Donderdag 6
Juni 1907.
No, 7358
56e Jaargang.
Feuilleton.
BABY.
Wat blijft.
UITGAVE
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per ii maanden f\.—
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Legale,
ollicieële- en onteigeningsadvortentiën per regel 15 cent.Reolatnee 1—5 regels/1.25;elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekoning
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEOR1CHT 9-
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
STEMMING
ter Verkiezing van drie leden van de
Provinciale Staten.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT
brengt ter openbare kennis, dat op Donderdag den
18 Juni aanstaande, van des morgens acht tot des
namiddags vijf uren, de stemming zal geschieden
ter vervulling van drie plaatsen in de Provinciale
Stalen «an Utrecht voor het Kiesdistrict Amersfoort,
waartoe deze Gemeente behoort.
De candidaten, in alpbabetische volgorde, zijn -
BEAUFORT, J. B. de
BEECK CALKOEN, mr. W. J. van
GROTHE, mr. C. J. W. LOTEN van DOELEN
HAMERS, D. P.
PIERSON, J. L.
TROMP van IIOLST, A. M.
Tevens wordt de aandacht gevestigd op artikel
128 van het Wetboek van Strafrecht luidende:
„Hij die opzettelijk zich vooreen ander uitgevende
aan eone krachtens wettelijk voorschrift uitgeschre
ven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevan-
genisstral van te hoogste een jaar."
Amersfoort, 4 Juni 1907.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
Oproeping.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
brengt ter kennis van
Karei .laclitenberg
milicien-verlofganger der lichting van 1904, behoo-
rende tot het le Regiment Huzaren, dat bet hem
verleend verlof wordt ingetrokken, niet last om,
voorzien van zijn verlofpas en al de voorwerpen
van kleeding en uitrusting, door hom hij zijn vertrek
met groot-verlof medegenomen, rechtstreeks naar
zijn korps, in garnizoen te Amsterdam, zich te be
geven en aldaar op Maandag, den 26 Augustus aan
staande, vier uur des namiddags aan te komen.
Amersfoort, 4 Juni 1907.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
brengt ter keuuis van
Karei de Goede
milicien-verlofganger der lichting van 190-1, beboe
rende tot 4e Regiment Huzaren, dat het hem ver
leend verlof wordt ingetrokken, met last om, voorzien
van zyn verlofpas en al do voorwerpen van kleeding
en uitrusting, door hem bij zjju vertrek met groot-
verlot medegenomen, rechistreeks naar zijn korps,
in garnizoen te Zutphen, zich te begeven en aldaar
op Maandag, den 5. Augustus aanslaande, vier uur
des namiddags aan te komen.
Amersfoort, 6 Juni 1907.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
2.)
Een jaar? Juist zoo laug als Baby met Bob ge
trouwd is.
Eu weer dringen do verradolgker tranen in haar
oogeu ze kan ze niet weerhouden, ze moet wel haar
zakdoek uit het taschje naleo om ze af te drogen.
„Heeft u óok oen droevig verlies geleden, arm
kiud?" vraag haar reisgenooto deelnemend en haalt
uit een reticule een flacon, dien ze Baby aanbiedt.
„Hier, neem wat eau-de-cologne. Ach! ik weet niet
hoe het zoo komt, dal ik u dat alles verteldezeker
omdat ik zag, dat u óok leed kont..."
En zoo voortpruteud, vliegen ze voorbij steden,
dorpen en gehuchten. De motregen is overgegaan
in dichte stralen, het uitzicht door de coupé-ramen
is troosteloos, en als eindelijk de trein stopt van
bet station Den Haag, is het voor Baby eou verade
ming, dat zc er eindelijk is. Terwijl, na een haastig
afscheid, de oude dame door haar familie verwel
komd wordt, stapt Baby naar den uitgang, waar zo
een rijtuig neemt, dat haar naar de Riouivstraat zal
brengen. Eindelijkdaar is zo oreu op
den verwonderden uitroep van Kaatje„Is u daar,
mevrouw?" laat die er op volgen: „Mevrouw is uit,
maar juffrouw Clara is boven."
Haastig de trap opgaande, staat Baby voor de ver
baasde Clara, die, aan do piano zittend, van schrik
met een dissonant het „Morgenatinmiuug" vau Griug
afbreekt.
„Jij, Baby? Hoe kom jij bier? Waar is Bob?"
en opataaudo om Baby van mantel en bood te ont
doen, ontdekte ze pas, hoe ontdaan haar sugje er
Schietoefeningen.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
brengt ter kennis van bclangliebbeL 'at vol
gens niededeeling van den Minister v a og, op
24 en zoo noodig ook op 25 Juni a.s. eeuc schiet
oefening zal worden gehouden op het fort Pampus,
waarbij gevuurd zal worden met kanonnen van licht
kaliber (G c.M.l
De onveilige sector wordt begrensd door de rich
tingen O. N. O. en Z. Z. O. tot op 4600 M. van het
fori. r
Op de dagen op welke gevuurd wordt, zal van het
fort Pampus een roode vlag waaien vau minstens
oen uur vóór de oefening tot aan het einde daarvan;
bovendien zullen te gelijker lijd roode vlaggen
waaien van de batterijen Diemerdam en Durgeruam,
de WostbaUerj) nabij Muiden en den kerktoren te
Muiderberg.
Amersfoort, 5 Juni 1907.
De Burgemeester vau Amersfoort,
WUIJTIERS.
Invoer van paarden.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT;
Golet op de beslissingen van de Ministers van
Landbouw, Nijverheid en Handel en van Financiën;
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat ten
aanzien van den invoer van paarden, bestemd voor
bet van wege de „Vereoniging tot bevordering der
paurdenfokkerg in Nederland" in Juli e.k. te'sGra-
venhage te houden internationaal concoura-hippique
afwijking van de verbodsbepalingen, vervat in de
beschikking en van de Ministers van Binnenlandsche
Zaken en van Financiën van 21 Mei 1906 (Neder-
landsche Staatscourant van 26, 27 en 28 Mei 1901,
no. 1211) en vau do Ministers van Laudbonw, Nijver
heid en Handel en vau Financiën van 8/7 Augustus
1906 (Staatscourant van 16 Augustus 1906, no. 190);
wordt toegestaan onder voorwaarde
a. dat nan het eerste kantoor worde overgelegd
een door den Secretaris van het concoura-hippique
afgegeven bewgs, dat de paarden voor genoemd
concours-hippiquo bestemd zijn,
b. dat do paarden, voorzooveel «ij na afloop van
bel concour8-hippiquc hier te lande moeten blijven,
niet iu het verkeer worden gebracht dan na door
den diatricts-veearta te 'sGravenhage of een zjjner
plaatsvervangers te a(jn gekourd en gezond bevonden.
Amersfoort, 5 Juni 1907.
De Burgemeester van Amerstoort,
WUIJTIERS.
Niets is in de wereld bestendiger dan het
onbestendige, hoe paradoxaal net ook klinken
moge.
Het heerljjke, frissche groen, dat boomeu
en struiken siert, valt strak3 weer af. De
fraaie bruidstooi van heden, wordt morgen
door een doodskleed vervangen. Het regen-
dropje gaat, nauwelijks neergevallen, weer
over in dampvorm, om straks wedeiom
van uit grauw» transen noor te druipen.
Groots en machtige dingen van voorhoon
zyn tot stof en usch vergaan, en uit wat nu
nog onaanzienlijk en gering is, zal worden
opgebouwd wat gewoldig zal wezen in do
toekomst.
In alles om ons heen ontwaart ons oog het
beeld der vergankelijkheid, Zells de machtige
bergon, die zoo trotsch hun kruioen ten
hemel heffen, oogverblindend in hun wapen
rusting van sneeuw en ijs, worden nlot ge
spaard. Ook in het aangezicht dier machtige
rotsen trekt de tjjd rimpels van ouderdom.
Alles, alles is een prooi der vergankelijkheid.
Alle dingen die nu zijn, houden eons op, in
dezen vorm to bestaan.
Die ons lief en dierbaar zijn, worden straks
van onzo zijde weggenomen en ais wij hen
nastaren, dobberend stroomafwaarts naar het
bodemloos meer van het verleden, dan is dit
met de vaste wotenschap, dat wij straks
volgen.
Is het dan wonder, dat wj), bjj al het voor-
bijgaande, do handen uitstrekken naar iets
dat blyft, waaraan wij ons vast kunnen
houden, iets dat niet onderworpen is aan de
wet van worden en vergaan muur, welks ge
schiedenis vervat is in het eene woord: z(jn.
De Heiden-apostel zegt. in zijn lierzang op
de liefde, dat de profetieën zullen te niet
jIi111 worden, <le talen zullen ophouden,
dat het de kennis zul vurgauu als de profe
tieën, maar dat de liefde nimmer meer ver-
gaat
Maar als dat zoo is, dan blijft toch ook
liet beste wat op aarde is. Neem de liefde
uit de werold weg en u\) houdt niets over.
Beminnen en bemind te worden, grooter
zaligheid is voor eon mensch niet weggelegd.
Ik herinner mij nog oogenblikken uit mijn
jeugd, waarop ik m|j zoo in-gelukkig gevoelde.
't Was dao, dut over mij kwam een niet
te beschrijven zalig gevoel van ontroering,
waarbij ik alle dingen om mij heen liefhad,
mijn vader en mijn moeder, mijn broers en
I zusters, de bloeman in den tuin. (Ml gMM
der weiden, de hond en de kat, zelfs de
menschen, tot wie ik mij anders niet zoo
bijzonder aangetrokken gevoelde. Dan was
er in mijn hart eenvoudig geen plaats voor
kwade gezindheid, dan kon ik niet baten,
enkel liefhebben. En wat mij verdroot, was,
dat niet alle menschen het goed hadden, dat
niet allen evenveel pleizier in hun leven
hadden als ik. En zoo hoog en mooi voelde
ik dit in die dagen, dat ik gaarne mijn leven
er voor had over gehad, als ik daardoor ge
luk en vrede on blijdschap had kunnen bron-
uitziet. „Baby, er is loob geen ongeluk mol Bob ge
beurd?"
„O, Clara, ik ben zoo ongelukkighet is alles
uit tusschen Bob en m\j."
„Ocb, wat praat je tochWas Mama maar hier.
Toel zeg nu, wat is er?"
„Clarii, ik ga niet meer naar Bob terug hij
houdt niet meer van me; hg heeft me niet moer
noodig I"
„Baby, wat bezielt je? Bob zou met meer van je
houdenWie heelt dat gezegd Heeft bjj 't je zelf
gezegd
„Neenmaar aan allea kan ik bet mer
ken
„Nonsens, hoor! Je bent overspannen. Ga nu een
poosje iu Ma's makkolijken stoel zitten eu praat niet
meer, dau zal ik je een kopje thee sohenken.en....
hoe laat heb jo koffie gelrouken?"
„Ik heb geen koffie gedrouken."
„Maar dau moet jo wat etenhet is pas drie
uur, je zoudt vóór zes uur omvallen an honger
Kom, wees nu niot zoo bedroefdalles komt wol
weor terecht, dat zal je eens zien. Nu laat ik je even
alleen en ga wat voor je halen."
„Achnoen, Clara, ik bob geen honger, ik kan
toch niet eten
„Nonsens; je moet
En do prauiischo Clara vliegt de trap af naar do
eetkamer, doch hoort Mama do voordeur binnen
komen. Zn snelt baar to goiuoot, trokt haar do eet
kamer binnen en antwoordt op mevrouw Koordas
verbaasde vraag: „Is hot wsar wat Kaatje zegt, dat
Baby er is?" ,Ja, Mama; «e ia daareven gekomen.
Schrik u nu maar uiet, liet zal wel weer in orde
komen, maar Baby is erg van streek.Zo seat.
dat Bob niet meer vau baar houdt en dat zo niet
moer naar buis terug wilWal «ou er tec'» ge
beurd zijn Toe, ga u maar gauw b(j haar; u zal ze
wel alles vertellen."
Toen mevrouw Roorda boven kwam, viel haar
oudste haar snikkend om den halz.
gen aun de duizenden rond my, die ik zag
7.tvo»«»ii ..iiil.T zw.uv lust 11». dl» «duikt
gingen onder een ondraaglijk juk. Zulke
dingen voelt men als jong meisje en knaapje,
als do tiel nog niet bedolven is onder ai den
leugen, die het leven in ons verstikt. La .er
verdwgnt dat mooie en toore on win het
wederom smaken wil. moet worden als de
kindorkons.
Want alleen aan liet kinderlijk gemoed
bljjft de liefde zich dus openbaren, dewijl zij
de onveranderlijke, de blijvende is. Wij zjjn
het, die anders worden, die ons hart niet
meer zoo eik uur van den dag voor baar
openstellen.
De liefde blijft. Dat is een heorljjko troost
volle gedachte, vocral als wij bet oog slaan
op dingen om ons hoen die vergaan.
Wat is er, dat niet vervalt on niet ontvalt
en niet wegvalt iu onze voorbijgaande wereld?
Onze moeder, die wij liefhebben, wier oud,
gerimpeld gelaat wij omkransen met gedachten
van goedheid en vrede, zty gnat straks van
ons honen en dan kunnen wy niet meer op
zien in de lieve, trouwe moederoogtn, niet
meer luisteren naar de verhalen uit haar
eigen Jeugd, die zij met zulke bijzondere
voorliefde verteltdan zijn wij verstoken van
wat ook op laturen leeftijd, als "t kind is man
ol vrouw geworden, ons onmisbaar toeschijnt.
Wat blijft, is de liefde, waarmee lij behoed
zaam lette op onze eerste schreden, de liefde,
die sprak uit haar blik, toen ze ons goeden
•lag kuste, op het «ogenblik, dat wji de oudor-
lijke woning voor 't eerst vaarwel zeiden, in
welken blik de bede lag opgeslotenmoogt
gij, myo kind, uw hart toch rein bewaren.
De ouders vergeten de kinderen niet, die
door den dood bun ontrukt werden.
Een man vergeet niet do bemindo vrouw,
die hem ontviel; de vrouw niet baar lieven
echtgenoot De l»efde, eens gekoesterd voor
onze beminden, neemt de dood ons niet af.
Hot loven brengt nog wel eens dngon en
j iron soms van verkoeling doordat er iets,
dat voor een «ogenblik onze liefde te machtig
is, tusscbenbelde komt.
Do dood daarentegen weeft een sluier,
waarmede hy al de onaangename dingen
die tusschen ons menschen instonden weg
neemt, en verreint en heiligt steeds meer
hot beeld van hern of haar, die wy eens heb
ben liefgehad en nu ook blijven beminnen.
De liefde blyft! Verbonden mot baar twee
lingzusters geloot en hoop, de drie bestand-
doelen uit ons geeotelyk bestaan, waaruit
om s«o te zeggen onze ziel is geweven, vor
men zy oen trits, die door niets ter wereld
„Mgu liovo kiud, wat ia er gebeurd?"
„O, Mama, laat me voorgoed bij u blij vonIk
kan uiet moor naar Bob teruggaau."
„Vertol me nu alles eens kalm, kind. Heeft Bob
je slechts behandeld
„Neon; maar hij houdt niot moer van me en"
onder hot schreion door zich troUch oprichtend
„dan wil ik niet bij hom blijven."
„Hoe is bot mogolijk, dat hi) jo uiet moer zou
liofhebben! Kind, dat kan ik niot geloovon. Laatst
zeiden we uog tot alkaar: ale hg Baby maar uiet
heelem al bederftWat is er dan toch gebeurd
„Ad, het is alles langzamerhand gokomen in hot
begin kon h\j geen nog. nbiik bui'en ino.O, wat
was dat een een gelukkige tijd! 's Middags maakten
we groote waudollngeu, avonds las bij me voor, en
ats lig 's ochtends in zgu ki.ntoor bezig waa, mocht
ik b\j hem komen, hnn meer hoe liever. Maar dat
is alles anders gewordenhü kroeg het druk, zei
hjj; nUijd was hel dan„Ik heb 't druklaat me
vooral niet storen". Kr» ook meestal '«middags knn
bjj geen tij i vinden om met me wandelen.'s Avonds
aan de thoo verdiepte hij sch zóo in de kranten,
dat er van een gozoliig praatje, waarnaar ik den
E ('breien dag toch too verlangd luid, Jikwgl» niets
wam. Ik begon me al couzamer en eeuiamnr te
gevoelen en ne hoop, dat alles misschion nog ten
goede vorandernn zou, begon me te verlaten. Op
een dag vond Hilda me in mijn kaïuor.Ik was erg
gedrukt on stortte mijn bart aan haar uittoen zei
zo me, dat die groote liefde niot blttvend was bij
ba r was-zo óok al gauw na do wittebroodsweken
verdwenenze bad er zich overheen gezet, omdat
ze zich op dat p nt toch nooit groote illusies had
gemaakt, en too moest ik óok maar trachten to
doen, zei ze.maar dat kan ik niet, mama, dat
kau ik niet!Als ik Bob onverschillig ben
goworden, dan... dan kan k niet by bom blijven."
„Kind, kind, en dat nam |e allemaal voor waar-
beid aan? Die Hilda it in 't geheel geen geschikte
vriendin voor je! Waarom beo je niet met Je be
zwaren tot Bob self gegaan
„Vanochtend nog heL> ik hem verweten, dat Ik
vroeger in alles de eerste b|) hem was en dat nu
zijn work steeds voorgaat en bi) beeft me dat
niet tegengesproken bij was ongeduldig, dat ik
hem stoorde.O, als hij me uóg liefhad, zou bi)
niet too geweest zijn."
„Maar kind, heb je jo wel eens rekenschap ge
geven van den aard van Bobs werk? Heb je er hem
wel eens naar gevraagd
„O, hij heeft me al eens dikwijls willen vertellen
van dat vervelende recht.., Ik begrijp er toohnlote
van.
„En begrijp je ook niet, Baby, dat die zaken zeker
zóo ingewikkeld zijn, dat zo vosl aandacht, studie
on tijd vorderen? «Sou daarin niet de oorsaak van
jo vermeende vorouacotsaming kunnen liggen?"
„En vroeger dan, toen we pa» getrouwd waren F'
„Ja. vroeger... dat begrflp je toch wel, toen he'ft
lil) met zijn werk wal gealabbikt, omdat je toen pas
x(jn vrouwtjo was, maar als Ie goed nadenkt, Baby,
dan sou je hol toch seker óok eon elle dige gedachte
vloden, dat h» op dan duur zgn saken veronnoht-
t*aiml». zijn betrekking slecht waarnam, alleen om
voortdurend achter iHn vrouwtje aan teloopan. Wat
voor man zou dat tQn f Toe, kiud, denk daar nu
eens ovor na...
Het binnentredon van Clara maa t te een einde
aan hot gesprok, en toen ia Baby overhaalde, bij
het kopjn then ook wat te gebruiken, ging mevrouw
Roorda even naar haar atuor, waar ze aan Bob eeu
telegram schreef, waaruit bj) kon vernemen dat Baby
bij haar was en een brief sou volgen.
Toen Baby wal gegeten bad, werd hot mot haar
gevoel van groote wanhoop tela beter en wijselijk
liet haar moeder haar een tfldje aan siubtelvo over,
terwijl Clara zei, aan Liusjo beloofd te hebben, haar
van school te sullen balen.
(Slot volgt.)