Dinsdag 28 Juli 1908. No. 7537. 57e Jaargang. Reis-exemplaren. Feuilleton. FIRMA A. H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per maanden franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, ofïicieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT 9 itbus 9. Telephoon 19. Jonge vrienden, wat ik u daar herinner, is een algemeen bekend symbool en in dat symbool spiegelt zich de eeuwige Waarheid terug. Vroeg of laat treedt de ernst van het leven ons helder voor den geest en vragen wij ons af, wat wij aan ons zeiven en aan anderen, aan onze medemenschen verplicht zjjn. Dan staan wij op dien scheidsweg en de beslissing is ons. Nog in de volle kracht van het leven be staat bij u nog de geestdriftvolle bewonde ring, het zoeken naar al wat goed, sterk en schoon is en overal, waar gij dat vouJt, hetzij in den omgaug, hetzij in de kunst of in de kerk, trok het u aan. Wellicht hebben nog geene wreede teleurstellingen, geene diepe wonden de frischheid bij u ontaomen van de eerste opwellingen van het hart en hebt gij u met een heerlijk en benijdens waardig optimisme geworpen in den maal stroom des levens met al zijn lief en leed. Hebt gij nu gevonden, wat gij zocht? Ik hoop het voor u, want d&n begint voor u een nieuw leven, want dèn hebt gij leeren beseffen, hoezeer meestal 's levens beslom meringen, het drijven naar eigen belang in den strijd <>m het bestaan, bet voor ieder zoo noodzakelijk maken, zoo nu en dan tot zich zelveu in te keeren in gestreng zelfon derzoek, ten einde uwe ware stelling ten opzichte van uwe natuurgenooten niet voorbij te zien of te vergeten. De groote les, dat de mensch, hoe hoog ook geplaatst, hoezeer ook ontwikkeld, on mogelijk nuttig kan zijn, wanneer hij alles tot zichzelf terugbrengt en den innigen band verwaarloost en losmaakt, die hem in het stelsel der natuur aan zijne overige mede menschen hecht die groote les moet gij langzamerhand in u opnemen. Die treurige zellzucht, dat jagen naar genot en rijkdom, tot schade van het geluk en de welvaart van anderen, dat ellendig streven voor zich al leen, dat wel als een kenmerk der 20e eeuw kan worden beschouwd, moet gij trachten, langzamerhand to leeren verfoeien. Eene hoogere opvatting van het leven, door zelfonderzoek en zelfkennis verkregen een inniger medegevoel met het lot van anderen een verhevener inzicht, een rui mer blik in de betrekking onderling der verschilleude factoren, waaruit de menschen- maatschappij bestaal, zullen u langzamer hand waardiger maken tot het dragen van dm eeretitel mensch, en u ook daardoor ook meer aan uwe eigen levenstaak en levensroeping doen beantwoorden. Even als ons groot centraalwerk in het heelal door zijue aantrekking onze aarde met de overige planeten en bare satellieten in vaste en afgemeten banen dwingt ze als tol samenwerking noodzaakt, maar ook door licht en warmte tr>t nieuw leven op wekt evenzoo kan in den menschelijken kring eene zedelijke aantrekkingswet wor den waargenomen, die in den kring, ieder tot samenwerking en gemeeuschappelijken arbeid oproept tot steun en ten dienste van het groote geheel. En in haar edelen zin openbaart zich die wet, wanneer de aantrekking zich verheft tot eene zedelijke, zelfbewuste liefde. Er bestaat dan een hechten band van innige overeenstemming, die verwante geesten aan elkander verbindt. Hoe rijker iemand is aan liefde, aan zedelijken invloed des te grooter is de aantrekkingskracht van hem uitgaande, des te wyder de kring van hen, die ukken voor zijn zedelijk overwicht, die zich baden in het licht en zich koesteren in de warmte, die van hem uitstraalt. Dat alles kunt gij, jonge vrienden, voor minder bevoorrechten zijn, vooral zoo gij de bloedige doornenkroon der smart hebt gedragen, eer gij moogt grijpen naar de gouden kroon der volmaking Door dat tot ditl Waar het lot u ook voeren moge, steeds zult gij aao het werk kunnen gaan; nimmer zal het u aan stof ontbreken, waar gij u ook bevindt, zult gij lijdende, hulpelooze en onkundige natuurgenooten in overvloed ontdekken maar ook te veel zelfzuchtige, oneeilijke en geestelijk geweld uitoefenende tegeustanders van het goede en van de vrijheid. Strijd baart leven, en heerlijker, opwek- kender strijd dan deze kunt gij niet verlan gen, waar de overwinning zulke groote ge volgen kan hebben. Zoo moge gij dan, jonge vrienden, met vasten tred de levensbaan betreden, die zelfvertrouwend u tot het einde voert rechts noch links van het pad dor deugd afwijkende en zoo moge u ten slotte de woorden van diezelfde koningin in deooren klinken, die, even als gij, naar hoogere vol making streefde Misschien Zal 't eenmaal waar zijn. Maar ik acht Mij zelve niet gekroond als Koningin, Voor ik de kroon der sruarte heb gedragen, 'k Wil weten, wat het leven i n zich heeft; Ik wil mijn tol betalen voor bet recht Een mensch te zijn. Ik liet mijn wettig deel Aan de algemeene taak. En moeder! als Ik Ü1 mijn kracht ten offer heb gebracht Aan onze abonné's die tijdelijk elders, hetzij binnen-of buitenlands, vertoeven, wordt op aanvrage en met duidelijke opgave vau adres, de courant eiken verschijndag tegen vergoediüg van het porto toegezonden. Ook uiet-geabonneerden kunnen op de zelfde wijze, de geregelde toezending van de „Amersfoortsche Courant" tijdens hun uitste- digheid zich verzekeren. KEN NISGEYI N G. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, Gelet op artt, 6 eu 7 der HINDERWET, Breugeu ter kennis van het publiek, dateeudoor de weduwe J. A. de VRIES ingediend verzoek, met bijlagen, om vergunning tot het oprichten van eene inrichting, dienende tot het leveren van stoom voor het koken van alle soorten lederappreturen in het perceel alhier gelegen aan de Valke?tr«at, No. 34, b\j het Kadaster bekend onder Sectie E, No. 2028, op de Secretarie der Gemeente ter visie ligt, en dm op Dinsdag, den 11 Angustus aanstaande, des voormiddage te half elf uren, gelegenheid ten Raad- huize wordt gegeven om, tan overstaan van het Ge meentebestuur of van een of meer xjjner leden, beswaren tegen het oprichten van de inrichting in te brengen. Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der Hiuderwet, zijn, volgens de bestaande jurisprudentie, alleen zij gerechtigd, die overeeukomaiie artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeentebestuur of (Sen of meer zjjner leden zjjn verschenen, teneinde hun bezwaren mondeling toe te lichten. Amersfoort, 28 Juli 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, E. L. VISSER, loco-Br. De Secretaris, VAN REIGERSBERG VERSLUIJS, loco-Secr. Doornen kroon en gouden kroon. Een opstel voor jongelieden. „Zie, toen ik eens, tien jaren nauwelijks oud, Was ingeslapen in den tuin te Welstadt, Verscheen me een Engel, schittrend van licht, En schoon.... O moeder! hemelsch! In zijn [hand Droeg hij twee kronen, de één van doornen, En de ander scheen van goud. „Louise, kies!" Zoo sprak hij. Maar ik stak de hand niet uit; Ik was beschroomd, en sidderde in mijn droom. En nog eeiiB riep hij, dat ik kiezen zou. „Wat wilt gij, Koningin of mensch zijn", sprak hij, 51.) Toen giug bjj Claire zoeken en vond haar met de beide zusters iu de muziekzaal. Hij begroette de dames, die bij dien ochtend nog niet gezien had. Toen zeide hij opzettelijk met luide stem, om daardoor allen te noodzaken hem te hooren: „De gravin verwacht je, Claire. Gravin Alexa gaat waarschijnlijk met je mee, maar je behoeft niets te vreezen; de gravin weet alles en heet je als de aan staande van baar zoon van barte welkom". „Baron, hoe hebt u dat klaargespeeld f" jubilde Alexa, „u is werkelijk een duizendkunstenaar". „Overschat mijn verdienste niet, gravinmevrouw uw mama had alles doorzien. Inplaats dat wij haar misleidden, deed zij het ons; maar gaat u nu, de gravin wacht". En Claire, die evenmin haar vreugde wiet te ver bergen, met zich meetrekkend, stormde Alexa de kamer uit. „En nu tU88chen ons beiden, gravin I" klonk de overmoedige stem van den baron, terwijl bij zich in een zetel tegenover Dag mar liet neervallen. „Voor alles nogmaals de officieele raededeeling, dat ik met Claire niet meer verloofd ben, dat ik nooit werkelijk met haar verloofd ben geweest, maar dat zij sedert weken de aanstaande van uw broer is. De reden, wesrom Claire bier kwam als mijn aanstaande, kunt u licht raden, u kent ook de standsvooroordeelen van uw moeder". Een mensch, die lijdt, gevoejt en arbeidt, óf, „Een koningin, die heerscht Ik koos het [eerste Hij drukte mij den doornenkroon op 't hoofd, Ik voelde 't bloed mij biggelen langs de slapen; Door dat tot dit! sprak de Engel, en hij lei De goudet koningskroon mij in den schoot Toen werd ik wakker van de pijn; ik lag In 't rozenboschjeeen wilde slingerstruik Had mij gewondde gouden kroon was weg Zie, waarde jonge vrienden, deze droom, die een onzer schrijvers, de hoofdpersoon van zijn drama, een koningin, eens droomen liet, is die van ieder rechtschapen en wel denkend karakter, en meer dan allen de droom van den jongeu man, die de wereld ingaat, en een toekomst voor zich heeft maar niet ieder heelt de zielskracht, zich de doornenkrans op het hoofd te drukken, tot dat het bloed hem biggelt langs de slapen, om den gouden knoon te winnen. «Door dat tot dit», sprak de Engel; door strijd, beproeving en waarheidsliefde tot de hoogste volmaking en die hemelsche stem vinde weerklank in uw hart. Geen menscheuleven gaat daarheen, of éénmaal minstens brengt het ons op den scheidsweg, waar het van onze beslissing zal afhangen, wat wij worden zullen; en waar het dus ook van üw besluit zal af hangen, wat ge later in de toekomst zult worden voor huisgezin, maatschappij en menschheid. Breed en elfen, met bloemen bestrooid, is de weg van het genotlachende stemmen, weelderige vormen, schitterende kleuren en stralend licht lokken ons toe en wenken.»ns die baan te betreden die baan, zoo in overeenstemming met het drijven onzer zinnen. Wee hem, die geen weerstand biedt; die oog en oor niet sluit voor de slanke Loreley- gestalte en voor dat Sirenengezang, dat zacht ruischend wegsterft in den nacht! Eenmaal den voet gezet op dat pad, is terugkeer moeilijk, zooniet onmogelijk; een aigrond door bloemen verborgen, gaapt dreigend hem aan eu eer hij zich van het gevaar is be wust, is hij reddeloos verloren. De andere weg, door velen versmaad, is niet elfen, niet breed, niet glanzend door licht of kleur maar steil en hobbelig, met hinderpalen bezaaid en met doornen be groeid. Maar «door dit tot dit», fluistert manend de stem iu ons hart en moedig schrijden wij voort, tot zweet en tranen ons biggelen langs het gelaat, want ons hart zegt uns, dat zóo alleeu de gouden kroon te vermeesteren is. Zooals straks de gravin, zat nu Dagtnar hen aau te kjjkeu, niet in staat zich te verroeren! Zjj hoorde eerst zijn woorden zonder den zin ervan te vatten eu toen zij dien eindelijk begreep, vervulde haar dat met voldoening. De baron was dus niet verloofd en de woorden, die hjj gisteren aan het diner tot haar gesproken bad, waren dus ernstig geineend. Hij dacht er nog altijd aan, haar te winnen. Zij was dus Diet de overwonnene; nóg stonden zjj als strijders van gelijke sterkte tegeuover elkaar, nog was de mogelijkheid er dat zij zou overwinnen. Maar in dit gevoel mengde zich boosheid over het spel, dat hij met haar gespeeld had. Zij schaamde zicb, hem niet dadelijk doorzien te hebben, zooals haar moeder bad gedaan en dat vervulde haar vau een nieuwen hartstochtelijken haat tegen hem, die daar met een trotsch lacbje op zijn gelaat tegeno ver haar zat. Ed wat had hij op hoogmoedigen loon die woor den gezegd„En nu tusschen ons beiden, gravin," alsof alleu in zijn macht waren; alsof hij alleeu het lot van hen in handen had cn dat net kou regelen cd achikkeu zooals hij wou. Het gevoel van boosheid kreeg in haar de over- baud het gevoel, dat bij met hen allen gespeeld, hen eigenlijk betl'ogen bad. Mochten de anderen hem al vergeven, zij z->u het niet doen, want plot seling scheen zij te hegrijpen, waarom hij Claire voor zijn meisje had uitgegeven niet uit liefde eu vriendschap voor Hans en Claire, niet om hen, maar om zich zelf te helpenHij nad dat alles gedaan om haar jaloezie wakker te roepen, om het oogen- blik, waarop hij haar bekennen zou niet verloofd te zijn, voor zichzelf te kuunen gebruiken. Wanneer zij haar vreugde verried, dat zij zich toch niet in hem vergist had, wanneer hij geen ander doel had dan haar te winnen, dan zou hij haar opdat oogen- blik iu zijn armen nemen en zeggen: „Zie je wel, dat ik mijn dool nu toch bereikt heb, dat ik mijn wil toch heb doorgezetJe moest me liefaebbeu en nu heb je me lief'. „Nooit nooit." Zooals indertijd las bij ook nu die woorden van haar trotsche trekken, hij zag zo am de wijze waarop zij het hoofd in den nek wierp, bij las ze in deD blik vol baat, dien zjj hem toewierp. Fin evenals toen zeide hij ook nu met vaste stem „Toch, gravin". Zij gaf zich niet de min9te moeite om te doen al wist zij niet waarop zijn woorden betrekking hadden. I-lsns moest die strijd tussctieu hen een einde vinden. Zij moest hein eens volkomen dui delijk bewijzen, dat zjj er niet aan dacbt, de zijne te worden, «lat zij uiets anders voor hem voelde dan baat en verachtingWanneer hij uit haar mond wilde hooren hoe zij over hem dacbt, wanneer hij de beleediging van een formeele afwijzing wilde verdragen baar was het goed. „Het is mij aangenaam, baron, dat bet éindelijk lot een uitspraak tmschcti ons koint, tot de eerste en naar ik wil hopen tevens tot de laatite, want wanneer ik u alles gezegd heb, zal het u onaange naam zijn en moeilijk vallen, my weer te ontmoe ten. U zult wel een voorwendsel vinden, een der eerste dagen te vertrekkeu de rijlessen zijn toch zoo goed als afgeloopen en voor de paar les sen, die uitvallen, zal papa zeker geen zwarigheid maken." „Dat denk ik ook, niet, gravin," zeide hij vol komen kalm, „Voor 't overige bon ik zeer nieuws gierig naar uw mededeelingen. Ik moet u bekennen dat de gedachte, dit mooie slot en zijn lieve bewo ners zoo spoedig al te moeten verlat m, onverwacat komt. Maar wanneor u hel wensclit, gravin „I< wensch liet niet; ik beveel het." „En mag ik vragen, wat u tot dat bevel aanlei ding geeft? „Ik baat u". „Is dit alles?'' vroeg bij lustig lachend „Mag i* u aan onze eerste rijles herinneren, toen u het woord van een ouden schoolmeester in de herinnering riep„Een lecraar, die door zijn leerlingen niet ge haat wordt, is geen duit waard. En ik ben toch ook uw leeraar, gravin?" „Zeker; wat zou u anders zjjn? „Dat zou ik ook wel eens willen weten". Zij zat tegenover hem eu trommelde zenuwachtig met huur vingers op de tafel. Zjjn kalmte bracht haar schier tot vertwjjleling en zjj zag het in, zjj was het gesprek verkeerd begonnenzoo kwam zij niet aan hel doel. „U zoudt mij de gronden noemon, waarom u be veelt, dat ik het slot moet verlaten". Ook nu was hy de slimste. In plaats daarvan dat zjj hem, zooals zij zich had voorgenomen, alle ver- wjjten iu het gelaat slingerde, hem krenkte en be- leedigde, bleef er nu niets anders over dan zjjn vraag to beantwoorden. Wai neer zij ook alles zeide wat zij op het hare had, zou zij niet meer den zelf den indruk op hem maken als wanneer zjj alles uit ziohzelf gezegd had. Ea nu zjj zjju vraag beantwoorden moest, twjjfelde zij plotseling of zjj alles wel zeggen kon. Mocht zjj baaeonen, dat zij gemerkt had, dat hij werk van haar maakte, dat zjj zjjn wensch haar te bezitten al lang geraden had Kon zij hem zeggeu, dat zij er niet aan dacht, hem ooit toe te behooren? Mocht zij van dat alles spreken voor hjj er een woord van gezegd had Hoe dan als hij, om niet als door baar overwonnen voor haar te staan, eenvoudig alles loochende Wanneer hij haar zeide, dat zij «jj a woor den en blikken verkeerd verstaan moest nebben, dat hjj evenmin aan haar dacbt als zij aan hem. Dat ieder woord van hem dan een leugen zou zjjn, wist zjj, maar zij kon het hem niet bewyzen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1