebruikt voor bestrating van buitenwegen. De heer Van Kalken vraagt waarvoor de veldkeien worden aangevraagd. De Voorzitter antwoordt voor vèüiar- ding van den zandweg van den Liendertschen weg naar de boerderij van het gesticht, welke weg 's winters zelfs met paard en kar on begaanbaar is. Ook de mede-aar.wonenden zullen profiteeren van de bekeiïng. De heer Van Kalken zou er voor zijn, de keien kosteloos af te staan, niet alleen uit erkentelijkheid jegens het Sint Joseph- gesticht maar óok omdat de Gemeente op voordeelige wijze daar een goeden weg krijgt. De heer Gerritsen trekt zijn voorstel (renvooy naar B. en W.) in. De heer Jorissen neemt over het voor stel van den Burgemeester (kosteloos alstaao). De Voorzitter brengt in stemming het voorstel-Celosse (30 cent) óok nadat de heer Celosse heeft gezegd, dat het voorstel- Jorissen de verste strekking heeft omdat het is het meest in 't belang van requestrant. Het voorstel-Celosse wordt verworpen met 10 tegen 4 steramen1 onthouding. Vóór stemden de heerenHagedoorn, Van Eek, oir. Heyligurs ea de voorsteller. Het voorstel-Jorissen wordt aangenomen met 14 stemmen 1 onthouding. 17. Indiening uitbreidingsplan Gemeente. In de Raadsvergadering van 28 December 1905 werd ingediend een ontwerp-uitbreidingsplan voor de Gemeente Amersfoort, vorgezeld van de volgende toelichtende beschrijving van de hand van den Gemeente-architect; Overeenkomstig de bedoeling van artikel 28 der Woningwet wordt hierbij overgelegd een plan van uitbreiding voor de Gemeente Amers foort op een schaal van 1 2500. Bij net opmaken van dit plan deed zich al dadelijk de vraag voor: zal onze stad zich op een ot ander vast punt en in een bepaalde richting uitbreiden, of zal de vergrooting zich roeer naar alle zijden der Gemeente voordoen De ondervinding der laatste jaren learde, dat de uitbreiding werkelijk rondom de stad plaats vond, hoewel het minst aan de Oostzijde, en. wel tUBSchen den Liendertschen- en den Hei- ligenbergerweg. Daarom werd het noodig en nuttig geacht, een plan te maken, dat voor alle streken om de stad aangeeft, hoe en waar de aanleg van nieuwe wegen in den naasten tijd behoort te geschieden. Uierbij is gestreefd naar doelmatige aansluiting aan de bestaande wegen, terwijl de richting aer nieuwe wegen zooveel mogelijk verband houdt met de thans bestaande schei dingen der kadastrale perceelen, en zoodanig gekozen is, dat het afbreken van slechts enkele bestaande woningen noodzakelijk zal blijken. De breedte van de geprojecteerde wegen is aangenomen op minstens 12 Meter; ook zal men er op de kaart aantreffen, die 11 en 20 Meter zijn bedoeld. Wegen van 14 M. breedte vindt men op den Berg tusschen de Appel- en Dievenwegön en den Ouden Vlasakkerweglaatstgenoemde weg zal aan de Zuidzijde met 15 M. worden verbreed en daardoor een breedte van 20 M. verkrijgen. Op het gedeelte van bet uitbreidingsplan, dat begrensd wordt door den Biischops- en den Woudenberg8chen weg, de Gasthuislaan en de Heiligenbergerbeek vindt men ook wegen van 20 M. breedte. Aangezien door slooten en greppels in dit zelfde terrein de afwatering naar de Heiligen bergerbeek plaats heeft van de hooger golegen gronden ten Westen van den spoorweg Amers foortKesteren was het noodig, hierin een gracht te projecteeren, welke in die onmisbare afwatering kan blijven voorzien. Deze gracht, in kromme richting gegraven, van een vijverkom voorzien, op drie plaatsen overbrugd en aan beide zijden door wplanting omgeven, zou aan dezen stadsuitleg terens een aantrekkelijk ka rakter kunnen geven. Over 't algemeen ligt de terreinbodem, vooral aan de Westzijde van de stad, vrij hoogdoch er zijn ook vele terreinen, vooral langs de beken, die te laag gelegen zyn om daarop huizen te bouwen, liet is dus noodig, voor de hoogte van de weg- of straatkruin van nieuwe wegen een minimum-hoogte van 2.70 M. boven A. P. dat ia even hoog als de kruin van de Pieter Both-straat vaat te stellen met de bijbepaling, dat alle wegen ouder regelmatige helling naar hooger gelegen plaatsen ophopende moeten worden aangelegd. Worden de nieuwe wegen aldus gemaakt, terwijl de aangrenzende particu liere terreinen minstens op net zelfde niveau moeten opgehoogd, dan bestaan er voor aanleg van doelmatige rioleering en afwatering ook geen onoverkomelijke technische bezwaren. Ofschoon in het ontwerp onderscheidene plaat sen xijn aan te wijzen, die onbebouwd kunnen blijven, om te dienen als speel-, sport-of markt terreinen, zoo is het toch fioogst moeilijk, deze vooraf daartoe te bestemmen, omdat men zoo geheel onzeker is waar en hoe de behoefte zich daaraan later zal openbaren. Het komt mij beter voor, alvorens bepaalde terreinen voor het bovenstaande doeleinde aan te wyzen, eerst af te wachten naar welke ziide de Gemeente zich het meest zal ontwikkelen en welke gedeelten, met het oog op de bevolking, het meest dergelijke terreinen noodig hebben. De Woniogwet toch geeft door bouwverbod en onteigening voldoende middelen om alsdan nog tydig in te grypen. Bestemt men nu reeds bepaalde terreinen voor het aangewezen doel, dan zal het noodig zyn thans reeds maatregelen te treffen ten einde later de beschikking over die bepaalde terreinen te hebben. Dit komt mjj, met het oog op de onzekere stadsuitbreiding niet gewenscht of noodzakelijk voor. Onder dagteekening van 21 Juni schreven B. en W.: Nadat wij hot ontwerp-uitbreidingsplan voor deze Gemeente in uw vergadering van 28 Decem ber 1905 hadden ingediend, hebben wij het plan, overeenkomstig bet voorschrift van art. 28 der Woning,wet, gedurende 4 weken ter Secretarie voor een isder ter inzage gelegd. Bezwaarsahriften van belanghebbenden zijn niet ingekomen. Tevens hebben wij, overeenkomstig art. 6 der Gezondheidswet, het plan om advieB in handen der Gezondheids-commissie gesteld. Wij ontvin gen daarop het advies der commissie, dd. 16 Mei 1906, no. 258, waarnit blijkt, dat er bij de commissie eenige bezwaren tegen het plan bestaan. Met betrekking tot het onttrekken van ruim ten, bestemd voor pleinen, terreinen voor open luchtspelen, enz. verwezen wij de commissie naar het rapport van den Gemeente-architect, dd. 15 December 1905, waaruit blijkt, dat de bestem ming van terreinen voor dergelijke doeleinden ook een punt van overweging by het Gemeente bestuur is geweest en waarin tevens is uiteengezet, waarom geen bepaalde pleinen, enz. zijn aange wezen. Toen dan ook de commissie het plan ten opzichte van dat punt niet kon aanbevelen, noodigden wij de commissie uit, ons met redenen omkleed te willou mededeelen, welke terreinen naar het oordeel der commissie voor de boven omschreven doeleinden aangewezen behoorden te worden en daarbjj ons tevens te onderrichten om welke redenen de door de commissie aan te wjjzen terreinen voor het bovenomschreven doel zijn uitgekozen. De Gezondheids-commissie antwoordde hierop, bij haar schrijven dd. 9 Juni 1906, no. 266, dat het volgens nare meening niet op haren weg ligt, terreinen voor speelplaatsen, pleinen, enz. aan te wijzen, maar dat zij slechts advies geeft op een ontworpen plan. Wij kunnen bezwaarlijk de meening der com missie onderschrijven. Waar de commissie be zwaren heeft tegen een door ons ontworpen plan, meenen wij dat het wel degelijk op den weg der commissie ligt, niet slechts om de bezwaren op te r.oemen, maar tevens met redenen omkleed aan te geven op welke wijze hare bezwaren ondervangen kunnen worden. Wat hiervan evenwel zijn moge, ook na het advies der commissie zijn wij nogmaals te rade gegaan of het gewenscht is, terreinen voor de aangewezen doeleinden op het plan aun te geven. Zooals het plan ontworpen is, geeft het in alle nieuw te bouwen stadsgedeelten in ruime mate waarborg, dat overal voldoende licht en lucht kan toetreden. Bij de zoo geheel onzekere uit breiding der stad, zoowel wat omvang als rich ting betreft, is het naar onze meening niet wel mogelijk, thans reeds niet eenigen grood aan te geven in welk stadsgedeelte het eerst behoefte zal ontstaan aan een plein of speelplaats. Het zou dus noodig zijn, in ieder nieuw ontworpen gedeelte een of meer pleinen of speelplaatsen te reserve-eren. Ondersteld mag evenwel worden, dat, bij de bovenomschreven onzekerheid van uitbreiding, de Gemeente thans niet tot aankoop van dergelijke terreinen zal kunnen besluiten De bestemming tot plein of speelplaats zal der halve door den Raad op verschillende terreinen gelegd worden, zonder dat daarbij reeds nu het ernstige -voornemen kan bestaan, tengevolge van de bovenomschreven onzekerheid, die terreinen voor de Gemeente te verkrijgen. De waarde van dergelijke terreinen, en speciaal de verkoops- waarde, zal door het Raadsbesluit belangrijk gedrukt worden, terwijl in geenen deele de zeker heid bestaat dat de Gemeente, zelfs na verloop van tjjd, zal trachten jzich den oigendom dier terreinen te verschi fen. Werden nu terreinen op het plan aangewezen, dan zien wy hierin een besluit, dat voor de eigenaren niet van onrecht vaardigheid is vry te pleiten tenzij de Gemeente besluite, reeds nu dergelijke terreinen te koopen. Tot dit laatste wenschen wij evenwel niet te adviseeren. Komen wij reeds op bovenstaande gronden tot de conclusie, dut aau het verlangen der commissie niét voldaan kan worden, te minder zullen zich de bezwaren der commissie doen ge voelen, nu de Woningwet de mogelijkheid tot herziening van het plan opent en deze zelfs om de tien jaren gebiedend voorschrijft. Zoodra met eenige meerdere zekerheid de behoefte aan een plein of speelplaats zal gevoeld worden, bestaat er gelegenneia, do wenschender commissie ia te willigen. Wat betreft de rioleering, wezen wij de com missie op art. 5 lid 2 der Woningwet. Opgrond van dat art. is het noodig den cisch, dat niet aHders gebouwd wordt dan aan gerioleerde straten, in de Bouwverordening neder te leggenhet zelfde geldt voor de aanwijzing by het uitbrei dingsplan van bepaalde kwartieren voor villa- bouw. arbeiderswoningen, fabrieken, enz. Dat enkele geprojecteerde straten niet geheel in het verlengde van reeds bestaande liggen, kan niet Bteeds voorkomen worden. Gezondheids belangen worden, naar onze meening, hierdoor geenszins geschaad. Verbreeding van den overgang vandenBpoor- weg naar Kesteren bij den IJtrecntschestraatweg zal bezwaarlijk bij hot uitbreidingoplan behan deld kunnen worden. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer, u het plan hierbij onveranderd ter vaststel ling aan te bieden, De Gezondheids-commissie schreef onder dag teekening van 16 Mei Ter beantwoording van U.E.A. schrijven dd. 15 Januari, No. 144, en van 7 April (La.v- I, No. 828, waarhij ons ingevolge art. 28 der Woningwet en art. 6 der Gezondheidswet om advies gevraagd wordt met betrekking tot de daarbij overlegde ontwerp-plannen en concept besluiten, strekkende tot uitbreiding van de kom en de bebouwde kom dezer Gemeente, hebben wij de eer U.E A. naar aanleiding daarvan de navolgende opmerkingen mede te dealen dat op het uitbreidingsplan niet zijn aange geven de ruimten bestemd voor pleinen, ter reinen voor openluchtspelen, enz. wat ons gewenscht voorkomt omdat tijdens de bebou wing der vastgestelde straten het aanwijzen van terreinen voor bovengenoemde bestemming bezwaarlik gaat; dat het ons ook wenschelijk voortkomt, bepaalde stadsdeelen van het uit breidingsplan aan te wijzen voor den bouw van villa's, arbeiderswoningen, fabrieken, enz. dat het oveneens noodzakelijk is, dat te gelijk met dit plan van uitbreiding, bet plan van rioleeringjwordt vastgesteld en dat, xoodra met bouwen van de eerste woningen in een straat wordt begonnen, de rioleering aangelegd behoort te zijn. Verder is onze aandacht gevallen op het verspringen van geprojecteerde straten, ten op zichte van bestaande, bijv. Hendrik van Vian* deustraat en haar verleugde, 't geen naar onze bescheiden meening zooveel mogelijk voorkomen moet worden. En ten slotte grijpen wij ook deze gelegen heid aan, te wijzen op den te nauwen toegangs weg tot het nieuwe stadsgedeelte zijnde de Utrechtscheweg bij den overweg van de spoor lijn Amersfoort—Kesterendoor dit meer en meer drukker wordende gedeelte weg te ver breedon, «oude daardoor, met het oog op het algemeen verkeersbelang en de veiligheid, eene groote verbetering tot stand komen, reden waarom wij ook deze aangelegenheid in de welwillende medewerking van U.E.A. aanbe velen en voorstaan. B. en W. antwoordden 18 Mei Naar aanleiding van Uw schrijven dd. 16 Mei 1906, no. 253, hebben wij de eer het volgende onder Uwe aandacht te brengen. De bij onze missives dd. 15 Januari 1906 afd. I, no. 144 (uitbreidingsplan) en dd. 7 April 1906 afd. I, no. 828 (uitbreiding kom en be bouwde kom) gevraagde adviezen betreffen twee van elkaar geheel onafhankelijke onderwerpen. Terwijl toch het uitbreidingsplan aangeeft op welke wijze de Gemeente in de naaste toekomst bebouwd zal worden, is de vaststelling van de kom en de bebouwde kom niet anders te be schouwen dan als een maatrege 1 van politie nl. op welk gebied bepaalde politie-voorschrilten zullen gelden. Aangezien enkele van deze voorschriften in verband staan met de volksgezondheid is op grond van art. 6 der Gezondheidswet van Uwe commissie advies gevraagd, terwijl het uitbrei dingsplan, ter voldoening aan art. 28 der Woning wet, in Uwe handen is gesteld gelyk ook mede gedeeld is in onze missives. De aanhef van Uw 9chry ven dd. 16 Mei vermeldt wel, dat die missive strekt tot beantwoording zoowel van ons schrijven betreffende bet uitbreidingsplan als betreflende de kom en de bebouwde kom, maar wy treffen in dat Bchryven slechts beschouwingen aaD over het uitbreidingsplan. Wij menen het er dus voor te mogen houden, dat Uwe commissie geen bezwaren heeft tegen de voorgestelde uitbreiding van de kom en de bebouwde kom. Aangezien door Gedeputeerde Staten verzocht is, steeds een advies van de Gezondheids-com missie over te leggen, verzoeken wij U, kan het zijn, eenigszins spoedig alsnog een advies in dien zin opgemaakt betreffende de uitbreiding van de kom en bebouwde kom te mogen ont vangen. Wat betreft uwe opmerkingen ten aanzien van het uitbreidingsplan zij het volgende opgemerkt. In verband met art. 5 lid 2 der Woningwet is de Bouwverordening de plaats waar eventueel de door U gewenschte voorschriften betredende aanwijzing voor stadsgedeelten uitsluitend be stemd voor villa's en arbeidersbuurten, benevens de voorschriften voor rioleering, opgenomen behooren te worden. Een besluit tot vaststelling van het uitbreidingsplan laat naar onze meening geen ruimte voor dergelijke voorschriften. Uit het 0 toegezonden advies van den Ge meente-architect op 15 December 1905 blijkt, dat de bestemming van terreinen voor pleinen, speeltuinen, enz. ook een punt van overweging by hel Gemeente-bestuur is geweest. Waar uwe Commissie aandringt op aanwijzing van dergolyke terreinen in het plan, stellen wij er prys op, van U met redenen omkleed te mogen vernemen welke terreinen naar uw oordeel daarvoor aan gewezen behooren te worden en daarbij tevens onderricht te worden om welke redenen de door U aan te wijzen terreinen voor hot bovenom schreven doel zijn uitgekozen. De bijlagen zenden wy U hierbij weder terug met verzoek, ons deze weer te wülen doen ge worden bij uw advies betreffende de kommen der Gemeente. Het wederantwoord der Gezondheids-commissie van 9 Juni luidt Ten vervolgeop ons schrijven van 19 Mei, No. 261, in varbamf met dat van UE.A. van 18 t. v., afd. I, No. 1022, ter zake het uitbreidingsplan dezer Gemeente, hebben wy de eer UE.A. mede te deelen, dat het volgens onze bescheiden mee ning niet op onzen weg ligt, terreinen voor speelplaatsen, pleinen, enz. uan te wijzen, maar dat wij slechts advies geven op eeD door UE.A. ontworpen plan. Wijders, wat de rioleering betreft, doen wij opmerken, dat wij geen verband zien tusschen een plan van rioleering en het art. 5 lid 2 der Woningwet, in uw schryveu van 18 Mei aango- haald. Omtrent de wenschelykheid eener geprojec teerde rioleering blijven wij bij onze opinie, in ons schry ven van 16 Mei, No. 253, weergegeven. De Voorzitter opent de discussiën. Mr. H ey 1 i g e r s kan zich niet veraeni- gingen met hot antwoord van B. en W. op de z. i. zeer juiste opmerkingen der Gezond heids-commissie. De Schimmelpenninck-wyk

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 2