Dinsdag 30
April 1907.
No 7343
56e iaargang.
Feuilleton.
Het Kroontje.
UITGAVE:
FIRMA A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post /"1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 40 cent. Legale,
ofïicieële- en onteigeningsadvortentiën per regel 15 cent.Reclames 15 regels/-1.25;elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9-
Telephoon 19.
„Nedorlaudsclie werkgevers" aan het
woord.
(INGEZONDEN.)
De »Vereeniging van Nederlandsche Werk
gevers", Secretaris jbr. mr. H. Smissaert,
heelt de vorige week een drietal adressen
verzonden, twee aan de Tweede Kamer,
inzake Ziekteverzekering en wijziging der
Ongevallenwet, een aan de Eerste Kamer,
inzake het Arbeidscontract.
Over het laatste adres willen wy een enkel
woord in het midden brengen, daar er ge
vaar bestaat, dat dit de Eerste Kamer zal
versterken in haar lust, dit ontwerp te ver
werpen.
De bezwaren van de Vereeniging zjjn de
volgende
1. de bepaling, dat, indien het loon in
ongeoorloofde bestanddeelen is vastgesteld,
de arbeider aanspraak heeft op een volgens
de wet berekend loon met verhooging van
1/t gedeelte voorzoover dit loon bestaat in
geld (waardoor naar het oordeel der Ver
eeniging éen der partijen gestraft wordt voor
wat beide hebben gedaan) is niet slechts ge
handhaafd, doch nog verscherpt, immers uit
drukkelijk verklaard te zijn een dwingende
regel.
2. Bij overtreding van het verbod van
winkelnering mag de arbeider het te dier
zake op zijn loon in rekening goledene of
door hem betaalde van den werkgever terug
vorderen, zonder gehouden te zijn tot terug
gaaf van het hem verstrekte. Ook hier dus
weder, zegt de Vereeniging, een toepassing
van het beginsel dat, waar twee de wet
overtreden, de boete van den éen voor den
ander een directe bate zal zijn.
3. Een voorschrift als dat omtrent de
voortbetaling van het volle loon bij ziekte
zij 't dan ook geen dwingend recht strijdt
met de thans reeds ingediende wetsvoordracht
nopens ziekteverzekering, welke een ziekte-
geld ad 70 pCt. toekent.
4. Ter zake van de wijze vaa betaling
van bet. stukloon blijven do bedenkingen der
Vereeniging schier onverzwakt van kracht.
5. Volgens de tevens aangenomen regeling
omtrenthet rechtskarakter der werkstaking
moet de werkgever, indien de staking niet
vergezeld gaat van een wilsverklaring of
wilsopenbaring der stakers waaruit blijkt,
dat zij de die stbetrekking als beëindigd
willen beschouwd zien, zien beraden of bij
wegens het nederleggen van den arbeid doov
zijn werklieden aan de arbeidsovereenkomst
een einde zal maken. Deze opvatting stelt
61).
Zoodra lady Hnrlsmore weg was, bleef Lilian wel
vijf aiinuten in diep nadenken verzonken zitten.
Daarna streek zjj langs haar voorhoofd. Zij nam
haar Btofdoek weer op en deed werktuiglijk eeu
paar steken,
.Een heel jaar?" mompelde '.jj hardop.Plotseling
sprong zjj op en drukte op 't knopje van de elec-
trische schel. Dadelijk kwam de knecht binnen.
.Robert,zeide zij, weet jij ook soms of 't de ge
woonte ia, stofdoeken Ie zoomen?"
Robert keek baar met open mond aan. „Ik weet
het werkelijk niet, miss."
„Zou je er kans toe zien, 't te weten te komen
vroeg Lilian. „Jane zal 't wel wetenmaar zeg haar
niet, dat ik het gevraagd heb. Zie 't zoo maar eens
terloops gewaar te worden."
.Ja, miBS."
„Zoo spoedig mogelijk, liefst."
Robert verdween. Onrustig liep Lilian door bet
vertrok op en neer. Binnen een paar minuten was
de knecht al terug.
„Jano zegt, miss, dat stofdoeken zoomen moed
willig verknoeien van kostbaren tjjd is."
„Dankje. Dat is voldoende."
Toen de deur weer achter Robert gesloten was,
begon Lilian deD halfgezoomdeu stofdoek los te
tornen. Daarbij schudde xy mismoedig 't hoofd, als
iemand, die merkt, dat hij een doodloopende straat
is ingegaan. Plotseling helderde haar gelaat op. Zij
begon in baat werkmandje te zoekon en stak een
draad roode zijde in haar naaldhierna begon ajj
weer vlijtig te naaien.
den werkgever voor de moeilijke en pijn
lijke keus, 5f trots de staking de dienstbe
trekking te laten voortduren, öf het odium
van ontslag wegens de staking op zich te
laden (op gevaar af, van door den rechter
in het ongelijk gesteld en tot schadever
goeding veroordeeld te worden).
Behalve deze reeds voor een deel tegen
het ontwerp van Januari 1904 door de Ver
eeniging in het raidden gebrachte bezwaren,
ontwikkelt zij nog de volgende nieuwe be
denkingen:
6e. De nieuwe beperking van het totaal
boetebedrag per week tot 1 dag loon zal,
eerder dan voorheen, ontslag van den werk
man na ernstige overtredingen ten gevolge
hebben, terwijl de verboden cumulatie van
boete en schadevergoeding handhaving dei-
orde zal bemoeilijken.
7e. Door de aangebrachte wijzigingen in
de staangeld-regeling is deze thans voor
practische toepassing onbruikbaar te achten.
8e. Tegen de bepaling, dat bij loonbetaling,
anders dan volgens de wet, de arbeider het
bij de nietige voldoening ontvangene niet
behoeft terug te geven, geldt voor de Ver
eeniging het zelfde bezwaar als onder loen
2o ontwikkeld.
Ziedaar in hoofdzaak de bedenkingen van
de Vereeniging.
Daartegenover staat, dat de Vereeniging
erkent:
1. dat het nieuwe artikel 1637s de door
baar verlangde verruiming geeft van het
beding, dat een deel van het loon van don
minderjarige door den werkgever mag wor
den belegd, door, naast plaatsing in de Rijks-
Postspaarbank, ook toe te laten belegging
in eeu spaarfonds
2. dat aan de bepaling omtrent het door-
loopen van de loonbetaling by ziekte bet
karakter van dwingend recht ontnomen i»;
3. dat aan baar bezwaren ten aanzien
van de betaling van het stukloon voor een
deel is tegemoet gekomen
4. dat haar bedenking tegen den lang-
durigen opzeggingstermijn is weggenomen
5. dat, ingevolge haar wensch, eigenmach
tige verbreking der dienstbetrekking als «on
rechtmatig" is gequalificeerd
6. dat eveneens is tegemoet gekomen aan
haar verlangen, dat de «dringende redenen"
in art. 1649r en s niet in een algemeene
omschrijving aangeduid, maar en'untiatiof
zouden worden genoemd.
Uit een en ander blijkt reeds, dat de Tweede
Een half uur later ging weer de bel van de buiten
deur en werd lord Tom aangediend.
Lilian stond op. „Wel, Tommy, ben jij daar?"
Zjj stak hem hartelijk haar hand toe, welke de jonge
man teeder drukte.
„Ik wist, dat je terug was," riep by triomfantelijk
nit. „Iels in mijn binnenste zei 't mg."
„Dat „iets" zal wel „iemand" geweest zijn, denk
ik. Ja, ik ben weor thuisga zitten. Wil je een
kop thee?"
„Neen, dnuk je. Dat brengt weer bedienden in de
kamer en ik wil eens rustig met je praten."
„Dat doet me plezier."
Zij ging weor zitten-en nam haar werk op.
„Je schijnt het druk te hebben," zei hij na een
oogenblik stilte.
„Ja, maar daarom kan jij er wel op los babbelen,"
„Wat doe je?" vroeg hij nieuwsgierig.
„Ik borduur eon rozeknop in den hoek ran Jane's
stofdoek," legde Lilian hem uit. „Het is een zinne
beeld."
„Waarvan
„Van verschillende dingen. In de eerste plaats
bewijst het, dat 't nuttige ook gepaard kan gaau
met schoonheid."
„Is Janb dan mooi?"
Lilian trok verbaasd haar wenkbrauwen op.
„Dat weet ik niet zoo precies. Waarom vraag je
dat
„Ik dacht, dat jo 't over haar hodt."
„Wel neen. Ik bedoelde mezelf. Voorzoover Jane
er mee te maken heeft, zal deze rozeknop haar bh
het stofafuemon er aau herinneren, dat er een hemel
is boren de sterren. Maar dat is slechts wat ik er in
de tweede plaats mee op 't oog heb."
„En in de eerste
„Moet het mij helpen onthouden, dat ik in mijn
uieuw leven er zorg roor moet dragen, dat ik dat
ik er steeds goed uitzie. Dat zal een hoele troost
voor mij zijn."
Lord Tom glimlachte toegevend.
„Wat wil Je nu weer uithalen, LUian
Kamer wel degelijk met het vroegere adres
der Vereeniging rekening heeft gehouden.
Dat niet aan al haar bedenkingen is tege
moet gekomen, moge voor de Vereeniging
onaangenaam zijn, dit was nu eenmaal on
vermijdelijk, waar de Tweede Kamer het
algemeen belang had te behartigen un zich
niet eenzijdig mocht plaatsen op het stand
punt der werkgevers.
Dezen zien immers in hun adres te eenen
male voorbij, dat bij de regeling van het
arbeidscontract de arbeiders als in menig
opzicht de zwakste party meer en krach
tiger bescherming behoefden dan de werk
gevers.
Daarom missen bun bezwaren, onder de
nummers lo, 2o en 8o geresumeerd, alle be-
teekenis. Bij gedwongen winkelnering of on
rechtmatige wijze van vaststelling of vol
doening van bet loon, mogen formeel
beide partijen de wet overtreden, f e i t e I ijk
dit duidt het woord «gedwongen
winkelnering" reeds aan is het de werk
gever die door zijn economische overmacht
den arbeider noodzaakt, met die wets
overtreding genoegen te nemen. De wetgever
heeft zich daarom terecht op het standpunt
gesteld, dat in een dergelijk geval alleen aan
den kant van den werkgever wanpraest.itie
valt aan te nemen, welke dezen, gelijk bg
iedere tweezijdige overeenkomst, tot schade
vergoeding verplicht.
Wat het bezwaar onder 3o. betreft, dit is
van zeer ondergeschikt belang, daar erkend
wordt, dat men bier te doen heeft met aan
vullend recht. En dan is het niet in te zien
waarom deze vorm niet zou mogen worden
gesteld, al kent het ontwerp ziekteverzekering
70 pCt. van het dagloon toe. Dit klemt te
meer, omdat het ontwerp-arbeidscontract
slechts ziet op de loonbetaling gedurende de
eerste dagen »voor een betrekkelijk korten
tijd".
Ook de bezwaren tegen de voorschriften
omtrent -Ie betaling van stukloon zijn van
ondergeschikte beleekenis en meer vanthoore-
tischen dan van practischen aard. Waar het
stukloon uiterlijk den derden werkdag moet
uitbetaald worden, kan toch niet in ernst
worden volgehouden, dat die termijn te kort
is «met het oog op de veelal tijdroovende
berekening daarvan I"
Men zal zich daarop dan maar moeten
inrichten.
En thans nog de werkstaking, het staan
geld en de boeten.
Wat het eerste punt betreft, zien wg niet
„llc cal uu eens trachten uit te halen", cei Lilian
met nadruk, „ora iD 't vervolg niela meer uit te
haleD. Ik ben van plan, in de toekomst een kalm
leven te leiden, zooals een vrouw betaamt, in alles
mijn stiefmoeder te gehoorzamen en mij uiet meer
in te laten mot beuzelarijen, grofheden, of slecht
gezelschap."
„En waar komt mijn persoontje in je plannen
voor?" vioeg de jongeman.
„Nergens. Ik vrees, dat er buiten blijft." Lilian
zuchtte even. „Ik zal je missen, Tom, maar ik vrees,
dat jij niet ernstig genoeg bent. Je bent geen ge
schikt gezelschap voor een jong meisje, dal ouar de
ware vrouwelijkheid streeft."
Tom schoen veel lust te hebbeu om in laohen uit
te baraten, maar hij wist zich te beheerschen.
„Je streeft voortdurend 't eene of andere ideaal
na, Lilian," zei hjj. „Ik heb dat óok gedaan on
vandaag ben ik gekomen om te zien, of ik het be
reikt beb."
Lilian aarzelde even, maar daarna keek ijj bom
reoht iu 't gelaat.
„Wat is dan jou ideaal
„Dat ben jij."
„Ik beu goon ideaal."
„Voor mij wel, Lilian. Lieve Lilian, jo hebt me
gezegd, dat ik na zes maanden bij je terug mocht
komen. De tijd ie nog wel niot om, maar ik kan
niet langer wachten."
De stofdoek viel naar uit do banden en «ij logde
haar twee vingerhoeden op tafel.
„Het spijt m\j," fluisterde zij. „Toeu ik je zei, dat
je na zes maanden terug mocht somen, deed ik dat
omdat ik hoopte, dat je dan zelf niet meor zoudt
willen komen. Noen Tommy, ik ben verder van je
uf dan ooit."
„Ik geef de hoop niet op," zei Tom, die te ver-
Ïeofs zijn teleurstolliug trachtte to verbergen. „Niets
an mij ontmoedigen. Ik zal terugkomen."
„Neen, er is geen hoop meer."
Iets iu deu klank van baar stom trof hem.
„Badoei je, dat.
in, welk bezwaar er voor den werkgever in
kan gelegen zijn om bg staking te kiezen
tuaschen voortzetting der dienstbetrekking
of ontslag.
Immers, geen loon is verschuldigd geduren
de don tij-l waarin de arbeiders niet hun
werk verrichten. En geeft de werkgever er
de voorkeur aan, desniettemin de stakers op
stel en sprong te ontslaan, dan'is het odium,
dat hij daardoor wellicht op zich laadt, toch
allerminst het gevolg van oeze regeling, die
hem eenvoudig een recht verzekert, hetwelk
hij ook thans reeds bezit. Of hy er gebruik
van wil maken, blijft zijn zaak. De kans, dat
hij nu wellicht tot schadevergoeding zal wor
den veroordeeld, zal hem veeleer ervan weer
houden, lichtvaardig van dit middel, dat
imraeis volgen.; de Werlcgeversvareetiiging
ioo odieus is, gebruik te maken, zoodat de
thans voorgestelde regeling inderdaad ook
in het belang der werkgevers is.
Vervolgens het staangeld. Hier kan den
werkgevers worden toegegeven, dat zy aan de
regeling daarvan, zooals zij thans luidt, niet
veel hebben. Maar toch altyd meer dan nie
mendal. Menig arbeider zal, door de kans
een klein bedrag te zullen moeteu missen
bijaldien hy den werkgever oen dringende
reden geeft tot beëindiging der dienstbetrek
king, beter op zyn tellen pussen i-nnietlich-
vaardig zich aan verkeerde handelingen
scuuldig maken of «directe actie" in proc-
tijk brengen.
Ten' slotte de boeten Dat de regeling
daarvan volgens haar niet in het belang der
arbeiders is, raag voor de Vereeniging van
werkgevers (die voor speciale werkgevers-
belangen heoft op te komen) geen reden zijn
cm tegen dit ontwerp te ugoeren. Blijft dus
over de grief, dat de regeling de handhaving
der orde zal bemoeilijken. Wij achten die
grief in booge mate overdreven. Ook een
kleine boete is voor de arbeiders lang niet
ouverscbillig. En indion het waar is, dat
deze regeling de werkgevers veel eerder dan
thans aanleiding zal geven tot ontslag der
arbeiders bij ernstige overtredingen, dan zal
dit juist voor dezen eon heilzame prikkel
zijn, zich daaraan zoo min mogelijk schuldig
te maken.
Het komt ons derhalve voor, dat do aan
gevoerde bedenkingen in geen enkel opzicht
de slotsom wettigen waartoe do Vereeniging
komt: dat het wetsontwerp, gelyk het thans
luidt, «in den weg zal staan aan een be
vredigende regeling der arbeidsverhoudingen
„Is er een ander?" vroeg hij met een plotseling»
uitba.-atiug van jaloosie.
„Misachten."
Tom stond op. „He wil niet goloovun, dat je in
ernst sproelct, Lilian, Nog maar onlede woken gele
den zei je mij, dat er niorasud was."
„Dat is al weer een paar weken go loden. Toen wu
't ook xoo. Ach Tommy, kijk tocht niet zoo bedroefd.
Je bebt mij niet werkelijk lief; je houdt alleen van
m\j."
„Dat is onzin." riep hy verontwaardigd uil. „Ik
beb jn wel dogelijk lief,"
„Neen, dut denk je maar. Een vrouw voelt dat
boter. Je vindt mij oen aardige tjjdpaaaeeringmoor
niet."
„Ik zou wel eens willen weten, wie die lummel
is, die jou zoo heeft ingepakt."
„Niemand heeft mij ingepakt. Ik geloof zelfs, dat
h\j mij niet eens wil hebben. En toob..."
„Heeft bij je over liefde gesproken 1"
„Ja, maar hg wist toen uog niet, dat ik een net
meisje was. Nu bjj 't weet, zal hg waarschijnlijk uieU
meer van mij moeten hebben
„Ik heb zoo mijn oigen g duchten over een man
die alleen van oen meisje houdt wanneer hij meent,
dat het geen fatsoenlijk meisie is."
„Jo begrijpt me niet," zei Lilian.
„Wio ia 't Dat mag ik toch wol vragon
„Hut is 't jonge mensch, dat gearresteerd word wo-
gous inbraak in hot huis van mijn sliafrnoedor. Litter
ontmoetten wjj elkaar en daoht bij, dat ik lid wu
van oen diovenbende. Daarop werd hjj op mij ver
liefd, maar ik viel onbeschoft uit logon zijn moodor,
die mg wilde lateo arrosteereu. Hij handelde heel
edelmoedig eu toon word ik vorliofd op hem. Dat
is alles."
„Maar uit zoo'n dwaasheid kan teoh geen ware
liefde ontstaan."
„Waarom niet?"
(Slot volgt)