Donderdag 21
Mei 1908.
No 7507.
57e Jaargang.
Feuilleton.
FIH1Y1A A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- eu Zaterdagmiddag. Abonnement, por ;i maanden 1.
franco por post t.15. Advertentiën 1—6 regels 00 cent; olko regel meer 10 cent. Bij regel-
abonuement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosleloos. Logale, ollicieële- en onteigenings-
advertentiön per regel 45 cent. Reclames 15 regels 1 .'25 elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiteu worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
By advertentiën van buiten de stad worden de incasseer kosten in rekening gebracht.
K0RTE6RACHT 9.
Telephoon 10
Raadgevingen.
La Rochefoucauld (of het de man van dien
naam was, die tydeus Richelieu aan het
Fransche hof verkeerde, dan wel of het een
zijner nazaten was, is ons niet bekend) heeft
eens gezegd Men is met niets zoo gul als
met goeden raad".
By deze waarheid wenschen we in dit
artikel even stil te staan.
Op een buitengewoon kouden avond, toen
bet met feilen Oostewind zoo vroor, dat alles
verstijfde, spoedde zeker rijk heer, gedoken
in warme, dikke kleeding, zich van de socië
teit naar huis, waai- hem in een heerlijk ver
warmde kamer alles wachtte, wat hem aan
genaam kon zijn. Bij de stoep zijner woning
stond een der armsten van zijn woonplaats,
bibberend van de koude en deze klaagde
den rijken man zijn nood. Den huissleutel
uit den zak opduikend, antwoordde de rjjke
»ga naar huis en warm je bij de kachel
Hiermede trad de heer zijn woning binnen,
den verkleumden arme aan zijn lot over
latend.
Toen den volgenden ochtend de rijkaard
onder handen van zijn barbier zat, zeide deze:
„Heeft u het nieuwtje al gehoord, mynheer
»Ne«n, wat is dat dan?" was het antwoord.
«Vlak voor iiw huis word vanochtend vroeg
het lyk van den ouden Kees gevonden; de
man was door de koude omgekomen", »VVel,
hoe is het mogelijk", zeide hierop de man
van weelde, »en ik hob hem gisteravond nog
wel zulk een goeden mud gegeven".
Goeden laad! l.'i de eerste plaats ware het
heel wat beter geweest, indien hij goed in
zijn zak getast en daardoor den ongelukkige
in staat gestold had, zich verwarming on
voedsel te verschaffen, en in de tweede plaats
had hy, als hij het geven van raad boter
geoordeeld had dan het verstrekken van geld,
in ieder geval raad moeten geven, die op
te volgen geweest was.
Met het geven van raad is men gewoonlyk
gul en dat zal wel komen, omdat raad nogal
goedkoop is.
Wie in nood verkeert, kan overal terecht,
wanneer hy aanklopt om raad maar als hij
om daadwerkelijke hulp komt, dan stoot hij
bijna overal den neus. Op die manier bereikt
hij weinig doel, want in nood is met stolïe-
lyke hulp veel te verrichten, doch niet raad
blijft men gewoonlyk precies op de zelfde
hoogte. Raad kan verbuzend mooi en goed,
zelfs van ongekende waarde zijn in gevallen
waarin men zoekt naar den te volgen weg
om eenig doel te bereikenzulke raad kan
zelfs goud waard zijndoch wanneer men
hulp noodig heeft in klinkende munt, dan
heeft raad niets te beteekenen en kan die
gerust achterwege blijven.
Bespottelijk is het, dat zoo velen raad
geven, zonder er op te letten of hij wel op
tc volgen is. In het bovenstaande voorval
hebben we daarvan reeds een voorbeeld ge
geven. Er zyn er nog veel meer te vinden.
«Ge zijt zeer zwak", zeide een dokter tot
een doodarm mensch, «g» moet dagelijks
biefstuk, eieren eu melk gebruiken, dan komt
ge wel weer klaar".
De raad was goed gemeend en op zich
zelf wel goud doch welke waarde had hij
Immers niet de minste! De arme man mocht
ai bly zyn, als hy droog brood had; hoe zou
bij komen aan hetgeen de geneesheer noemde?
En wie zou het hem verstrekken?
Zulke rand maakt bitter en geeft aanlei
ding tot groote ontevredenheid.
„Als ge gedurende den winter uw aard
appelen, groenten en vleesch in het klein
opdoet", sprak een man met veel geld tot
een zyncr kennissen, die met een betrekkelijk
klein traetementje moest toekomen, «doet
ge uzelven groote schade. Ge moet, als ik
I ii raden mag, alles in het groot opdoen,
I dan hebt ge minder te betalen en het is
bovendien ook veel gemukkelyker". Ook d» ze
raad was welgemeend, inuar er was weinig
mede uit ie halen. Wie ter wereld kan met
een klein weekloon, dal des Zuterdags als
sneeuw voor de zon verdwenen is, groote
inkoopeti doen?
De welmeenende raadgever had anders
moeien doen. Hij had op zijn raadgeving
mot-hu laten volgen: »lk begrijp, dat uw
middelen niet toelaten om ineens winter
provisie op te doen daarom wil ik u het
I henoodigde geld daarvoor wel voorschieten.
Betaal my dan wekelyks bij gedeelten af en
voor rente reken ik natuurlijk niets, want
anders zoudt ge er toch slechts weinig voor
deel hij hebben.
Door zulk een voorslag zou de anders
nietsbeduidende raad onmiddellijk in goud
zyn veranderd.
Om kort, te gaan, er is geen dwazer ding
dan raad geven, waarvan men te voren weel
dat hy niet opgevolgd kan worden.
Op het gebied van ongesteldheden zijn
sommige inenschen buitengewoon vaardig in
het geven van raad. En weeden on
gestelde, die al zulke raadgevingen tracht
op te volgen Zoo zeker als tweemaal twee
vier is, zoo zeker is het, dat hij, spoedig
onder de groene zoden zou komen.
Er is iemand, die hevig gekweld wordt
door kiespyn. Zonder dat hy er een woord
van zegt, ziet ieder wel, te oordeelen naar
de leelyke gezichten die by tri kt en naar
zyn aanhoudend kermen en zuchten, wat
er aan hapert en nu zegt A, dat hij groene
27.)
Eu plotseling begon Marianne den baron te
plagen. Z(j zag hoe deze de lippen nan het «la»
zette, doch het wear ueerzette zonder te drinken.
„Was u altijd zoo «oliede, baron? U is werkelijk
een model van matigheid. U is pas nau uw tweede
glas en ik ben al aan mijn vierde."
„Ik ben nog aan mijn eerste."
Zij sloeg baar banden samen.
„Mftnr dat gaal niet, dan Bcbaam ik mi) u
moet dsuelijk uitdrinken, want anders kan ik me
ook niet weer laten inschenken. Neen, Hans, wacht
nog wateerst de baron, dan ikals jong meisje
moei ik erop passou. niet den naam van drinkster
„Ik moet mei champagne een beetje voorzichtig
zijn. Ik heb er vroeger te vee) van gedronken en
mijn maag is niet meer van de sterkste."
„En dm rookt u den gehcelen dag met den
graaf als gold het een weddenschap. Nu u moest
mijn m»n eens zijn, ik zou u dat rooken wel
afleeren,"
„Maar u rookt zelf ook de eene cigarette na de
andere."
„Maar ik ben ook gezond. Onze dokter groet mg
niet meer omdat ik hem in de laatste vijfentwintig
jaar geen cent heb laten verdienen."
„Maar Marianne," zeide Hans „praal nu toch geen
onzin. Je bent nog niet eens vijfentwintig."
„Komt de geestige luitenaui weer voor den dag
En zijn toon nabootsend, zeide zij„De juffrouw
ia heolemaal nog niet geboren, zoo jong ziet zg er
uit."
„Dal doet ze ook, nietwaar baron?"
„Bgna tenminste."
„Dat „bgna" is goed, maar wanneer jullie denken
mg boos te maken, dan vergis je ju zeeronge
trouwde mannes zgn net als bakvisobje»; wal ze
zeggen, beschouw ik nooit als ernstig."
„De baron een bakvisch Prosit, baron, ik feli
citeer u."
Een stormachtig lachen volgde op deze woorden.
Marianne begreep, dal zij te veel gezegd had, maar
zg werd niet verlegeuz.g ging zelfs op dit thema
door en zeide:
„Do baron is een uitzondering, die telt uatuurljjlc
niet mee, maar het is tocb zjju eigen schuld wan
neer ik hem vraag waarom hg niet trouwt.
„Ja waarom trouwt hij niet vroeg ook de graaf,
haar loon nabootsend,
Eu nu in eens klonk in koor do vraag waarom
de baron niet trouwde.
Alleen Dngmar zweeg. Zjj had een nieuwe
cigarette genomen en stak die mot zooveel omslag
aan, dat zg als 't ware wilde laten zien, dal zij
geen tijd had om te praten, doch daarna dwong
zij zich tocb 6ok tot een lach. Zg wist, lal Marianne
nu niet spoedig van dit thema zou afstappen. En
wal zg al voor oonige dagen, toen de Wuiu ems nil's
bg hen dineerden, gezegd had, zou nu wol gebeuren
Marianne zou probeeren baar weddenschap te winnen,
althans de beslissing in eeu voor baar gunstigen
zeep acht ei het oor moet smeren B, dat
hy een watje met eau de cologne in het
oor moet doenC, dut hij een dergelijk
walje in de holle kiem moet loggen; D, dut
hij zijr. wuDg moet wrijven met coguac
E, dal hij den inund moet spoelen met
brandewijnF, dat hy een teug komt wutor
in don mond moet nemenG. dut hy moet
spoelen met warm water; H, dat hy wat
tabak moet kauwen1, dirt hij een paar
borrels moet nemen, dan vergeul hij da pijn
wel. Probeert de lyder nu ::l die middel
tjes, dan mag hij gerust voor gek verklaard
worden, terwyl men hern tot de zeer vep-
standigen mag rekenen, indien hij even door
een tandarts het kleine, lastige, ziekelichaama-
deel laat nazien.
Niet. aleeu voor kiespyn kan men hon-
derderlei raadgevingen hekomen, neen voor
allerlei ongesteldheden of lastigeeigenschappen
van het lichaam; en vele van die raadgevingen
komen niet zelden voort uit bjjgeloof.
Om van dit laatste slechts éen voorbeeld
te noemen. Onlangs had iemand bij ongeluk
in een hooivork getrapt, waardoor geen
gevuarlyke, doch wol een hevig bloedende
wond ontstond. Keu buurman, die het geval
weinige oogenblikketi later vernam, gaf in
allen ernst dezen raad „Als ge voorkomen
wilt, dat de wond gaat zweren, steek dan
de punt vun «Ie vork, waaraan ge u bezeerd
hebt, in een stuk rookspek. Het is zeker,
dat de wond dan in een paar dagen geheel
genezen is". De gewonde volgde den raad
op, denkend„het kost niets en baat het
met, het schaadt, ook niet". De welgemeende
rami had geen gewenscht gevolg, tenminste
den volgenden dag moest de dokter ontboden
worden, die bloedvergiftiging constateerde.
Het is overbodig, nog meer voorbeelden
aan te halen van dwaze raadgevingo'i en
van een nog dwazer opvolgen er van.
De neiging van velen om, zelfs ongevraagd
met in hun uogen goeden raad te komen
aandragen, heeft zeer zeker het spreekwoord
»De beste stuurlui staan aan wal" doen ge
boren worden. Hot klinkt zoo vaak uit
iemands mond «als ik in uw plaats was,
zou ik zus en zoo doen; dat w is in ieder
geval veel beter". En als ze werkelijk eens
in du plaats val een ander stonden, dan...
ja, dun zouden ze «venzoo, of misschien nog
verkeeider handelen dan de persoon, tot
wien de raad gericht word. Vele raadgevers
kunnen zich niet verplaatsen in den toestand,
waarin zij, die met hun raadgevingen bedacht
worden, verkeeren en zoo komt liet, «lat er
vaak zooveel dwaze raad gegeven wordt.
De lust van velen om met hun nietskos-
tenden raad aan te komen, is veelal niet vrij
te pleiten van bemoeizucht. Als ieder zich
wat meer bemoeide uitsluitend met eigen
ziu voor bereiden.
En z vergiste zich nie'.
„Ik meen het in vollen ernst, baron. U moet
Iron-ven. Ken man zonder vrouw is het zelfde...."
„Als een vrouw zonder man," viel do graaf
haar in de rede.
„Onzin," zeide Marianne. „Wij kunnen de man
nen missen, maar zg ons niet. Wanneer wij niet
lekker zgn, koken we voor «nis zelf wat pap, naar
de mannen kunt u kokeu, baron?"
Het speet ben-, onkennend to motten antwoorden.
„Nu, dsar hebt u bei al. En ook in andere op
zichten kunnen wg ze missen. Wg kunnen ons een
woning mtjtB en bohaaglgk inr ibten maar hebt
u wel een» ooit gehoord of geleien, dat iemand, die
een model van huiselnko gezelligheid beschrijft,
zegt Je kunt zie», dat hier de band van een man
geheersohi heeft De heeren der schepping kunnen
alleeu wanorde maken. Het een» leggen t|j bier neer
het andere daar. En nog afgezien daarvan thuis'
verveelt een man zich zonder een vrouw."
„Oho."
„En wanneer jullie je niet verveelt, dan komt dat
alleeu, omdat jullie uooil thuis bent, of, als je er
bent, is het om weer uit t" gaan. Baron, zeg eeus
eerlijk, hoevrel avonden in do week is u thuis?"
„Van de tovoa zeker vijf.
„Qeloove wie het wil," zeide d« graaf.
„Neen ffe-keljjk dames en hoeren, bet is zoo
„Dan is u solioder dan ik," zeide Hans.
„Wees jii stil," zeide Marianne. Luitenants tellen
in dh opzicht niet mee. Maar w»t de baron zegi.
verstorkt mg in m|ju nv-emiig, die ik roods d. n
eersten dug bad u is voor bel buwelgk geboren.
En o. u wilt of niai er belpt niets aanik laat u
zaken, zou de stroom van raadgevingen
zeker met zoo brand zijn.
Goede raad, in betrekking tot het aanwy-
zon van een te volgen weg in moeilyke
1 omstandigheden, gegeven aan onbndreven«n,
I door mannen van r|jpe ervaring ia niet ge-
I noeg te wuardeeren, en onverantwoordelijk
I is hef, dien niet nauwkeurig op te volgen,
i Raau kan ulleen dan goed z|ju, uls by opga-
I volgd kan worden en dus, als het noodig is,
do middelen aan do hand gedaan worden
om hem te kunnen volgen,
j Gul zyn met raad is goed maar dan ook
gul zyu met de daad
T. C.
Achterlijke kinderen.
Het oprichten van scholen voor achterlijke
kinderen heeft ten gevolge gehad, dat den
geneeskundigen heel wat kinderen voor on
derzoek worden toegezonden. Daarb|j doet
zich echter de moeilijkheid voor, zegt de
heer Herderschee, arts te Amsterdam, in een
artikel in hot „Tijdschrift voor Geneeskunde",
dat niet bekend is, wat men van het normale
kind mag eischen. Toch is deze kennis
noodzakelijk «er met het onderzoek van de
toegezonden kinderen wordt aangevangen
en da roin heeft de heer Herderschee e«D
onderzoek ingesteld naar den voorstel!ings-
rjjkdom van het normale zesjarige kind.
Hy stelde een zeventigtul vragen over
onderwerpen van ?eei eenvoudigen en inin
of meer samengesteldeu aaril, ea uit het
aantal op ieder dier vragen juist gegeveu
antwoord kun men zich een denkbeeld
vormen van de waarschynlykheid van eeu
goed antwoord op die vraag by een normaal
kind.
Hij bepaalde zich tot een klasse vau ze»-
jurigên van een le klasse school van hut
openbaar Lager onderwijs te Amsterdam,
welker leerlingen éen jaar voorbereidend
onderwijs hadden genuten de oudere kinde
ren, die meer dan een jaar in die klasse
hadden gezeten, bleven buiten beschouwing.
Zoo kwam hij tot een aantal van 33 kinderen,
18 jongens en 16 m isjes, allen normale
kinderen, waarvan slechts twee als bepaald
slecht werden opgegeven door da onderwy-
zerres; drie als vrij slecht, de eei stu zes als
heel goed en de rest als middelmutig.
Du kinderen werden een voor een in de
kamer van het Hoold geroepen, door eeu
snoeperijlje °P 5uo gemak gesteld en, daar
de tegenwoordigheid van dan hoofdonder
wijzer hen vauk bleek to intimidoeren, met
den hear Herderschee alleen gelaten.
No. '20 van bovengenoemd Tijdschrift
trouwen. En ik woei ook al mot wien."
Davniar voelde, dat ie doodsbleek werd. Marianne
waa in de lui, waann xe nu wa», tol allee in staat.
Zou zg haar naam durven noemen?
„Vooruit, Ra verder," irido de groef, „wie la de
geiukkiROdaar ben ik werkolgk benieuwd naar."
„Ik ook," seido Alexu. „Toe, wie ia bet?"
„Ik xal wol oppassen het te xeggen. Men moet
over dergelgko dingen niet sproken vóór ie volko
men in orde sijn, andere breng' bot mnar ongeluk
aan. Maar wanneer u e»t>« in de buurt komt, kom
dan een» »an, en dat mil u epoediir does,Bietwaar,
baroi I)an xal ik u een portret van uw n-ekum-
stige vrouw latan ziet). En wanneer dat u bevalt,
laat dan bet andere maar aan m|j over, Waaneer
komt u?"
IV baron begreop, dat hem nieta andera over
bleef dan op baar overmoedigen toen in te gaai:.
Hg vermoedde wel, dat daarachter iet» ernstigere
school. Wiet xg óok, dat hg op Dagmar verliefd
was',1 Wilde xg hom de vriendschap, waarvan xg
«1 oen paar maal gesproken had. btwgxen door hem
te helpen sgn doel te bereiken Hat lag hem op
de lippen, ook baar evenals strak» aan Hans t«
zeggen „geelt u geen moeite", of: „ik kom alleen
daar waar ik weten wil of ik kom or niet", maar
dat zou niet beleefd gewoaxt zgn, en bovendien
zou hg haar dan toonon baar woorden al* «ruit te
beschouwen.
„Wanneer ik kom? Zoodra u wilt, liefst nu dade
lijk, ten laAlsl.t morgen vroeg. U kunt begriipeo
hoe nieuwsgierig ik ben, rogn toekomstige vrouw
to leeren kennen. Urt spreek) vinxolf, dat ik van
opwinding vannacht al vast geen <>og dicht doe".
(Wordt vervolgd.)