Dinsdag 27
1909.
BLQOKERS
No. 7653.
58e Jaargang.
FIRMA A H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
jtbus 9. Telephoon 19
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Ge
meente, dat iiet door den Directeur van 'a Rijk*
directe belastingen, enz. Ie Utrecht executoor ver
klaard kohier No 7 van de
Personeele belasting,
over het dienstjaar 1909 aan den Ontvanger van
'•Rijks directe belastingen alhier is ter ha-'d gesneld
aan wien ieder verplicht is, zijnen aanslag op den
bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaatsen
aangeplakt te Amerafoort den 26. April 1909.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIER8.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT
brengt, ter voldoening aan de aanschrijving
van den Commissaris der Koningin in de pro
vincie Utrecht d.d. 21 April 1909, 4e afdee-
ling, No. 1736/1255, ter kennis van belanghebben
den, dat in de Gemeente JutphaaB een geval
van MILTVUUR is voorgekomen.
Amersfoort, 26 April 1909.
De Burgemeester voornoemd.
WUIJTIER8.
SCHOUW.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT
Gezien art. 22 van het Reglement op het
onderhoud en gebruik der wegen in de provin
cie UTRECHT d.d. S November 1853 (Provin
ciaalblad No. 102), alsmede art. 1 der Verorde
ning op de wegen en waterleidingen
Doen te weten, dat de bij voormeld artikel
bedoelde voorjaars-schouw over wegen, slooten en
waterleidingen, aan hun toezicht of beheer
onderworpen, zal gehouden worden op Maandag
den 24 Mei aanstaande en volgende dagen.
Wordende bij deze de bepalingen van boven
gemelde reglementen aan de belanghebbenden
in herinnering gebracht.
Amersfoort, 27 April 1909.
Burgemeester en Wethouder*
voornoemd,
De Burgemeester,
WUDTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Staatspensioen.
Nu de beweging voor Staatspensioen zonder
premie-betalirg steeds meer veld wint en deze
zaak alle kans heeft, bij de komende verkiezin
gen als leuze te worden gebezigd, kan i.et zijn
nut hebben, bierop nogmaals terug te komen.
Tegenover de theorie van sommigen, de cijfers
in de lucht van anderen, stelt thans mr. H. J.
Tasman een nuchtere berekening iu het „Soci
aal Weekblad".
Hij gaat daarbij uit van de veronderstelling,
dat er een Staatspensioen zal worden verleend
van f3.per week en naar de regeling zooals
die onlangs in Engeland is ingevoerd het
Deeasche stelsel toch kan voor ons land niet
worden toegepast telkens voor de 60-jarigeD,
do 65-jarigen, de 70-jarigen, en ouderen-
Hij schrijft dan
„Op 31 December 1899 bedroeg de bevolking
van Nederland 5 139 565 zielen, op 31 December
1907 was dit 5 747 269 en op 31 December 1908
was het 5 S28 672 zielen.
De bevolking vermeerderde in 1905 met ruim
82 000, in 1906 met ruim 80000, in 1907 met
ruim 75 000, in 1908 met ruim 81 000. Het is
zeker niet gewaagd, aan te nemeD, dat de be
volking van Nederland op 31 December 1910
ongeveer 6 000 000 zielen zal tellen en zeker
zal dit aantal in de eerste maanden van 191.1
bereikt zyn. Wij mogen dus voor onze verdere
berekeningen gerustelijk uitgaan vau deze
millioen.
Hoe is de verdeeling dezer bevolking naar
leeftijd, m. a. w, hoeveel zijn er bieronder die
70 jaar of ouder, die 65 jaar of onder, en die
60 jaar of ouder zijn? Hiervoor moeten wij
eerst weten hoeveel mannen en vrouwen er zijn,
daar de vrouwen belangrijk sterker in de hoo-
gere leeftijdsklassen vertegenwoordigd zijn dan
de mannen.
Volgens de uitkomsten der volksteLling op
31 December 1899 waren er toen op iedere
1000 mannen 1025 vrouwen.
Wanneer we aannemen, dat deze -verhouding
sedert ongewijzigd is gebleven, waaromtrent ons
eerst de uitkomst der in dit jaar te houden
volkstelling zekerheid kan verschaften, dan zijn
ODder de aangenomen 6 millioen zielen op 31
December 1910 dus 2 962 962 mannen en 3037 038
vrouwen.
Hoevelen zijn daarvan nu 60, resp. 65 en 70
jaar oud, en ouder
Alweder volgens de volkstelling van 31 De
cember 1899 maakten de mannen van 60 tot
64 jaar 3.15 pCt. der mannelijke bevolking uit;
de mannen van 65 tot 69 jaar 2.31 pCt.; de
mannen van 70 jaar en ouder 3.27 pCt.
Voor de vrouwen waren deze percentages 3.33
pCt., 2.53 pCt. en «.89 pCt.
Passen we deze percentages toe op de boven
berekende aantallen mannen en vrouwen, ver
moedelijk op 31 December 1910 in Nederland
aanwezig, dan krijgen wij voor de mannen de
volgende cijfers:
60 tot 64 jaar 3.15 pCt. van 2 962 962 zielen is
83 333 personen-
65 lot 69 jaar 2.31 pCt. van 2 962 962 zielen is
67 4't-t personen.
70 „..ar en ouder, 3.27 pCt. van 2 962 962 zielen
is 86 888 personen.
Voor de vrouwen zijn deze cijfers:
60 tot 64 jaar 3.33 pCt. van 3 037 038 zielen is
101 022 personen.
65 tot 69 jaar, 2.53 pCt. van 3 037 038 zielen is
76 836 personen.
70 jaar en ouder, 3.89 pCt. van 3 037 038 zielen
is 118 040 personen.
Totaal 70-jarigen en ouder dus 86 888 en
11S 040 is 204 928 personen.
Neemt men den leeftijd van 65 jaar als basis,
dan komt bij dit getal van 204 92S nog een
aantal van 67 -443 -f- 76 836 personen, d. i.
144 280, wat het totaal 65-jarigen en ouder
brengt op 349 208 personen.
Gaat men uit van de 60-jarigen, dan wordt
dit laatste cijfer nog weder met S3 337 E 101022
personen, d. i. met 184 355 vermeerderd en ge
bracht op 533 563 personen.
Staatspensioen aan allen ad f3 per week
kost, behalve de administratiekosten, f 156 por
jaar en per persoon.
Bassen wij dit bedrag nu op de bovenge
noemde aantallen van personen, dan komen
wij tot de conclusie, dat Staatspensioen aan
allen op 00-jarigen leeftijd zou kosten
f77 235 828, op 65-jarigen leeftijd f 54 476 848
en 70-jarigen leeftijd nog f31968 768.
Het is begrijpelijk, dat voorloopig de Bond
voor Staatspensionneering het ideaal „Staats
pensioen voor allen" heeft opgeborgen, en met
behoud van het motto „nijmand meer oud en
arm", thans het Deensche en vooral het En-
gelsche stelsel propageert, ofscnoon liet den
leiders in dien Bond althans niet onbekend
mag zijn, dat juist zij, die armenondersteuning
hebben genoten, nocb in het Deensche noch in
het Engelsehe stelsel pensioen genieten.
Het Engelsehe stelsel geeft in afdalende
schaal, al naar de grootte van bet inkomen,
een pensioen van een tot vijf schilling, lntus-
schen is thans reeds gebleken, dat van het on
derzoek naar hel juiste bedrag van het inkomen
niet veel terecht komt, of dat er geen reden
is een dergelijke nauwkeurige ouderscheiding
te maken, immers meer dan 90 pCt. van het
totaal geniet hei volle pensioen van 5 shilling.
Een uniform pensioen heeft ouder deze omstan
digheden zeker veel voor, al is het maar uit
een oogpunt van kostenbesparing voor de
administratie.
Wij krijgen voor Engeland dat het titaal 70-
jarigen en ouder op 31 December 1908 bedroeg
1310989 personen. Hiervan zouden (dit cyfer
is zeker te laag) dan rond 600 000 gepension-
neerd zijn, d. i. ruim 45.7 pC't.
Hoevelen zouden bij ons, bij onveranderde
aanneming van bet Engelsehe stelsel, in de
termen van pensioen vallen Gegevens omtrent
hel aantal personen en hun inkomens, die op
doze basis in de termen van pensioen vallen,
ontbreken. Nu kan men naar eigen opvatting
gaan schatten, doch kan dan voor die schatting
inderdaad geen argument aanvoeren. Ai weet
ik wel dat zonder meer de ;Engelsche cijfers
geen toepassing knnnen vinden, of liever ai
geef ik toe, dat mijnerzijds niet kan worden
bewezen, dat deze cijfers ook volkomen bij ons
zullen worden terug gevonden, toch hebben wij
aan deze cijfers houvast, in dezen zin dat zij
althans op zichzelve reëel zijn. By gebrek aan
beter leveren zij voor ons de eeuige basis op
om tot een berekening der kosten van het En
gelsche stelsel te komen voor ons land.
Wij vonden boven per 31 December 1910 eet
■vermoedelijk totaal van 204928 pjrsoutn 70
MEN MOGE U NAMAAK
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
DAALDERS
CACAO;
GE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
jaar en meer oud. Nemen wij aan dat ook bij
ons 45.7 pCt. in de termen valt van pensionnee-
ring, dan komen wij tot een totaal van 93 650
personen.
Wanneer aan deze allen een pensioen van f3
per week wordt gegeven, dan komen wij tot een
totaal-bedrag per jaar van f14 629 712 buiten
de administratiekosten, die voor Engeland wor
den gerekend 3 pCt. te bedragen.
Wij mogen dus o. i. zonder bezwaar conclu-
deeren, dat het Engelsehe stelsel van pensioen-
verleening op 70-jarigen leeftyd bij ons jaarlijks
15 millioen gulden zou kosten.
Hierbij is dan nog te bedenken, dat in En
geland degenen, die armenondersteuning heb.
ben genoten, niet het Staatspensioen ontvangen-
Cijfers omtrent de personen, die daardoor van
het genot van Staatspensioen zijn buitengesloten,
zijn mij voor den tegenwoordige toestand niet
bekend. De dogbladen hebben vermeld, dat het
wegvallen dezer beperking in Engeland de kos
ten met ruim 40 pCt. zoude verhoogen.
Naar gelijken maatstaf zouden bij ons de
kosten bedragen 21 millioen per jaar.
Dat deze uitkomst, belangrijk hooger dan de
in den laatsten tijd weder op ruime schaal
verspreide opgaven, vermoedelijk niet ver van
de waarheid is, wenscht schrijver nog langs
anderen weg aan te toonen.
In het Statistische Jaarboek voor Denemar
ken 1908 vonden wij de volgende opgaven.
Ondersteuning genoten toen, hoofden van ge
zinnen: 15 252 mannen en 153 vrouwen alleen
staande personen8127 mannen en 28 706
vrouwen. In het geheel dus 23 379 mannen en
28 859 vrouwen.
Wanneer wij uit deze cijfers willen aöeiden
hoeveel by ons voor Staatspensioen op de basis
van f3 per hoofd zouden in aanmerking komen,
moeten wij er rekening mede houden, dat als
dan naast de 15 252 gehuwde mannen van 60
jaar en daarboven een belangrijk aantal echt
genoot en zouden komen te staan. Hoeveel is
niet bekend, wordt ten minste in de tabellen
niet opgegeven. Toch is dit wel te benaderen.
Volgens de gegevens der volkstelling van 1
Februari 1901 waren van de 1000 mannen 128.8
60 jaar of ouder. Van de 1000 vrouwen 142.5
60 jaar of ouder. Op elke 1000 mannen waren
er 1053 vrouwen. Van 1000 personen van 60
jaar en ouder waren bij de mannen gehuwd
671, terwijl van de 60-jarigen en ouder bij de
vrouwen 42ü gehuwd waren.
Tegenover 1000 gehuwde mannen, die 60jaar
142.5 1053
en ouder zijn, staan dus 1000 X X
128.8 1000
422
Xvrouwen, d.i. ruim 732 gehuwde vrou-
671
wen die 60 jaar en ouder zijn.
De bovenvermelde 15 252 mannelijke familie
hoofden van 60 jaar en ouder hebben duB
732
15 252 X11164 vrouwen van 60 jaar
1000
en ouder tot hun echtgeaooten, die in de sta
tistische opgaven verscholen zitten onder de
18 207 gezinsleden, die bij de familiehoofden
behooren.
Het aantal vrouwen, bedragende 28 859, moet
dus met 11 164 vermeerderd worden, d. i. met
ruim 38.5 pCt.
1 Let genoemde jaarboek geeft nu voor 3 cate
gorieën op hoeveel het percentage der onder
steunden is, en wel voor de 60 tot 64-jarigen de
65 tot 60-jarigen en de 70-jarigen en ouder,
n.l. een percentage resp. van 8.2, 18.9 en 30.2
voor de mannen en van 21.5, 34.4 en 38.9 voor
de vrouwen.
Het is onmogelijk, uit deze gegevens af te
leiden hoe de verdeeling der vrouwelijke gehuw
den over deze 3 categorieën is. Ik neem dus
aan, dat de boven berekende vermeerdering
voor de vrouwen met 38.5 pCt. voor alle drie
rubrieken geldt. Dan krijgen wy voor de man -
nen van 70 jaar en ouder een percentage van
30.2 tegenover de geheele bevolking van dien
leeftijd, voor de vrouwen van 53.8.
Zooals bleek, moeten wij op 31 December
1910 rekenen met 86888 mannelijke 70-jarigen
en ouder, en 118 040 vrouwen van die leeftijds-
klasse.
Passen wy od deze cijfers de genoemde per
centages toe, dan krijgen wij 30.2 pCt. van
86888 mannen en 53.8 pCt. van 118 040 vrou
wen, d. i. 26 240 mannen en 63 505 vrouwen,
te zaraen alzoo 89 745 personen.
Wanneer men nu daarnaast bedenkt, dat in
Denemarken bedeeling, al is het slechts eens in
de laatste 5 jaar, reeds van het ouderdomspen
sioen uitsluit, terwijl voor Engeland alleen de
uitsluiting geldt voor hen, die sedert 1 Januari
1908 armen-onderateuning hadden genoten, en
juist deze uitsluiting uit den aard der zaak de
hoogste leeftijdsklasse het sterkst zal treffen,
dan mag o. i. uit leze betrekkelijke overeen
stemming wel gecoacladeerd worden, dat, al
zijn vergissingen en verrassingen zeker niet
uitgesloten, deze uitkomsten voorals nog wel
eenig vertrouwen verdienen.
Aan de hand daarvan zullen wij dan met de
verdere Deensche gegevens berekenen wat
Staatspensioen zal kosten bij den aanvangsleef-
tijd van 65 resp. 60 jaar. De moeilijkheid is
natuurlijk hier, te weten hoeveel personen van
de betrokken leeftijdsklassen in de termen val
len van pensionneering. Daarvoor vinden wij in
het genoemde jaarboek gegevens, die aanduiden
welk percentage van bet totaal personen in elke
leeftijdsklasse de ondersteuning genieten, gege
vens die, juist om de groote overeenkomst tus-
schen Denemarken en Nederland, o. i. zeer
bruikbaar zyn.
Wij vonden opgegeven de volgende percen
tages
60 tot 64 jaar mannen S.2 pCt, vrouwen 21.5
pCt; 65 tot 69 jaar 18.9 pCt. mannen, 34.4pCt.
vrouwen70 jaar en ouder 30.2 pCt. en 38.9
pCt. vrouwen.
Volgens de boven gegeven redeneering en be
rekening moeten deze cijfers voor de vrouwen
met 38.5 pCt. verhoogd worden. We krijgen dus
voor de mannen de percentages 8.2 pCt., 18.9
en 30.2voor de vrouwen 29.7, 47.64 en 53.8
De berekening wordt nu verder eenvoudig.
Voor pensioen op 65 jaar komen aldus in
aanmerking 18.9 pCt. van 67 444 mannen en
47.64 pCt. van 76 836 vrouwen, boven de boven
berekende 89 745 personen.
Voor pensioen op 65 jaar komen dus op
49 350 89 745 personen, d. i. 139 095 personen.
Moet het pensioen op 60-jarigen leeftyd
ingaan, dan komen nierbij nog 8.2 pCt. van
S3 333 mannen, 29.7 pCt. van 101 022 vrouwen,
d. i. 6833 mannen en 30 003 vrouwen tezamen
alzoo 36 836.
Het totaal 60-jarigen en ouder, dat voor pen
sioen in aanmerking zou komen, beloopt dan
175 931 personen.
Recapituleerende, komen wy dus op grond
der Deensche gegevens op 175 931, 139 095 en
89 745 personen al naar de leeftijd gesteld wordt
op 60, 65 of 70 jaar.
Houden wij ons aan deze gegevens, ofschoon
zij, wanneer men de armenuitsluiting naar En
gelsch model en niet naar Deensch model wil
toepassen, te laag voorkomen, kan komt men
voor de pensloensbedragen op f27 445 236,
f21698820 en f14 000 220, te vermeerderen
met de administratiekosten. De administratie
kosten worden in Engeland geschat op 3 pCt.
Dit zijn echter de zuivere administratiekosten
der pensionneering. Wanneer inderdaad tot der
gelijke groote bedragen, nieuwe belastingen ge
schapen worden (pensioenbelasting) dan moet
ook daarvoor op verhoogde administratiekosten
gerekend worden.
In ronde cyfers mag dus zeker op zuiver 29,
22 en 15 milioen gerekend worden.
Hierbij bedenke men dan alweder, dat deze
bedragen met 40 pCt verhoogd moeten worden,
wil men de werkelijk armen ook laten mede
genieten, d. w- z. deze bedragen worden dan
ruim 40, 31 en 21 millioen.
Nu bestaat bij ons geen principieel bezwaar
tegen het bijdragen door den Staat, zelfs niet