UITVERKOOP
Uitverkoop-Etalage.
i Firma ROBERT LEVY,
I GROOTE HALF J AARLIJKSCHE
beginnende Dinsdagavond 6 uur.
FEITEN ZULLEN SPREKEN
3 Langestraat 40, AMERSFOORT, Telefoon 103.
WERKGEVERS
Alle voorradige goederen zullen tot ONGEKEND lage prijzen worden opgeruimd.
U MOET ZICH ER VAN OVERTUIGEN, dat nog nooit
zóo goedkoop is verkoeht.
Wij verwijzen daarom alleen naar de
ÜT De verminderde priis is op elk artikel duidelijk aangegeven.
3
FLEHITE
Jtan auda en jonge mannen
Feuilleton
Gouden ketenen.
co
CD
CO
CD
*-
CD
CD
CO
O)
s
LO
CM
03
O
O
co
CT3
O
co
od
CD
co
ad
S- VERKOOP ALLEEN
EL ii CONTANT.
GEDURENDE DE OPRUIMING
GEENE ZICHTZENDINGEN.
die BETROUWBARE werkkrachten
behoeven, worden beleefd verzocht zich
te wenden tot den Secretaris der atdee
ling Amersfoort en omstreken van de
NATIONALE VEREENIG ING TOT
STEUN VAN MILICIENS,
Schimmelpenninckstraat 41.
OiKlheUlkuiMlitf Museum is
dagelijbs Ie bezichtigen
voor iiitei-lerieii a fO cent.
Kosteoos des Dinsdags van 10 tot 2
en van H/3 tot uur.
»teuw« trnk .ItAATQ UlbtTriM TM la
**«A -Ïa4 B». WJllTT rre-
5 Xtrttttr ét* é&itt&r/
«tramt tu «0 Mal
»8 fretL
Ednard Beidt, Iraiiielvüf.
CREDIETVEREENIGING
te Amstekdam.
Correspondentschap te Amersfoort
mr. H. J. M. van den BEUGB,
wilhelminastraat 5.
Zij stelt zich ten doel;
het vi rleenen van Credieten onder per
soonlijke of zakelijke zekerheid of in-bluuco
het incasseeren van handelspapier;
het ontvangen van gelden a deposito en
rekening-courant.
2L)
Dat was Donderdags gebeurdZondag wilde
Tina de gravin een bezoek brengen. Zij trof haar
op de trap, op 't punt naar de tentoonstelling
te gaan en zoo reed Tina met haar inee naar
het Glazen paleis bij het Lehrter station.
En toen zij voor een bloemstuk stonden, een
prachtig geschilderde korf „Gloire de Dyon",
hoorde zij plotseling een bekende stem achter
zich.
„Goeden morgen, nichtHoe maakt tante het
Toen zij zich omkeerde, herkende zij Gallweg.
Zij schrok, maar hy scheen nog meer te schrik
ken. Beiden kregen een kleur en toen zij dat
bemerkten, werden beiden verlegen, zóo, dat zij
een oogenblik als stom tegenover elkaar ston
den, Gallweg met de hand aan de pet, zij in een
eenigszins gedwongen houding. De gravin kesk
van de eene naar den ander en scheen niet
dadelijk het verband te begrijpeD.
„Goeden dug, Herbert", zeide zij eindelijk een
beetje langzaam. Hij herstelde zich, reikte zijn
nicht de band en gaf er toen ook een aan Tina-
„Wij zijn namelijk oude bekenden, wat je waar:
scbijniijh. nog niet weet, C'ecilie. Mag ik zeggen
„oude bekenden", juffrouw Heckstein Uit Viel
berg, waar ik op een bezoek aan mijn vriend
Hagelitz juffrouw Heckstein leerde kennen".
Hij was misschien wat te ijverig in zijn op
heldering, anders had bij bet vermeden, juist
dezen naain te noemen, want bij zag hoe Tina
een kieur kreeg en hoe baar lippen zich vast
op elkaar persten en weer schoot hem de ge
dachte door het hoofd„Lieve hemel, wat moet
Cecilie nu wel denken. Daar maak jij, onhandig
schepsel, het lieve meisje nog verlegen óok".
En toen vervolgde hij„Je kent de familie
Hagelitz toch wel van nao~a, nietwaar? En
och ja de oude mevrouw immers ook per
soonlijk. Nu, ik mag wel zeggen, juffrouw Heck
stein is de bijzondere lieveling van de oude
mevrouw 1"
Tina stond er sprakeloos bij, in wonderlijke
verlegenheid.
„Mevrouw Von Hagelitz Zeker ken ik haar
en wie haar kent, moet van haar houden. Maar
je vertelt me niets nieuws. Er was voor jou
meer aanleiding, mij te vragen hoe juffrouw
Heckstein en ik elkaar kenDen. Om je de vraag
te besparenwe zijn beiden op het atelier van
professor Ehr. En vergezel ons nu een eind,
wanneer je tijd hebt".
Hij salueerde beleefd. Zij gingen een paar
schilderijen voorbij. Toen de gravin een oogen
blik bleef staan, vroeg hij „Pardon, ju hebt
me nog niet geantwoord hoe maakt tante het".
„Goed, gelukkig. Mama is heel wel. Je hebt
je in lang niet bij ons laten zien".
Hy verontschuldigde zich, blij dat het gesprek
in een voor hem onpersoonlijk vaarwater geko
men was en toen begon hij van de tentoon
stelling te spreken.
Telkens weer gingen zijn blikken naar Tina,
als moest bij de oogenblikken benutten om alles
van haar gelaat te lezenoverwinning of smart,
voldoening, succes of ontmoediging. Maar zy
hield hardnekkig de oogen neergeslagen. Hy zag
alleen, dat het voorhoofd veel, veel smaller
t «worden was, de wangen magerder, de frissche
kleur verbleekt. Groote-stadsluuht misschien
Maar ook scheen het hem, als had het gehecle
gelaat een andere uitdrukking gekregen, als ware
het meer damesachtig dan vroeger.
Zaal na zaal liepen zij door, zonder dat hij
eenmaal het woord tot Tina richtte, steeds
denkend„Wat je ook zegt, steeds wek je
smartelijke herinneringen in haar op."
De gravin liep tusschen hen in, sprak op de
haar eigen rustigo manier nu eens met hem,
dan met Tina. Met aandacht luisterde hij, wan
neer zij antwoordde. De stem had nog den yroe-
geren prettigen klank, al scheen zij ook wat
zachter geworden.
Toen met een plotselinge wending, vroeg hij
haar: „En, juffrouw Heckstein, hoe gaat 'traet
uw kunst?"
Zij bad zich ook hersteld, zichzelf dwaas ge
noemd, dat zij hem niet rustig kon aanzien.
„Kunst, mynheer Von Gallweg. Ik ben een
kleine stumpert en zal dat wel blyven óok."
Maar zij lachte daarbij en in dat lachen lag
een tegenspraak met haar laatste woorden, lag
tenminste een spoor van hoop op de toekomst.
Ook de gravin zeide „Laat ze je niets wijs
maken, Herbert. Kom, hoe kan men nu na
vier of vijf weken al weten of men iets betee-
kenen zal. En dan, juffrouw Heckstein heeft
inderdaad eep oorspronkelijk talent."
Eu zij vertelde. Weer kreeg Tina een kleur,
maar nu anders dan straks. Hij zag het wel
en het verheugde hem. En ook verheugde hem
de ijver, waarmee zij tegensprak, zichzelf ver
kleinen wilde en zoo onbewust toegaf, dat zij
wel aan zichzelf geloofde. Zij raakte opgewon
den, leek weer op het jonge, frissche meisje van
vroeger, dat hij onder de veranda te Vielberg
bad leeren kennen, toen zij Hans zoo aardig de
les las. Wat had zij toen ook weer gezegd
„Voor jonker Hans een krans winden? Hij zal
wel anderen zoekeu en vinden."
Hoe bekoorlijk zag zij er nu weer uit. Het
gelaat zoo levendig, de oogeu zoo sprekend en
Snelpersdruk, Firma A. H. van CLEEFF, Amersfoort.
vroolyk Om de volle frissche lippen een bijna
schalksch lachje, dut, niettegenstaande alle tegen
spraak, scheen te zeggen: „We zullen zien.
Aan mij zal het niet liggen. O, dat ik u allen
verras, en konl"
Welk een betoovering ging er van dat meisje
uit! Zelfs de „heilige Cecilia", zooais zijn nicht
thuis werd genoemd, had er zich niet aan kun
nen onttrekken. Zag zy niet telkenmale met
genot naar de sierlijke, buigzame gestalte in
het eenvoudige, grijze japonnetje, naur het lieve
gezicht lief en toch zoo flink. O Hans Ha
gelitz jou domoor
De gravin keek op haar horloge„We moe
ten weginaiua zal ongerust worden."
Zij gingen naar den uitgang. Het toeval
wilde, dat Gallweg eenige oogenblikken naast
Tina liep. Haastig vroeg hy „Welke berichten
hebt u uit Vielberg Hoe maakt uw vader het?"
en het verheugde hem uit haar uutwoord te
bemerken, dat ook zy haar verlegenheid had
afgelegd.
„Ja, die arme, stoute papa. Volgens zyn brie
ven moet het hem goed gaan maar ik ver
trouw dat niet precies. Hij wil mij niet terug
hebben. Aan 't einde der maand overval ik
hem. Ik heb zuo'n verlangen naar hem, naar
Vielberg, naar alles wat ik daar lief heb. En
ik heb daar alles lief."
Ti-^eu- r'jtui8: dtr gr.a«a stond voor de deur.
Hij hielp de dames instappen. „Ik kom spoe
dig aan, Cecilie; groet tante van me."
Ken oogenblik hield hij ook Tina's hand in
de zijne.
„Tot weerziens, juffrouw Hecksteiu."
En onbevangen antwoordde zij hem „Tot
weerziens".
(Wordt vervolgd.)