BIJVOEGSEL behoorende bij de AMERSFOORTSCHE COURANT van DONDERDAG 10 DECEMBER 1908. Gewisselde Stukken. Onder dagteekening van 8 December is aan den Raad verzonden de volgende nota van Bur gemeester en Wethouders naar aanleiding van een door den heer S. J. van Duinen onderteekend sc rijven. In »De Eemlander", dagblad voor Amersfoort en omstreken, van 23 October komt eendoorden heer S. J. van Duinen ingezonden stuk voor, naar aanleiding van een in dat dagblad gevoerde polemiek in verband met het adres van de firma De Vries aan uwe vergadering, betreffende leve- rantiên aan de Gemeente. In dit stuk lezen wij »U noemt mijn praemisse volgens den heer Plomp niet bewezen. Is de veronderstelling van den heer Plomp dan wel bewezen De feiten spreken in mijn voordeel, nog afgescheiden van wat is gepasseerd en wat ik als Raadslid ter wille van het prestige van Burgemeester en Wet houders niet aan de groote klok hang; maar reeds in deze zaak spreken de feiten ten mijnen gunste. „De firma De Vries vraagt een onderzoek aan den Raad en „is bereid haar beweren met bewij zen te staven", volgens haar request; maar noch door Burgemeester en Wethouders, noch door de Gas-commissie is zij gehoord of zijn haar bewij zen gevraagd. >De Directeur sprak zijn orakeltaal en daarop is de firma veroordeeld. Hoor en wederhoor werd overbodig geacht, zeker ter wille van de recht vaardigheid. »Nog iets. Pleit de kennelijke uitsluiting van leveringen aan de Gemeente in alle dienstvakken sinds 9 April j.l. (den dag waarop de firma haar rekest inzond) voor de rechtvaardigheid van hem of hen die beslissen over leveringen 't Riektmij naar wraak en U Naar aanleiding van dit schrijven richtten wij den volgenden brief aan den heer Van Duinen. Amersfoort, 3 November 1908: In een doorU onderteekend ingezonden stuk voorkomende in >De Eemlander" van 23 October 1908, no. 223, schrijft u o.a. »nog afgescheiden van wat is gepasseerd en wat ik als Raadslid ter wille van het prestige van Bur gemeester en Wethouders niet aan de groote klok hang*)" enz. Afgescheiden van de vraag of de verdere in houd van uw genoemd schrijven ons aanleiding zal geven, daarop terug te komen, hebben wij de eer te verzoeken ons te willen berichten, wat door U als Raadslid ter wille van het prestige van ons college niet aan de groote klok is ge hangen. Burgemeester en Wethouders enz. Wij ontvingen hierop het volgende antwoord. Amersfoort, 4 November 1908. EdelAchtbare heeren In antwoord op uw geacht schrijven van 3 No vember jl., afd. I, no. 1499, heb ik de eer U mede te deelen, dat de in dat schrijven gecursiveerde woorden aan mijn pen ontsnapt zijn, naar aanlei ding van de wijze, waarop door uw college is behandeld de onachtzaamheid van den Directeur der gasfabriek in zake het vervuilen van het water in de Eem en de daaruit voortgekomen schadevergoeding, betaald door de Gemeente. Met betuiging van hoogachting heb ik de eer te zijn Uw dienstw. enz. Naar aanleiding van dit antwoord deden wij de volgende vraag aan den heer Van Duinen: Amersfoort, 5 November 1908. Naar aanleiding van uw schrijven van 4 Novem ber hebben wij de eer U nader te verzoeken, ons D« •paLtieeriog ia ran ooa. B. «n W. te willen beriohten, wat ln de wijze, waarop de Eemvorvulling door ons college behandeld is, door U verzwegen is ter wille van het prestige van ons college. Burgemeester en Wethouders enz. Hierna ontvingen wij een schrijven d.d. 20 November, van den volgenden inhoud Amersfoort, 20 November 1908. EdelAchtbare heeren, Naar aanleiding van uw schrijven van 5 dezer, afd. I, No.. 1499, welk schrijven eerst nu door mij wordt beantwoord, om redenen, den heer Secre taris 10 dezer aangegeven, heb ik de eer het volgende te melden In de eerste plaats heeft mij de houding ver wonderd, die Burgemeester en Wethouders heb ben aangenomen ten aanzien van den Directeur. Hoewel deze, volgens verschillende bladen, er kend heeft, dat het loozen van een groote hoe veelheid gaswater oorzaak is geweest van de vervuiling van het Eemwater, heeft de Wethouder- Voorzitter van de Gas-commissie in de vergade ringen met gesloten deuren steeds getracht den Directeur te vrijwaren en werd zelfs onomwonden te kennen gegeven, dat de oorzaak der vervuiling eigenlijk onjuist was, ten minste niet kon worden bewezen. 't Wil mij voorkomen, dat een Gemeente-amb tenaar, die in zijne functie eene zóo groote on achtzaamheid heeft betoond, waardoor niet alleen belangen van derden ernstig werden geschaad, maar waaruit ook voor de fabriek ernstig nadeel konde voortkomen, door het college van B. en W. daarover ernstig onderhouden had behooren te worden, maar dat die tekortkoming van zijn plicht niet op eene dergelijke vergoelijkende wijze mocht worden behandeld. Verder vind ik het vreemd, dat de schadever goeding, uitbetaald aan de U bekende Vereeniging niet in openbare zitting van den Raad is be handeld. Art. 44, sub c. en d. van de Gemeentewet acht ik hier van toepassing. Het aanwijzen tot dek king der middelen van eene zoodanige uitgave is zelfs niet in eene vergadering met gesloten deuren behandeld. Ook heeft het mijne opmerkzaamheid getrokken, dat in verschillende bladen wel het bericht de rondte heeft gedaan, dat het Eem-college aan de betreffende Vereeniging schadevergoeding zoude uitbetalen, maar nergens vond ik er bij vermeld, dut het daarvoor benoodigde geld uit de Gemeente kas werd verstrekt; voor gemeentenaren zeker wel het belangrijkste deel. Het is mijne vaste overtuiging, dat door een en ander het prestige van Burgemeester en Wethou ders moet dalen bij algemeene bekendheid der feiten. Hoe moet bij voorkomende gelegenheden de houding zijn van B. en W. tegenover ambte naren, die zich aan onachtzaamheid schuldig maken, waardoor de belangen van de Gemeente ernstig worden geschaad Zelfs acht ik eene wijze van handelen als boven omschreven nadeelig voor het prestige van Bur gemeester en Wethouders tegenover den Directeur der gasfabriek zelf. Zijne gedachte, geuit in ongeveer de volgende bewoordingen voor de reclame-commissie in 1905 of 1906, n.l. dat het hem gemakkelijk zoude vallen de Gemeente een paar duizend gulden minder voordeel te doen behalen, zonder dat iemand zoude kunnen bewijzen, dat hij zijn plicht niet deedt bowijst m.i., dat hij zich plaatst op een o n j u i s standpunt Iemand, die dergelijke woorden durft bezigen tegenover Raadsleden, heeft wel een zeer eigen aardig begrip van zijne positie in verband met zijne instructie (artt 2 en 5, g.). En zijn gevoel van eigenmachtigheid zal na de behandeling der Eem-zaak er niet minder op zijn geworden Hopende, dat mijne bedoeling, in verband met mijn schrijven, U thans duidelijk is, verblijf ik hoogachtend Uw dw. dr. enz. Hoewel ons college nimmer de pen opneemt naar aanleiding van ingezonden stukken, in dag bladen voorkomende, meenen wQ in dit geval waar o.a. een lid uwer vergadering mededeelt, dat hij zwijgt terwille van het prestige van ons college in 't belang der Gemeente van dien regel te moeten atv><{ken. In de eerste plaats zij uitdrukkelijk geconsta teerd, dat de feiten, waarover de heer Van Dui nen terwille van ons college meende te moeten zwijgen, in geen enkel opzichtin ver band staan met leveranties aan de Gemeente. Hierop in 't bijzonder den nadruk te leggen, achten wij noodzakelijk, aangezien het geheele zinsverband van het stuk, waarin de be doelde woorden voorkomen, geen anderen indruk kan vestigen wij willen gaarne veronderstellen zonder opzet van den schrijver dan dat de heer Van Duinen, in verband met leveranties aan de Gemeente, terwille van het prestige van ons college zwijgt. Aangezien wij in een geval, waarin een uwer leden mededeelt, dat hij door zwijgen het prestige van ons college ter wille is, publiciteit in het belang der Gemeente noodzakelijk achten, meenen wij de feiten, waardoor volgens de meening van den heer Van Duinen ons prestige daalt, te moeten bepreken. Het is bekend, dat in het begin van 1908 eene hoeveelheid visch in de Eem gestorven is; deze dood werd toegeschreven aan het lossen van water, afkomstig uit de gasfabriek op een tijdstip, dat de waterstand zeer laag was. Het Eem-college, dat het water verpacht heeft, werd door zijn pach ter aangesproken, waarna het Eem-college ons bestuur daarmede in kennis stelde. Het iB U be kend, dat wij deze aangelegenheid ter sprake brachten in uwe vergadering met gesloten deuren van 28 April. Eene dergelijke zaak te bespreken in eene openbare vergadering zou zeer onverstan dig zijn geweestde mogelijkheid, dat een en an* der öf tot een proces öf tot een intrekking van de vergunning tot loozing in de Eem door het Eem-college zou kunnen leiden, maakte het zeer ongewenscht, de besprekingen over de eventueelö aansprakelijkheid der Gemeente in 't openbaar te houden. Wij vertrouwen, dat het ook zoo door uwe ver gadering is begrepen. In die vergadering werd toen besloten, een on derhoud aan te vragen met den Voorzitter van het Eem-college. In uwe vergadering met gesloten deuren van 29 Mei deden wij U mededeeling van den uitslag van het onderhoud, waarna door U, na ampele bespreking, besloten werd, aan het Eem- college eene schadevergoeding van f 500 aan te bieden. Vervolgens deelde in uwe vergadering met gesloten deuren van 30 Juni de Voorzitter mede, dat het Eem-college de schadeloosstelling had aangenomen. De heer Van Duinen meent, dat door den Wet houder-Voorzitter van de Commissie tot bijstand in het beheer der gasfabriek steeds getracht is, den Directeur te vrijwaren en is van oordeel.dat deze ernstig door ons college onderhouden moest worden. Het verwondert ons deze zienswijze van den heer Van Duinen voor het eerst uit zijn schrijven van 20 November te vernemenin de vergade ringen van 28 April, 19 Mei en 30 Juni heeft hij over deze aangelegenheid geen enkel woord ge sproken. Zelfs toen een uwer leden in overweging gaf, den Directeur bij eene herhaling de schade vergoeding te laten betalen, bewaarde de heer Van Duinen het zwijgen. Indien de heer Van Duinen destijds meende, dat strenger tegen den Directeur moest worden opgetreden, had hij hier van bij de behandeling dezer zaak moeten getuigen De heer Van Duinen vindt het verder vreemd, dat de uitbetaling van de schadevergoeding niet in openbare zitting van den Raad is behandeld ook hierdoor zou ons prestige gedaald zijn. Het bedoelde bedrag moest betaald worden uit volgn. 125 der begrooting, dienstjaar 1908, »ex- ploitatie der gasfabriek". Het is uwe vergadering bekend, dat alle uitgaven der fabriek, behalve die voor uitbreiding, onder éen artikel in uitgaaf op de Gemeente-begrooting voorkomen. Tijdens het doen der betaling was het op dit artikel beschik bare bedrag nog ruimschoots voldoende; zoodra het artikel overschreden moet worden, volgt een voor8tel tot af- en overschrijving of tot wijziging der begrooting. In casu was dit niet noodig. Met tallooze uitgaven van alle takken van dienst wordt zoo gehandeld, 't geen geheel in overeenstemming is met de voorschriften en waarop door uwe ver gadering nimmer eenige bemerking is gemaakt. In de derde plaats is volgens den schrijver ons prestige gedaald door dat in verschillende bladen èen onvolledig bericht betreffende de schade vergoeding voorkwam. Het prestige van ons col lege schijnt volgens den heer Van Duinen in ver band te staan met de al of niet volledigheid van berichten in dagbladen. Het is daarom niet over bodig, uitdrukkelijk te vermelden, dat voor der gelijke berichten in geen enkel opzicht eenige

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 5