Dinsdag 31 Augustus 1909. No. 7707. 58e Jaargang. Beleefd verzoek terugkeer UITGAVE FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en ZaterdagAbonnement per 3 maanden ƒ1. franco per post 1.15. Advertentiën 1—6 ïegc :nt; elke regel meer 10 cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kooteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9 stbus 9. Telephoon 19. aan lien, die uitstedig waren en zich de „Amerfoortsche Courant" lieten nazenden, ons bericht te geven van hun opdat de courant weder ge regeld te hunnen huize kan worden bezorgd. KEU M 1 S O E V ING. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Gemeente, dat het door den Directeur van 's Riiks directe belastingen, enz. te Utrecht executoor verklaard kohier no. 2 van de Bedrijfsbelasting over het dienstjaar 1909/1910 aan den Ontvanger van 's Rijks directe belastingen alhier is ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is, zynon aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat sen aangeplakt te Amersfoort den 30 Augustus 1909. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIBR8. Koninginnedag. Als onze Koningin verjaart, Verheugt zich oud en jong, Dan is het of een hooger vreugd In onze harten drong Dan Heft men weer de zangen aan, Vóór eeuwen reeds gehoord Zij klinken van het Noordzeestrand Tot aan de Scheldeboord 1 Van Dollard lot Schelde is heden weer in elk plaatsje het „Wilhelmus" tallooze malen in evenveel variaties gezongen door jong en oud, en waar geen feest werd georganiseerd, trok men naar een naburige, grootere stad waar, om den eersten jaardag van H. M. de Koningin als moeder, wat meer werk is gemaakt van de feestviering dan vorige jaren. Groot is de verknochtheid van het volk aan het Oranjehuis, waaraan het zoo heel veel heeft te danken, vooral in tij- den van druk. Iu geeu enkel ander Rijk vau Europa kent men en viert men zóo alge meen den Konninginnedag en dit op zoo heel ongekunstelde wijze, zoo echt hui selijk Hollandsch. Heel anders bijvoor beeld dan bij onze Oostelijke naburen, waar liet Hoofd van den Staat, óok door de inrichting van het Rijksbestier, zoo ver staat van zyn volk. „Ons Koninginnetje" is de geijkte term waarin wordt gesproken van het jonge moedertje, dat 30 April haar volk zoozeer verblijdde. Op dezen feestdag mag wel eens her innerd aan de spanning, die onder heel het volk heerschte de dagen vóór 30 Aprilde ontspanning en het werkelijk spontane vreugdebetoon dien dag, toen het blijde bericht kwam. „Ons Koninginnetje". Het is den Ne derland"': een behoefte, met Haar mee te leven, te deelen in Haar vreugd, zich op Haar feesdag te tooien met Haar kleuren, het oranje, dat spreekt van onze Historie, welke zoo nauw is saaui- geweven met die van ons Vorstenhuis. Mogen ook in Haar nieuw levensjaar Haar wenschen worden vervuld, welke immers beteekenen bevestiging van het geluk, de eenheid, de kracht van Haar volk. God spaar' de Koninginnè lang Voor 't lieve vaderland. Onze industrie en de werkloosheid. Toen wjj dezer dagen voor ons zagen liggen de „Staatscourant", bevattend de namen der leden van de Staats-commissie in zake de werkloosheid kwam ons weer in de gedachte een citaat uit een bro chure van den heer I. Vissch'er„Tot de voornaamste uitvoerartikelen van Neder land behoorenboter, kaas, vee, honig, verdobbelde miljoenen en werklooze ar beiders". Immers, waar genoemde Staatscommis sie zich volgens vooropgezette werkwijze gaat op de hoogte stellen van wat de Regeering doen kan, zoowel tot voorko ming of bestrijding van werkloosheid als tot leniging van de gevolgen daarvan, daar dient o.i. in de allereerste plaats wel eens het oog geslagen op onze Ne- deslandsche industrie, speciaal op de houding van het publiek ten opzichte van de eigen, binnenlandsche nijverheid. En dan moet onmiddellijk gezegd, dat, precies wijl het Nederlandsche publiek veelal ten opzichte van de Nederlandsche industrie zoo onverdedigbaar onverschil lig staat, de woorden van den heer Vis- scher omtrent den „uitvoer van werk looze arbeiders" zoo pijnlijk juist zijn. Tot éeu conclusie gelooven wij der halve, dat dc ,'n den aanhef genoemde Staatscommissie al vast zeker zal komen, wanneer zij de aanleidende oorzaken der werkloosheid gaat formuleeren, nl. deze, dat bevoordeeling van buitenlaud- sche industrie vele werkgrage handen uit eigen land Daar elders drijft. O, men heeft honderden argumenten in petto om zich schoon te praten in dit opzicht en een der voornaamste en meest gebezigde is zeker wel dit, dat voor een aantal takken van nijverheid ons land als afzetgebied te klein is. Voor artikelen, die minder algemeen wordeu gebruikt, moge de redeneering opgaanwanneer echter bij het publiek de neiging bestaat, aan inlandsclie fa brikaten de voorkeur te geven, indien deze in prijs en kwaliteit kunnen con- curreeren, dan kunnen hier te lande voorzeker tal van industrieën tot bloei komen. Vooral, daar de consumptie in eigen land gemeenlijk meevalt. Maar daar zit nu juist de kneep; bepaald Nederlandsche fabrikaten te begunstigen, het komt in het alge meen gesproken en loffelijke uitzonde ringen daargelaten den Nederlander in zijn beste oogenblikken niet in het hoofd. „Ik vraag niet", zoo zegt hij, een air aannemend alsot niemand een breeder standpunt zal kunnen innemen dan hij, „ik vraag niet, waar iets vandaan komt als het mij goed voorkomt, koop ik 't, en daarmee uit". Doch door op dat geweldige breede standpunt te klauteren, reserveert die zelfde Nederlander voor zich het gemak, niet te behoeven te informeeren of hij wel Nederlandsche waar krijgt. Nu is het een feit, dat daarbjj de Nederlandsche fabrikanten zelve ook veel zouden kunnen doen, door hun producten beter en veelvuldiger door adverteeren als anderszins bij het publiek bekend te maken. Niet alleen immers, dat dit vaak te weinig geschiedt, neen, sterker nog, daar zijn fabrikanten aan te wijzen, die, het Nederlandsche publiek maar al te goed kennend, vaak pogen, hun waren voor buitenlandsch fabrikaat te laten door gaan. Het klinkt sterk, doch niettemin zal het waar blijven zoolang er Nederlanders zijn, die het chique vinden, een Engelsche hoed te paren aan een Fransche das en een stel Brusselsche schoentjes, dat het een zoowel als het ander en het derde ge. woonlijk zijn „made in Germany". Maakt men daarop aanmerking, dan zegt: het publiek, dat de winkelier er geen Nederlandsche artikelen op na houdt. de winkelier, dat het publiek geen Nederlandsche artikelen wil en dat de fabrikant niet anders wil leveren en de fabrikant, dat de winkelier uit sleur steeds bij den buitenlaudschen concurrent te koop gaat en dat het publiek, door den winkelier in die richting geleid, ook alleen de buitenland- sche waar verlangt. Zoo draaien we steeds in een kringetje rond. Zeker is echter, dat hierbjj de ver bruiker de hoofdschuldige is. Wanneer het immers eens zoover kon worden gebracht, dat algemeen het beginsel ingang vond „ik koop altijd Nederlandsche waar, wanneer ik die even goedkoop en even goed kan krijgen als buitenlandsche", dan zou de winke lier eenvoudig te zorgen hebben, dat de Nederlaudsche waar in zijn magazij nen aanwezig was. En dit zou weer tot gevolg hebben, dat de Nederlandsche fabrikant de leve rantie er van kreeg en deze derhalve meer werklieden moest aan het werk stellen. Dan zou ook de „werklooze arbeider" minder en minder gaan behooren om met den heer Visscher te spreken tot onze voornaamste uitvoerartikelen. Waar nu ten slotte de Neder landsche Regeering door het instellen der Staatscommissie in zake de werk loosheid blijk heeft gegeven, dit euvel degelijk onder de oogen te willen zien, daar mag anderzijds van haar verwacht worden, dat zij het voorbeeld zal geven in den lande. Zoodat niet meer mag voorkomen waarop het Tijdschrift van de „Maat schappij van Njjverheid" onlangs meende te moeten wijzen, dat door de Neder landsche Regeering groote bestellingen van papier en zeildoek in het buiten land zijn geplaatst om eenige honderden guldens uit te wiunen. Waarbij echter tegelijkertijd over het hoofd werd gezien, dat door die zelfde daad wellicht eenige duizenden guldens arbeidsloon aan de Nederlandsche arbei ders zyu onthouden. Gaarne geven wij toe, dat, door den bovenaaugegeven weg te bewandelen, de geesel der werkloosheid niet geheel zal kunnen worden opgeborgen im mers er zjjn ook andere oorzaken, als geldcrisisseu, enz. doch ontkend zal toch wel niet kunnen worden, dat door het onafgebroken vragen naar Neder landsche producten vóór buitenlandsche heel wat gelegenheid tot arbeid in ons eigen land kan worden opengesteld, waar men die nu den buitenlander in handen speelt. Iemand, die niet zelf fabrikant of détaillist en dus geeu rechtstreeksch belanghebbende is bij de vaderlandsche industrie, zoud on3 het bovenstaande een uitknipsel ter plaatsing. Moge het velen stemmen tot nadenken. De Militie. Als bijvoegsel tot de sStaatscourant" is verschenen een gedetailleerd overzicht be- treffeude de lichting voor de Nationale mi litie van het jaar 190b. Daaruit blijkt, dat het totaal aantal militie- plichtigen bedroeg 53937, het aantal vrijge stelden, uitgeslotenen en overledenen 18010, het aantal militieplichtigen waaruit door loting het contingent moest worden samen gesteld 35 927, het totaal der afgeleverde manschappen 17 420. Dit zijn de groote cijfergroepeeringen. Men ziet er uit, dat globaal genomen voor een derde van het totaal militieplich tigen de loting geen beteekenis heeft, een derde vrijloot, en een derde ten slotte wordt ingelijfd. Niet oninteressant is het, de nadere cijfer- ontleding na te gaan. Vooreerst blijkt, dat het aantal ingeschrevenen in de Provinciën tamelijk wel in overeenstemming is met het zielental. Er zijn natuurlijk kleine afwijkin gen en schommelingen, maar een wanver houding ziet men nergens. De vrijstellingen zijn öf van persoonlijken aard, öf aan broederdienst te danken. Die van de eerste soort behooren Ut drie categorieën beneden de maat, ziekelijke ge steldheid of gebreken, en reeds zyn in mi litairen dienst. De eerste categorie, die een totaal aantal vrijgestelden van 608 oplevert, is zeer on gelijk over het land verdeeld. Een hoog cij fer leveren, verhoudingsgewijs, Noord-Bra bant rnet 110 en Overijsel met 73 vrijge stelden, terwijl bijv. Zuid-Holland (met meer dan de dubbele bevolking van Brabant) 106 vrijgestelden uit dezen grond heeft en Fries land met een nagenoeg even sterke bevol king als Overijsel 26. Ook de categorie vrijgestelden wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken in to taal 9381 wyst tusschen de Provinciën onderliDg aanmerkelijke verschillen aan. On deraan staat Limburg met 2y2 percent af- gekeurden, bovenaan Overjjsei met meer dan 22 percent van het totaal aantal inge schrevenen. Wegens in dienst zjjn, zijn in het geheel vrijgesteld 1066 ingeschrevenen, waarvan uit de beide provinciën Holland alleen ruim 600daarentegen slechts 14 uit Drente en 29 uit Limburg, hetgeen verklaard wordt uit het feit, dat de zeeprovinciën uiteraard meer manschappen leveren a»D de marine dan de meest achteraf gelegen landprovin ciën. Een factor van beteekenis voor de vrij stelling is de broederdienst, die iu het geheel een zes en een half duizend inge schrevenen vrijmaakt, tamelijk evenredig over de verschillende Provinciën verdeeld. Het aantal uitgeslotenen, in hoofdzaak wegens een vonnis, is zeer gering. Het betrof slechts 68 ingeschrevenen, en er waren Provinciën als Brabant en Drente, die geen enkele hadden. De twee Hollanden samen 47. Nog kleiner is het aantal ingeschrevenen, die na de loting tot aan de zitting van den militieraad overleden zijn: 28 in het geheel, waarvan 10 alleen in Zuid-Holland. Wij hebben boven reeds gezien, dat, na aftrek van de militieplichtigen, die om de i eene of andere reden uitvallen, er 35927

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1