Dinsdag 22
Januari 1907.
No. 7302.
56e Jaargang.
Feuilleton.
Het Kroontje.
FIRMA. A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden 1.
franco per post f 1.45. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale,
officieële- en onteigeningsari vortentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels/" 1.25; elke rege'
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Postbus 9 Telepboon 19.
Industrie-en Huishoudschool.
In het nummer van '29 November j.l. deel
den we mede, dat de Provinciale Staten van
dit gewest in hun vergadering van 27 No
vember besloten, het adres van de vereeni-
«Araersfoorisohe Industrie- en Huishoud
school", om verbooging van subsidie, aan
te nemen voor keonisgeviug.
Hel boe en waarom blijkt thans uit het
zoo juist verschenen officieel verslag der
vergadering, waarin we lezen
De Voorzitter zegtZooals de heeren
zich zullen herinneren, is in de zomerzitting
aan Gedeputeerde Staten ten fine van ad
vies gezonden een adres van Je Amerstoort-
sche Huishoud- en Industrieschool, waarin
verzocht werd het provinciale subsidie te
verhnogen van f700 tot f1500. Nu is inge
komen het navolgende adres van het Bestuur
van die school, van 24 November
Aan heeren Staten der Provincie
Utrecht.
Eenigszins verontrust door bet feit, dat
volgens ontvangen inlichtingen de aanvrage,
d.d. 28 April 1.1., van het Besluur der Ver-
eeniging «Amersfoortsche Industrie- en Huis
houdschool", om subsidieverhooging, niet
voorkomt op de agenda uwer vergadering,
die thans staat gehouden te worden, neemt
genoemd Bestuur de vrijheid, zich met ver-
schuldigdeu eerbied tot Uwe Vergadering
te wenden.
Mocht er voor verontrusting in deze geen
reden zyn, dan hoopt het Bestuur, dat Uwe
Vergadering dit nader verzoekschrift zal wil
len beschouwen als niet te zijn ingedieod.
Maar anders veroorlooft het zich nog, by
dezen de medcdeeling, dat de aangevraagde
subsidieverhooging van Rijkswege tot föOOO
op do Staatsbegrooting voorl9U7 voorkomt,
terwijl, naar stellig verwacht mag worded,
ook de verhooging van het Gemeentelijk
subsidie nog eerstdaags overeenkomstig aan
vrage zal worden toegestaan.
Het Bestuur hoopt, dat ook Uwe vergade
ring in deze thans een zoo mogelijk gunstig
besluit zal kunnen nemen en verzoekt drin
gend, dat het in ieder geval thans zekerheid
verkrijgen moge, zulks in verband met overi
gens te nemen beschikkingen.
'tWelk doende, enz."
Mr. graaf Schimmelpenninck zeide ver
volgens
Ik stel voor, dit adres voor kennisgeving
aan te nemen, doch acht mij verplicht het
verloop dezer zaak in het kort mede te deelen.
Zooals ik zeide, werd het udres van het
Bestuur in handen gesteld van het college
van Gedeputeerden oin advies. Het college
12.)
Lilian maakte een lichte buiging en verdween
Plotseling bedacht zü echter, dat zy haar parapluie
in het bagagenet bad laten liggen en snel besloten,
keerde zy terug om die te balen. Onder wijl was den
Ï'ongemau te binnengeschoten bij welke gelegenheid
ijj kennis met haar had gemaakt en toen hy baar
sag, schrok hy sichtbaar.
.Ik dank u nogmaals", zei Lilian, .dat u my voor
een leelyke buiteling bewaard hebt."
Uit zyn geheele houding zag zy, dat hn tich bun
eerste ontmoeting herinnerde en het hinderde baar,
dat hy een oogenblik was teruggedeinsd. Haar woede
kwam met dubbele kracht terug.
.Zou bet teveel van u gevergd zyn, indibn ik u
vroeg, my even m\|n parapluie uit bet net aan te
geven f Dank u." Hierna keerde sjj zioh tot mevrouw
Hemmings. „Hoeden dag."
Terwijl zy in een anderen coupee stapte, zeide zy
tot zichzelf, dat die Hemmings de akeligste jonge
man was, dien zy ooit ontmoet had.
Indien Lilian het gesprek had kunnen hooren,
dat in de coupee gevoerd werd, dien zy zoo juist
verlaten had, zou baar stemming er niet op verbe
terd zyn. De trein bad zioh nauwelijks in beweging
gezet, of mevrouw Hemmings begon het verhoor.
beijverde zich in dezen zomer om zich op de
hoogte te stellen van de omstandigheden,
waaronder de subsidie-verhooging werd ver
zocht en kwam tot de wetenschap, dat de
verbouwing der school, en dat is de zaak die
de verhooging van subsidie zoo noodig maken,
nog afhing van de besluiten, welke daarom
trent genomen zouden worden door het Ge
meentebestuur van Amersfoort.
Het college vroeg daarom inlichtingen aan
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
die ons het volgende antwoordden
«Onder terugzending van het bij uwe kant
beschikking, d.d. 30 April 1906, no. 8, in
ooze handen gesteld adres van bet Bestuur
der Vereeuiging «Amersfoortsche Industrie-
en Huishoudschool", daarbij, verzoekende eene
jaarlijksche subsidie van f1500.van de
Provincie Utrecht te mogon ontvangen, hebben
wij de eer het volgende te rapporteereu.
«De aanvraag om verhoogde subsidie vindt
haar oorzaak in de door bet Bestuur voor
genomen plannen tol uitbreiding der school.
Ook bij den Gemeenteraad is een adres in
gekomen, waarbij van de Gemeente verzocht
wordt
a. een bedrag van f40000.— ter leen te
verstrekken tegen hypothecair verband en
met annuïteit-aflossing
b. voor het jaar 19Ö7 een subsidie toe te
kennen van f lUOO.— in eens, als bijlrage in
de kosten van het nieuwe schoolgebouw
c. de jaarlyksche subsidie van f 1750.
met ingang van 1907 te verboogen tot 1 2500.
«Hoewel wy ons advies naar aanleiding
van dit adres, 't geen door den Gemeenteraad
in onze handen is gesteld, nog niet bij den
Gemeenteraad ingediend hebben, kunnen wij
tliaus reeds mededeelen, dat ons college
niet voornemens is, gunstig te adviseeren
tot inwilliging van het adres, zoolang de
voorgenomen plannen onveran
derd zyn.
»Waar wij het nog niet raadzaam achten,
nu reeds een beslissing va.i den Gemeente
raad uit te lokken, terwyl wij tevens van
oordeel zijn ni9t langer te mogen wachten
met het beantwoorden Uwer aposlille, meenen
wij ons van advies te moeten onthouden,
nu de Gemeente zich nog niet uitgesproken
heeft over den steun van harentwege te
verleeuen, eu U slechts in kennis te inoeteu
stellen uoet het voornemen van ons college,
niet gunstig te adviseeren op het adres aan
den Gemeenteraad.
«Met het beantwoorden Uwer beschikking
hebben wy gemeend niet te moeteD wachten,
totdat de bylagen, welke volgens bet adres
nagezonden zullen worden, in ons bezit
gekomen waren, aangezien wij door de
bylagen, welke gevoegd zijn by het adres
aan den Gemeenteraad, ons genoegzaam
.Wie is dat meisje?" vroeg zii.
Haar zoon bewoog zicb onrustig heen en weer.
„Ik weet het werkelyk niet."
„En je hebt haar vroeger al eens ontmoet."
„Het is mogelyk."
Mevrouw Hemmings trok den neus op.
„Je achterhoudendheid verwondert me niets. Ik
weet, dat het geen fatsoenlijk meisje is."
„Hoe weet u dat?" vroeg haar zoon snel.
„Het instinct van een vrouw doet haar spoedig
zoo iets ontdekken. Zoodra ik haar zag, wist ik, dat
die vrouw geen geschikt gezelschap voor je was."
.Ik ben niets op baar gezelschap gesteld. Ik wilde
wel, dat ik baar nooit gezien bad en ik hoop haar
nimmer terug zien." Plotseling hield hy op." „Ten
minste
„Niemand, George," zeide zyn moeder op plech-
tigen loon, „heeft my ooit beticht van nieuwsgierig
heid. Ik sou vau dit onderwerp 'i liefst willen afstap
pen, indien myn plicht my niet noodzaakte, deze
treurige zaak tot ia de minste bijzonderheden aan
den dag te breDgen. Denk er aan, dat die jonge
vrouw in onze buurt komt te wonen. Met het oog
op het geluk van onze vrienden moet ik in staat
zyn, hen voor baar te waarschuwen."
„Dat is nu juist wat ik niet wil hebben, dat u
doen zult", antwoordde George. „Ik ga liever niet
oyer de tong."
„Jy Maar ik sprak over die vrouw."
„Dat komt op 'tzslfde neer," antwoordde George
gemelijk.
„Hoe zoo? Bedoel je, dat or eeu ongeoorloofde
betrekking bestaat tussoben jou en dat wezen?"
„Er bestaat tusscheu ona niet de geringste betrek
king," zei hy. „Ik heb baar maar eenmaal ontmoet,
en toen slechts enkele minuten."
ingelicht achtten."
Dit gaf ons aanleiding om voorloopig af
te wacbten. Voorshinds toch moest bet
verzoek aan de Gemeente vrijwel beschouwd
worden als te zijn teruggewezen en aangezien
van de inwilliging daarvan d8 verbouwing
afhankelijk was, was er voor Gedeputeerde
Staten toen geep aanleiding om verdere
stappen te doen.
Toen nu deze vergadering in uitzicht
kwam, hebben wij aan Burgemeester en
Wethouders van Amersfoort nog eens ge
vraagd of er kans bestond op een spoedig
besluit van den Raad. Toen is ons medege
deeld, dat dit waarschijnlijk spoedig bet
geval zou zijn, wellicht in bet laatst van
Octoberdoch daar is niets van gekomen.
De zaak blijft dus afhangen van het welmeeuen
vau den Gemeenteraad van Amersfoort en
daar zij dus nog op te losse gronden be
rustte, konden Gedeputeerde Staten nog geen
advies aan de Staten formuleeren.
Als conclusie stel ik derhalve voor, dit
nader adres van bet Bestuur der Amers
foortsche Industrie- en Huishoudschool voor
kennisgeving aan te nemen."
Besloten wordt het adres voor kennisgeving
aan to nemen.
Het bezoldigde personeel der d.d.
Schutterij.
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft
het volgende schrijven gericht aan de Gedepu
teerde Staten der Provinciën
Het zal uw aandacht niet ontgaan zijn, dat
jn de vergadering der Tweede Kamer van de
Staten-Generaal herhaaldelijk van gedachten ge
wisseld is over de vraag, of een geldelijke ver
goeding, in welken vorm dan ook, behoorde te
worden toegekend aan bezoldigde personen bij
de Schutterij, die als gevolg van het bepaalde
in hoofdstuk V der Landweerwet hun schut-
terlijke betrekking hebben verloren of zullen
verliezen.
De Regeering heeft zich daarbii op het stand
punt geplaatst, dat noch billijkheids- noch rechts
gronden aan te voeren zijn, waaruit zou volgen,
dat de verplichting tot het verstrekken van zulk
een schadevergoeding op den Staat rust.
In de vergaderiug aer Tweede Kamer van
12 December j.l. werd ten slotte door aanneming,
zonder hoofdelijke stemming, van een voorge
stelde conclusie besloten „ae wenschelijkheid
uit te spreken, dat bij de wet een billijke rege
ling worde getroffen voor het personeel der
Schutterijen, dut door de opheffing daarvan zijn
vaste inkomsten als zoodanig moet missen",
zulks nadat ik als do strekking dier conclusie
had te kennen gegeven, dat van Regeeringewege
zou worden bevorderd, langs minnelijken weg
en zoo noodig op andere wijze, dat de Gemeente
besturen er toe zouden komen, voorziening ten
hehoeve van bedoelde personen te treffen.
Reeds in de vergadering der Tweede Kamer
van 7 Maart 1906 gaf ik te kennen, dat naar
„Wat weet je dan van haar?"
„Ze is heel mooi."
„Mooi?" herhaalde zijn moeder. „8choonheid gaat
niet ateeda met onachuld aamen. Ia zy ook te ver
trouwen f
George aarzelde een oogenblik.
„Neeu, ik geloof niet, dat men haar kan vertrou
wen. Ik geloof eerder, dat zy tot een bende inbre-
kera behoort."
Mevrouw Hemmiuga keek hem ontzei aan.
„Ik wiat 't" riep zy uit na eeu oogebük uage Jacht
te hebben. „Daarom atelde zy zoo'n belang in myn
zwarte dooa. George, die dooa zie ik nooit terug."
„Mogelyk vergis ik me," zei George, die al spijt
bad, dat by zooveel had losgelaten. „Ik weet melB
met zekerheid, maar op een andere manier kan ik
mij de diugen niet verklaren."
'Geen wonder, dat zy zoo opzichtig gekleed ia,"
ging mevrouw Hemmiuga voort. „O George, wat
moeten wy vannacht met bet zilver aanvangen
„Hoe weet u, dat zij naar Woollacombe gaat?"
„Dat heeft ze mij zolf verteld. Zy logeert by een
tante, die een taartjeswinkel heeft in de Highatreet.
Daar luistert ze zeker de gesprekken der bezoekers
af en komt zoodoende alles omtrent hen te weten.
Zoodra wy te Woollacombe aankomen, rydeu we
rechtstreeks naar het politiebureau."
„Neon, dank u well" riep George.„Daarvoorweet
ik te weinig. Hoe meer ik er over denk, des te
meer ik begiu te gelooven, dat ik me vergis. Haar
oogopslag is zoo eerlijk en een inbreekster houdt er
geen kuiltjes in de wangen op na. En hebt u dat
prachtige glanzende haar wel opgemerkt?"
„Neen, dal heb ik niet." autwoorddc zijn moeder
met nadruk. „Bovendien het zelfde effect kan je
krijgen met chemisohe middeltje». Het doet me leed
mijn meening op de Gemeenten een zedelijke
verplichting rust, om hen, die het inkomen ver
liezen of verloren, dat z\j uit hun positie bij de
Schutterij genieten of genoten, schadeloos te
stellen.
Bij beoordeeling van deze zaak mag niet uit
het oog verloren worden, dat de opheffing der
Schutterijen een niet onbelangrijk geldelijk voor
deel voor de Gemeenten zal opleveren, terwnl
deze geen noemenswaardige uitgaven door de
invoering der Landweerwet behoeven te doen.
Bovendien zou het door de Gemeente eventueel
aan schadeloosstelling uit te keeren bedrag gaan
deweg verminderen en zou die uitkeering ein
delijk geheel ophouden, terwijl evenbedoeld gel
delijk voordeel van blij venden aard zal zijn-
Met verwijzing overigens naar het medege
deelde in het slot van de missive mijns ambts
voorgangers aan de Commisarissen der Koningi n,
d.d. 25 November 1903, en naar den inhoud van
den daarbij in afschrift overgelegden brief van
den Minister van Oorlog van 16 November 1903,
spreek ik het vertrouwen uit, dat de Besturen
van de ten deze in aanmerking komende Ge
meenten uwer provincie bereid zullen worden
bevonden om, voorzoover niet reeds op andere
wijze in de zaak is voorzien, een billijke rege
ling ten behoeve van bovengenoemde personen
te treffen.
Op grond van het vorenstaande heb ik de eer
uw college te verzoeken, voornoemde Gemeente
besturen namens mij uit te noodigeu de onder-
werpelijke aangelegenheid in nadere overweging
te nemen.
Het zal mij aaDgenaam zijn, eenigzins spoedig
door uw tusschenkomsl te vernemeu, welke be
slissing door de betrokken Gemeentebesturen in
deze zullen genomen zyn.
Een mooi jaar.
De opbrengst <jer Rijksmiddelen, voorzoover
die over elke maand wordt openbaar gemaakt,
is thans ook over December 1906 in de „Staats
courant" verschenen en daarmede dus ook het
voorloopig eindcijfer voor het geheele
vorige jaar bekend geworden.
Het is inderdaad voor de schatkist een heel
mooi jaar geweest. In 1905 was f 153.4 millioen
ingekomen; de raming voor 1906 ia f 151.5
geweest en de opbrengst heeft f 160.4 millioen
bereikt. Bijna 7 millioen boven het vorig jaar
en bijna 9 meer dan geraamd was.
Zulk een buitengewone meevaller is een zeld
zaamheid in onze financieele geschiedenis, zegt
het „Hdbld.", maar toch in de laatste 10 jaren
nog tweemalen voorgekomen. De opbrengst van
1900 is op 1 ton na ook 7 millioen hooger ge
weest dan die van 1899, en nog een ton boven
7 millioen was het ganstig verschil tusschen
1902 en 1901. Dat was dus de sterkste stijging;
maar het eerste jaar der nieuwe eeuw had ruim
1 millioen minder opgebracht dan het laatste
der vorige eeuw, zoodat de vooruitgang van 1902,
over twee jaren berekend, nog geen 6 millioen
was. Thans is bet andera geweest. Het jaar 1905
had al bijna 4 millioen boven 1904 opgeleverd.
In twee jaren tijds derhalve bijna 11 millioen
vooruitgang. Daaronder is echter 1 millioen be
dat ik je zoo uoor uitweiden over haar uiterlijk.
Ik zou er ooi kuuueu builen.
George stelde zyn moeder gerust. Hy had een aar
dig jougeuegecicht eu men sou bem werkelyk geen
drie-en-twiDtig hebben. Opgegroeid op een eenzaam
landgoed, miste by nog geheel die wereldwijsheid,
die sommigen aangeboren wordt, doch door de meea
ten met schade en schande geleerd moet worden.
De eenige opmerkelijke gebeurtenis in zyn een
tonig ieveutje was de nacht, dien by achter slot en
grendel bad doorgebrach', verdacht van poging tot
inbraak. Het was volkomen begrijpelijk, dal de
weder-ontmoeting met het meisje dat de oorzaak
was geweest van zyn arrestatie, hem eenigszins in
de war bracht. Het verwooderlyzste was echter,
dat deze verwarring, nadat hy van den eersten schrik
bekomen was, langzamerhand plaats maakte voor
een gevoel van vreugde. Eeo jongeman, die zeer
streng is opgevoed en in de wereld nooit iets anders
gezien beeft dan betgeen zyn moeder goed voor hem
vond, ie wellicht gevoeliger voor de bekoorlijkheden
van een vrouw dan zy, die niet zoo aan den leiband
geloopen hebben.
„Neen moeder," zei hy beslist na een lange stilte,
die slechts verbroken werd door de snikken van zyn
moeder, „u moet zich niet met deze zaak inlaten
ik zal wel alles doen, wat er gedaan moet worden."
„Ik kan 't toch maar niet werkeloos aanzien,"
antwoordde mevrouw Hemmiogs tusschen haar
tranen door, „dat de geheele streek by ons uitge
plunderd wordt."
„Maak u niet ongerust," antwoordde haar zoon.
„Ik zal zien hoe de zaken loopen. Als bet oogen
blik gekomen is, dat ik handelend moet optreden,
zal ik uiet aarzelen."
(Wordt vervolgd.)