Zaterdag 27
Februari
1909.
BLOOKER'S
No. 7828.
58e Jaargang
firma a h. van cleeff
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement por 3 maanden fi.—
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 00 cent; elke regel meer 10 cent. Bij rogol-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, oflicieële- en onteigoninga-
advertentiën per regel 15 cent. ReolameB 1—5 regels f 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasaeerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTEGRACHT
Postbus 9. Tetephoon 19.
Bij dit nummer behoort een
BIJVOEGSEL.
l)r. J. P. Hene.
1809 1 Maart - 1909.
Bij den honderdsten gedenkdag zijner
feboorte een enkel woord over dr. Jan
'ieter Hejje, meer nog bekend als
volksdichter dan als medicus en als
bevorderaar der toonkunst in ons land.
Den 1 Maart 1809 te Amsterdam uit
burgerouders geboren, kou hg door een
erfenisje, dat zijn vader ten deel viel,
gaan studeeren. Hy volgde eerst de
lessen van bet Athenteum te Amsterdam
en ging vervolgens naar Leiden, trok in
1830 als Leidsch jager uit, promoveerde
na zyn terugkomst in 1832, dus op
23-jarigen leeftyd, in de medicijnen en
vestigde zich als geneesheer in zijn ge
boortestad,
Al spoedig vond lip daar gelegenheid
de cholera te bestrijdenondanks zijn
zwak lichaam was bij drie maanden aan
éen stuk niet uit de kleerende aller
noodzakelijkste rust vond hjj, steeds
geheel gekleed, op een canapé. Toen het
gevaar geweken was, schonk het Ge
meentebestuur van Amsterdam hem dan
ook een zilveren medaille.
Maar óok had deze epidemie hem den
weg gewezen voor zijn verderen arbeid:
het behartigen der volksgezondheid.
Hy had opgemerkt, dat zoowel de
geneeskundige verordeningen als het
toezicht op de geneeskunde onvoldoende
waren en daarom begon hij in 1838 een
voor hem dikwijls zeer bitteren strijd
voor Staatstoezicht, welke eerst in 1865
eindigde toen de eerste wet op het
geneeskundig Staatstoezicht werd inge
voerd.
In 1844 stichtte hij de eerste Ver-
eeniging voor ziekenverpleging.
In 1843 was hy opgetreden als Secre
taris der Maatschappy tot bevordering
der Toonkunst. Aan hem is het te
danken, dat uitvoeringen op grooten
schaal werden gegeven. Meer dan hon
derd metrische vertalingen van oratoria,
psalmen en cantaten zijn door hem
bezorgd.
In 1865 stichtte hy de Koraal-veree-
niging, in 1868 de Vereeniging voor
Nederlandsche muziek-geschiedenis.
Ook was het op zijn aandringen, dat
de zang als verplicht leervak in de Wet
op het Lager onderwys werd opgenomen.
De zeer lange lijst zijner geschriften,
opgenomen in de Handelingen der
Maatschappij voor Nederlandsche letter
kunde van 1877, getuigen van zijn
vaderlandsliefde, zyn zucht tot aan-
kweeken van goede eigenschappen in
ons volk, zyn onverpoosd bestryden van
nationale ondeugden, zyn onvermoeide
belangstelling in het onderwys, voor
namelijk door zyn deels door het Nut,
deels door de Hollandsche maatschappy
van wetenschappen bekroonde gedichten
en liederen.
Zyn werk als letterkundige is twee
ledig zyn tijdschriftartikelen meer
over wetenschappelijke onderwerpen, en
zyn volksgedichten en kinderverzen.
Vooral deze laatste groep is blyven
leven by bet volk, óok al zyn sommige
zijner gedichten verouderd. Zyu kinder
gedichtjes echter zyn niet verouderd.
Herinneren we maar even aan:
Heb je van de Zilveren vloot niet ge
hoord; O schitterende kleuren van Ne-
derland's vlagEen man, een man
een woord, een woord; Van buiteu ijs,
van binnen gloedDe beste stuurlui staan
aan walKlein vogelein op groenen tak
Hetlooze raolenarinnetje en zoo veel
andere.
Dr. Hejje overleed te Amsterdam den
24 Februari 1876. Zyn graf, op het
kerkhofje te Abbeneswerd versierd door
een gedenkteeken, bekostigd uit hydra-
gen van schoolkinderen uit nagenoeg
alle plaatsec des lands.
Geen wonder, dat velen in den lande
op letterkundig, muzikaal, geneeskundig
en onderwijsgebied zich hebben opge
maakt om liejje's geboortedag te ber
denken.
Vdor de openbare school.
De propaganda-commissie der provinciale af-
deeling Utrecht van den Bond van Nederland
sche onderwijzers had sen vergadering belegd op
Donderdagavond in „De Arend" waar do heer
J. J. Laraers, Algemeen secretaris van dien Bond,
uit Amsterdam, sprak over: Ons volksonderwijs,
de openbaren school.
De heer A. B. vun der Kleiu, Voorzitter der
plaatselijke afdeeling, opende omstreeks kwart
vóór achten de bijeenkomst en deelde mede, dat
de heer J. Th. van Lent, Hooftder It. K. school te
Zeist, zou dobalteeren voor de It. K. propagan
da-club „Leo XIII", dut ds. Vunderink, uiige-
noodigd voor het debat, bericht had gezonden
door een spreekbeurt te Ilazerswoude verhinderd
te zijn, en dat de anti revolutionnaire propa-
ganda-club „Groen van l'rinsteror" geen ant
woord had gezonden op de uitnoodiging.
De heer Latners, nu het woord verkrijgend,
zeide ongeveer
De heer Vunderink heeft onder de motieven
waarom hij niet zou komen óok aangevoerd, dat
het hem niet recht duidelijk was, welk uu hel
kan hebben, nu nog eenB de argumenten vóór
en tegen het onderwerp te doen hooren, dat
eigenlijk niet meer is een onderwerp van den
tijd.
Zou het belang van het kind, dut is van de
gansche toekomstige maatschappij, uit den tjjd
zijn? Dat kiln ds. Vunderink met raeonen.
Wat hy wel kan meonen, is, dat bet zijns
inziens niet meer noodig is, het beginsel aer
openbare neutrale school te stellen tegenover
de bijzondere niet-neutrale school.
En hij kin meenen, dat de strijd is uitgestre
den.
Maar ook dit is niet juist, want waar do Chris
telijke bladen lezen en hooren de preeken van
hun leeraars enj voorgangers, daar kunnen we
niet gelooven, dat do schoolstrijd uit is. in
tegendeel i9 hij niet uit en zal hij voorloopig
nog niet uit wezen.
Hel is ook onmogelijk, dat hij beëindigd zou
zijn omdat de school steeds is gebruikt en aan
gezien als een middel voor zekere partijen om
do mucht in handen to krijgen. Immers wie de
school heeft, heeft het kind en wie het kind
heeft, heeft de toekomst. Waar elke party erop
aanstuurt, de macht in handen te krijgen, spreekt
het vanzelf, dat ieder de macht wil hebben in
de school. En daartegen komen wij, openbare
onderwijzers, opdaarom zyn wij voorstanders
van neutraal onderwys, dat er slechts isoin het
kind zelf, dat van het kind wil maken een ver
standig raensch, dat weet wat het heeft te doen
en wat na te laten, wil het naoaprank hebben
op den naam goed en braaf mensoh.
Er zijn voorbeelden te over- die apfinoklnar
bewijzen, dat de school is misbruikt. Zoolang er
reeds scholen zyn geweest, wijst de Geschiedenis
aan, dat, wanneer zekere richting wensohto voor
uit te komen, zij dit trachtte te bewerkstelligen
door de school. Zelfs de Allerkatholieksle Ma
jesteit Filips II bevul schoolplicht en ging
vier eeuwen geleden dus verder dan de R. K.
van den tegenwoordigen tijd, die de Leerplicht
wet noemden oen schandelijke wet. Oók Karei
de Gfoote vöor, óok de Calvanisten na hem zorg
den de mucht in handen te krygen en zonden
de kinderen naar school, die er niot was voor
de kinderen, maar voor hen. Toen ze de school
in banden hadden, zeidon ze als de heer Vun
derink de schooi is uit den tyd.
Er waren nog wel scholen onder beheer der
MEN HOGE U NAMAAK
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
DAALDERS
CACAO;
CE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
Calvinistische kerk, doch er word nagenoeg niets
onderwezen omdat het onderwijs werd gegeven
door versleten knechts van con landheer, een
ouden schaapherder eu andoren die nergens
moer toe deugden dan om, zoover dat ging, de
kinderen zoet to houden.
Zoo werd do school tot de Franscho rovolutle
schandelijk verwaarloosd en bad zy niets moer
te boteekenen. Die Revolutie echter bracht ge
heel nieuwe ideëon en leerdo o.n. dat wel ieder
burger staat onder de wetten des lands, maar
ook het recht heeft, mee to werken by de
tot stand koming dier wetten.
Doch juist omdat het volk to onvoldoende ont
wikkeld was, om den regeerlast te kunnen
dragen, moest de Revolutie mislukken, begon
zij met uitspattingen en moorden en ging zy
onder in het mililairistisch despotisme van oen
Napoleon. Bij bet herstel onzer onafhankelijk
heid, in 1813, was dan ook een der eerste wet-
ten die werden ingediend, dio op het Lager
onderwys; toon hegievp men, dat het allereerst
noodig was het flink aanpakken van het volks
onderwijs. De Staat trok zich dit aan on zoo
kregen we de openbare, de eerste neutrale
school en werd het onderwijs uit de handen
der kerk overgenomen door den Staat.
Aanvankelijk ging het vrij goedeen partij
was er zelfs zeer mee ingenomen en wel de
R. K. Staatspartij. En geen wonder, want de
Calvinisten, die nu zoo breed roepen om vrijhoid
van onderwijs, dwongen de R. K. kinderen de
Calvinistische sohool te bezoeken, waar zij Cal
vinistisch besmet werden. Op do openbare
school nu konden de R. K. althans met mindot
gevaar komen.
Natuurlijk was die Stoatssohool zeer tegen
den zin der streng orthodoxe Calvinisten, die
eeuwen lang naar willekeur hudden geregeerd
en thaDS den tyd zagen naken, dat ook anderen
medezeggenschap zouden oischen, ja sprukon
van gelijke rechten. Langzamerhand kwamen
de Calvinisten dan cok m opstand tegen de
openbare en trachtten zy terug te keeron tot
de oude, verwaarloosde school: dooh het spreekt
van zelf, dat men het volksonderwijs niet under
maal wilde laten bederven.
De aauhouder wiDt; ook de Calvinisten heb
ben gewonnen en toen ik sla hier een heel stuk
Geschiedenis over dr. Kuyper vuur en water
had weten te vereeoigen, was het pleit voor do
Calvinisten gewonnen. Hij wist de twee partijen,
die principieel het felst togenover elkaar ston
den, te brengen tot het monsterverbond on wist
te bewerken dat de Calvinisten lieten schioton
hun eisch tot stichting van oen Calvinistische
Staatsschool en vormden, mot do R. K., do vrjje
school. De vroegere vijanden trokken nu samen
op in een lustor-caoipagno tegen do neutrale
school en ontzagen zich niet, deze to besohuldi-
Sen van allerlei laags (erger dan do jenever-
esch, erger dan een bordeel, enz.)
Reeds uit die laster-campagno bl|jK hoezeer
zij ongelyk hebben. Wie oen oosch wil omhak
ken, gebruikt oen blanke, sohorpo b|jl, maar
geen roestig, hot, half vergaan ding. Indien
Calvinisten on Roomschen deugdelijke middelen
hadden gehad, dan zouden ze ook de neutrale
sohool niet met lasterpraatjes hebben bekampt.
Maar zy hadden geon goede redenen, doch het
vooropgezet beginsel „wie hot kind heeft, heeft
de toekomst'', ook trots de belangen vun dat
kind. Maar in weerwil van hun Inge Htr|jdw|jzo
hebben zij het zoo ver gebracht, dat zelfs oen
dool dor liberalen zich niet langer verzette en
ieder scholen kan stichten met steun uil de
Staatska».
Uitweiden over deze lijdensgeschiedenis baat
niot, maar wol moot deze vraag gesteld als gij
invloed hebt op de keuzo der school voor uw
kind, welke school zult gij dan kiezen opdat
het bezoeke oen school die er is voor en om
het belang van het kind.
Die keuze knn niet moeilijk wezen.
De vraag moet slechts gedaanZijn do voor-
standers der bijzondere school workolljk voor
nemens, den kinderen goed en degelyk
volksonderwijs te geven. Zyn ze dat niet, dan
doet ge 't best hun het onderwys van nw kind
niet too te vertrouwen.
De feiten spreken sterkte te herhalen, is
wator dragen tioar de zeemaar toch is net
nuttig ze te herbalen.
De voorstanders van het bijzonder onderwys
zeggen wel: maar boe kunt ge toch zóo iots
zeggen; wij gaven immers nit eigen tak 36
mill toen en wat hebt gij gegeven
Och, mon kan 36 millioen geven tonder een
greintje gevoel voor hetgeen waarvoor men
Ïaeft. Een slager, die f 400 geeft voor een koe
oet dit werkel|jk niet uit liefdo voor die
koe.
't Is zoo vreemd gesteld met de liefde der
kerkelijke». We leven in de laatste 50 jaar in
den tijd dor vakvereenigingen. De hevigste
tegenstanders daarvan waren de Calvinistische
en R. K. geestelijken. Do arbeiders vereenigden
zich echter toch en toenstichten de ker
ken zelf vakvereenigingen met kerkelijk geld,
maar ook met kerkelijk- adviseurs, dat is:
dwarskijkers. Was dat liefde f Integendeel t't
was eigenbelang, vrees er moesten tegeo-rajj-
nen worden gelegd voor 't behoud der kerke
lijke macht.
Precies zoo is 't gegaan met de school, die
evenmin in de bijzondere gratie stonddoch
toeD do Staatsschool bloeide, moest de kerk
haar macht herwinnen on daarvoor gaf men
36 milioen.
Dr. Kuyper denkt over het belang van het
volksonderwijs aldus (Ons program, bl. 21U)!
„reeds hieruit, blijkt dat men In de waardee
ring dor school gemeenlijk mistast" mot
andere woorden och do Lagere school is niet
zooveel zaaks; do toekomst wordt beheeracht
door de Hoogesoholen. Dus schakelt de doctor
net overgroot deel van one volk uit.
Dr. Kuyper motiveert dit bewezen door het
volgende wijl de ontwikkeling zich desnoods
ook In gezin on wiukel kun voorplanten en zóo
gering behoeft to zijn, dat do school eigenlijk
niet noodig isomdat hot geestelijk overwicht
meer uitkomt in de fynero doelen der samen
leving on omdat de invloed der gestudeerden
overwegend is. Do Geschiedenis bevestigt do
juistheid dezer zien»w|jzo (bloeitijd der Republiek
met prachtige universiteiten en zeer eenvoudige
volksscholen).
De eenlge conclusie, uit des dootors woorden
te halen, is: hoe slechter volksonderwijs, des
te grooter do wolvaart van een volk.
Wolk een liefde.
Een ander voorman, jhr. De Havornin Lob
man, zegt: (Pacificatie, bl. 68): de zelfde
oischen voor do bijzondere als voor de open-
bare onderwijzers (enz.) dit is zeer drukkend.
H|j zou dus liever de verslaten huisknechts
en schaapherders weer non 't werk stellen in
de bijzondere school. En hij schr|jft dan ook
Ik zou heel het Stunts-subsidie willen missen
als ik het onderwys inocht laten geven door
kwoekelingen.
Onderwys door kweekellngen van 12 en 13
jaar.
Welk een liefde.
Maar myn conolusie is dan toch, dat de
heer Lohmsn zyn eigen kinderen wel nooit tal
hebben toovertrouwd aan zulke onderwijskrach
ten. (Applaus.)
Als we de Geschiedenis van het Lager onder
wijs nagaan, zien we steeds dit verschijnsel,
dat do Regeeringen silo mogeljjke moeite heb
ben gedaan om net onderwys zoo hoog mogelijk
op te voeren, tot het eerste Chriatelyk Minis
terie, het kabinet-Mackay, don eersten stap
zette op den slechten weg en het aantal leer
lingen bracht van 45 op 55 per klasse.
Welk een liefde.
Nu zal straks de hoor Van Lent wel zeggen
van die menschen trek ik me niets aan. Maar
dan vergist hy zich toch; immers: samen uit,
samen thuis cn ook de andere helft der coalitie
toonde zoo hartelijke liefde voor het volksonder-
wij». Toon in 1898 de heer Ketelaer in de
Tweede Kamer aandrong op oen onderzoeknaar
de mogelijkheid van invoering ook hier te