heeft of ook ïd volgende jaren er een voldoend
aantal meisjes-leerlingen zal zijn.
De heer Plomp meent, dat Gymnastiek
behoort tot de verplichte leervakken waarvan
alleen vrijstelling is te verkrijgen op medisch
advies. Er is volgens spr. geen sprake van
al dan niet waardeeren van het onderwijs.
Wethouder Visser had ookin de
vergadering van B. en W. scrupules tegen
een vaste aanstelling, juist met het oog ^p
het wisselend aantal meisjes-leerlingon. Spr.
wil dan ook gaarne meegaan met het voorstel-
Gerritsen.
De heer Van Es v e 1 d maakte aanvan
kelijk uit het door den heer Gerritsen ge
sprokene op, dat deze niet zoo heel tevreden
was over bet onderwijslater bespeurde
spr., dat de heer Gerritsen vreesde of er wel
altijd genoeg meisjes-leerlingen zouden zjjD.
Naar spr. meening kan alleen gewicht in de
schaal leggen of men al dan niet tevreden
is over het onderwijs.
De Voorzitter wil den heer Plomp
antwoorden, dat het met het Gymnastiek
onderwijs aan meisjes anders gesteld is dan
met dat aan jongens. De benoeming der
leerares geschiedde na een request dor
ouders van meisies-leerlingen. Zoolang meis
jes de Hoogere burgerschool bezoeken, is het
wonschelljk de leerares to behouden.
De lieer Gerritsen wil nog zeggen,
dat er veel wordt geschreven over Gymnas-
tiek-onderwijs door een leerares enkelen zijn
er vóór, anderen er tegen en juist nu dit nog
niet vaststaat, wenscht spr. uitstel eener
vaste boroeming.
Wethouder Celosse merkt nog op,
dat de Raad eenmaal is ingegaan op bet ver
zoek de: ouders om voor dit leervak ook een
leerares aan te stellen. Haar onderwijs wordt
gewaardeerd. Nu de toestand een bepaalde is
en de meisjes de school blijven bezoeken,
komt het spr. 1 eter voor, de leerares te be
houden.
Het voorstel-Gerritsen (tijdelijke benoeming)
wordt nu aangenomen met 10 tegen 5 stem
men tegen de beereuCelosse, rar. Van
Voorst Vader, Van Esveld, Rolandus Hage-
doorn en Plomp.
Voor den cureus 1906/1907 wordt nu met
aigemeene stemmen herbenoemd mej. J. C.
van der ScbroefiF.
11. Verzoek van Regenten van hot St.
Joseph-gesticht tot overname van veldkeien.
De Voorzitter zegt, dat in het college van
B. en W. geen overeenstemming heerschte
omtrent het in te dienen preadvies. Een
der leden wensebte den gewonen prijs van
30 cent te bedingen, een ander lid den halven
prys, bet derde lid wilde de keien afstaan
om niet. Spr. standpunt is, dat er zulk een
gruote massa veldkeien op de bergplaats
aanwezig is, dat men er baast geen raad
mee weet.
De heer Gerritsen zou het liefst volgen
hem, die de keien wilde afstaan voor den
bal ven prijs. Al liggen ze in den weg en
al worden ze er niet beter op door ze te
bewaren, toch kan de Gemeente niets voor
niets geven. Spr. stelt voor renvooy aan en
afdoening door B. en W.
De beer Van Eek vraagt of er geen
buitenwegen zijn waarin die keien kunnen
gebruikt.
De Voorzitter antwoordt, dat zulke
wegen er wel zijn, doch er is een zóo groote
hoeveelheid keieu, dat ze niet alle noodig
zgn. De voorraad neemt hovendien by elke
verstrating toe.
De heer J o fV iss e n zou gaarne meegaan
met liet voorstel om de keien kosteloos af
te staan aau deze stichting, die de Gemeente
zeer ontlast door haar armlastigen te kleeden,
te voeden eu onderdak te geven.
Wethouder Celosse nam dit stand
punt in, dut Gemeente-eigendommen onder
goedkeuring van Gedeputeerde Staten publiek
moeten worden verkocht. Het doet er niet
too wat verkocht wordt of wie de kooper
iser moet publiek worden verkocht.
De heer J o r i s s e u ziet niet in waarom
de Gemeente die keien niet zou kunnen cadeau
doen. De Gemeente mag wel degelijk iets
ten geschenke geven, evenals zy subsidies
verleent. Is een subsidie dan geen cadeau?
De heer Hamers kan zich voorstellen,
dat de heer Celosse als Wethouder den
hoogsten prijs wil hellingen, doch by een zóo
grooten voorraad, die feitelyk in den weg
ligt, is geen prjjs te bepalen.
De heer Visser, Wethouder van open
bare werken, kan veeleer meegaan met
het gesprokeno van den heer Burgemeester
dan met hetgeen zijn collega in het Dageljjksch
Bestuur aanvoerde. Het Sint Joseph-gesticht
is voor de Gemeente van zeer veel nut.
Niemand kan dut beter beoordeelen dan
het Burgerlijk Armbestuur, dut altijd de meeste
bereidwilligheid vond om de #rmen der Ge
meente tegen een zeer kleine tegemoetkoming
opgenomen te kri)gen.
Ook de Zusters dier stichting bewijzen
uitnemende diensten.Zonder eenige vergoeding
nemen zij de verpleging van zieken op zich.
Onlangs nog waagden zy zich in de Barak
voor besmettelijke ziekten nu weer vervullen
zy den dienst in het tydeiyk Gemeente
ziekenhuis, weJkfc verpleegster rnet verlof is.
Als we nagaan, dat er subsidie wopdt ge-
geveo voor zaken van problematiek nut, dan
meent spr. dat men niet zoo benepen moet
zijn en nu met volle borst moet geven.
Er zijn keien in overvloed hun marktprijs
is door den grooten voorraad niet te bepalen
en daarom wil spr. gaarne het voorstel van
den Burgemeester steunen.
Wethouder Celosse deelt mee, dat
Wethouder Visser in de vergadering van B.
eu W. voorstelde den hal ven prijs té vragen.
Spr. wil geenszins onderdoen in waardeering
van bet Sint Joseph-gesticht, al meet hij die
ook niet zóo breed uit als zyn ambtgenoot
van Openbare werken. Spr. wil óok opmer
ken. dat er ook nog veol veldkeien kunnen
gebruikt voor bestrating van buitenwegen.
De heer Van Kalken vraagt waarvoor
de veldkeien worden aangevraagd.
De Voorzitter antwoordt voor vèüiar-
ding van den zandweg van den Liendertschen
weg naar de boerderij van het gesticht, welke
weg 's winters zelfs met paard en kar on
begaanbaar is. Ook de mede-aar.wonenden
zullen profiteeren van de bekeiïng.
De heer Van Kalken zou er voor zijn,
de keien kosteloos af te staan, niet alleen
uit erkentelijkheid jegens het Sint Joseph-
gesticht maar óok omdat de Gemeente op
voordeelige wijze daar een goeden weg krijgt.
De heer Gerritsen trekt zijn voorstel
(renvooy naar B. en W.) in.
De heer Jorissen neemt over het voor
stel van den Burgemeester (kosteloos alstaao).
De Voorzitter brengt in stemming
het voorstel-Celosse (30 cent) óok nadat de
heer Celosse heeft gezegd, dat het voorstel-
Jorissen de verste strekking heeft omdat het
is het meest in 't belang van requestrant.
Het voorstel-Celosse wordt verworpen met
10 tegen 4 steramen1 onthouding. Vóór
stemden de heerenHagedoorn, Van Eek,
oir. Heyligurs ea de voorsteller.
Het voorstel-Jorissen wordt aangenomen
met 14 stemmen 1 onthouding.
17. Indiening uitbreidingsplan Gemeente.
In de Raadsvergadering van 28 December 1905
werd ingediend een ontwerp-uitbreidingsplan
voor de Gemeente Amersfoort, vorgezeld van
de volgende toelichtende beschrijving van de
hand van den Gemeente-architect;
Overeenkomstig de bedoeling van artikel 28
der Woningwet wordt hierbij overgelegd een
plan van uitbreiding voor de Gemeente Amers
foort op een schaal van 1 2500.
Bij net opmaken van dit plan deed zich al
dadelijk de vraag voor: zal onze stad zich op
een ot ander vast punt en in een bepaalde
richting uitbreiden, of zal de vergrooting zich
roeer naar alle zijden der Gemeente voordoen
De ondervinding der laatste jaren learde, dat
de uitbreiding werkelijk rondom de stad plaats
vond, hoewel het minst aan de Oostzijde, en.
wel tUBSchen den Liendertschen- en den Hei-
ligenbergerweg.
Daarom werd het noodig en nuttig geacht,
een plan te maken, dat voor alle streken om
de stad aangeeft, hoe en waar de aanleg van
nieuwe wegen in den naasten tijd behoort te
geschieden. Uierbij is gestreefd naar doelmatige
aansluiting aan de bestaande wegen, terwijl de
richting aer nieuwe wegen zooveel mogelijk
verband houdt met de thans bestaande schei
dingen der kadastrale perceelen, en zoodanig
gekozen is, dat het afbreken van slechts enkele
bestaande woningen noodzakelijk zal blijken.
De breedte van de geprojecteerde wegen is
aangenomen op minstens 12 Meter; ook zal men
er op de kaart aantreffen, die 11 en 20 Meter
zijn bedoeld.
Wegen van 14 M. breedte vindt men op den
Berg tusschen de Appel- en Dievenwegön en
den Ouden Vlasakkerweglaatstgenoemde weg
zal aan de Zuidzijde met 15 M. worden verbreed
en daardoor een breedte van 20 M. verkrijgen.
Op het gedeelte van bet uitbreidingsplan, dat
begrensd wordt door den Biischops- en den
Woudenberg8chen weg, de Gasthuislaan en de
Heiligenbergerbeek vindt men ook wegen van
20 M. breedte.
Aangezien door slooten en greppels in dit
zelfde terrein de afwatering naar de Heiligen
bergerbeek plaats heeft van de hooger golegen
gronden ten Westen van den spoorweg Amers
foortKesteren was het noodig, hierin een
gracht te projecteeren, welke in die onmisbare
afwatering kan blijven voorzien. Deze gracht,
in kromme richting gegraven, van een vijverkom
voorzien, op drie plaatsen overbrugd en aan
beide zijden door wplanting omgeven, zou aan
dezen stadsuitleg terens een aantrekkelijk ka
rakter kunnen geven.
Over 't algemeen ligt de terreinbodem, vooral
aan de Westzijde van de stad, vrij hoogdoch er
zijn ook vele terreinen, vooral langs de beken,
die te laag gelegen zyn om daarop huizen te
bouwen, liet is dus noodig, voor de hoogte van
de weg- of straatkruin van nieuwe wegen een
minimum-hoogte van 2.70 M. boven A. P.
dat ia even hoog als de kruin van de Pieter
Both-straat vaat te stellen met de bijbepaling,
dat alle wegen ouder regelmatige helling naar
hooger gelegen plaatsen ophopende moeten
worden aangelegd. Worden de nieuwe wegen
aldus gemaakt, terwijl de aangrenzende particu
liere terreinen minstens op net zelfde niveau
moeten opgehoogd, dan bestaan er voor aanleg
van doelmatige rioleering en afwatering ook geen
onoverkomelijke technische bezwaren.
Ofschoon in het ontwerp onderscheidene plaat
sen xijn aan te wijzen, die onbebouwd kunnen
blijven, om te dienen als speel-, sport-of markt
terreinen, zoo is het toch fioogst moeilijk, deze
vooraf daartoe te bestemmen, omdat men zoo
geheel onzeker is waar en hoe de behoefte zich
daaraan later zal openbaren.
Het komt mij beter voor, alvorens bepaalde
terreinen voor het bovenstaande doeleinde aan te
wyzen, eerst af te wachten naar welke ziide de
Gemeente zich het meest zal ontwikkelen en
welke gedeelten, met het oog op de bevolking,
het meest dergelijke terreinen noodig hebben.
De Woniogwet toch geeft door bouwverbod en
onteigening voldoende middelen om alsdan nog
tydig in te grypen.
Bestemt men nu reeds bepaalde terreinen voor
het aangewezen doel, dan zal het noodig zyn
thans reeds maatregelen te treffen ten einde
later de beschikking over die bepaalde terreinen
te hebben. Dit komt mjj, met het oog op de
onzekere stadsuitbreiding niet gewenscht of
noodzakelijk voor.
Onder dagteekening van 21 Juni schreven B.
en W.:
Nadat wij hot ontwerp-uitbreidingsplan voor
deze Gemeente in uw vergadering van 28 Decem
ber 1905 hadden ingediend, hebben wij het plan,
overeenkomstig bet voorschrift van art. 28 der
Woning,wet, gedurende 4 weken ter Secretarie
voor een isder ter inzage gelegd.
Bezwaarsahriften van belanghebbenden zijn
niet ingekomen.
Tevens hebben wij, overeenkomstig art. 6 der
Gezondheidswet, het plan om advieB in handen
der Gezondheids-commissie gesteld. Wij ontvin
gen daarop het advies der commissie, dd. 16
Mei 1906, no. 258, waarnit blijkt, dat er bij de
commissie eenige bezwaren tegen het plan bestaan.
Met betrekking tot het onttrekken van ruim
ten, bestemd voor pleinen, terreinen voor open
luchtspelen, enz. verwezen wij de commissie naar
het rapport van den Gemeente-architect, dd. 15
December 1905, waaruit blijkt, dat de bestem
ming van terreinen voor dergelijke doeleinden
ook een punt van overweging by het Gemeente
bestuur is geweest en waarin tevens is uiteengezet,
waarom geen bepaalde pleinen, enz. zijn aange
wezen. Toen dan ook de commissie het plan
ten opzichte van dat punt niet kon aanbevelen,
noodigden wij de commissie uit, ons met redenen
omkleed te willou mededeelen, welke terreinen
naar het oordeel der commissie voor de boven
omschreven doeleinden aangewezen behoorden
te worden en daarbjj ons tevens te onderrichten
om welke redenen de door de commissie aan te
wjjzen terreinen voor het bovenomschreven doel
zijn uitgekozen.
De Gezondheids-commissie antwoordde hierop,
bij haar schrijven dd. 9 Juni 1906, no. 266, dat
het volgens nare meening niet op haren weg
ligt, terreinen voor speelplaatsen, pleinen, enz.
aan te wijzen, maar dat zij slechts advies geeft
op een ontworpen plan.
Wij kunnen bezwaarlijk de meening der com
missie onderschrijven. Waar de commissie be
zwaren heeft tegen een door ons ontworpen plan,
meenen wij dat het wel degelijk op den weg der
commissie ligt, niet slechts om de bezwaren op
te r.oemen, maar tevens met redenen omkleed
aan te geven op welke wijze hare bezwaren
ondervangen kunnen worden.
Wat hiervan evenwel zijn moge, ook na het
advies der commissie zijn wij nogmaals te rade
gegaan of het gewenscht is, terreinen voor de
aangewezen doeleinden op het plan aun te geven.
Zooals het plan ontworpen is, geeft het in alle
nieuw te bouwen stadsgedeelten in ruime mate
waarborg, dat overal voldoende licht en lucht
kan toetreden. Bij de zoo geheel onzekere uit
breiding der stad, zoowel wat omvang als rich
ting betreft, is het naar onze meening niet wel
mogelijk, thans reeds niet eenigen grood aan te
geven in welk stadsgedeelte het eerst behoefte
zal ontstaan aan een plein of speelplaats. Het
zou dus noodig zijn, in ieder nieuw ontworpen
gedeelte een of meer pleinen of speelplaatsen te
reserve-eren. Ondersteld mag evenwel worden,
dat, bij de bovenomschreven onzekerheid van
uitbreiding, de Gemeente thans niet tot aankoop
van dergelijke terreinen zal kunnen besluiten
De bestemming tot plein of speelplaats zal der
halve door den Raad op verschillende terreinen
gelegd worden, zonder dat daarbij reeds nu het
ernstige -voornemen kan bestaan, tengevolge van
de bovenomschreven onzekerheid, die terreinen
voor de Gemeente te verkrijgen. De waarde van
dergelijke terreinen, en speciaal de verkoops-
waarde, zal door het Raadsbesluit belangrijk
gedrukt worden, terwijl in geenen deele de zeker
heid bestaat dat de Gemeente, zelfs na verloop
van tjjd, zal trachten jzich den oigendom dier
terreinen te verschi fen. Werden nu terreinen
op het plan aangewezen, dan zien wy hierin een
besluit, dat voor de eigenaren niet van onrecht
vaardigheid is vry te pleiten tenzij de Gemeente
besluite, reeds nu dergelijke terreinen te koopen.
Tot dit laatste wenschen wij evenwel niet te
adviseeren.
Komen wij reeds op bovenstaande gronden
tot de conclusie, dut aau het verlangen der
commissie niét voldaan kan worden, te minder
zullen zich de bezwaren der commissie doen ge
voelen, nu de Woningwet de mogelijkheid tot
herziening van het plan opent en deze zelfs om
de tien jaren gebiedend voorschrijft. Zoodra met
eenige meerdere zekerheid de behoefte aan een
plein of speelplaats zal gevoeld worden, bestaat
er gelegenneia, do wenschender commissie ia te
willigen.
Wat betreft de rioleering, wezen wij de com
missie op art. 5 lid 2 der Woningwet. Opgrond
van dat art. is het noodig den cisch, dat niet
aHders gebouwd wordt dan aan gerioleerde straten,
in de Bouwverordening neder te leggenhet
zelfde geldt voor de aanwijzing by het uitbrei
dingsplan van bepaalde kwartieren voor villa-
bouw. arbeiderswoningen, fabrieken, enz.
Dat enkele geprojecteerde straten niet geheel
in het verlengde van reeds bestaande liggen,
kan niet Bteeds voorkomen worden. Gezondheids
belangen worden, naar onze meening, hierdoor
geenszins geschaad.
Verbreeding van den overgang vandenBpoor-
weg naar Kesteren bij den IJtrecntschestraatweg
zal bezwaarlijk bij hot uitbreidingoplan behan
deld kunnen worden.
Op grond van het bovenstaande hebben wij de
eer, u het plan hierbij onveranderd ter vaststel
ling aan te bieden,
De Gezondheids-commissie schreef onder dag
teekening van 16 Mei
Ter beantwoording van U.E.A. schrijven dd.
15 Januari, No. 144, en van 7 April (La.v- I,
No. 828, waarhij ons ingevolge art. 28 der
Woningwet en art. 6 der Gezondheidswet om
advies gevraagd wordt met betrekking tot de
daarbij overlegde ontwerp-plannen en concept
besluiten, strekkende tot uitbreiding van de kom
en de bebouwde kom dezer Gemeente, hebben
wij de eer U.E A. naar aanleiding daarvan de
navolgende opmerkingen mede te dealen
dat op het uitbreidingsplan niet zijn aange
geven de ruimten bestemd voor pleinen, ter
reinen voor openluchtspelen, enz. wat ons
gewenscht voorkomt omdat tijdens de bebou
wing der vastgestelde straten het aanwijzen van
terreinen voor bovengenoemde bestemming
bezwaarlik gaat; dat het ons ook wenschelijk
voortkomt, bepaalde stadsdeelen van het uit
breidingsplan aan te wijzen voor den bouw van
villa's, arbeiderswoningen, fabrieken, enz.
dat het oveneens noodzakelijk is, dat te gelijk
met dit plan van uitbreiding, bet plan van
rioleeringjwordt vastgesteld en dat, xoodra met
bouwen van de eerste woningen in een straat
wordt begonnen, de rioleering aangelegd behoort
te zijn.
Verder is onze aandacht gevallen op het
verspringen van geprojecteerde straten, ten op
zichte van bestaande, bijv. Hendrik van Vian*
deustraat en haar verleugde, 't geen naar onze
bescheiden meening zooveel mogelijk voorkomen
moet worden.
En ten slotte grijpen wij ook deze gelegen
heid aan, te wijzen op den te nauwen toegangs
weg tot het nieuwe stadsgedeelte zijnde de
Utrechtscheweg bij den overweg van de spoor
lijn Amersfoort—Kesterendoor dit meer en
meer drukker wordende gedeelte weg te ver
breedon, «oude daardoor, met het oog op het
algemeen verkeersbelang en de veiligheid, eene
groote verbetering tot stand komen, reden
waarom wij ook deze aangelegenheid in de
welwillende medewerking van U.E.A. aanbe
velen en voorstaan.
B. en W. antwoordden 18 Mei
Naar aanleiding van Uw schrijven dd. 16 Mei
1906, no. 253, hebben wij de eer het volgende
onder Uwe aandacht te brengen.
De bij onze missives dd. 15 Januari 1906
afd. I, no. 144 (uitbreidingsplan) en dd. 7 April
1906 afd. I, no. 828 (uitbreiding kom en be
bouwde kom) gevraagde adviezen betreffen twee
van elkaar geheel onafhankelijke onderwerpen.
Terwijl toch het uitbreidingsplan aangeeft op
welke wijze de Gemeente in de naaste toekomst
bebouwd zal worden, is de vaststelling van de
kom en de bebouwde kom niet anders te be
schouwen dan als een maatrege 1 van politie nl. op
welk gebied bepaalde politie-voorschrilten zullen
gelden. Aangezien enkele van deze voorschriften
in verband staan met de volksgezondheid is op
grond van art. 6 der Gezondheidswet van Uwe
commissie advies gevraagd, terwijl het uitbrei
dingsplan, ter voldoening aan art. 28 der Woning
wet, in Uwe handen is gesteld gelyk ook mede
gedeeld is in onze missives. De aanhef van Uw
9chry ven dd. 16 Mei vermeldt wel, dat die missive
strekt tot beantwoording zoowel van ons schrijven
betreffende bet uitbreidingsplan als betreflende
de kom en de bebouwde kom, maar wy treffen in
dat Bchryven slechts beschouwingen aaD over
het uitbreidingsplan. Wij menen het er dus
voor te mogen houden, dat Uwe commissie geen
bezwaren heeft tegen de voorgestelde uitbreiding
van de kom en de bebouwde kom.
Aangezien door Gedeputeerde Staten verzocht
is, steeds een advies van de Gezondheids-com
missie over te leggen, verzoeken wij U, kan het
zijn, eenigszins spoedig alsnog een advies in
dien zin opgemaakt betreffende de uitbreiding
van de kom en bebouwde kom te mogen ont
vangen.
Wat betreft uwe opmerkingen ten aanzien van
het uitbreidingsplan zij het volgende opgemerkt.
In verband met art. 5 lid 2 der Woningwet is
de Bouwverordening de plaats waar eventueel
de door U gewenschte voorschriften betredende
aanwijzing voor stadsgedeelten uitsluitend be
stemd voor villa's en arbeidersbuurten, benevens
de voorschriften voor rioleering, opgenomen
behooren te worden. Een besluit tot vaststelling
van het uitbreidingsplan laat naar onze meening
geen ruimte voor dergelijke voorschriften.
Uit het 0 toegezonden advies van den Ge
meente-architect op 15 December 1905 blijkt,
dat de bestemming van terreinen voor pleinen,
speeltuinen, enz. ook een punt van overweging
by hel Gemeente-bestuur is geweest. Waar uwe
Commissie aandringt op aanwijzing van dergolyke
terreinen in het plan, stellen wij er prys op,
van U met redenen omkleed te mogen vernemen
welke terreinen naar uw oordeel daarvoor aan
gewezen behooren te worden en daarbij tevens
onderricht te worden om welke redenen de door
U aan te wijzen terreinen voor hot bovenom
schreven doel zijn uitgekozen.
De bijlagen zenden wy U hierbij weder terug
met verzoek, ons deze weer te wülen doen ge
worden bij uw advies betreffende de kommen
der Gemeente.
Het wederantwoord der Gezondheids-commissie
van 9 Juni luidt
Ten vervolgeop ons schrijven van 19 Mei, No. 261,
in varbamf met dat van UE.A. van 18 t. v.,
afd. I, No. 1022, ter zake het uitbreidingsplan
dezer Gemeente, hebben wy de eer UE.A. mede
te deelen, dat het volgens onze bescheiden mee
ning niet op onzen weg ligt, terreinen voor
speelplaatsen, pleinen, enz. uan te wijzen, maar
dat wij slechts advies geven op eeD door UE.A.
ontworpen plan.
Wijders, wat de rioleering betreft, doen wij
opmerken, dat wij geen verband zien tusschen
een plan van rioleering en het art. 5 lid 2 der
Woningwet, in uw schryveu van 18 Mei aango-
haald.
Omtrent de wenschelykheid eener geprojec
teerde rioleering blijven wij bij onze opinie, in
ons schry ven van 16 Mei, No. 253, weergegeven.
De Voorzitter opent de discussiën.
Mr. H ey 1 i g e r s kan zich niet veraeni-
gingen met hot antwoord van B. en W. op
de z. i. zeer juiste opmerkingen der Gezond
heids-commissie. De Schimmelpenninck-wyk