Donderdag 27 December 1906. No. 7292. 56e Jaargang. WAAROM? Feuilleton. Het Kroontje. UITGAVE: FIRMA A. H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. 1J l Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden 1.— oiiiriAöio61 P03 J Adv©rtentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale, m - f n9? °ntei8ening8advertentiën per regel 15 cent.Reclames 1—5 regels/1.25;elke regel ?61 ,aroo'e 'etters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT 9 Postbus 9 Telephoon 9. KENNI 8 G E V I NOEN. BURGEMEESTER eu WETHOUDERS der Ge meente AMERSFOORT, Gelet op artt. 6 en 7 der HINDERWET, Brengen ter kennis van he' publiek, dateendoor de Naamiooze-Vennootschap „Farbwerk" Amersfoort (fabriek ter bereiding van verfstoffen) ingediend verzoek, met bijlAgen, om vergunning tot het op richten van eene fabriek van Chemicaliën in het per ceel alhier gelegen buiten de Kleine Koppel, bij bet Kadaster bekend onder Sectie D. No. 1680/1631, op de Secretarie der Gemeente ter visie ligt, en dat op Donderdag, den 10 Januari aanstaande, des voor middags te balf elf uren, gelegenheid ten Raadhuize wordt gegeven om, ten overstaan van het Gemeente bestuur of van een of meer zijner ledeu, bezwaren tegen het oprichten van de inrichting in te brengen. Amersfoort, 24 December 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJT1ERS. De Seoretaris, J. G. STENFERT KROESE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, gelet op art. 37 der Drankwet, brengen ter openbare kennis: le dat bij heD is ingediend een verzoekschrift om verlof tot verkoop van alcoholhoudenden drank, anderen dan sterkendrank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, door W. N. JANSEN,in den Melksalon van het perceel Stationstraat No. 9 alhier 2e dat binnen twee weken na deze bekendmaking ieder tegen het verleeneu van het verlof schriftelijke bezwaren bjj Burgemeester en Wethouders kan in brengen. Amersfoort, 24 December 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STEN FE KT KROESE. Zoo zong eens degemoedelijkste vanNeer- land's dichters en er is wel nooit iemand gevonden, die 't niet herhaaldelijk in zijn leven heeft ondervonden, dat ook voor hem een kruis was opgericht. Daar is zooveel lijden in de wereld. Bij menigeen begon het al in de kinder jaren en zeg nu niet, dat kindersmart niet diep gevoeld wordt. Ik heb menschen ge kend, wier sombere levensbeschouwing de wrange vrucht was van eer jeugd vol be kommernis, die nooit goed ontkwamen aan het wee, dat in 'sleveus lentedagen hun deel was. En het einde van 't lied? De zelfde dichter geeft er het antwoord op als hij zegt lk weet, de rozen, Zg vallen afl Het kruis nu, legt ze l'as neer aan 'tgraf. Van 't begin tot 's levens einde is smart ons deel. Zie, daar is een jonge man, wiens hart vol verlangen klopt om het meisje, dat hij heeft lief gekregen, aanzijn hart te drukken. Dagen lang peiust hij op middelen om haar te zeggen hoe groot en heerlijk zijn liefde is, hoe zij alles zou willen doen om haar gelukkig te maken. Maar helaas, hij wordt niet wederbemind. Hij moet er getuige van zijn hoe aan een ander de voorkeur wordt gegeven en een nameloos wee komt de hoopvolle stemming vervangen, waarin hij verkeerde tot op het oogenblik, waarop een weigerend antwoord vernietigde, al wat hij liefs van 't leven droomde. Daar is een ander, wiens liefde wel be antwoord wordt, doch tusscheo hem en zijn geliefde plaatst zich de wijde klove van den afstand of een nog dieper scheiding. En al staan gelukkig tegenover deze ge vallen velen, waarbij geen enkele hindernis zich voordoet, leed blijft ook die zich het gelukkigst wanen niet bespaard, als zij straks een grove ondeugd ontdekken in het karakter waarop men wel torens had willen bouwen, als men bemerkt, dat de band der zielen altijd en immer te wenschen overlaat. En alleen zij, die niets eiscben, maar wier liefde zóo groot is, dat zij steeds geven kun nen, altijd vervuld met de hope, door liefde ook te zullen overwinnen, zullen in het eind de kroon wegdragen. Maar wie zal de smarten tellen, die 't hart zoo langen tijd verduren moesi? Hoe groot is niet het aantal dergenen, dat met tegenspoed van allerlei aard te kampen had. Hier is iemand die gevoelig in zijn fortuin getroffen werd, zich verminderen moest en leven gaan op meer dan eenvou- digen voet en die, toen alle kans om weer in goeden doen te geraken hem keer op keer ontviel,allen levenslust verloor, met hetgevolg, dat hij alleen nog warm kan worden, als hij zijn gemoed kan luchten over de teleurstel lingen van het leven, dat een kansspel is, waarin het toeval de rollen verdeelt. Daar is een ander, die klaagt over de mis kenning, welke niettegenstaande zijn ijverig pogen, zijn deel was. Eu dat zij kwam, niet alleen van de zijde van hen, die hem onver schillig zijn, maar ook van die zoo na hem aan 'thait liggen, plooide om zijn lippen dien droeven, pijnlijken glimlach, weemoedi ger dan menige zucht, die daar oprijst uit het diep geprangd gemoed. O, daar is iets in het ziekbed, in het be klemde hart, in de knelling n kwijuing eener geschokte gezondheid, in de smart van ver welkte genegenheden, in het vergiftigd worden van 's levens bronwellen, in het koud en eenzaam gevoelen van volslagen berooving, wanneer wij eo ons huis ernstig geslagen worden, dat de verzuchting ons op de lippen brengt, dat voor de meesten onzer wel smartvol het leven is. En hoe hooger de mensch staat, des te zwaarder zijn kruis. Hij lijdt meer dan een ander, omdat hij een meer compleet mensch is. »Hij lijdt meer", zegt Maeterlinck, »omdat men meer lijdt, naarmate men minder alleen staat en dat, hoe wijzer de mensch is, hij des te minder zal meenen alleen te zijn. Hij zal lijden naar het vleesch, naar het hart en naar den geest, omdat er in het vleesch, het hart en den geest gedachten zijn, die geen wijsheid ter wereld aan het lot kan betwisten". Tot arm en rijk, jong en oud, eenvoudigen en geleerden komt het leed en ieder, die door de slagen van het lot getroffen wordt, vraagt zich af, waarom zoo keer op keer het ongeluk hem treffen moest en menigeen, zegt in zijn droefheid het dun dichter na Nu mocht ik liever hier van daan En slapen gaan, en slapen gaan Bij mijnen lieven Heere. Het leven wordt toch waar ik toef, Naar mgn behoef wel veel te droef Dan dat ik 't meer begeere. Doch word' mij, lacyl niet gevraagd Of 't mij behaagt, of 't mij behaagt To groot leed te leven. Maar wie zal keeren 't droef gemoed. Dat schreien doet, dat schreien doet Om eindelijk erbarmen, Of toch de goede Herder kwam „£-eu ïnDreaer, uiaai lamuu - buiten zjjn eigen schuld een jongeman, die door het bedrog van een vrouw van 't rechte pad geleid „O, verdorven vrouw", declameerde Tommy,.hoe vaak zijt gij de oorzaak van onze misstappen 1 .Het was geen verdorven vrouw", voegde Lilian hem bits toe. .Integendeel, het is een heel net meisjeom kort te zijnik ben het." „Jy f" .Ik zal 't u uitleggen", ging Lilian eenigszins verlegen voort. „Verleden nacht zijn we heel laat thuis gekomen van lady Templedowu'spsrty. Vader had laat ran indigestie en iets dergelijks. Haar soupeetjes zijn beroemd. Na een goed souper heb ik óok vaak last van iets dergelijks", merkte Tommy vol medegevoel op. Hoe 't zij, vader kon den huissleutel niet vin den", ging Lilian voort. .Ten slotte kreeg ik uit hem. dat hij don sleutel id de club had laten lig gen waar b«j zich verkleed had. Ik stuurde den knecht om hem te halen. D. ar ik de paarden lie ver niet in den regen liet aiaau, «ei ik den koetsier, dat hij naar stal kon rijden. Wg zochten een schuilplaats onder de portiek van het huis aan den overkant ons huis heeft geen portiek dat is tooh mijn schuld niet". j In zijn vertrouwljjke Maar die goede Herder strekt niet naar ons uit zijn armenHij laat ons worstelen met onze zorgen, met ons verdriet en lijden, tot wij de bloemen hebben opgemerkt, die zich slingeren om ons kruis en ons toelachen, zoo zacht en zoo teer. De groote les van missen en afstand doen, wij moeten ze allen leeren. Geen onzer wordt het kruis gespaard, 'tls nooit te zwaar, zoo als het ons wordt opgelegd, mits wy 't maar niet onwillig voortslepen, maar vaardig op nemen. Er zijn er, die waar de dood hun ontnam wat hun 't dierbaarst was op aarde, slechts de donkerheid van 't graf, en nergens eenig licht meer zien, die geen levenslust en levensmoed meer hebben door wat zij onder vonden van de aardsche wisselvalligheid, van menschelijke boosheid en ontrouw, die in hun droefheid niet getroost willen worden door een trouw vriendenhart en die alleen den onmogelgken eisch stelden geef mij lerug wat ik verloor, maak het verleden goed. Ik weet, dat volkomen verdiend is de beschuldiging deze menschen zijn zwak, hun doen getuigt van kleinheid. Want ons heil, de waarde en vrucht van ons leven hangt niet af van onzekere kansen, mag door door de werking van blinde krachten niet verstoord worden, mag niet geketend zijn aan de onontkoombare wet der sterflijk heid, niet oDderworpen aan den wisselenden loop der omstandigheden, 't Is waar, het getuigt niet van grootheid van geest, nie- van zielenadel, 't is onmannelijk en onvrout welijk tevens. Maar tochoordeelt hen niet. Gy die sterk zijt, hebt erbarmen, met uw zoo veel zwakkere broeders en zusters. Leer liever het hun verstaan, dat ook hun ver driet geen wanorde, geen uitvloeisel van blinde willekeur is, maar dat in elke smart een zegen is verborgen. Hoe waar, ook waar de dood ons ontnam wat ons zoo innig lief was, is niet bet Engelsche spreekwoord Want onze liefde gaat niet mee in 't graf, doch blijft met ons voortleven, tot wij zei- ven ter ruste gaan. De herinnering aan de schoone dagen van 't zonnig weleer, is óok een bezitten en genieten, weemoedig wel is waar, en is eindeloos gelukkiger dan een hart, dat voor de liefde gesloten is. Zegen brengt elk verdriet mede, zoo wy ons hart maar openstellen voor den hoog- sten en alleen genoegzamen troost. Want door de smart komt het beste en hoogste iu ons tot ontwikkeling, dat niet groeien en bloeien wil dan besprenkeld aoor onze tranen. Daarom doen wij 't best met haar niet uit den weg te gaan, maar tol haar af te dalen en met haar te spreken. Onder 't spreken zien wy over haar schouder heen den zilveren ^and van de donkere wolk. welker voorloopster zij is en dit gezicht zal ons krachtig maken om den strijd tegen ons zelveD aan te binden. Tegen ons zeiven; want alle wezenlyke ellende komt niet van buiten, maar wij er varen ze binnen ia ons, met ons eigen wezen. Dwaas is het verstrooiing van leed te zoe ken, maar niet minder, de smart te koesteren, 'tls geen verraad aan onze dooden, geen spotten met geleden smart, als wij niet onder de cypressen gaan zitten, toegevend aan onze zwaarmoedigheid, romantisch verheerlijkend de trouw van een gebroken hart, weigerend „Waarom heb je de dienBtboden niet opgebeld Vroeg Tommy. „De eleotriaohe schel was kapot en er ia geen klop- ir aan de deur. De dienstboden slapen aan de ach terzijde van 't huia. Vader is zoo overdrev6n-menach- lievend, dat bij niet wil hebben, dat ze opblijven. Misschien had ik hem weer in 'tryluig moeten hel pen, maar wij hadden al zoo'n moeite gehad om hem er uit te krijgen, dat ik daar niet veel zin in had." „Nu, wat is er verder gebeurd 1" vroeg mr. Grevil- le, die met de meeste belangstelling toeluisterde. „In zoo'n ellendigen toestand kan een vrouw komen wanneer zij geen man heeft, die haar terzijde staat", merkte Tommy op. „Is 'twaar? Nu dan, er was een man en hij is jnist de oorzaak van alle moeite, die ik mij thans op den hals heb gehaald. Mgn humeur was reeds met al te best, maar hij maakte me heelemaal dol." „Hoezoo? „Hij wilde maar niet naar huis en bleef er op aandringen, mij te helpen. Wat kon hij nu eigen lijk uitrichten. Ik verfoei jonge mannen, die zoo weinig tact hebben.' „Je hadtjuiBt dankbaar moeten zijn", merkte Tom my op, „dat je op zoo'n laat uur nog zooveel hof- lelijkheid vond." Lilian fronste haar wenkbrauwen. „Als je zijn partij neemt, zal ik 'tje ten hoogste kwalijk nemen. Als vader last heeft van indigestie, wil ik niet rust gelaten worden. Dat zul je, hoop ik, begrijpen." „Welke bulp bood de vreemde je aan t" vroeg mr Greville bedaard. „Hij deod allerlei onzinnige voorstellen. Ten slotte wilde hij met alle geweld over het hek klimmen, een ruit inslaan, don grendel van de deur doen en zóo den toegang tot ons huis vrij halten." Niet iedereen zou daartoe bereid iyn geweest", z\j mr. Greville glimlachend. „Ik liet me net zoo lief hangen", mompelde Tommy. „Dat is waar, maar de onnoozele hals ging het ver- koerde huis binnen. Hij drong in lady Shepheard's huis aau den overkant. Ik verfoei lady Shepheard, maar dat heeft hier niets mode te maken. Ik riep hem terug, maar bij wilde niet luistereD." Waar is dat jongmensch thans vroeg mr. Greville ernstig. Liliau haalde een miuiatuur zakdoekje te voor schijn en drukte dat tegen haar oogen. „In de gevangenis" .fluisterde zij. „Ze hebben hem gearresteerd. Ik zag hem opbrengen tusscben twee politieagenten. Hij was druk in de weer om hen de zaak uit te leggen, maar ze schenen hem niet te gelooven." „Waar was jij toen?" „Ik stond voor 't raam van mgn slaapkamer." Eenige oogenblikken was 'l doodstil. Tommy stond op. „Dit is geen plaats voor mij", zei hjj waardig „Jy bent een medeplichtige aan het feit eu ik laat mij liever niet met een vrouwelijke misdadiger in. Hot gaat niet aan, dien jongen man alleen te doen lijden. Jij verdiende het treurigejgevangenisleveu met hem te deelen. Ook jij moet kennis maken met den'.red- molen en de sombeie binnenplaats der gevangenis. Helaas, m'n arm zusje 1" „Wat ben je wreed", riep Lilian uit. Tommy bedekte het «elant met beide bandon. „Als je mij schrijft, wanneer je bezoek moogt ont vangen, koui ik je misschien eors opzoeken. Mógelijk smokkel ik wel een paar chocolaadjea binnen. Wie weet? Ik heb nu eenmaal zoo'n goed hart." „Jij spot ook met alles', zei Lilian verontwaardigd, j Zij wendde zich. hierop tot mr. Grenvillo eu alak sm^ekond haar handen naar hem uit. „Help mij", bad zjj. „Het gelaat van dion armen jongen vervolgt mij overal. Miasohiou leeft zijn moeder nog. Ik zie de traneu haar al over de wangen stroomen en den angst in haar blilr. O, wat kan zoo'n oogeDblik van onnadenkendheid toch schromelijke gevolgen hebben I Ik heb zoo'n berouw, o, zoo'n berouwHet was oen vriendelijk jongmensch een goedige trek lag op zijn gelaat on hij had mooie donkere krullen. Help mij en be spaar mij een levenslaDg zelfverwijt." Zjj stond op en strekte nogmaals smeekend haar armen naar mr. Greville uit. Deze scheen oen tweestrijd te voeren. „Slechte op éen voorwaarde", zei hij ten slotte. „Die neem ik aan", antwoordde Lilian, „nog vóór n haar genoemd hebt." „Die voorwaarde is, dat je op je zult nemen do opvoeding van dien jongen man to voltooien." „Zjjn opvoeding voltooien?" „Volgens je eigen zeggen, is hij zeer onnooxel. Maak hem wat meer wereldwijsleer hem meer man te zjjn en minder kind." „Hoe kan ik dat doen?" vroeg Lilian verbaasd. „Waarschijnlijk zie ik bom nooit torug. Om u do waarheid to zeggen, ben ik daarop ook niet» go- steld." „Toch is 't mgn voorwaarde", zei mr. Greville. „Waarom stelt u een der^eljjke voorwaarde?" viel Tommy hem gepiqueerd in de rede. „Ik heb er zeer veel op tegen, dat Lilian een jongen man zal gaan opvoeden." „Zjj is et ai mee begonnenlaat ze baar taak au ook ten einde brengeu", antwoordde mr. Greville met onverstoorbare kalmte. „Ik wii 't niet hebbenpruttelde Tommy. „Houd je mond, Tommy", zei Lilian. „Mr. Gre ville mag de voorwaarden stellen, die hem goed dunkt." (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1