Augustus 1908. Dinsdag 4 57e Jaargang. No. 7540. Reis exemplaren. Feuilleton. De dietstal 10 de spaarbank. COURANT. FIRMA A. H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.— franco per post /'1.15. Ad verten tien 1—b regels ÜO cent; elke regel meer 40 cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosleloos. Legale, ollicieële- on ontcigoninge- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 45 regels 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incassocrkosten in rekening gebracht. En een sprekend voorbeeld levert daar voor een man die als smidbankwerker be gonnen en daarin excelleerende, later krui denier weid. Werkeljjk, het ging hem goed in zijn klom opgezet bediijf, ais zoodanig. Hij had niet alleen y.jju brood, doch zelfs het nadi- tioneelo stukje kaas er bij, zoolang hy was de knecbl van de heeren die hem crediteerden. Maai' hij at al spoedig alleen de kaas op, liet het brood liggen, de kruimels daarvan begonnen bem te steken, hy wilde hooger op, niet langer ook in zyn bedrijf knecht z(jn, de wieken j uitslaan, zoouls z^n credi teuren deden, dit dit alleen vermochten door hun ruggesterkte, en nu ligt hij neer, de uitsiekeude knecht, doch de slechte heer. Daar zyn er velen in onse groot-maatschap pij die hooger willen vliegen dan hun vleu- Seis reiken, die dit pogen ook, doch, door e ervaring geleerd, tot de overtuiging ko men, dat zy we. nis ondergeschikte kunnen uitblinken, doch als patroon nienioudal te beteekenen hebben. Mochieu toch velen, die het patroonschap ambieeren, daarvan doordrongen worden 1 Wij zeggen dit uiet om ambitieuze lieden te weerhouden, doch wel om ze le waar schuwen voor de gevaren, die daar liggen op den weg naar het veldmaarschalkschap. Beter goed knecht, dan slecht heer! Hocvelen Een artikel van een onzer tallooze wetten zegt, dat ieder geacht wordt de wet te ken nen. Dat is heel gemakkelijk gezegd en 'cis eon zeer practised middel om te maken, dat ieder die wal verricht, dat in stryd is met een der honderdduizend voorschriften ter stond door de politie of justitie onder han den kan worden {genomen. Niemand kan zich ex- useeren door met het ounoozelste gezicht van de wereld te zoggen«ik wist niet, dut Uat niet mocht!» want officieel kent ieder de wet. De wet kennen, dat is een illusie, zegt de N. Cour. De wattenmakers kennen, dunkt ons, nu eenigen tyd evenmin do wetten, die zij hielpen samenstellen, als het publiek, dat ze nooit onder de oogen kreeg; en het heeft ons eltyd een bewijs van nauwkeurigheid en eerlykbeid toegeschenen, dat wy wel praten over de rechtsgeleerden maar nooit over de wetgeleerden want met alle res pect voor alle mogelyke menschen. die een maal als juridisch student zyn ingeschreven, zei Is dogenen, die het tot een promotie cum lande brachten (en dat is lang niet met allen het geval) kijken gaarne eens het wet- boekje in voor zo een oordeel uitspreken en het aantal malen, dat zij eerst «hun gedach ten eens over de zaak mouten laten gaan» d. i. in gewoon Nederlandscheens de arti kelen moeten nazien, die op de zaak betrek king hebben, moet iedereen opvallen. Trouwens een jurist is al een heel eind hoen, als hy de beginselen kent, waarop de wet steunt cn in den doolhof der wetboeken en artikelen vrijwel den weg weet. Maar het publiek, het groole publiek, dut dc civiele procedures maakt, doet dat in d m regel zonder de wet te kennenhet ligt onder duizenden verplichtingen en heelt er geen flauw begrip van, hoe licht tegen een er van kan gezondigd worden het gaat te rade met zijn gezond verstand en komt tot de teleurstellende ervaring, dat er tweeërlei gezond verstand is: dat van den gewonen rnensch en dut van den wetgever en den wstsui'logger. Eu toen elk oogenblik komt h\j met de wet in aauruking en boe socialer onze wetgeving wordt, hoe benauwender moet het hem worden. Daar is de Arbeidswet, de Woningwet, de Gezondheidswet, de On gevallenwet, de Veiligheidswet; gezwegon nog van het Burgelyk Wetboek en het Wetboek van strafrecht. Daar komt bet Arbeidscontract, waarmee vyf zesden, mis schien negen tienden der Nederlanders wat te maken hebbenwij vragen, welke bur ger is in staat dat alles tu welen van wie zal getuigd kunnen worden dat hij geacht kan worden de wet te kennen. .Laten zo dan een wetboek koopen, ze zyn overal te krjjgen en heel goedkoop I" Dut ze overal to koop zijn en tegen ge ringen prys, is waar, mnar dat er een af zonderlijke Nederlundsche Taal b 'staat, die gebruikt wordt om wettelijke bepalingen ;n te kleeden, is ook waarnaast de stadhuis taal en ds kansuluiystyl bestaat er een wet- geverstasi die letnant uiet aanwaait. En duurby, de artikelen onzor nieuwe weiten munten evenzeer als do redevoeringen, waar- Aan onze abonné's die tijdelijk elders, hetzy binnen- of buitenlands, vertoeven, wordt op aanvrage en met duidelijke opgavo van adres, de courant eiken verschijndag tegen vergoeding van het porto toegezonden. Ook uiet-geabonneerden kunnen op de zelfde wijze de geregelde toezending van de „Amersfoortsche Courant" tijdens hun uitste- digheid zich verzekeren. KENNISGEVING. Verroer run Vee. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, Gelet op de beschikking van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, d.d. 29 Juli 1908 Brengt ter algemeene kennis, dat met ingang van 3 Augustus 1908 wordt ingetrokken het verbod van het vervoeren van herkauwende dieren, uit het overige gedeelte van het Rijk naar een kring, omvattende 1. Noord-Brabant 2. Gelderland 3. het gedeelte van Zuid-Holland, gelegen ten zuiden van de Maas en de Lek 4. de eilanden Texel, Vlieland, Terschelling en Urk; Zeeland, 6. Utrecht, 7. Friesland, 8. Over ijssel, 9. Groningen, 10. Drenthe, 11. Lim burg. Amersfoort. 3 Augustus 1908. De Burgemeester van Amersfoort, E. L. VISSER, loco-Br. Beter goed knecht dan slecht heer. Het is niet van heden of gisteren, dat men personen, die als ondergeschikten uit muntende diensten bewezen aan bun patroon, het bediendenpak zag uitwerpen, om ze zelf, na liet heerenpak te hebben aangedaan en als patroon te zijn opgetreden, te zien mis lukken. Menschen die als meesterknecht een flink stuk brood verdienden, gooiden dat weg, om „Zoo waar als ik leef, mijnheer Holmes, mijn man heeft niet gestolen. De schijn is tegen hemwaarom hij zelfmoord heeft gepleegd, ik weet het niet. Ik heb den heelen dag over niets anders gedacht, maar ik kan geen reden vindon. Tot een diefstal was hij echter niet in staat. U bent de eenige, die zijn eer nog kunt redden. Ik smeek u, help mij die schandvlek uit te wisschen het is het eenige, wat ik nog voor hem doen kan." Ik was op het portaal blijven staaD, maar die woorden, eerst op een toon van krachtige overtuiging, toen met een stem, trillende van ontroering, uitgesproken, kon ik duidelijk ver stem. Besluitenloos bleef ik wachten. Hinds dat geval van de ontvoering uit Bricklane had ik Holmes niet gezien, en nu trof ik hem blijk baar in een nieuw geval. Ik aarzelde nog of ik weor heen zou gaan, toen de deur opengingen een dame mij passeerde. Ik zag niet anders dan een Blanke figuur in diepen rouw. „Zoo Watson," zeide Holmes, ,je vindt me weer in me element. Ofschoon 't hier eigenlijk een gevoelaquestie is, want ik heb niet de min ste reden om aan 't werk te gaan, dan het gun stig voorkomen van die dame, die daar juist wegging. Oordeel zelf, de feiten zyn gouw opge noemd. Mijnheer Roman waB eerste boekhouder aan de spaarbank, volgens zijn vrouw, die zooeven hier was, in alle opzichten een betrouw baar kalm man. Sinds acht dagen werd hy vermist en tegelijk een tekort van f 10,000 aan goud in de kas ontdekt. Va»morgen is zynlyk het zeer risquante zelf-patroon-zyn te stellen boven het onbezorgd bestaan, hun als mees terknecht verzekerd. Men behoelt niet eens zoo heel veel keu nis te hebben, het is niet noodig zoo erg diep te zyn ingedrongen in de muatschup- pelyke toestanden, om te ontwaren en te zien, dat denzulken een ontgoocheling wacht, die op vernietiging vaak uitloopt. Toen vóór eenige jiren het geld voor het grypen was, hebben tal van, o, zoo uitmun tende werklieden er het knechtskleed by neergegooid, om zelf als patroon op te treden. En een paar jaar ging dat goed, werd er werkelijk geld verdiend, doch niet over gehouden, en thans, nu het geld duur is en het kapitaal zeer schuchter is iets te wagen, zitten die lui in het pikked-iister en zeggen zy vaak tot zich zelf: «Waren wy rai.ar knecht gebleven Zij, die niet al te hoog vlogen, die zich slechts waagden aan kleine zaakjes, konden gemakkelyker terugkeeren op hun schreden dan de z.g. hoogvliegers, die, verblind door een tijdelijk succes, steeds verder gingen, steeds hooger vlogen, en voor wie de val alzoo te dieper was, voor wie het zooveel te moeilijker werd zien weer aan te passen aan den toestand van voorheen. En nu hebben wij bij dit schrijven niet alleen op het oog hen, die zich in de bijzon dere vakken opwierpen als patroon, doch be schouwen wy de zaak, die het bier geldt, van een algemeen standpunt en komen dan tot de conclusie, dat velen beter deden, knecht te blyveD, dan patroon te gaan «spelen». Uitstekende verslaggevers bleken prullen als uitgevers; uitmuntende winkelbedienden gaven biijk van het beheer ah eigenaar van een winkel niets at te weten, en vooral zy, die zich wierpen in een bedrijf dat het hunne niet was, gaven de onemstot lelijke bewijzen, dat men dient opgeleid te zyn voor het patroonschap dat men ambieert, doch dat de kennis voor dit patroonschap niemand aanwaait, zoo maar I Een enkele gelukkige uitzondering niette na gesproken. De meeste schipbreukelingen op de levens zee zijn natuurlijk te vinden onder hen, die, jarenlang een zekere betrekking bekleed heb bende, een heel andere gaan waarnemeu. kan het geld geBtolen hebben. Hy ging anders om vijf uur weg, maar Zaterdagavond kwam hij ooi acht uur terug. Hij had een Bleutel en daarom hoorde ik hem niei binnenkomen maar ik stond toevallig in de gang toon hij terug kwam met een handkoffertje. U bent laat, me neer Roman, zeide ik. liij gaf me geen antwoord, 't was altijd zoo'n atilie. Die stille lui kun je nooit vertrouwen. Hij stopte me een goudstuk in de band, mpar als bij dacht me daarmee om to koopen, bad hy 't mis." „Weet go wel zeker dat het mijnheer Roman was vroeg Holmes. „Zeker, ik herkende hem direct aan zijn stap, al kon ik zyn gezicht niet zien, want bet wub donker in de gang en hij had den kraag van zijn jas opgezet." „Dank u wel, juffrouw," zeide Holmes, „ik kom misschien nog wel eens terug." „Wy zijn er niet veel wijzer op geworden Holmes," zeide ik. „Neen, we zullen nu eens naar de plaats guan, waar het lijk is. Vind je 'l met een stomme streek om die vrouw een goudstuk ie geven Juist geschikt om argwaan te wekken." Een beambte toonde ons hot lyk. Het was volkomen onherkenbaar, niets dan een walge lijke massa. De kleederen hingen er boven. „Aan de kleeren en aan den trouwring heeft uien het lyk herkend," zeide de beambte. Maar we hebben zooeveri in den binnenzak van de jab een brief gevonden, geadresseerd aan mevrouw Roman. Hier is hij I „lk ga zoo dadelijk naar die dame toe, zeide Holmes. Geef hem mij rnaa: mee." Hij onderzocht nauw keurig de kleeren. Vreemd, mompelde Holmes, de zwart lakensche jas betastend, cr moet hier een riem ot' een touw omgeanoerd zijn geweest. De indeuking is nog le zien. Hy bekeek de plaats nauwkeurig met een uit de Theems opgevischt. Een vriend van hem, Bernes, student in de medicijnen, heeft het aan met meer spraakzaamheid „Jawel, meneer, niemand anders dan Roman de kleodoreii herkent, 't Was al in verrogann- den staat van ontbinding. Hij heeft mevrouw Roman voorzichtig voorbereid en haar toen zolf bij het lijk gebiacbt. Er waren geen teekenen van geweldpleging te vinden, alles wijst op zelfmoord, uit berouw over den diefstal. Zyn vrouw alleen heeft geen oogenblik aan zijn on schuld getwijfeld." „Wat wil je doen?" vroeg ik. Ik zag wel aan 't verdrietige gezicht van Holmes dat hig het geval hopeloos vond. „Ik kan heel weinig doen. We zullen begin nen met den directeur der bank inlichtingen te vragen. Wacht, intusschon zal ik dien Bemea ook een briefje schrijven en om «en onderhoud vragen. .Studenten zijn weinig thuis." „Gaat go mee?" zeide Holmes, terwijl hij een brieljo schreef. „Ik kan 't je niet aanraden, want ik vrees dat ik weinig resultaten zul ver krijgen. Als ik dien toon van innige overtui ging niot gehoord had, waarmee de ongeluk kige weduwe de onschuld var. den zelfmoorde naar bepleitte, zou ik er niet ovei gedacht heb ben mee te gaan. Nu echter besloo' ik er toe. Het is waar, dat er niets zoo vaak gebeurt ais het onverwachte I Ons onderhoud met den directeur der bank brucht geen nieuws. Roman was «en bekwaam en ijverig ambtenaar, sinds een jaar gelukkig getrouwd. Niemand had hem tot diefstal in staat geacht. „Hy is zoo verstandig geweest geen bankpapier te telen. We houden altijd aunteckoning van de nummers. Er was juist byzonder veel goud in kus. l)e dief heeft zyn dag goed gekozen. Maar hy heeft er niet lang pleizier van gehad, 't berouw ia hem te sterk geworden". BUREAU: KORTEGRACHT 9 Postbus!). Telephoon 19. Ga naar de vrouw van den concierge, meneer Holmes, vervolgde de directeur, ik denk dat haar verklaring uw laatsten twyfelwel zal weg nemen." Do vrouw van den concierge ontving ons met evenveel welwillendheid uls de directeur maar vergrootglas, „lk zio hier nog vezels van een touw," mompelde hij. liet linnengoed werd ook nauwkeurig aan een onoerzoek onderworpen; 't was gemerkt met eon It, die gedeeltelijk door het waier wm uitgewischt. «Ziet ge wel, Watson." zeide Holmes, „alle P.'s zijn precies op dozelfde manier afgesleten, de onderste haal ontbreekt." En hij toekende op een stuk papier het merk, dat er aldus uitzag P. Holmes bedankte den beambte en we gingen naar mevrouw Roman. Toen we bij haar binnentraden, zat ze stil te schreien. Ze gaf onB oen wenk plaats te nemen. „Mevrouw Roman," begon Holmes, „deze brief iH op het lijk van uw man gevonden. Al# u hom gelezen hebt, zou ik hem zeer gaarno ook eens zien." Wy bleven zwijgend zitten, terwijl de weduwe don brief las. Holmes nam alle# in t vertrek op. „Ziedaar, meneer Holme#," zeide mevrouw Roiuan met trillende stem. De brief was met onuitwischbaren inkt ge- sohreven en bevatte maar weinige regel#: Geliefde vrouw I Wanneer «o dezen ontvangst, zal ik niet meer zijn. vergeef mij, ik heb zwaar gezon digd en mij blnft niet# anders over dan de dood. Vuarwel. Je Henry. Londen, 11 Sept, 1897. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1