Donderdag 22
Juli 1909.
No. 7690.
58e Jaargang.
O P JRE I S.
BLOOKERS
CACAO;
UITGAVE
firma a h van cleeff
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dirudag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.—
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentien per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25 elke regel meer /"0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worde a de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Postbus 9.
Telephoon 19.
Aan onze abonné's die tijdelijk elders,
binnen- dan wel buitenlands, vertoeven,
wordt op aanvrage en met duidelijke
opgave van adres, de courant eiken ver
schijndag tegen vergoeding van het
porto toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
elfde wijze de geregelde toezending van
de „Amersfoortsche Courant" tjjdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
opgeroepen, verplicht tot het doen deropgaveD,
die vereischt worden om de Bevolkingsregisters
in te vullen.
Overtreding deier bepalingen wordt gestraft
met hechtenis vau ten hoogste veertien dagen
of geldboete van ten hoogste honderd galden.
Gedaan te Amersfoort, den 21 Juli 1909.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. K. H. de BEAUFORT,
loco-Secr.
Wat en Hoe.
Aangifte van Vertrek uit en van Vestiging
in de Gemeente.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op het Koninklijk besluit van den 27sten
Juli 1187 (StaatsDlad No. 141) regelende de ver-
plicnting der ingezetenen tot het doen ran aan
gifte voor de Bevolkingsregisters
Herinneren den ingezetenen de op hen rus
tende verplichting tot het doen van aangifte
vau vertrek uit en van vestiging in de Gemeeute,
en brengen daartoe bij deze te hunner kennis de
bepaliugen van gezegd Koninklijk besluit, welke
luiden als volgt
1. Zij die op den dag der volkstelling in den
vreemde of in een der koloniën of overzeesche
bezittingen van het Rijk hebben vertoefd,geven
binneu éen maand na hun terugkomst hiervan
kennis aan het Gemeentebestuur.
Zij die bij die telling zijn overgeslagen, geven
binnen éen maand na den dag, voor elke telling
bepaald, van dit verzuim kennis aan het Bestuur
hunner werkelijke woonplaats. Voor de leden
vau huisgezinnen rust de verplichting tot ken
nisgeving op het hoofd van elk huisgezin.
2. Zij die uit een Nederlandsch kolonie, een
overzeesche bezitting of uit den vreemde hun
woonplaats overbrengen in een Gemeente bin
nen het Rijk, doen niervan een verklaring aan
het Gemeentebestuur, vergezeld van hel gebrui
kelijk getuigschrift, voor hen die uit de kolo
niën of bezittingen, van een paspoort of reis-en
verblijfpas of andere door de politie deugdelijk
erkende bewijsstukken, voor hen die uit den
vreemde komen.
Deze verklariug geschiedt binnen éen maand
na huu aankomst iu de Gemeeute.
3. De kennisgeving iu de twee vorige punten
vermeld, gaat vergezeld van de noodige opgaven
om in de Bevolkingsregisters te worden inge
schreven.
4. Zij die hun werkelijke woonplaats bin
nen het Rijk verlaten om die over te brengen
naar een Nederlandsche kolonie, een overzee
sche bezitting of naar den vreemde, doen hier
van een verklaring aan het Bestuur der Ge-
meense, welke zij verlaten.
5. Zij die hun werkelijke woonplaats nit
een Gemeente van het Rijk naar een andere
Gemeente overbrengen, doen hiervan een ver
klaring aan het Bestuur der Gemeente die zij
verlaten en waar zij in het Bevolkingsregister
zijn ingeschreven met opgaaf der Gemeente,
waar zij wenschen zich te vestigen.
Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift van
verandering vau werkelijke woonplaats.
6. Ter plaatse waar zij hun werkelijke woon
plaats overbrengen, doen zij uiterlijk binnen éen
maand na hun aankomst een verklaring aan
het Gemeentebestuur, met overlegging van het
getuigschrift, in het vorig artikel vermeld.
7. Elk hoofd van een huisgezin geeft uiterlijk
binnen éen maand kennis aan hel Gemeentebe
stuur vau ieder lid dat in het huisgezin wordt
opgenomen of daaruit gaat, inwonende dienst
en werk boden daaronder begrepen. Omtrent die
kennisgeving geldt het sub 3 bepaalde.
De zelfde kennisgeving geschiedt door afzon
derlijk levende personen, wanneer zij andere
personen in hun huisgezin opnemen.
Bestuurders van instellingen, gestichten en in
richtingen, niet staande onder het bestnur of
toezicht van het openbaar gezag, waar personen
onder eenig Bestuur samenwonen, geven maan
delijks aan het Gemeentebestuur kennis van alle
personen, die in de samenwoning zijn opgeno
men of daarvan zijn uitgetreden.
De verplichting vervalt, wanneer langs een
anderen weg de vereisclite kenuiegeving voor
het Bevolkingsregister gedaan is.
W. Oil verminderd de bovenstaande voorschriften
is een ieder, door het Gemeentebestuur daartoe
„Wanneer ge er goed over nadenkt,
zult ge bemerken, dat alle nijverheid,
niet die vau den ingenieur alleen, maar
ook van den werkman, den steenhouwer,
den tuinman en den kleermaker, geheel
bestaat in het uitoefenen van macht
over voorwerpeu buiten hen. Het is een
bewegen en rangschikken der dingen
anders niet. Geheel ons uitwendig leven
komt hierop neer, dat wij dingen buiten
ons in beweging brengen. Die dingen
kunnen zijn stukken van een rots, de
klei onder onze voeten, de letters van
den drukker, de suiker eu kaneel van
den kruidenier, de luchtdeelen die wij
door de pijpen van een orgel drijven, de
ballen van een biljart, de bestanddeelen
van een sigaar, of alleen onze eigen
handen en voeten maar alle stoffelijke
werkzaamheid is een in beweging bren
gen van stoffelijke voorwerpen".
Op 't eerste gezicht klinkt het misschien
wat vreemd wat professor R. A. Arm
strong in deze woorden neerschreef over
onzen dagelijkschen arbeidmaar toch
is zijn ontleding juist.
Doe wat ge ook wilt, uw arbeid is
niets anders dan een in beweging bren
gen en rangschikken van zekere voor
werpeu.
Terwijl ik deze regels schrijf, beweeg
ik telkens mijn pen in de ricliting van
den inktkoker, doop haar zorgvuldig in
de inkt, breng dan de met inkt gevulde
pen naar het papier en rangschik de
inktdeeltjes in duidelijke letters op het
papier. Schrijven is naar deze formule
duspen en inkt in beweging brengen
en de inktdeeltjes rangschikken tot het
geen wij letters en woorden noemen.
Ik geloof, dat er tegen deze redenee
ring weinig is in te brengen; in elk ge
val komt in deze uitpluizerige ontleding
van den arbeid duidelijk te zien: de oor
zaak van de zoo verschillende economische
waarde van den arbeid. Immers, op de
vraag: waarom wordt de eene arbeid
zooveel beter betaald dan de andere,
volgt bij eenig nadenken, na het boven
gegevene, gemakkelijk dit antwoord
indien gij, arbeidend, zoodanige voor
werpen in beweging brengt en rang
schikt, die Jan-en-alieman óok iu be
weging kan brengen en evenzoo rang
schikken daD moet gij dagelijks
concurreeren met tienduizenden en uw
loon zal daardoor gering zjjn. Maar als
gij, arbeidend, voorwerpen in beweging
brengt en rangschikt, die slechts enkelen
zoo kunnen bewegen eu rangschikken als
gij dat doet, dan hebt gjj weinig con
currenten eu uw loon zal groot zijn. De
man die dagelijks steenen bikt met
andere woorden beitel, steen en kalk in
beweging brengt en rangschikt doet
arbeid, die schier iedereen verrichten kan
en zijn loon is karig. Maar de tandarts,
die dagelijks enkele kubieke centimeters
Breek met de sleur; drink
in plaats van koffie,
DAALDERS
vóél goedkooper,
véél gezonder,
altijd goed.
kalk bikt van het gebit van zijn even-
mensch, brengt daarbij voorwerpen zóo
in beweging, dat slechts eukelen liet hem
kuDnen nadoen en zijn loon is misschien
tienmaal zoo groot als dat van den
steenenbikker.
De man, die met foremen slag den
voorhamer laat neerkomen op het wit
gloeiende ijzer, doet arbeid, die honder
den hem met een beetje oefening kun
nen nadoen dies is zijn loon zeer
middelmatig. Maar de geneesheer, die zijn
percussie-hamertje eenige tientallen kee-
ren laat neerkomen op borst en schou
ders van zijn patiëat, doet arbeid, die
slechts enkelen hem kunnen nadoen en
zijn loon is misschien tien keer zoo groot
als dat van den smid.
Hij, die de klei spit, haar v^u de eene
plaats naar de andere brengt, ook diens
loon is gering, omdat velen het hem
kunnen nadoen. Doch hij, die deze klei
weet te boetseeren tot een sierlijk beeld,
diens loon is groot omdat slechts heel
enkelen de klei op die wijze kunnen in
beweging brengen en rangschikken.
Zegt iemand numaar deze wijze van
voorstelling is slechts een andere formule
voor het oudevraag en aanbod dan
antwoord ik: juist, maar dau toch eens
een andere formuleering en een, die het
wat dieper ophaalt en wat duidelijker
ons voor oogen stelt, dat het voor onzen
economischen welstand hierop aankomt
wat wij doen, welke voorwerpen wij be
wegen en in welke volgorde wij ze rang
schikken. Reden waarom dan ook ouders
er voortdurend op uit zjjn om hun kin
deren, indien mogelijk, te doen onderwij
zen in dien arbeid, waarin zoo weinigen
mogelijk geoefend zjjn. Dat is de zekerste
manier om welgesteld te worden. En
daar gaat het toch maar om, lacht men
elkander beteekeoisvol toe.
Ja, geldverdienen, daar gaat het toch
maar om bij al wat wij op 't getouw
zetten, zoo klinkt het allerwege
Maar of het daarom alléén gaat bij
onzen arbeid 1 Puur alleen om geld te
verdienen
Ik behoor tot hen, die het zoo beslist
mogelijk ontkennen en die het een ramp
achten, dat tegen deze leuze niet meer
en niet met hartelijker overtuiging wordt
geprotesteerd.
O, zeker, onze arbeid dient betaald
wjj kunnen van den wind, de eer en den
roem niet levende boterham moet er
zjjn, en een boterham met iets er op of
er tusschen is lang niet te versmaden,
en als echte kinderen van onzen tijd
doen wij aan den wedstrijd om arbeid
te leveren, dien slechts weinigen ons
kunnen nadoen, tot op zekere hoogte
natuurlijk mee. Maar achter de vraag,
neen boven de vraag: „wat zullen wjj
doen", behoort toch te staan die andere
„hoe zullen wjj doen".
In het „wat wij doen" ligt onze maat
schappelijke grootheidin het „hoe wij
doen" onze zedelijke grootheid.
Of wij veel geld voor onzen arbeid
ontvangen, is met het oog op allerlei
een zeer belangrijke vraag; maar of wij
dien arbeid volbrengen met plichtsbesef,
met liefde, met toewijding, met volhar
ding, met opoffering, met uiterste nauw
gezetheid dat is een vraag van meer,
oneindig meer belang. Het enkel „wat
wij doen" bedreigt zoo licht de onge
reptheid van ons karakter het „hoe wjj
doen" vormt juist het karakter.
Is het met geldverdienen alléén dan
goed Heeft het eenige waarde, als het
„hoe wij ons geld verdiend hebben" geen
eerbied afdwingt? Komt alles hier niet
aan op het „hoe", en niet op het „wat 1"
Ik ken menschen, die voor hun arbeid
zeer veel geld ontvangen, maar zjj zjjn
er niet gelukkig mee. 't Lijkt zoo, doch
t is niet zoo. Ze rjjden in equipages,
vliegen in auto's ge heel o werelddeelen
door, rennen op paarden, soupeeren met
oesters en champagne en toch is er in
hun binnenste een tekort aan wezenlijk
gelukge ziet het aan den blik in hun
oogen, ge hoort het aan den toon van
hun gesprek, ge merkt het aan het weinig
veerkrachtige van hun houdiug. Zij doen
veel arbeid of hebben veel arbeid gedaan,
dien anderen hun niet gemakkelijk zou
den nadoenmaar „hoe zjj het deden"
daar zullen we maar van zwijgen. Daar
is aan veel kapitaal een luchtje ziet-
daar het platte, maar eerlijke antwoord.
Dit is helaas zóo waai*, dat in fatsoenljjk
gezelschap men over den oorsprong van
veler fortuin niet eens durft spreken
het is een stilzwijgend0 overeenkomst;
hebben is hebbeu en krjjgen is de kunst
Maar dit wreekt zichhet hinkende
paard het zedelijk bankroet komt
achteraan.
Welk een oneindige reeks van getuigen
zoudt gjjzelf, lezer, kunnen aanvoeren.
En omgekeerd, ik ken er óok, die hun
dagelijksch brood hebben, dat en niets
meer, en die toch 't is aan alles te
merken wezenlijk gelukkig zijn, diep
bevredigd en tevreden. En dat zit hoofd
zakelijk in „de wijze waarop" ze arbei
den. Iedere goede daad en al hetgeen
gebeurt met een hoog plichtsbesef,
met liefde, toewijding en opoffering, zijn
goede daden schenkt een wezenlijk
gevoel van geluk.
In het „hoe" wij arbeiden, ligt het
grocte geheim, dat het eenvoudige naai
stertje, dat van 's ochtends vroeg tot
's avonds laat stikt en prikt, zich even
groot, innerljjk groot kan voelen als de
Minister, die gansch den dag arbeidt aan
's lands welzijndat zij in de diepte ge
lijkgeborenen zijn.
Wat wjj doen en hoe wij het doen in
de goede harmonie van deze twee ligt de
voorwaarde van ons waarachtig geluk.
Ja, in de goede harmonie.
Er zijn er die er zich nooit om be
kommeren „hoe" zij doen, als „wat" zjj
doen hun maar geld brengt. Dat is mis!
Er zijn er die zóo angstvallig wikken
en wegeu alvorens zjj doen, dat zjj treu
zelaars worden en daardoor zich menige
gunstige kans van slagen laten ontnemen.
Dat is óok mis!
Hoe doet gjj, lezer?